Plan: | Molenbunders II |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0794.1600BP200169-2000 |
Inhoud
Toelichting
Bijlagen:
Bijlage 1: Aanmeldnotitie vormvrije mer-beoordeling
Bijlage 2: Aeriusberekening aanlegfase
Bijlage 3: Aeriusberekening gebruiksfase
Bijlage 4: Verkennend bodemonderzoek 2019
Bijlage 5: Verkennend bodemonderzoek 2020
Bijlage 6: Advies veiligheidsregio
Bijlage 7: Akoestisch onderzoek
Bijlage 8: Quickscan natuur
Regels
Bijlagen:
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
Verbeelding
NL.IMRO.0794.1600BP200169-2000
Procedure
Kennisgeving voorbereiden bestemmingsplan
Gepubliceerd d.d. : 28 januari 2021
Ontwerpbestemmingsplan
Gepubliceerd d.d. : 1 juli 2021
Ter inzage m.i.v. : 2 juli 2021
Vastgesteld bestemmingsplan
Vastgesteld raad d.d. : 14 december 2021
Gepubliceerd d.d. : 23 december 2021
Ter inzage m.i.v. : 24 december 2021
Beroepstermijn m.i.v. : 27 december 2021
Gemeente Helmond is voornemens om het kleinschalig recreatiegebied ten noorden van de Europaweg en ten oosten van de Goorloop te herontwikkelen tot woongebied. Aansluitend op de bestaande bebouwing ten oosten van dit gebied, bestaat het voornemen om 12 grondgebonden vrijstaande woningen en een appartementencomplex bestaande uit zes bouwlagen te realiseren. Binnen het appartementencomplex worden daarmee 22 tot 24 appartementen mogelijk gemaakt. Bij het appartementencomplex wordt tevens een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd. Ten behoeve van de bereikbaarheid van de woningen en de appartementen wordt binnen het gebied ook een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd. Verder wordt de directe omgeving van de woningen en het appartementencomplex ingericht als groen in aansluiting op de Goorloop.
De in het westen van het plangebied gelegen Goorloop en de aangrenzende groen- en watervoorzieningen, welke tevens de functie van een ecologische verbindingszone vervullen, blijven met het plan behouden danwel worden met het plan versterkt. Ook blijft het reeds binnen het plangebied aanwezige fiets- en wandelnetwerk in tact. Aangezien deze momenteel een recreatieve bestemming hebben worden deze meeenomen als onderdeel van dit planvoornemen in dit bestemmingsplan. Hetzelfde geldt met betrekking tot een kleine strook met grond ter plaatse van de woningen Buys Ballotstraat 10 en Snelliusstraat 9. Deze strook grond maakt onderdeel uit van de tuin en is als zodanig in gebruik.
Om de realisatie van de 12 grondgebonden woningen, het appartementencomplex met ondergrondse parkeergarage en de aanleg van de ontsluitingsweg planologisch-juridisch mogelijk te maken, dient het vigerend bestemmingsplan te worden herzien. Hiertoe is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. In het bestemmingsplan wordt ook het behoud c.q. de versterking van de Goorloop en aangrenzende water- en groenvoorzieningen en het behoud van het fiets- en wandelnetwerk op passende wijze bestemd.Tevens wordt de feitelijke situatie met betrekking tot de woningen Buys Ballotstraat 10 en Snelliusstraat 9 (tuin) positief bestemd. Onderhavig document voorziet in de toelichting op het bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen ten noorden van de Europaweg te Helmond en is kadastraal bekend als gemeente Helmond, sectie G, nummers 2939 (ged.), 3520, 3521, 3523 en 3611 (ged.). Het plangebied wordt begrensd door de ventweg Europaweg in het zuiden, de Goorloop in het westen, het Stevinplantsoen in het noorden, de woonpercelen aan de Professor Zeemandreef in het noordoosten en de wegen Buys Ballotstraat en Max Euwestraat in het zuidoosten.
Indicatie begrenzing plangebied (rode contour)
Ter plaatse van het plangebied gelden het bestemmingsplan 'Molenbunders I' (vastgesteld 25 juni 2013) en het parapluplanbestemmingsplan 'Parkeren' (vastgesteld 27 februari 2018). Op basis van het bestemmingsplan 'Molenbunders I' is het plangebied bestemd als 'Groen', 'Recreatie' en 'Water'. Daarnaast geldt voor het westelijk deel van het plangebied (de zone rondom de Goorloop) de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'.
Ter plaatse van de gronden die bestemd zijn als 'Recreatie' is in dit plan de realisatie van de grondgebonden woningen, het appartementencomplex met ondergrondse parkeergarage en een deel van de ontsluitingsweg voorzien. De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor extensieve recreatie en waterhuishoudkundige doeleinden met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen. Het realiseren en in gebruik nemen van woonbebouwing, een parkeerkelder en een ontsluitingsweg ten behoeve van de woningen en appartementen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Tevens is de strook grond die in gebruik is als tuin bij de woning Professor Zeemandreef niet op de juiste wijze bestemd.
Ter plaatse van de gronden die bestemd zijn als 'Groen' is in dit plan een deel van de realisatie van de ontsluitingsweg voorzien. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, speelvoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en leidingen en openbare nutsvoorzieningen met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen. De realisatie en in gebruik name van een ontsluitingsweg ten behoeve van de woningen en appartementen is binnen deze bestemming niet toegestaan.
Voor de gronden gelegen aan de westelijke zijde van het plangebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'. Het gaat hier om de gronden gelegen in de zone rondom de Goorloop en de Goorloop zelf. De voor 'Waarde-Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling van ecologische waarden en de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone. De aanwezige ecologische en waterhuishoudkundige waarden in dit deel van het plangebied blijven met het plan behouden danwel worden met het plan versterkt. Immers de Goorloop met de aangrenzende gronden zijn inmiddels als ecologische verbindingszone ingericht.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan met plangebied bij rode contour
Om de realisatie van de grondgebonden woningen, het appartementencomplex met ondergrondse parkeergarage en de aanleg van de ontsluitingsweg planologisch-juridisch mogelijk te maken, dient het vigerend bestemmingsplan te worden herzien. Ook wordt het behoud c.q. de versterking van de Goorloop en aangrenzende water- en groenvoorzieningen, het behoud van het fiets- en wandelnetwerk en de strook grond in gebruik als tuin bij de woningen Buys Ballotstraat 10 en Snelliusstraat 9 op passende wijze bestemd.
In de verdere toelichting wordt het planvoornemen met betrekking tot de woningbouw (12 grondgebonden vrijstaande woningen en het appartementencomplex) ruimtelijk onderbouwd. De Goorloop met de aangrenzende gronden en de strook grond van de woningen Buys Ballotstraat 10 en Snelliusstraat 9 wordt aangemerkt als bestaande situatie en als zodanig planologisch-juridisch geregeld in dit bestemmingsplan.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 eerst een beschrijving van de ruimtelijke en functionele context, de huidige situatie en het beoogde planvoornemen binnen het plangebied gegeven. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de huidige de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 en 5 aandacht besteed aan de verschillende milieu- en omgevingsaspecten die van invloed (kunnen) zijn op de opzet en inhoud van het nieuwe bestemmingsplan, zoals milieuaspecten, water, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie, etc. In hoofdstuk 6 wordt de haalbaarheid aangetoond. In hoofdstuk 7 wordt de juridische opzet van het bestemmingsplan met betrekking tot de regels en de verbeelding beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 wordt de doorlopen procedure beschreven.
Het plangebied is gelegen tussen het bedrijventerrein Groot Schooten, de Europaweg/Mierlo-Hout, Helmond Noord-West en de uitlopers van de Schootense Loop. Op grotere schaal hoort het plangebied bij het tussengebied, dat aan de westzijde van Helmond het kerkdorp Stiphout scheidt van het kerkdorp Mierlo-Hout. Aan de westzijde van het plangebied is de ecologische zone van de Goorloop gelegen.
Van oorsprong ligt ten westen van het plangebied de Houtsche straat (nu: Hortsedijk), de straat die Stiphout verbond aan Mierlo-Hout. Hier en daar bevonden zich woningen en boerderijen aan de straat, in een gebied van akkers en weilanden in het lagere gedeelte rond de Goorloop. Het lint raakte langzamerhand voller bebouwd met aan de oostzijde van de Houtsche straat een grote steenbakkerij. De grootste verandering in het gebied vond plaats toen het in de jaren ‘60/’70 van de vorige eeuw doorsneden werd door de Europaweg, waar al gauw enkele complexen gebouwd werden, die een grotere omvang hadden dan de bestaande bebouwing. In de jaren ’70 van de vorige eeuw is aan het historische lint een begraafplaats gekomen. In de navolgende jaren is het gebied verder ingevuld met bedrijven en kantoren.
Het plangebied is gelegen ten noorden van de Europaweg te Helmond. Het plangebied wordt gevormd door een 'open plek' tussen de bebouwing aan de Europaweg. Binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig, enkel een elektrakastje. Het plangebied wordt als het ware doorkruist door het fiets- en wandelpad dat vanaf de Europaweg in noordelijke richting loopt.
Ligging plangebied met aanduiding fiets- en wandelpad
De gronden ten oosten van het fiets- en wandelpad zijn, op het elektrakastje na, onbebouwd. Er is hier enkel grasland aanwezig. Op deze gronden is de realisatie van de grondgebonden woningen en het appartementencomplex met parkeerkelder voorzien. Verder ten oosten (ten oosten van het plangebied) zijn reeds grondgebonden woningen (aan de Professor Zeemandreef) en een recent gerealiseerd appartementencomplex (aan de Europaweg) aanwezig.
Impressie locatie te realiseren grondgebonden woningen en appartementencomplex binnen plangeied (gelegen ten oosten van het fiets- en wandelpad)
Impressie appartementencomplex aan de Europaweg, ten oosten van het plangebied
Impressie grondgebonden woningen Buys Ballotstraat 10 en Snelliusstraat 9
Ten westen van het fiets- en wandelpad zijn de Goorloop en bijbehorende groen- en watervoorzieningen aanwezig. Globaal gezien worden de gronden binnen het plangebied gelegen ten westen van het fiets- en wandelpad aangeduid als ecologische verbindingszone. Binnen de ecologische verbindingszone zijn geen (bouw)ingrepen beoogd.
Impressie ecologische verbindingszone binnen plangebied (gelegen ten westen van het fiets- en wandelpad)
Verder ten westen (ten westen van het plangebied) is een kleinschalig oppervlaktewater c.q. vijver aanwezig en vervolgens een aantal kantoor- en bedrijfslocaties. Ook zijn hier een tankstation en vestigingen van de ketens Burger King, Fit for Free en CarPro Carwash aanwezig.
Impressie bedrijvigheid ten westen van het plangebied
Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en een appartementencomplex bestaande uit minimaal 22 en maximaal 24 appartementen. Bij het appartementencomplex wordt tevens een ondergrondse parkeerkelder gerealiseerd. De bestaande ecologische verbindingszone ten westen van de woningen en het appartementencomplex blijft behouden, evenals het hier gelegen fietspad en de waterbergingsvoorzieningen. Tot slot geldt dat diverse verkeersvoorzieningen worden gerealiseerd ten behoeve van de ontsluiting van de woningen en appartementen binnen het plangebied. De planonderdelen worden in deze paragraaf separaat toegelicht.
Impressie planvoornemen
Grondgebonden woningen
Aan de noordoostelijke zijde van het plangebied, in aansluiting op de bestaande woningen aan de Professor Zeemandreef, worden 12 kavels voor grondgebonden vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Per kavel is één woning met een maximaal brutovloeroppervlak van 200 m2 toegestaan. Er zijn maximaal twee bouwlagen toegestaan, waarvan de 2e bouwlaag maximaal 60 m2 groot mag zijn. De woningen dienen een plat dak te hebben en de maximale bouwhoogte bedraagt 6,5 meter. Per kavel dienen minimaal 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd.
