direct naar inhoud van Artikel 15 Water
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0796.0002067-1401

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, voorland van vestingmuren, recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren;
  • b. bescherming en behoud van de historische ruimtelijke structuur en de waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'binnendieze' tevens voor de overkluisde waterloop van de Binnendieze en Dieze;
  • d. de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomende gevallen ook flora, verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden en behoud en herstel van watersystemen , in ieder geval ter plaatse van de aangegeven aanduiding 'ecologische verbindingszone';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' tevens voor aanlegplaatsen van pleziervaartuigen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' tevens voor ligplaatsen van woonschepen;
  • h. aan de hoofdfunctie ondergeschikte voorzieningen, zoals openbare verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bijbehorende verhardingen, taluds, bermen, kunstwerken, oeverbeschoeiingen, kademuren en dergelijke.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals overkluizingen e.d. .

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter, met uitzondering van kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, welke maximaal 5 meter hoog mogen zijn.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van behoud en versterking van :

  • a. de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht;
  • b. cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. het ensemble van Binnendieze en aangrenzende bebouwing;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2.1 en 15.2.2 waarbij wordt toegestaan, dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'voetgangersverbinding' een voetgangersverbinding over de Binnendieze wordt gemaakt en ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "terras" een terras boven het water, een en ander mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde stadsgezicht en cultuurhistorische waarden

15.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag wijkt bij een omgevingsvergunning af van het bepaalde in lid 15.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
15.7.1 Vergunningplicht

Het is ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden, uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het afgraven, ophogen, egaliseren en het aanleggen van verhardingen en kaden;
  • b. het aanbrengen van drainage.

15.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht
  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

15.7.3 Beoordelingscriteria

De onder 15.7.1 Vergunningplicht genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien daardoor, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van die gronden, welke het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. De bovenbedoelde waarden of functies betreffen de instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor fauna, en in voorkomend geval ook flora, verbindingen ontstaan tussen natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden ten zuiden en ten noorden van het plangebied en behoud en herstel van watersystemen.

15.7.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en zij kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de natuurlijke ecologische waarden kunnen worden behouden.