Plan: | Bedrijventerreinen Empel 3e fase |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0796.0002008-1501 |
Het plangebied bestaat voornamelijk uit agrarische gronden. Het is vooral akkerland en een klein deel grasland waaronder een paardenweitje. De landschapswaarden zijn zeer gering.
In het kader van de Flora- en faunawet heeft Grontmij een natuurtoets in het plangebied uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport "Inventarisatie amfibieën en vissen knooppunt Empel d.d. 28-04-08" (Grontmij, kenmerk 249804-70.ehv.211 d.d. 6 juni 2008). Uit het rapport blijkt het volgende.
Tegen de A2 ligt een bosje dat bestaat uit aangeplante Essen en Zomereik. De ondergroei kent Ruwe berk, Es, Lijsterbes, Gewone vlier en Braam. In de sloot langs de A2 zijn typische kwelindicatoren zoals Waterviolier en Holpijp aanwezig. In de overige sloten in het plangebied overheersen Riet en Liesgras. Ze zijn een afspiegeling van de natte, voedselrijke omstandigheden. Op de akkers en graslanden zelf bevinden zich geen waardevolle vegetaties.
In slootjes zijn algemene soorten vissen en amfibieën aanwezig. Ze bevinden zich in lage dichtheden. Dat is ook logisch, omdat de slootjes geen ideaal biotoop zijn. Er zijn geen beschermde soorten vissen aangetroffen. Er zijn geen bijzondere beschermde soorten amfibieën (tabel 2 en 3 van de Flora- en Faunawet) aanwezig. Er bevinden zich wel enkele algemene, beschermde soorten amfibieën (tabel 1 van de Flora- en faunawet). In het bosje langs de snelweg broedt een buizerd. Op de akkers en graslanden zit een paartje Patrijzen en enkele kieviten. Er verblijven alleen algemene dagvlinders en sprinkhanen. Voor vleermuizen is het plangebied niet echt interessant als foerageergebied. Het bosje langs de snelweg is ook niet geschikt als verblijf- of overwinteringsbiotoop. Zonder dat nadrukkelijk naar broedvogels is gekeken zijn binnen het gebied twee Patrijzen en diverse Kieviten waargenomen. Van deze soorten mag worden aangenomen dat ze in het gebied broeden. Verder werden in het bos langs de A2 twee baltsende Buizerds gezien. Deze soort komt waarschijnlijk in dit bos tot broeden.
Voor de ontwikkeling van het bedrijvenpark hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd voor vissen en amfibieën vanuit de Flora- en faunawet. Voorafgaand aan de uitvoering kan bij de bredere wateren worden getracht om de amfibieën en vissen te vangen. Dit vanuit het beginsel van zorgvuldigheid. Het verwijderen van beplanting, sloten en ruigten moet buiten het broedseizoen plaatsvinden.
Grontmij geeft in het rapport aan, dat voordat het resterende bosje langs de A2 gekapt wordt er voor de Buizerd een ontheffing vanuit de Flora- en faunawet zou moeten worden aangevraagd. Op 26 juni 2009 heeft de gemeentelijke ecoloog het gebied geïnventariseerd. Bij deze inventarisatie is in het bosje langs de A2 in de kruin van zomereik het buizerdhorst aangetroffen. Daarbij zijn enkele sporen (uitwerpselen en veren) gevonden onder het nest. De ecoloog is van mening, dat het nest verlaten is. Eind juni/ begin juli is de periode dat de jongen uitvliegen. Aannemelijk is, dat het nest al eerder gepredateert is door kraaien. Dit komt vaak voor. Buizerds gebruiken nesten niet vaker dan 2 jaar.
Verder zijn er bij het veldbezoek op 26 juni 2009 alarmerende kieviten aangetroffen. Dit betekend dat ze eieren hebben of dat er pullen (jongen) lopen. Er blijft voorlopig voldoende grasland in stand voor de pullen om in op te groeien. In een verruigd stukje grasland trof de ecoloog een broedende Rietgors aan (algemene soort). Het nest is niet gezien, want dit wordt zeer goed verstopt, laag in het riet. Wel zijn foeragerende mannetjes aangetroffen. Ook dit is geen probleem als het ruige grasland tot eind juni in stand blijft.
Op 6 april 2010 is naar aanleiding van een ingebrachte zienswijze een bezoek gebracht aan het bosje langs de A2. Tijdens dat bezoek is een bewoonde vossenburcht aangetroffen (zie figuur 13).
Figuur 13: Globale ligging vossenburcht.
Het feit dat de burcht bewoond is, wordt bevestigd door de aanwezigheid van sporen. Rondom de burcht zijn vele vosprenten aangetroffen en daarbij verse prooiresten zoals veren, huid en botten. Ander kenmerk van aanwezigheid van de vos is de typische lucht rondom de burcht. De vos zelf is niet waargenomen, echter de vele sporen bevestigen de aanname dat de burcht daadwerkelijk bewoond is, eventueel door meerdere individuen.
Beschermingsstatus van Vos:
De vos is een beschermde inheemse diersoort (artikel 4, eerste lid, onder a, FFwet). De vos is vermeld in Bijlage 2 van de Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten (artikel 4, vierde lid FFwet); deze bekendmaking is gepubliceerd in de Staatscourant 2001, 2200.
Ontheffing en vrijstelling
Volgens artikel 75 van de Flora en faunawet staat de vos op de lijst met beschermende soorten en wel onder tabel 1: algemene soorten. Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Daarnaast geldt voor reguliere voorkomende werkzaamheden en voor ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling voor de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Dit houdt in dat men geen ontheffing hoeft aan te vragen voor de werkzaamheden. Wel geldt de algemene zorgplicht. Dit houdt in, dat alle in het wild levende dieren van onvervangbare waarde zijn en dat men 'voldoende zorg' in acht moet nemen. Opzettelijke doden of onnodig lijden moet voorkomen worden.
Volgens artikel 65 van Flora en faunawet, aanwijzing landelijke vrijstellingssoorten, is het toegestaan om zonder ontheffing hinder- of schadetoebrengende dieren te weren; Op dit moment zijn aangewezen: vos, Canadese gans, konijn, houtduif, zwarte kraai en kauw. Dit houdt in het treffen van zodanige maatregelen, dat zo'n dier wegblijft (voorbeeld: plaatsen van een vossenkerend raster).
Gezien de bovenstaande vrijstellingen en werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen hoeft er geen FFwet-ontheffing aangevraagd te worden voor het verjagen, verontrusten of het vernietigen van het leefgebied van de vos. Wel geldt de algemene zorgplicht. In het kader van realisatie van het plan zal voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden, een plan van aanpak worden opgesteld om de vos op zorgvuldig wijze en met mitigerende maatregelen te verjagen. Dit kan bijvoorbeeld door het toepassen van gefaseerde kap van het leefgebied of door bouwwerkzaamheden en lichtmasten te plaatsen in het directe leefomgeving. De maatregelen die nodig zijn om de vos te verjagen moet men tijdig inzetten en in ieder geval buiten de kraamperiode. Er moet voorkomen worden, dat er jongen in de burcht achterblijven en het individuele dier moet de kans krijgen om de burcht zelfstandig te verlaten alvorens deze vernietigd wordt.