Openbare ruimte
De westelijke zijde van het plangebied is in de huidige situatie ingericht als ecologische verbindingszone en dit blijft met het plan ongewijzigd. De hier aanwezige groenvoorzieningen, de Goorloop, de waterbergingsvoorzieningen en het fiets- en wandelpad blijven behouden. In dit kader worden ook aan de oostzijde van het plangebied waterbergingsvoorzieningen in de vorm van greppels/kleinschalige watergangen ingericht, welke afwateren richting de wadi's en de Goorloop.
Tussen de woningen en het appartementencomplex wordt een ontsluitingsweg aangelegd die aansluit op de Buys Ballotstraat, Max Euwestraat en Europaweg in het zuiden en het Stevinsplantsoen in het noorden ten behoeve van de ontsluiting van de grondgebonden vrijstaande woningen. Ter hoogte van het appartementencomplex worden aan de ontsluitingsweg 26 (aan de zijde van het appartementencomplex) openbare parkeerplaatsen ingericht voor bezoekers van het complex. Ook kan eventueel gebruik worden gemaakt van de openbare parkeerplaatsen aan de overzijde van de weg.
Woonpercelen Buys Ballotstraat 10 en Snelliusstraat 9
Binnen het plangebied is een deel van de gronden behorend bij de woningen Buys Ballotstraat 10 en Snelliusstraat 9 opgenomen (percelen 3520, 3521 en 3611 (ged.)). De betreffende gronden zijn in de huidige situatie in gebruik als woonperceel, maar zijn op basis van het vigerend bestemmingsplan 'Molenbunders I' bestemd als 'Recreatie'. Met onderhavig bestemmingsplan wordt tevens voor dit deel van de gronden in een passende bestemming, zijnde 'Wonen', voorzien.
Impressie her te bestemmen percelen
Verkeer
Ten gevolge van de ontwikkeling van de woningen en het appartementencomplex neemt het aantal verkeersbewegingen in en rondom het plangebied toe. De verkeersgeneratie ten gevolge van het planvoornemen wordt ingeschat op basis van de CROW-normen, waarbij wordt uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'zeer stedelijk' en de ligging binnen 'rest bebouwde kom'. Voor een vrijstaande koopwoning geldt een maximale verkeersgeneratie van 8,1 verkeersbewegingen per etmaal. De verkeersgeneratie van 12 woningen komt daarmee uit op 98 (97,2) verkeersbewegingen per etmaal. Voor een huurappartement in het dure segment geldt een maximale verkeersgeneratie van 5,5 verkeersbewegingen per etmaal. De verkeersgeneratie ten gevolge van 22 tot 24 appartementen bedraagt derhalve 121 tot 132 verkeersbewegingen per etmaal. In totaal genereert het planvoornemen daarmee 219 tot 230 verkeersbewegingen per etmaal.
De woningen en appartementen binnen het plangebied worden ontsloten via een nieuw aan te leggen weg die aansluit op de Buys Ballotstraat, Max Euwestraat en Europaweg in het zuiden en het Stevinsplantsoen in het noorden. Vanaf deze wegen is de wijkontsluitingsweg Boerhaavelaan ten oosten van het plangebied te bereiken. Vanaf de Boerhaavelaan zijn de hoofdontsluitingswegen de Europaweg in het zuiden en de President Rooseveltlaan in het noorden bereikbaar. De bestaande infrastructuur is in staat het toegenomen aantal verkeersbewegingen op verkeersveilige wijze op te vangen. Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van de verkeersveiligheid te verwachten.
Tot slot geldt dat het plangebied ook per fiets en te voet goed bereikbaar is. Aan de westzijde van het plangebied is reeds een fiets- en wandelpad gelegen. Het fiets- en wandelpad is verbonden met de oostelijk gelegen straten Stevinsplantsoen en Max Euwestraat en Buys Ballotstraat. Het bestaande fiets- en wandelnetwerk blijft met het plan behouden.
Geconcludeerd wordt dat er ten aanzien van het aspect 'Verkeer' geen belemmeringen worden verwacht.
Parkeren
Om tot een inschatting van de parkeerbehoefte ten gevolge van het planvoornemen te komen, wordt de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020' (datum inwerkingtreding: 23 januari 2020) geraadpleegd. Op basis van de beleidsregel geldt voor koopwoningen in het dure segment, gelegen in 'rest bebouwde kom', een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. De kavels van de grondgebonden woningen worden zodanig ingericht dat op eigen terrein in deze parkeerbehoefte kan worden voorzien.
De parkeerbehoefte ten gevolge van het appartementencomplex wordt ingeschat op basis van de norm van 2 parkeerplaatsen per appartement (huurwoning 'overig', gelegen in 'rest bebouwde kom'). Uitgaande van minimaal 22 en maximaal 24 te realiseren appartementen wordt de parkeerbehoefte berekend op minimaal 44 en maximaal 48 parkeerplaatsen. Het parkeren bij de appartementen wordt opgelost in de ondergrondse parkeerkelder met voldoende parkeerplaatsen. Hierbij geldt dat het aandeel bezoekersparkeren 0,3 bedraagt en dat de parkeerplaatsen voor bezoekers openbaar toegankelijk dienen te zijn. Hieruit volgt dat van de 44 of 48 parkeerplaatsen 7 of 8 parkeerplaatsen openbaar toegankelijk dienen te zijn. In verband met de positionering van de entree van de parkeerkelder als onderdeel van de uitwerking van het bouwplan van het appartementencomplex, zal de situering van de bezoekers- c.q. openbare parkeerplaatsen nog nader bekeken worden. Dit zal bij de uitwerking van het bouwplan meegenomen worden. Ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning zal derhalve worden voldaan aan de geldende beleidsregel voor de parkeernormen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden.
Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Stedelijke regio's met topsectoren
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de Brainport-regio, een gebied dat in de SVIR is aangeduid als 'stedelijke regio met topsectoren'. Het Rijk heeft hier een nationaal belang aangewezen, namelijk: 'een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren'. De ontwikkeling van 12 grondgebonden en 22 tot 24 appartementen draagt bij aan de versterking van het aantrekkelijk vestigingsklimaat in een stedelijke regio.
Radarverstoringsgebied
Verder is het zo dat het plangebied is gelegen binnen het gebied 'Radarverstoringsgebied' van radarstation Volkel en Herwijnen. Defensie heeft zeven radarstations in gebruik. Deze vervullen taken voor zowel het militaire apparaat (verkeers- en gevechtsleiding) als voor de nationale veiligheid. Om de werking van deze radarstations niet te beperken, zijn om deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen waarbinnen windmolens en hoge gebouwen beperkt mogelijk zijn. Ter plaatse van het plangebied bedraagt de maximale hoogte van bouwwerken in het radarverstoringsgebied van radarstation Volkel 114 meter ten opzichte van NAP. Het maaiveld van het plangebied is op 16 à 17 meter + NAP gelegen. Met onderhavig planvoornemen wordt bebouwing van ten hoogste 20 meter toegestaan. Hiermee wordt de werking van de radarstations niet beperkt.
(herijkte) EHS
Tot slot geldt dat de Goorloop en de aangrenzende zone (gelegen aan de westelijke zijde van het plangebied) onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Tegenwoordig het Natuur Netwerk Nederland (NNN) genaamd. De natuur in de NNN blijft goed beschermd met een ‘nee, tenzij’-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken.
Aan de westelijke zijde van het plangebied (ter plaatse van de ecologische verbindingszone) is met het plan geen bebouwing beoogd. De Goorloop en de aangrenzende zone is ingericht als ecologische verbinding met ecologische en waterhuishoudkundige waarden. Deze ingerichte ecologische verbinding blijft met het plan behouden. Hiermee worden de kenmerken en waarden van de ecologische zone versterkt. Het planvoornemen leidt niet tot negatieve effecten op de ecologische verbindingsfunctie en de wezenlijke kenmerken en waarden van de Goorloop en omliggende zone. Het betreft immers een reeds bestaande situatie. De ligging van het plangebied in de NNN vormt derhalve geen belemmering voor het plan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de SVIR geen consequenties heeft voor voorliggend plan.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Hierin zijn in totaal 11 onderwerpen van nationaal belang opgenomen.
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Onderhavig planvoornemen is gelegen in of nabij gebieden waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen, namelijk defensie (radarverstoringsgebieden Volkel en Herwijnen) en het Natuur Netwerk Nederland (NNN). In paragraaf 3.1.1 is reeds besproken dat onderhavig planvoornemen geen afbreuk doet aan deze nationale belangen. Derhalve leiden het Barro en de Rarro niet tot belemmeringen voor voorliggend plan.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening dienen overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren (Ladder-onderbouwing). Per 1 juli 2017 zijn de 3 treden van de Ladder losgelaten en geldt dat de toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor de aanvraag omgevingsvergunning die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaande stedelijk gebied, een motivatie waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Zoals gezegd is de Ladder-onderbouwing verplicht voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen'. Onder stedelijke ontwikkeling wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
In de definitie voor stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro) is geen ondergrens opgenomen. Hieruit zou men kunnen concluderen dat iedere stedelijke ontwikkeling, hoe kleinschalig dan ook, valt binnen het toepassingsbereik van de Ladder. Echter, uit vaste jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat er wel sprake kan zijn van een voorziene ontwikkeling die te kleinschalig is om als nieuwe stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt. Zo wordt de ontwikkeling van 11 woningen niet aangemerkt als stedelijke ontwikkeling (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921).
Gevolg planvoornemen
Het planvoornemen ziet toe op het planologisch-juridisch mogelijk maken van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en een appartementencomplex bestaande uit 22 tot 24 appartementen. Hiermee is sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Het planvoornemen vindt plaats in het stedelijk gebied in Helmond. Het plangebied wordt gevormd door een 'open plek' in de bebouwing ten noorden van de Europaweg. Ten oosten van het plangebied is recent een appartementencomplex opgericht. Met het planvoornemen kan op deze recentelijke ontwikkeling in functie en uitstraling van het gebied worden aangesloten.
Verder geldt dat met de ontwikkeling van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en 22 tot 24 appartementen in een concrete kwantitatieve en kwalitatieve woonbehoefte van gemeente Helmond wordt voorzien. In de paragrafen 3.2.3 en 3.4.2 is nader toegelicht dat het ontwikkelen van grondgebonden woningen in het duurdere segment aansluit bij de woonvraag van huishoudens van buiten Helmond, die naar Helmond willen migreren. De ontwikkeling van de appartementen leidt tot een concrete invulling van het tekort aan appartementen voor 1 of 2 persoonshuishoudens binnen Helmond (starters en senioren).
Op basis van vorenstaande wordt geconcludeerd dat het planvoornemen invulling geeft aan een concrete woonbehoefte op een 'open plek' binnen het stedelijk gebied van gemeente Helmond. Daarmee wordt aan de Ladder-toetsing voldaan.
De nationale omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het rijk opgesteld in het kader van de nieuwe omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt. Aan de aan van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Met de NOVI wordt gebouwd aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden, waarbij wordt gestreefd naar de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De wens is om daar naar toe te groeien en een goed bereikbaar netwerk van steden en regio’s te realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. Het kabinet heeft voor de korte termijn daarom een pakket aan maatregelen voorgesteld om de woningbouw een nieuwe, stevige impuls te geven. De locaties bevinden zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. Het planvoornemen vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
De opgave is daarbij om de veiligheid en gezondheid van onze leefomgeving zodanig te verbeteren dat in 2050 negatieve omgevingseffecten op onze gezondheid naar een verwaarloosbaar laag niveau zijn gebracht. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om in 2030 te voldoen aan de huidige WHO-advieswaarden. Ook het tot een verwaarloosbaar niveau terugbrengen van omgevingsrisico's als gevolg van industriële activiteiten en transport (omgevingsveiligheid) is onderdeel van de opgave'
In dat kader wordt voortgeborduurd op de SVIR en voorziet het planvoornemen in de ontwikkeling van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en 22 tot 24 appartementen in stedelijk gebied. De woningen en appartementen worden klimaatbestendig en duurzaam gerealiseerd. Daarnaast blijft de westelijk gelegen ecologische verbindingszone behouden danwel wordt deze versterkt. Het planvoornemen draagt daarmee bij aan de ontwikkeling van een sterke, aantrekkelijke en gezonde stad.
Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil laten zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wil daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.
Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij legt zij de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn: werken aan energietransitie, een klimaat proof Brabant, de slimme netwerkstad en een concurrerende duurzame economie. Deze vier hoofdopgaven staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie 12 grondgebonden vrijstaande woningen en een appartementencomplex bestaande uit 22 tot 24 appartementen in het stedelijk gebied van Helmond. De locatie waar de woningen en het appartementencomplex worden gerealiseerd betreft een 'open plek' in de bebouwing ten noorden van de Europaweg. Het gebied is momenteel in gebruik als kleinschalig recreatiegebied en is gedeeltelijk aangewezen als ecologische verbindingszone. Het planvoornemen is erop gericht de ecologische verbindingszone te behouden danwel te versterken.
Met de realisatie van de woningen en het appartementencomplex op deze plek is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik en een versterking de ruimtelijke structuur ten noorden van de Europaweg en in aansluiting op de bebouwing aan de oostzijde. Met het ontwerp van het appartementencomplex wordt aangesloten op de uitstraling van het appartementencomplex dat recent ten oosten van het plangebied is gerealiseerd. De woningtypologie van de grondgebonden woningen sluit aan op de aanwezige woningen aan de Professor Zeemandreef.
Tot slot geldt dat de woningen c.q. appartementen conform de BENG-eisen worden gerealiseerd, wat bijdraagt aan de duurzaamheidsambitie van de provincie. Het planvoornemen is daarmee passend binnen de doelstellingen en ambities van provincie Noord-Brabant.
De Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten.
In de structuurvisie beschrijft de provincie ook vier ruimtelijke structuren: de groen-blauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Iedere structuur wordt verder onderverdeeld in verschillende structuurvisiegebieden, waarvoor telkens het beleid en de ambities uiteengezet worden.
Uitsnede structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, plangebied bij marker
Het plangebied is in de structuurvisie gelegen binnen de stedelijke structuur en meer specifiek aangewezen als stedelijk concentratiegebied. Binnen deze structuren wil de Provincie Noord Brabant het volgende bereiken:
Conclusie
Het gaat hierbij om het bestaande ruimtebeslag van een kern ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Bij het zoeken naar ruimte om te voorzien in de behoeften op het vlak van wonen, werken en voorzieningen moeten de mogelijkheden binnen deze bestaande bebouwde ruimte opnieuw en beter benut worden. Daarbij gaat het om mogelijkheden voor inbreiding en herstructurering, intensivering van het ruimtegebruik (onder meer door op een compactere wijze – in de hoogte en de diepte – te bouwen) en meervoudig ruimtegebruik (meerdere functies combineren op één locatie). Onderliggend plan biedt hiertoe mogelijkheden, door uitbreiding van bestaande functies toe te staan. De ontwikkeling van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en een appartementencomplex bestaande uit minimaal 22 en maximaal 24 appartementen is binnen het stedelijk concentratie gebied voorzien. Er is hierbij sprake van afronding van de bebouwingsrand in relatie tot de aangrenzende ecologische verbindingszone. Het planvoornemen is daarmee in lijn met de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Provinciale Staten hebben op 29 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening vastgesteld (geconsolideerde versie d.d. 1 maart 2020). De Interim omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.
De Interim omgevingsverordening vervangt een aantal provinciale verordeningen:
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de Omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt.
Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit door bijvoorbeeld sanering van leegstaand vastgoed elders. De nadruk op omgevingskwaliteit komt ook tot uitdrukking bij de kwalitatieve benadering voor hergebruik van leegstaand vastgoed in het landelijk gebied en duurzame verstedelijking.
Wonen
Onderhavige ontwikkeling ziet toe op het toevoegen van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en 22 tot 24 appartementen in het stedelijk gebied (concentratiegebied). Ten aanzien van het toevoegen van woningen c.q. appartementen in het stedelijk gebied, is in de Interim omgevingsverordening opgenomen dat de ontwikkeling dient te passen binnen de regionale afspraken. Ook dient omschreven te worden hoe invulling wordt gegeven aan de doelen op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie en een veilige, gezonde leefomgeving.
Uitsnede Interim Omgevingsverordening met plangebied bij rode contour
In het Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost Brabant van november 2016 zijn, op basis van de geactualiseerde provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2016) en de eerder vastgestelde uitgangspunten, de jaarlijkse regionale woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 2016 t/m 2025. Voor gemeente Helmond geldt dat het netto aantal toe te voegen woningen aan de woningvoorraad in de periode 2016 t/m 2025 4.405 woningen bedraagt. Daarmee bestaat kwantitatief in ieder geval ruimte voor de ontwikkeling van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en 22 tot 24 appartementen. Daarnaast sluit het type woningen en appartementen aan op de kwalitatieve woonbehoefte van een specifieke doelgroep, zijnde huishoudens van buiten Helmond, die naar Helmond willen migreren (grondgebonden woningen) en starters of senioren (appartementen).
Er geldt dat bij de concrete uitwerking van het bouwplan een invulling wordt gegeven om te komen tot energiezuinige bebouwing c.q. appartementen. Het streven daarbij is om te komen tot een zo hoog mogelijk energielabel. Hiermee wordt invulling gegeven aan het aspect energietransitie en duurzaamheid. Ten aanzien van het aspect klimaatadaptatie geldt dat onderhavige ontwikkeling voorziet in de benodigde waterberging om de toename van het verhard oppervlak te compenseren. In de hoofdstukken 4 Milieuaspecten en 5 Sectorale aspecten is toegelicht dat sprake is van een veilige, gezonde leefomgeving en dat deze omgeving door de toevoeging van de woningen en appartementen niet wordt geschaad. Het woon- en leefklimaat van de te realiseren woningen en appartementen en de directe omgeving wordt gewaarborgd. De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de doelen als gesteld in de Omgevingsvisie en de Interim omgevingsverordening.
Ten aanzien van een duurzame stedelijke ontwikkeling geldt het volgende (artikel 3.42):
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied waardoor stedelijke ontwikkelingen zijn toegestaan. Voor dit planvoornemen is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Uit paragraaf 3.1.3(Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking) en3.4.2 (Woonvisie 2016-2020 & Woonagenda 2019-2021) blijkt dat dit planvoornemen voorziet in een regionale behoefte. Er is sprake van zorgvuldig en efficiënt ruimtegebruik en een aangetoonde behoefte. Daarmee is dit planvoornemen in lijn met artikel 3.42 de Interim Omgevingsverordening.
Daarnaast moeten ontwikkelingen voorzien in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De gemeentelijke doorvertaling hiervan (Beleidsregel Kwaliteitsverbetering Landschap Helmond 2015) bevat ook delen van het stedelijk gebied. De kwaliteit van landschap en stedelijke groene ruimte moet tenminste gewaarborgd zijn en liefst beter worden. Met dit bestemmingsplan wordt een braakliggend terrrein met een recreatieve bestemming ontwikkeld als woningbouwlocatie met ruime vrijstaande woningen en een hoogwaardig appartementencomplex. Deze woningen en het appartementencomplex worden in het groen gerealiseerd als overgang naar de aangrenzende ecologische verbindingszone en afronding van de bebouwingsrand op deze locatie. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied sterk wordt verbeterd ten opzichte van de huidige situatie en er worden nieuwe groenelementen aangelegd (zie paragraaf 2.3). Hierdoor wordt voldaan aan het principe van kwaliteitsverbetering in stedelijk gebied voldaan.
Natuur Netwerk Brabant
Het NNB is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang, zoals de bossen, de heide en vennen, de stuifduinen, de schraalgraslanden, de rivieren en beken. Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten.
Om de populaties gezond te houden en de genetische uitwisseling te bevorderen, moeten de gebieden groot genoeg zijn en de mogelijkheid bieden voor migratie tussen de gebieden. Om het NNB als zo'n netwerk te laten functioneren, werkt de provincie samen met andere partijen aan het aanleggen van ecologische verbindingszones en het oplossen van faunaknelpunten in de wegenstructuur. De ecologische verbindingszones zijn (vaak) langgerekte landschapselementen die als groene schakels de Brabantse natuurgebieden met elkaar verbinden.
Uitsnede kaart Interim Omgevingsverordening 'Natuur' met plangebied bij rode contour
In onderhavige situatie geldt dat de Goorloop en de omliggende zone zijn aangeduid als ecologische verbindingszone. Ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen binnen de ecologische verbindingszone geldt het volgende (artikel 3.25):
Daarnaast geldt dat de ecologische verbindingszone tevens is aangeduid als 'behoud en herstel watersystemen'. Op basis van Artikel 3.27 geldt dat
Dit planvoornemen voorziet niet in het oprichten van bebouwing binnen de reeds ingerichte ecologische verbindingszone ter hoogte van het plangebied. Er vinden enkel bouwingrepen plaats ten oosten van het fietspad, dat naast de ecologische verbindingszone is gelegen. De huidige inrichting van de ecologische verbindingszone met het aanwezige watersysteem van de Goorloop blijft ongewijzigd. Er is eveneens geen sprake van onttrekking van grondwater dan wel het aanleggen van onttrekkingsputten.
Het planvoornemen vormt geen belemmering voor fauna zoals vissen, insecten, amfibieën en kleine zoogdieren om zich in en rondom de Goorloop kunnen vestigen of verplaatsen. Er zijn dan ook geen negatieve effecten op op de functie c.q. wezenlijke kenmerken van de ecologische verbindingszone of het watersysteem te verwachten.
Gevolg ontwikkeling
De ontwikkeling van 12 grondgebonden vrijstaande woningen en 22 tot 24 appartementen binnen het stedelijk gebied is passend binnen de regionale woningbouwafspraken. Daarnaast geldt dat het plan niet tot negatieve effecten op de ecologische verbindingszone en het watersysteem leidt. Geconcludeerd wordt dat het plan passend is binnen de kaders van de Interim Omgevingsverordening.
Voor alle gemeenten die deel uitmaken van het Stedelijk Gebied Eindhoven geldt dat alle nieuwe woningbouwontwikkelingen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van 7 Brainport Principes. De basis voor deze principes is vastgelegd in het regionale Afsprakenkader Wonen – Stedelijk Gebied Eindhoven (oktober 2017). De Brainport Principes zijn:
Medio 2019 is een 7e principe toegevoegd:
Voor alle ontwikkelingen waarbij minder dan 75 woningen mogelijk worden gemaakt, vindt geen toets plaats, maar wordt wel verantwoord dat is voldaan aan de 7 Brainport Principes. Dat is bij dit plan van toepassing. In de volgende alinea is deze verantwoording weergegeven.
Verantwoording Brainport Principes
De voorgestelde ontwikkeling ziet toe op het toevoegen van 12 woningen en maximaal 24 appartementen in het stedelijk gebied.
In het Regionaal Ruimtelijk Overleg Zuidoost Brabant van november 2016 zijn, op basis van de geactualiseerde provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2016) en de eerder vastgestelde uitgangspunten, de jaarlijkse regionale woningbouwafspraken gemaakt voor de periode 2016 t/m 2025. Voor gemeente Helmond geldt dat het netto aantal toe te voegen woningen aan de woningvoorraad in de periode 2016 t/m 2025 4.405 woningen bedraagt. Daarmee bestaat kwantitatief in ieder geval ruimte voor de ontwikkeling van de woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Daarnaast sluit het type woningen en appartementen aan op de kwalitatieve woonbehoefte van een specifieke doelgroep, zijnde huishoudens van buiten Helmond, die naar Helmond willen migreren (grondgebonden woningen) en starters of senioren (appartementen). Er geldt dat bij de concrete uitwerking van het bouwplan een invulling wordt gegeven om te komen tot energiezuinige bebouwing c.q. appartementen. Het streven daarbij is om te komen tot een zo hoog mogelijk energielabel. Hiermee wordt invulling gegeven aan het aspect energietransitie en duurzaamheid. Ten aanzien van het aspect klimaatadaptatie geldt dat onderhavige ontwikkeling voorziet in de benodigde waterberging om de toename van het verhard oppervlak te compenseren.
Door te kiezen voor een binnenstedelijke oplossing is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. De stedenbouwkundige invulling van de locatie en de keuze voor het type woningen is afgestemd op de reeds bestaande structuren van zowel infrastructuur als bebouwing en haakt daar op aan. Dit is nader onderbouwd in hoofdstuk 2 van deze toelichting. Nieuwe woningen worden op deze manier bovendien gebouwd in de buurt van bestaande voorzieningen zoals winkels, scholen, sportaccommodaties en speelplekken. Daarbij wordt ook nadrukkelijk aandacht besteed aan duurzaamheid, ecologie en water. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 3.4 (gemeentelijk beleid) en in hoofdstuk 5 (sectorale aspecten).
Het plan voldoet daarmee aan de Brainport principes.
In de Structuurvisie Helmond 2030 (vastgesteld 4 februari 2014) is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Helmond voor de periode 2014-2030 vastgelegd. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel mee bewegend beleidskader, toegerust op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema's die in samenhang het 'Ruimtelijk perspectief Helmond 2030' vormen.
'Ruimtelijk-fysieke dimensies van nieuwe leef- en gedragspatronen' is één van deze thema's. Binnen dit thema wordt onderkend dat onze maatschappij momenteel een aantal ingrijpende veranderingen ondergaat. Sommige van deze veranderingen zijn kenbaar en voorspelbaar, andere zijn dat minder. Vaststaat dat we onze leefomgeving mee moeten laten groeien met deze veranderingen. In dit verband worden onder meer de demografische veranderingen benoemd:
Demografische veranderingen
In tegenstelling tot de hiervoor genoemde domeinen van verandering zijn de demografische veranderingen veelal nog het meest te voorspellen, omdat de beschikbare statistische gegevens ruim voorhanden zijn en een goed inzicht geven in de onderlinge verschuivingen. Twee zaken die er hierbij uitspringen: vergrijzing en demografische krimp. Voor de vergrijzing van onze bevolking kan gewezen worden op effecten als de teruglopende doorstroming op de woningmarkt en het op termijn vrijkomen van een specifiek woningaanbod, maar ook een behoefte aan woningen voor deze doelgroep. De ‘vergrijzing’ van de mobiliteit leidt tot een gelijkmatiger spreiding over de dag terwijl (vitale) ouderen ook langer blijven autorijden. Als laatste voorbeeld kan gewezen worden op de effecten van de vergrijzing op de arbeidsparticipatie en daarmee op een krimp van de beroepsbevolking.
De demografische krimp heeft grote gevolgen voor het tempo van vervanging van de bestaande voorraad aan gebouwen en op de behoefte aan voorzieningen. Omdat naar verwachting de demografische krimp zich vooral zal manifesteren aan de randen van de stedelijke regio's zal de positie van de centrale stad belangrijker worden in het handhaven en concentreren van allerlei ondersteunende functies. Een goede afstemming in de regio is dan ook een grote opgave voor het behouden van de leefbaarheid in zowel stad als kleinere kernen. Om als lokale overheid tijdig te kunnen reageren op dergelijke ontwikkelingen is een hernieuwde blik nodig op de afstemming tussen een veranderende vraag, de benodigde infrastructuur en de locaties van allerlei functies. Het is verstandig om nieuwe ontwikkelingen de ruimte te geven door deze nieuwe Structuurvisie toe te passen als aanjager voor innovatie en creativiteit. De wijze waarop dit gefaciliteerd en begeleid zal worden is van belang om de aantrekkingskracht van Helmond op bewoners, nieuwkomers en bezoekers ook in de toekomst te waarborgen.
Uitsnede kaart Structuurvisie Helmond 2030
In de structuurvisie is het plangebied enerzijds aangeduid als 'woongebied in ontwikkeling' en anderzijds als 'stad-land projecten'. Met de realisatie van de vrijstaande woningen en het appartementencomplex wordt invulling gegeven aan dit woongebied. Hierdoor vindt er een afronding van de bebouwingsrand plaats in combinatie met de aanleg van groen. De aanleg van groen is aanvullend op de reeds bestaande en ingerichte ecologische verbindingszone van de Goorloop. Het planvoornemen geeft hiermee nadrukkelijk invulling aan de structuurvisie.
Kwalitatieve ontwikkeling van de woningmarkt
De invloed van nieuw te bouwen woningen op de werking van de woningmarkt is slechts beperkt. De bestaande woningvoorraad zal een antwoord moeten bieden op de toekomstige woningvraag. Door herverdeling van de bestaande voorraad blijft de sociale huursector alleen beschikbaar voor de inkomensgerelateerde doelgroep. Voor de middeninkomens dient een alternatief te worden geboden in de vrije huursector en de koopsector. Daarnaast gaat het om kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en een verdere positionering van wijken in het kader van de veranderende woningbehoefte. De woningvoorraad kan worden aangepast door sloop, onttrekkingen, het samenvoegen van woningen, het splitsen van woningen en het aanpassen aan de gewijzigde kwalitatieve vraag. Een mismatch tussen vraag en aanbod kan leegstand tot gevolg hebben.
De belangrijkste opgave in de woningvoorraad is gelegen in de transformatie van de huidige woningvoorraad naar de vraag en naar de specifieke eisen die de woonconsument van morgen aan de woning stelt. Dit betekent meer flexibiliteit en het bieden van meer verantwoordelijkheid aan de koper of huurder voor de realisatie van woonwensen. Daarvoor is het nodig dat mensen langer zelfstandig in hun woning kunnen blijven wonen. Om dit te faciliteren zullen er voldoende voorzieningen in de wijk moeten zijn, zoals bijvoorbeeld zorg. Daarnaast is het van belang dat de eigen kracht van inwoners en het zorg dragen voor elkaar toeneemt.
Ook de bereikbaarheid moet voldoende zijn, onder meer voor het openbaar vervoer (OV), zeker voor minder mobiele mensen en ten behoeve van zorg aan huis. Het aspect bereikbaarheid vraagt daarbij wel om een nadere beschouwing en herbezinning op bijvoorbeeld normering en systematiek van parkeren en openbaar vervoer.
De sociale cohesie in wijken moet worden bevorderd als ook een diversiteit aan woonmilieus, variërend van rustig wonen in het groen tot een levendig verblijf in het centrum. Geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen meer, maar projecten van beperkte omvang die inspelen op de vraag vanuit de directe omgeving: bouwen voor de wijk.
Gevolg planvoornemen
Onderhavig planvoornemen past in de trend waarbij de woningvoorraad meegroeit met demografische ontwikkelingen en veranderende woonwensen. Het ontwikkelen van grondgebonden vrijstaande woningen in het duurdere segment sluit aan bij de woonvraag van huishoudens van buiten Helmond, die naar Helmond willen migreren. De ontwikkeling van de appartementen leidt tot een concrete invulling van het tekort aan appartementen voor 1 of 2 persoonshuishoudens binnen Helmond (starters en senioren).
Hiermee past de ontwikkeling binnen de richtinggevende kaders van de structuurvisie.
In de vigerende Woonvisie 2016-2020 (vastgesteld 10 mei 2016) en de Woonagenda 2019-2021 die als addendum op de woonvisie geldt, heeft de gemeente Helmond haar woonbeleid neergelegd. De Woonagenda is een gedeeltelijke actualisatie van de Woonvisie maar geen totale vervanging. Dit woonbeleid is nog actueel en staat ten dienste van een aantal speerpunten, zoals vastgelegd in de strategische agenda 2016 -2020 (maart 2016):
Uit de woonvisie blijkt dat voor de periode 2015-2020 het bruto taakstellende woningbouwprogramma 2.750 woningen bedraagt. Voor de totale periode tot 2030 geldt een percentage van 17,5% voor de opvang van huishoudens van buiten Helmond
Verder blijkt uit de woonvisie dat de vraag naar woonruimte voor starters en senioren blijft groeien. Ook is uit een analyse van verkoopresultaten van de Helmondse makelaars en het Kadaster gebleken dat de vraag naar koopwoningen weer stevig aantrekt. Bovendien blijft deze vraag niet beperkt meer tot de goedkope koopwoningen, maar neemt de vraag naar duurdere koopwoningen geleidelijk toe. Zoals reeds benoemd is 17,5% van het kwantitatieve woonprogramma is bestemd voor huishoudens van buiten Helmond, die naar Helmond willen migreren. Dit aandeel vraagt om een andere kwalitatieve invulling, gericht om de sociaal-economische structuur van Helmond te verbeteren. Hiervoor wordt een duurder (koop-) segment aangeboden.
Tot slot wordt in de woonvisie de doelstelling benoemd om de woningvoorraad te verduurzamen. Het streven is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is, terwijl de totale woningvoorraad minimaal 2050 nul op de meter woningen omvat.
Gevolg planvoornemen
Het planvoornemen sluit in beginsel aan bij de doelstellingen, genoemd onder 1 t/m 6. Daarnaast wordt aangesloten bij de kwalitatieve en kwantatieve woonopgave van gemeente Helmond. Er geldt dat bij de concrete uitwerking van het bouwplan een invulling wordt gegeven om te komen tot energiezuinige woningen en appartementen. De ontwikkeling is daarmee passend binnen de woonvisie en -agenda.
Bij 'nieuwbouw' worden de regels van GPR-Gebouw en het Klimaatbeleid van de gemeente Helmond toegepast.
Op 1 januari 2015 is het programma GPR gebouw ingevoerd binnen de gemeente Helmond. GPR Gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn en dient als hulpmiddel bij het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw en renovatie van vastgoed. Daarbij spelen 5 modules een rol:
De prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers. Hierbij wordt een 7 behaald wanneer wordt gebouwd volgens het Bouwbesluit. Het streven naar maximale duurzaamheid wordt vertaald in een score van 10. GPR-gebouw bevat een breed scala aan eisen vanuit verschillende terreinen zodat een woning met een hoge score een woning met veel kwaliteit is.
Per raadsbesluit is vastgelegd dat voor wat betreft de module energie deze op een score van 7,5 moet uitkomen, de module gebruikskwaliteit is vastgelegd op een 8,5. Terwijl overall op de 3 overgebleven modules altijd gestreefd moet worden naar een gemiddelde van 7. Binnen dit kader bestaat voor de ontwikkelaar enige ruimte/flexibiliteit om de kwaliteitseisen in te vullen.
Bij de ontwikkeling van de woningen en appartementen wordt aan bovenstaand kader invulling gegeven.
Het energielabel voor nieuwbouw is op 1 januari 2013 ingevoerd. Binnen het energielabel wordt de oplevertoets een verplicht onderdeel. Hiermee wordt gecontroleerd of de waarde uit de EPC-berekening van de omgevingsvergunning daadwerkelijk is gerealiseerd. Tevens wordt ingezet op het gebruik van duurzame energie volgens het principe van de trias energetica. De gemeente Helmond volgt hierin het rijksbeleid en het Europees beleid en past dit ook toe.
Er geldt dat bij de concrete uitwerking van het bouwplan een invulling wordt gegeven om te komen tot energiezuinige woningen en appartementen. Het streven daarbij is om te komen tot een zo hoog mogelijk energielabel.
Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid hebben de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving als gemeenschappelijke doelstelling. Alleen in een zorgvuldig afwegingsproces kan een optimale afstemming plaatsvinden tussen aan gebieden toegekende functies en het veilig stellen van een beschermingsniveau van het leefmilieu. Bestaande en nieuwe bestemmingen in een gebied zijn niet altijd op voorhand verenigbaar. Milieudoelstellingen en randvoorwaarden worden daarom integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ruimtelijke planvormingsproces meegewogen, zodat het gebruik van de schaars beschikbare ruimte niet leidt tot conflictsituaties.
Naast een ruimtelijke invalshoek zijn er ook kwalitatieve aspecten die een rol spelen. De duurzame ontwikkeling van de stad Helmond is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit verband is duurzaamheid op te vatten als “hoe is een plangebied te beheren of te ontwikkelen, zodat het ook door latere generaties optimaal kan worden benut”.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de duurzaamheid en de kwaliteit van de leefomgeving in en rond het plangebied. In het hiernavolgende komen de volgende milieuaspecten aan de orde die een rol spelen bij het plan:
De m.e.r.-regelgeving is erop gericht het milieu een volwaardige plaats in besluitvormingsprocessen te geven. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt altijd om een integrale afweging. In bepaalde gevallen is de verplichting opgelegd om de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit evenals alternatieven hiervoor en mogelijke maatregelen, te beschrijven. In deze paragraaf is getoetst of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Aanleiding is onderhavig bestemmingsplan waarin het planvoornemen planolisch-juridische mogelijk wordt gemaakt. Het betreft een gemeentelijke ontwikkeling. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 12 grondgebonden vrijstaande woningen mogelijk en de bouw van 1 appartementengebouw voor maximaal 24 appartementen.
Een m.e.r.-toetsing op basis van de beschikbare gegevens levert het volgende resultaat op:
Gelet op de kenmerken van de ontwikkeling en de kenmerken van de potentiele effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ook heeft het plan geen negatieve effecten op een goede ruimtelijke ordening zoals beschreven in de milieuparagrafen en de toelichting.
Door de omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is in opdracht van de gemeente een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoording (definitief, d.d. 21 februari 2021, Bijlage 1) opgesteld. In deze aanmeldnotiti zijn de locatie, kenmerken van het project en de kenmerken van het potentiële effect op basis van milieuzonering, luchtkwaliteit, geur, geluid, externe veiligheid, bodem, archeologie/cultuurhistorie, natuur en water beschreven. Hierin wordt het in paragraaf 4.2.3 gestelde bevestigd en wordt geconcludeerd dat de activiteiten die mogelijk worden gemaakt met het planvoornemen, gelet op deze kenmerken, de plaats van de activiteiten en de kenmerken van de potientiële effecten niet van invloed op het milieu zijn dat er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
In de aanmeldnotitie wordt voorgesteld om het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond op basis van de betreffende aanmeldnotitie te laten besluitendat geen milieueffectrapportage nodig is. Op basis van deze aanmeldnotitie is dit besluit op 21 juni 2021 door het College van B. en W. genomen.
In het kader van dit planvoornemen is een stikstofberekening in de AERIUS Calculator uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat de emissies die in de realisatiefase en gebruiksfase aan de orde zijn niet leiden tot een depositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op een van de nabij gelegen Natura 2000-gebieden (Bijlage 2: aanlegfase en Bijlage 3: gebruiksfase). Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.
Het algemene Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
Dat gebeurt o.a. door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is onder andere vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het transport van gevaarlijke stoffen in de Wet basisnet. Het Basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijks-infrastructuur (spoor, weg en water) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de Wet basisnet wordt een afweging gemaakt tussen ruimtelijke, vervoers- en veiligheidsbelangen. Om het Basisnet wettelijk te verankeren is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) opgesteld en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) aangepast.
Het beleid voor buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De gemeenteraad van Helmond heeft op 10 januari 2012 de Milieuvisie Helmond 2025 “Duurzaam op weg” vastgesteld. Daarin is onder meer het onderdeel externe veiligheid ondergebracht. In de Milieuvisie is hierbij onder andere aangegeven dat risicovolle situaties worden voorkomen en dat bij ruimtelijke ontwikkeling externe veiligheid tijdig wordt betrokken.
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar moeten zijn gelegen.
Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.
Op 3 februari 2015 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond het Beleidsdocument verantwoording groepsrisico vastgesteld. Het vormt een supplement bij de Milieuvisie Helmond 2025 “Duurzaam op weg” en de basis voor de verantwoording van het groepsrisico in de gemeente Helmond (o.a. standaardverantwoording voor ontwikkelingen op grote afstand van een risicobron).
In de omgeving van het plangebied liggen twee potentiële risicobronnen. Dit zijn het LPG-autogastankstation van de firma Esso aan de Europaweg 150 en de Europaweg (onderdeel van de N270) waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd.
LPG-autogastankstation Esso
De afstand tussen het LPG-vulpunt (kritische punt) en de rand van het plangebied bedraagt ten minste 175 meter. LPG-autogastankstations vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In het Bevi/Revi zijn veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico vastgelegd. Deze afstanden gelden als grenswaarde voor kwetsbare objecten (o.a. woningen) en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Vastgesteld is dat ruimschoots wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de geplande ontwikkeling. Daarnaast is er een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico van toepassing binnen het invloedsgebied van 150 meter. Omdat het plangebied op ruime afstand van het LPG-autogastankstation is gelegen - de afstand tussen het LPG-vulpunt en het plangebied bedraagt immers ten minste 175 meter - is een verantwoording voor het groepsrisico niet van toepassing.
Naast de risicobenadering in het kader van het Bevi (plaatsgebonden risico en groepsrisico) wordt een gemeente gevraagd de 'circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval' toe te passen. De effectbenadering is o.a. van toepassing als de gemeente een nieuw bestemmingsplan vaststelt. Het gaat om een bestemmingsplan op grond waarvan zeer kwetsbare, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten nabij een LPG-autogastankstation gerealiseerd worden. Een effectbenadering is met name gericht op mogelijkheden voor hulpdiensten als zich een calamiteit heeft voorgedaan. Het bevoegd gezag wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 60 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten. Dit wil zeggen dat deze afstand in beginsel aangehouden moet worden, maar dat gemotiveerd afwijken is toegestaan door het treffen van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast wordt verzocht om rekening te houden met een effectafstand van 160 meter tot zeer kwetsbare objecten. Ook aan deze afstanden wordt ruimschoots voldaan. Verder onderzoek naar het LPG-autogastankstation aan de Europaweg 150 is niet nodig.
Europaweg (onderdeel van de N270)
Langs de zuidkant van het plangebied bevindt zich de Europaweg. De Risicokaart, waarop risicosituaties worden getoond die kunnen leiden rampen en crises, duidt deze doorgaande weg niet als een transportroute voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook maakt de Europaweg geen onderdeel uit van het Basisnet. Voor de transportroutes die niet tot het Basisnet behoren en waarover aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd worden, moet ook naar externe veiligheid gekeken worden. Dit is o.a. opgenomen in de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. In de toelichting van deze beleidsregels verzoekt het ministerie van Infrastructuur en Waterstraat de provincies en gemeenten dit beleid ook op de transportroutes in hun beheer toe te passen.
Uit onderzoek naar provinciale wegen in Brabant door advies- en ingenieursonderneming Arcadis (Externe veiligheid provinciale wegen Provincie Noord-Brabant d.d. 29 november 2010, nr. 074838002:B), volgt dat voor de N270 geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar gevonden is in de berekening en dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (berekende groepsrisico voor het westelijke deel van de N270 bedraagt 0,024). Omdat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat als gevolg van de ontwikkeling het groepsrisico met niet meer dan tien procent zal toenemen, kan op basis van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Beperkte verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedgebied van de Europaweg dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Het Besluit externe veiligheid transportroutes schrijft voor dat in elk geval wordt ingegaan op:
Bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
In geval van een incident met gevaarlijke stoffen op de Europaweg dient de brandweer de calamiteit zoveel mogelijk te bestrijden. De duur en soort inzet verschilt per ongevalsscenario. Voor een goede bestrijdbaarheid is het van belang dat het voor de brandweer mogelijk is om:
De brandweerpost Helmond ligt op circa 2,5 kilometer afstand naar het oosten. Hulpdiensten kunnen binnen de gewenste aanrijtijd ter plaatse zijn. Ook de bereikbaarheid van het plangebied is goed. Het gebied is te bereiken via meerdere toegangswegen. Rondom het plangebied is voldoende dekking met primaire bluswatervoorzieningen.
Zelfredzaamheid
Gemeente Helmond heeft extern veiligheidsbeleid ontwikkeld waarin zij de volgende definitie van zelfredzaamheid hanteren:
'Zelfredzaamheid is de mate waarin een persoon in staat is zichzelf in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen zonder hulp van derden. Het beschouwen van zelfredzaamheid van personen binnen een invloedsgebied is onderdeel van de groepsrisicoverantwoording. Voorbeelden van groepen beperkt zelfredzame personen zijn kinderen, zieken, ouderen en gedetineerden'.
De zelfredzaamheid wordt bepaald door het waarnemingsvermogen, de dreiging, de acties die mensen uitvoeren nadat een incident is ontdekt en de vluchtmogelijkheden die er zijn. Naast deze elementen wordt de zelfredzaamheid ook bepaald door de mobiliteit van mensen. Rolstoelgebruikers bijvoorbeeld, blijken in noodsituaties prima in staat te zijn om zich in een gebouw te verplaatsen. De gemeente heeft er voor gekozen om al haar burgers op hoofdlijnen te informeren over risico's en mogelijke handelingsperspectieven. Hierbij wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de landelijke 'Denk Vooruit Campagne' en verwezen naar de landelijke risicokaart (www.risicokaart.nl).
De zelfredzaamheid kan bevorderd worden door inzet van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (netwerk van sirenes in Nederland). De sirenes kunnen vanuit de alarmcentrale van de regionale brandweer draadloos en onafhankelijk van elkaar worden aangezet. Het plangebied valt volledig binnen het bereik van het waarschuwings- en alarmeringssysteem. Naast het waarschuwings- en alarmeringssysteem kan de bevolking via NL-Alert worden gewaarschuwd. NL-Alert is het alarmmiddel van de overheid dat je waarschuwt en informeert over een noodsituatie.
Advies veiligheidsregio
Conform de 'richtlijn advisering externe veiligheid voor ruimtelijke plannen' van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is voor dit plan maatwerkadvies nodig. De veiligheidsregio heeft op 10 november 2020 (kenmerk P219070, Bijlage 6) een eerste advies uitgebracht. Hieronder wordt het advies kort beschreven en hoe het toegepast kan worden voor dit plan.
1. Het realiseren van een mechanische ventilatie voorzien van een (centraal bediende) noodschakelaar in het appartementencomplex. Dit kan de bewoners van het appartementencomplex beschermen ingeval van een toxische wolk mocht er een calamiteit plaatsvinden op de Europalaan.
Reactie gemeente: In de bouwvergunningen zal rekening gehouden worden met de voorwaarden uit het Bouwbesluit 2012 en de daarbij behorende Regeling Bouwbesluit 2012. Artikel 3.31 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 schrijft voor dat een voorziening voor mechanische toevoer van verse lucht een dichtstand moet hebben. De dichtstand bereikt men door de stroomtoevoer of de ventilatiemotor uit te schakelen, liefst met een makkelijk toegankelijke 'uitknop' of stekker.
2. De gebruikers van het plangebied worden geïnstrueerd over wat ze moeten doen bij een calamiteit. Wij adviseren u risicocommunicatie in te zetten gericht op de doelgroep die zich binnen de zone bevindt waar de impact van een ongeval met de gevaarlijke stof is. Aanvullende handvatten voor risicocommunicatie met betrekking tot gevaarlijke stoffen vindt u op www.vrbzo.nl in de 'Handreiking risicocommunicatie gevaarlijke stoffen'.
Reactie gemeente: In het algemeen is de verantwoordelijkheid voor de risicocommunicatie belegd bij de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO). In samenwerking met de gemeenten in de regio wordt aan de risicocommunicatie invulling gegeven. De gemeente Helmond communiceert door al haar burgers op hoofdlijnen te informeren over rampen en incidenten, o.a. middels de website van de gemeente. Het doel is om inwoners zelfredzamer te maken. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op bestaande actuele landelijke en regionale informatiesystemen zoals www.crisis.nl, www.nederland.risicokaart.nl en www.ophetjuistespoor.nl.
Richting de omwonenden van het plangebied is er vooralsnog geen specifieke communicatie actie gepland. Wanneer er een informatiebehoefte blijkt, kan er een avond voor omwonenden worden georganiseerd. Deze mogelijkheid staat los van de vaststelling van het bestemmingsplan.
3. De bereikbaarheid en bluswatervoorziening voor het plangebied dienen nog verder uitgewerkt te worden. Dit kan pas als er meer details over het plangebied beschikbaar zijn. Wij hanteren de 'Beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening'. De veiligheidsregio (afdeling planvorming) wordt bij de verdere concretisering van het plangebied graag betrokken.
Reactie gemeente: Het college van Burgemeester en Wethouders is, in het kader van het uitvoeren van haar verantwoordelijkheid voor de brandweerzorg, primair verantwoordelijk voor de bereikbaarheid en bluswatervoorziening. Bij het inrichten van het gebied passen wij de 'Beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening' uit 2016 toe waarmee een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening gerealiseerd wordt. Als de situatie daarom vraagt zullen wij een beroep doen op de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO).
Conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de risiconormen voor externe veiligheid en aan de kaders die zijn vastgelegd in het beleidsdocument 'Verantwoording groepsrisico Helmond'. Het groepsrisico is beperkt verantwoord en wordt aanvaardbaar geacht.
De normstelling voor geluid is onder andere geregeld in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte in een aantal gevallen mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximaal vast te stellen hogere waarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Dit planvoornemen voorziet in het mogelijk maken van geluidgevoelige bestemmingen in de vorm van een appartementengebouw en een twaalftal grondgebonden vrijstaande woningen. In het kader van de Wet geluidhinder is dit aan te merken als een nieuwe geluidgevoelige bestemming waardoor er getoetst moet worden aan de Wet geluidhinder.
Deze locatie is gelegen binnen zones van wegen. De locatie is niet gelegen binnen de zone van de spoorweg Eindhoven-Venlo en zones van industrieterreinen. Dit betekent dat er een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai.
De locatie is gelegen binnen de 350 meter brede zone van de Europaweg, de 200 meter brede zone van de Boerhaavelaan/Binnendongenstraat en de Mierloseweg.
De overige wegen in de omgeving van het plangebied (Stevinplantsoen, Lorentzstraat en Christiaan Huygenstraat) evenals de in het plangebied aan te leggen ontsluitingsweg zijn 30 km/uur-wegen die cf. de Wet geluidhinder niet getoetst hoeven te worden aan de normstelling uit de Wet geluidhinder. Wel moeten die getoetst worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Uit het akoestisch onderzoek (zie ook Bijlage 7) is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai ten gevolge van de Europaweg met een geluidbelasting van maximaal 62 dB wordt overschreden met maximaal 14 dB. De maximaal vast te stellen hogere waarde van 63 dB wordt hiermee niet overschreden.
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt ter plaatse van het appartementengebouw en de grondgebonden vrijstaande woningen ten gevolge van de Boerhaavelaan/Binnendongenstraat en de Mierloseweg niet overschreden.
Maatregelen om de geluidbelasting ten gevolge van de Europaweg te reduceren (bronmaatregelen) zijn niet doelmatig en geluidschermen zijn stedenbouwkundig niet gewenst.
Voor de overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde worden hogere waarden voor de geluidbelasting vastgesteld tot maximaal 62 dB ten gevolge van de Europaweg.
De geluidbelasting vanwege het niet gezoneerde wegverkeer (30 km/uur-wegen) bedraagt maximaal 40 dB en is voor de nieuwe woonbestemmingen in dit plan niet van belang en hoeft niet te worden getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder.
Op basis van artikel 110f van de Wet geluidhinder hoeft bij het vaststellen van de maximale ontheffingswaarde niet te worden gekeken naar het gecumuleerde geluidsniveau. Dit is in het kader van het bestemmingsplan dan ook buiten beschouwing gelaten.
In het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning dient aandacht te worden besteed aan de vereiste geluidwering van de gevels van de woningen zodat aan de eisen van het Bouwbesluit wordt voldaan. Tevens zal afzonderlijk de procedure Hogere Grenswaarden worden doorlopen.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen wordt het nieuwe plan getoetst aan de eisen voor de luchtkwaliteit zoals opgenomen in de Wet Milieubeheer. De eerste stap hierbij is het toetsen van het plangebied aan het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de regeling NIBM.
Het bestemmingsplan maakt de bouw van 12 grondgebonden vrijstaande woningen mogelijk en de bouw van 1 appartementencomplex voor maximaal 24 appartementen.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen wordt het nieuwe plan getoetst aan de eisen voor de luchtkwaliteit zoals opgenomen in de Wet Milieubeheer. De eerste stap hierbij is het toetsen van het planvoornemen aan de Regeling Niet In Betekenende Mate bijdragen. Deze regeling geeft categorieën van gevallen aan die aangemerkt kunnen worden als Niet in Betekenende Mate (NIBM) project (< 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg). De realisatie van de woningen en het appartementengebouw wordt gezien als een NIBM project (maximaal 36 woningen). Dit betekent dat de beoogde ontwikkeling, voor wat betreft de luchtkwaliteit, geen beperkingen kent met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit.
Het planvoornemen kent geen beperkingen met betrekking tot de luchtkwaliteit.
Onderhavig bestemmingsplan maakt de bouw van woningen mogelijk. Het plangebied is gelegen ten noorden van de Europaweg en loopt door tot aan de Lorentzstraat. De westzijde wordt gevormd door de Goorloop met ecologische verbindingszone, aan de oostkant zijn de bestaande woningen van de Professor Zeemandreef gelegen.
Om ter plaatse van woningen te zorgen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt gebruik gemaakt van milieuzonering, dat wil zeggen een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende activiteiten, zoals bedrijven, en anderzijds gevoelige bestemmingen, zoals woningen. Naast het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige functies heeft milieuzonering ook tot doel om bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam en onder aanvaardbare voorwaarden kunnen (blijven) uitvoeren.
Bij het toepassen van milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' waarin voor verschillende bedrijfsactiviteiten richtafstanden zijn opgenomen, die in beginsel moeten worden aangehouden om hinder en schade binnen aanvaardbare normen te houden. Bij toetsing van concrete situaties dient echter maatwerk te worden geleverd. Afwijking van de generieke richtafstanden uit de VNG-publicatie is hierbij mogelijk, mits dit goed kan worden gemotiveerd.
De dichtstbij gelegen milieubelastende bestemming is een kantoorgebouw op zo'n 60 meter afstand van het plangebied. Dat voldoet ruimschoots aan de richtafstanden (10 meter voor kantoor). In de directe omgeving van het plangebied zijn verder geen bedrijven gelegen met mogelijke invloed op het plangebied.
Op de Europaweg 148-160 liggen verschillende bedrijfsgebouwen. Het bestemmingsplan Molenbunders I vastgesteld op 25 juni 2013 geeft deze bedrijven de mogelijkheid bedrijvigheid uit te voeren tot milieucategorie 3.2. De richtafstand voor milieucategorie 3.2. is 100 meter. De perceelsgrens van deze bedrijfsgebouwen ligt op voldoende afstand (125 meter) van de geprojecteerde woonbestemming.
Aan de Europaweg, op wat grotere afstand van het plangebied, is een tankstation met LPG gelegen. De afstand van de afleverzuilen tot het plangebied voldoet ruimschoots aan de milieuwet- en regelgeving. De tank met vulpunt bevindt zich ten noorden van de Europaweg, achter de Steenovenweg. Naast een risicocontour is hierbij ook sprake van een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van deze installatie.
Het plan voorziet niet in de realisatie van nieuwe bedrijven.
Gelet op het vorenstaande kan worden gesteld dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de te realiseen woningen. Ook worden bedrijven niet in hun belangen geschaad.
Het plangebied bestaat uit de samenvoeging van meerdere terreindelen die onder meer in gebruik waren als park en sportterrein of voor bedrijfsactiviteiten (o.a. garagebedrijf): Deze terreindelen vielen binnen de onderzoeklocaties die in het gemeentelijke bodeminformatiesysteem zijn opgenomen als:
Bij verwerving en herinrichting van de betreffende terreindelen is steeds bodemonderzoek uitgevoerd en in enkele gevallen ook een bodemsanering. Uiteindelijk is uit deze deelgebieden het plangebied ontstaan met een noordelijk en een zuidelijk deel.
De twee delen van de planlocatie liggen momenteel braak in afwachting van herontwikkeling. Op het noordelijke deel is recent grond opgebracht als zogenaamde voorbelasting. Het gewicht van de (tijdelijk) opgebrachte grond moet leiden tot versnelde zetting zodat het terrein in de toekomst voldoende draagkracht heeft en eventueel aan te brengen verharding, ondergrondse leidingen of gebouwen geen schade oplopen door het verzakken van de slappe bodem.
Voordat de voorbelasting is aangebracht is de actuele bodemkwaliteit op beide terreindelen via bodemonderzoek in kaart gebracht:
Bij het actualisatieonderzoek zijn in de grond, met uitzondering van enkele licht verhoogde gehalten PAK en zware metalen, geen verontreinigingen aangetroffen. In de grond is wel arseen in licht tot matig verhoogd gehalten aangetoond. Het is echter bekend dat arseen in dit gebied (beekdal) van nature in verhoogde gehaltes voorkomt. Het grondwater is niet verontreinigd met de onderzochte stoffen.
De huidige bodemkwaliteit binnen het plangebied vormt hiermee geen belemmering voor het voorgenomen gebruik (woningen/appartementen).
Het planvoornemen voorziet in het toevoegen van geurgevoelige objecten zoals bedoeld in de Wet geurhinder. De indicatieve achtergrondgeurbelasting ter plaatse van het plangebied geeft aan dat er sprake is van een zeer goede leefomgeving. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen of industriële gebouwen aanwezig die aanleiding geven om nader onderzoek naar geur te verrichten. Op basis van bedrijven- en milieuzonering (zie 4.6) is er tevens geen aanleiding om de geurhinder verder te onderzoeken.
Rijksbeleid - Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie
De relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van water worden bij het Rijk opgenomen in het Deltaprogramma. Hierin is voor verschillende thema's beschreven wat het beleid is en hoe het Rijk dat in overleg met overige partners wil gaan bereiken. Het Deltaprogramma bestaat uit verschillende onderwerpen op het gebied van water. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie het meest relevant, omdat hierin de consequenties van de klimaatontwikkelingen voor Nederland zijn opgenomen, evenals de maatregelen die we moeten nemen om 'klimaatadaptief' te worden. Een deel van deze maatregelen zal ruimtelijke impact hebben.
Met 'klimaatadaptief' wordt bedoeld: het klimaatrobuust en klimaatbestendig inrichten van Nederland, gegeven de klimaatontwikkelingen die op ons afkomen. Op basis van de internationale en nationale klimaatmodellen is de verwachting dat het weer in Nederland extremer gaat worden. Dat betekent: meer hevige regenbuien (veel neerslag in korte tijd) en langere periodes met droogte en hitte. Dit heeft consequenties voor de leefbaarheid in steden en dorpen en voor bijna alle (economische) sectoren in Nederland.
Met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen wordt ingespeeld op deze veranderingen waarmee we steden en dorpen leefbaar houden en (economische) schade door wateroverlast, droogte en hitte beperken.
Provinciaal beleid - Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP 2016-2021)
Het PMWP bevat het strategische milieu- en waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Daarnaast is voor het waterdomein ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water, met name voor waterschappen.
De beleidsdoelen zijn ondergebracht in drie integrale thema's: gezonde fysieke leefomgeving, veilige fysieke leefomgeving en groene groei.
De verschillende wateronderwerpen zijn ondergebracht bij deze drie integrale thema's. Deze onderwerpen zijn:
Belangrijke thema's hierbij zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen (waaronder beekherstel en de aanleg van ecologische verbindingszones). Ook vanuit het provinciale beleid is steeds meer aandacht voor een klimaatbestendige stedelijke en landelijke ontwikkeling.
Het PMWP fungeert voor een aantal ruimtelijk relevante wateronderwerpen tevens als structuurvisie.
Provinciaal beleid - Waterbeheerplan waterschap Aa en Maas 2016-2021
Het waterbeheerplan van waterschap Aa en Maas is in afstemming met het PMWP 2016-2021 tot stand gekomen. In het Waterbeheerplan van het waterschap wordt het PMWP verder uitgewerkt en geconcretiseerd. Het waterbeheerplan is opgedeeld in een aantal waterthema's, waarvoor doelen en ambities zijn opgesteld. Deze thema's zijn:
In aanvulling daarop is ook het waterschap bezig het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie te vertalen naar haar eigen beleid.
Het waterschap heeft tevens haar regels vastgelegd in de Keur. Het geeft aan welke plichten er zijn voor activiteiten met betrekking tot het oppervlaktewater, grondwater, en kunstwerken. De Keurregels voor afvoeren van hemelwater bevat richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan worden gebruikt voor het uitvoeren daarvan.
Plannen met een verhardingstoename tot 2,000 m2 worden vrijgesteld van compensatie door waterberging. Het bepalen van de compensatie wordt gedaan conform de rekenregel: benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Deze rekenregel is ook gebruikt voor deze watertoets.
Gemeentelijk beleid - Waterplan Helmond 2012-2015/2018
Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het Waterplan is door de gemeenteraad verlengd voor de periode tot en met 2018 en wordt in 2021 nog steeds gebruikt. Met herziening wordt gewacht in verband met de komst van de omgevingswet.
Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien.
De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015/2021 zijn:
Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzes voor het water aan te geven.
Het onderwerp 'klimaatadaptatie' is benoemd in het programmaplan Duurzame en Gezonde Stad. De gemeente heeft nog geen beleid vastgesteld over dit onderwerp. Naar verwachting wordt in 2021 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Daar waar mogelijk worden klimaatadaptieve maatregelen al wel meegenomen in projecten en plannen.
Oppervlaktewater
In het plangebied ligt de Goorloop. De Goorloop is een belangrijke waterloop met een regionale functie. De Goorloop ontspringt net boven de Strabrechtse Heide en stroomt via onder andere het natuurgebied Sang en Goorkens en het Groot Goor door Helmond noordwaarts richting Warande en Croy.
De Goorloop is aangewezen als waterlichaam op grond van de Kaderrichtlijn Water en heeft de functies beekherstel en ecologische verbindingszone. Het gebied wordt verder niet meegenomen in de planontwikkelingen.
Grondwater
Ondergrondse voorzieningen moeten waterdicht worden aangelegd, indien het verblijfsruimten betreft (eis Bouwbesluit). Als de ondergrondse voorziening geen verblijfsruimte is, is het waterdicht maken niet verplicht op grond van het Bouwbesluit. De gemeente kan echter niet aangesproken worden op het handhaven van een bepaald grondwaterpeil om diepliggende ondergrondse voorzieningen droog te houden. Bij grondwateroverlast is de perceeleigenaar in eerste instantie aan zet om het probleem te verhelpen. Het beleid ten aanzien van grondwateroverlast is vastgelegd in het 'verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2019-2023'. De gemeente zal geen maatregelen treffen om de grondwaterstand permanent te verlagen ten opzichte van het huidige niveau.
Riolering
Er wordt een DWA-stelsel aangelegd die afwatert op het gemengde stelsel.
Voorkeursvolgorde omgaan met regenwater
De voorkeursvolgorde voor het omgaan met regenwater is: hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer. Bij hergebruik kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met een aantal proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de aangescherpte regelgeving maakt het grootschalige hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. In dit plan wordt geen rekening gehouden met hergebruik van regenwater.
Voor de aspecten infiltratie, buffering en afvoer wordt onderstaand aangegeven hoe hiermee omgegaan wordt.
Infiltratie, buffering en afvoer van regenwater
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Voorkomen vervuiling
Uitgangspunt bij elke ruimtelijke ontwikkeling is, dat de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater niet mag verslechteren ten opzichte van de huidige situatie. Waar mogelijk wordt een verbetering nagestreefd. De waterkwaliteit wordt beïnvloed door het (veranderende) ruimtegebruik en het gebruik van bouwmaterialen.
Het nieuwbouwplan brengt wel enige verandering van het huidige ruimtegebruik met zich mee, maar geen sprake is van een geheel andere situatie. Eerder is in de toekomstige situatie sprake van een vergelijkbare met de huidige, waarbij omdat sprake is van nieuwbouw wel rekening kan worden gehouden met de te gebruiken bouwmaterialen.
Bouwmaterialen
De gemeente streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen (koper, zink, lood) om de water- en bodemkwaliteit niet negatief te beïnvloeden. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen en is ook van toepassing op het onderhavige plangebied.
Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat deze het vrijkomende regenwater niet onnodig vervuild en daarom geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt.
Het gebied ligt niet in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied, waardoor er geen extra eisen vanuit de Provinciale Milieuverordening van toepassing zijn.
Gebruik onkruidwerende middelen in groen en op verhardingen
Voor het gebruik van onkruidwerende middelen in groen en op verharding volgt de gemeente Helmond het landelijke beleid. Onkruidwerende middelen worden al sinds enkele jaren niet meer gebruikt in openbaar groen. Voor bestrijding op verhardingen vindt gebruik, voor zover toegestaan, plaats via de DOB-systematiek. Vanaf 2015 vindt bestrijding op verhardingen alleen nog mechanisch plaats, dat wil zeggen: branden, heet water en/of borstelen
Ondergronds bouwen (parkeergarage)
Onderdeel van het planvoornemen is de realisatie van een ondergrondze parkeergarage ter plaatse waar het appartementencomplex is voorzien. De realisatie van deze ondergrondse parkeergarage zal geen significant negatief invloed hebben op de ondergrondse waterhuishouding omdat er geen verontreinigingen in de bodem aanwezig zijn en er in de omgeving reeds andere ondergrondse parkeergarages gerealiseerd zijn, welke vergelijkbaar zijn.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Vanaf 1 januari 2017 geldt hiervoor de Wet natuurbescherming. Deze wet beschermt bepaalde planten- en diersoorten, natuurgebieden en bossen. Verder geldt er op grond van deze wet een algemene zorgplicht voor zowel beschermde als niet-beschermde soorten. Daarnaast zorgt de Wet ruimtelijke ordening voor de bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Het NNN is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden, met bijbehorende Ecologische Verbindingszones (EVZ) die planologisch zijn begrensd. Het netwerk moet natuurgebieden beter met elkaar verbinden om (genetische) uitwisseling van soorten mogelijk te maken. Naast de Wet natuurbescherming en de Wet ruimtelijke ordening kan ook de Algemene Plaatselijke Verordening van toepassing zijn ingeval van bomenkap. Op bomenkap kan ook nog een aanlegvergunningplicht werken en werkzaamheden op grond van het bestemmingsplan van toepassing zijn.
Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, moet worden aangetoond dat in het kader van de huidige natuurwet- en regelgeving van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.
Als onderdeel van deze toelichting is onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de bestemmingsplanwijziging op beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland (NNN)), op het voorkomen van flora en fauna en op de bomenkap.
De resultaten van de uitgevoerde ecologische potentie-inschatting, een zogenaamde quickscan natuur (ODZOB, d.d. 3 december 2020), zijn als rapportage bij deze toelichting gevoegd (zie Bijlage 8). In de rapportage wordt aangegeven welke beschermde planten en dieren mogelijk voorkomen in het plangebied en de te verwachten effecten van de ingreep hierop. Daarnaast is een eerste inschatting gemaakt van het effect van de ingreep op beschermde gebieden en op houtopstanden.
Het plan dient beoordeeld te worden op negatieve effecten voor beschermde gebieden. Dit betreft de Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Daarbij gaat het er om of er ingrepen ín het beschermde natuurgebied plaatsvinden en/of dat er sprake is van een externe werking. Bij externe werking is een ingreep buiten het natuurgebied van invloed op het natuurgebied. Eventuele negatieve effecten worden bij Natura 2000-gebieden getoetst aan de instandhoudingsdoelen, waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. Bij het NNN zijn de wezenlijke kenmerken en waarden van de geraakte natuur onderwerp van toetsing.
Natura 2000
Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura-2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Strabrechtse Heide & Beuven ligt op circa 6,0 km. Het effectbereik van vrijwel alle ingrepen is dusdanig, dat significant negatieve effecten hierdoor op voorhand kunnen worden uitgesloten. Dit betreft dan negatieve effecten door geluid, licht en dergelijke. Voor het effect stikstofdepositie kan dit niet op voorhand worden bepaald. Daarom is hiervoor een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (kenmerk Aeriusbijlage aanlegfase RcgZ1AZ6XQWU en Aeriusbijlage gebruiksfase Rxj7Qenn9rrP, beiden d.d. 3 december 2020). Van het voornemen is de aanlegfase (bouwfase) en de gebruiksfase (na oplevering) met Aerius Calculator versie 2020 doorgerekend. De daarbij gehanteerde uitgangspunten zijn aangegeven bij de toelichting op bladzijde 2 van de betreffende Aeriusbijlage. De berekeningen van zowel aanleg- als gebruiksfase geven als resultaat geen stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden boven de 0,00 mol N/ha/jaar. Dit betekent dat het voornemen niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van natuurlijke habitattypen of de leefgebieden van soorten in Natura 2000-gebieden waarvoor de gebieden zijn aangewezen. In dat geval zijn de instandhoudingsdoelen niet in het geding en is er geen Passende beoordeling (en dientengevolge geen planMER) vanwege stikstof nodig. Ook geldt er geen vergunningplicht Wet natuurbescherming.
De stikstofdepositieberekening maakt als bijlage (zie Bijlage 2 en Bijlage 3) onderdeel uit van deze toelichting.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied overlapt deels met het Natuur Netwerk Brabant (EVZ Goorloop). Dit betekent een effectbeoordeling voor het deel binnen NNB. De provincie Noord-Brabant kent ook een beoordelingsplicht voor een externe werking op NNB, met uitzondering voor effecten door verspreiding van stoffen door de lucht of water (Interim omgevingsverordening art. 3.16). Ingeval van negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de geraakte NNB, geldt er een compensatieplicht (art. 3.22).
Binnen het plandeel dat in NNB ligt, vinden geen ingrepen plaats, zodat er daarmee geen effecten optreden. Daarnaast leidt de voorgenomen ingreep die mogelijk wordt gemaakt met de bestemmingsplanwijziging niet tot een permanente externe werking met een negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden. Hierdoor is het afwegingskader NNB niet van toepassing.
In het kader van de onderzoeksplicht dient het plan beoordeeld te worden op effecten op beschermde soorten. Het plangebied kan namelijk onderdeel zijn van het functioneel leefgebied van deze soorten als rust- en/of verblijfplaats, vliegroute en/of voedselgebied. Door de ingreep kan dit functioneel leefgebied worden verstoord of vernietigd. In dat geval kan er sprake zijn van een overtreding van de verbodsbepalingen en geldt er een ontheffingsplicht op grond van de Wet natuurbescherming. In de quickscan natuur is beoordeeld welk (beschermde) soorten in het plangebied voor (kunnen) komen of dat hiervoor nader soortonderzoek nodig is om dit vast te stellen. Als er verbodsbepalingen worden overtreden, dan is bepaald of een ontheffingsplicht aan de orde is of dat aantoonbaar gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode. In beide gevallen maakt een mitigatieplan onderdeel uit van deze toelichting.
Relevante soorten
De biotoopgeschiktheidsbeoordeling in de Quickscan Natuur (ODZOB, d.d. 3 december 2020, zie Bijlage 8) geeft per soortgroep het volgende resultaat:
Voorgaande betekent dat nader soortonderzoek en ontheffingsplicht niet aan de orde is. Wel geldt er voor alle soorten (ook de niet-beschermde), met bijzonder aandacht voor de grondgebonden zoogdieren en voor amfibieën, dat de algemene zorgplicht in acht moet worden genomen. Ingeval deze diersoorten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden aangetroffen, dient het werk te worden stilgelegd, zodat deze dieren zelf weg kunnen komen. Mocht dit niet lukken, dan dienen de dieren door een ecologisch deskundige te worden weggevangen en in de naastgelegen EVZ weer worden vrijgelaten.
Natuurinclusief
Met betrekking tot gebouw bewonende soorten zoals huismus, gierzwaluw en vleermuizen, wordt aanbevolen om de nieuwbouw natuurinclusief te realiseren. Bij natuurinclusief worden verblijfplaatsen voor deze soorten in het ontwerp van het gebouw geïntegreerd. Dit kan in de vorm van neststenen/nestkasten en vleermuisverblijven die zodanig in het ontwerp zijn verwerkt, dat deze vrijwel niet zichtbaar zijn (zie www.checklistgroenbouwen.nl ). Natuurinclusief bouwen is noodzakelijk voor een duurzame instandhouding van deze soorten. Door sloop van oude gebouwen en door na-isolatie van bestaande bebouwing, dreigt er namelijk een tekort aan verblijfplaatsen. De uitvoering van geïntegreerde verblijfplaatsen vindt plaats conform de Kennisdocumenten van de betreffende soorten.
Ook voor de herinrichting van het openbaar terrein rondom de nieuwbouw, wordt aanbevolen dit natuurinclusief te doen. Concreet betekent dit dat in het beplantings- en verlichtingsplan rekening wordt gehouden met de habitateisen van vogels en vleermuizen, zodat de kwaliteit van het leefgebied voor deze soorten wordt verbeterd.
Op houtopstanden kunnen drie beschermingsregimes van toepassing zijn. Dit is de Wet natuurbescherming onderdeel houtopstanden. Deze is van toepassing op te kappen houtopstanden die onderdeel uit maken van een houtopstand > 1.000 m2 of een bomenrij van > 20 bomen, die buiten de bebouwde kom staan en niet tot de uitzonderingen behoren. Hiervoor geldt een melding- en herplantplicht. Ook kan een boom op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente zijn aangewezen als waardevolle boom of houtopstand. De bomenkap is dan kapvergunningplichtig en kan er ook een herplantplicht gelden. Als derde beschermingsregime kan er een vergunningplicht van toepassing zijn voor werken en werkzaamheden (rooien houtgewas/ verwijderen vegetatie) op grond van het geldende bestemmingsplan. Dit kan ook het geval zijn voor het planten van diepwortelende vegetatie in het kader van een landschappelijke inpassing.
Relevante beschermingsregimes
De 6 bomen binnen het plangebied staan binnen de bebouwde kom Wet natuurbescherming. Daarmee is dit beschermingsregime niet aan de orde. Ook staan deze bomen niet op de gemeentelijke bomenlijst/-kaart als vergunningplichtige bomen. En in het geldende bestemmingsplan is geen vergunningplicht opgenomen voor het rooien van houtgewas (en ook niet voor het planten ervan).
Uit de Quickscan Natuur (ODZOB, d.d.3 december 2020) volgt, dat de relevante natuurbeschermingsregimes waaraan voor dit planvoornemen getoetst dient te worden, de Wet natuurbescherming onderdeel Soorten en onderdeel Natura 2000 zijn.
Op grond van de mogelijke effecten die op kunnen treden ten gevolge van de ingreep die met de bestemmingsplanwijziging mogelijk gemaakt wordt, kan gesteld worden dat deze niet door de relevante natuurregelgeving wordt verhinderd. Verder geldt de algemene zorgplicht ingeval dieren tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen. In dat geval moeten de werkzaamheden worden gestaakt, zodat het dier zelf weg kan komen of als dat niet lukt, dient het dier te worden weggevangen en in de naastgelegen EVZ weer worden vrijgelaten.
Aanbevolen wordt om de nieuwbouw woningen en de openbare ruimte rondom, natuurinclusief in te richten. Daarbij worden verblijfplaatsen voor gebouw bewonende soorten, zoals huismus, gierzwaluw en vleermuizen, geïntegreerd in het gebouwontwerp. Ook wordt dan in het beplantings- en verlichtingsplan rekening gehouden met de habitateisen van deze soorten. Door sloop van oude gebouwen en door na-isolatie van bestaande bebouwing, dreigt er namelijk een tekort aan verblijfplaatsen en gaat door verstening de kwaliteit van het leefgebied van deze soorten achteruit. Voor voorbeelden van natuurinclusief bouwen en inrichten, zie www.checklisgroenbouwen.nl .
Op 13 januari 2009 werden het “Beleidsplan archeologie Eindhoven – Helmond 2008 – 2012” en de “Archeologische Waardenkaart Helmond” (versie 25 november 2008) door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeentelijke archeologische waardenkaart gaf de gebieden aan waar archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of verwacht worden. Het plangebied kreeg hierbinnen geen waarde of verwachting toegekend.
Inmiddels is op 26 september 2017 de “Archeologische beleidskaart 2017” (versie april 2017) door de gemeenteraad vastgesteld. De beleidskaart is feitelijk een actualisering van de waardenkaart van 2009. Ook op deze kaart kreeg het plangebied geen waarde of verwachting toegekend. Bij bodemingrepen of ontwikkelingen op die locaties is archeologisch bodemonderzoek niet nodig.
Echter een aantal jaren geleden, op 28 juni 2013, zijn enkele ontplofte granaten uit de WOII gevonden bij het aanleggen van de Ecozone naast de Goorloop ter plaatse. Wellicht dat er tijdens het uitgraven van de bouwputten meer explosieven of andere militaire zaken tevoorschijn komen. In dat geval gaat het om 'toevalsvondsten'. Indien vondsten of bodemsporen worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs vermoed wordt dat deze van belang zijn voor de historie van Helmond is het verplicht deze te melden. WOII is uiteraard een belangrijk thema voor de geschiedenis van Helmond.“
De erfgoedwet (2016, par. 5.4. art. 5.10) bepaalt dat 'toevalsvondsten' gemeld moeten worden bij de minister, in Helmond kan dat bij het bevoegd gezag (ofwel de gemeentelijk archeoloog).
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding. Het plangebied is volledig onbebouwd en ligt momenteel braak. Er liggen ook geen gemeentelijke of rijksmonumenten in de directe omgeving van het plangebied.
Naast het toetsen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient het bestemmingsplan ook getoetst te worden aan de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het planvoornemen.
Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan (of zoals in dit geval een bestemmingsplan) waarop het betrekking heeft. In welke gevallen kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan is eveneens vastgelegd in de Wro c.q. het Bro. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het verplichte kostenverhaal anderszins is verzekerd.
De nog te ontwikkelen gronden in het plangebied zijn eigendom van de gemeente Helmond en maken deel uit van de gemeentelijke grondexploitatie 'Goorloopzone-Noord'. Omdat de gronden die het hier betreft volledig in eigendom zijn van de gemeente Helmons en zodanig deel uitmaken van de gemeentelijke grondexploitatie Goorloopzone Noord en daarmee voor de gemeente Helmond, conform artikel 6.12 tweede lid Wet ruimtelijke ordening (Wro) het kostenverhaal over de in het ruimtelijke plan begrepen gronden volledig verzekerd is en ok het stellen van nadere eisen en regels omtrent tijdvak/fasering en locatie/uitvoering niet aan de orde is, is het niet nodig om dit plan vergezeld te doen gaan van een in artikel 6.12 eerste lid Wro bedoeld exploitatieplan. Met het beoogde planvoornemen is binnen de grondexploitatie dus rekening gehouden. De gronden worden bouwrijp verkocht conform het grondprijzenbeleid van de gemeente Helmond. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd en is dit planvoornemen economisch uitvoerbaar.
Dit planvoornemen heeft betrekking op de realisatie 12 grondgebonden vrijstaande woningen, een appartementencomplex (bestaande uit 22 tot 24 appartementen) met parkeerkelder en bijbehorende groen-, water- en verkeerskundige voorzieningen, passend binnen het vigerend beleid. Met het planvoornemen wordt een 'open plek' in de bebouwing ten noorden van de Europaweg op passende wijze ingevuld.
Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode is ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.
Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, de regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de gebruiks- en bouwmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en gebaseerd op de regels uit het vigerend bestemmingsplan ('Molenbunders I').
De regels omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen.
Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen. Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 regels gegeven, welke in het plan letterlijk zijn overgenomen.
Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies genoemd. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels (zijnde algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.
Afwijken van de gebruiksregels
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of een afzonderlijke bestemmingsplanherziening.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden
Met een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een werk of werkzaamheid worden verbonden. Onder deze inrichtingsactiviteiten valt niet het bouwen en het gebruiken. Een vergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, ecologische waarden of de groen- en/of waterstructuur. Een vergunningenstelsel kan in specifieke en bijzondere situaties worden opgenomen in verband met bijvoorbeeld het verwijderen van waardevolle boombeplanting.
Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.
De openbare groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, langzaam verkeersvoorzieningen (fiets- en wandelpaden) en onder andere water zijn binnen deze bestemming rechtstreeks toegelaten. Gebouwen mogen niet worden gebouwd, enkel kleine gebouwtjes voor de nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale hoogte van 3 meter . Voor lichtmasten geldt een bouwhoogte van maximaal 6 meter.
Ten behoeve van de grondgebonden woningen en het appartementencomplex is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'ondergronds' en de functiaanduiding 'parkeergarage' is binnen de bestemming 'Wonen' een ondergrondse parkeergarage c.q. parkeerkelder toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn de wegen en straten, pleinen en fiets- en voetpaden gelegen met een functie zowel gericht op verblijf als op de afwikkeling van het bestemmingsverkeer opgenomen. Tevens toegestaan zijn parkeren, speelvoorzieningen en groen. Kleine gebouwtjes voor de nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, verder zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Binnen deze bestemming is de Goorloop gelegen. Het gaat hierbij om waterlopen en waterberging met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals bruggen, dammen en duikers. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
Deze dubbelbestemming geldt voor de Goorloopzone. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van deze bestemming. Ter bescherming van de ecologische waarden van deze gronden is de voorwaarde van een te verkrijgen omgevingsvergunning aanlegactiviteit opgenomen.
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden eveneens een aantal algemene bouwregels. Deze zijn dus niet opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen.
In dit artikel is een bepaling opgenomen waarin het wordt verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en
Behalve de specifieke afwijkingsregels, opgenomen binnen de bestemmingsregels, kent het plan ook een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden. Deze bevoegdheden hebben als doel om flexibel te kunnen inspelen op afwijkingen en overschrijdingen van beperkte aard of omvang.
De specifieke en algemene wijzigingsbevoegdheden hebben als doel het bestemmingsplan van flexibiliteit te voorzien. Via gedeeltelijke planwijziging, zoals bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, kan worden besloten tot wijziging van het plan, zonder dat daarvoor een normale (integrale) herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is.
In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.
In dit artikel is een bepaling opgenomen waarmee de uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard is geregeld.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.
Op 28 januari 2021 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening gepubliceerd waarin is aangegeven dat er voor dit gebied een nieuwe bestemmingsplan in voorbereiding is.
In het kader van het wettelijk overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening is dit bestemmingsplan voor advies toegezonden naar de vaste vooroverleginstanties. De Provincie Noord-Brabant en het Waterschap Aa en Maas hebben aangegeven ieder een opmerking op het voorontwerpbestemmingsplan te hebben. Deze zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van de opmerking van de provincie is paragraaf 3.3 toggevoegd. Het betreft het regionaal afsprakenkader met de verantwoording ten aanzien van de Brainport principes zodat het voldoet aan deze regionale afspraken. In de waterparagraaf is naar aanleiding van de opmerking in paragraaf 5.1.3 onder Infiltratie, buffering en afvoer van regenwater aangegeven dat sprake is van vertraagde afvoer door middel van een knijpconstructie.
De veiligheidsregio Brabant-Zuidoost heeft aangegeven een aanvullende opmerking te hebben ten aanzien van risicocommunicatie, maar is verder akkoord. De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van de toelichting.
In het kader van de procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 2 juli 2021 tot en met 12 augustus 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In totaal zijn er 3 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn ongegrond en hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan bij de vaststelling. Er zijn alleen enkele tekstuele aanpassingen in de toelichting verwerkt ter verduidelijking.
Het bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 14 december 2021 ongewijzigd vastgesteld.