direct naar inhoud van Regels
Plan: 't Hout-Hoofdstraat 176 e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0794.1300BP230010-2000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan''t Hout-Hoofdstraat 176 e.o.' met identificatienummer NL.IMRO.0794.1300BP230010-2000 van de gemeente Helmond;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis gebonden beroep - waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;

1.4 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.10 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, verhandelen en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.13 beroepsmatig gebruik van de woning:

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.24 bruto vloeroppervlak (bvo):

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 huishouden:

de bewoning van een woning door één persoon dan wel door meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.29 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.30 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.31 maatschappelijke voorzieningen:

openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, godsdienstuitoefening, verenigingsleven, onderwijs, volksgezondheid, sport en cultuur, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.32 maatvoeringsvlak:

het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt;

1.33 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.34 onderdoorgang:

een openbare weg of pad onder een gebouw;

1.35 ondergeschikte horeca:

horeca als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht qua aard, omvang en verschijningsvorm duidelijk ondergeschikt is aan de toegestane hoofdfunctie;

1.36 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.38 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.39 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.40 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische / pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 verpleeghuiswoning:

een woning of wooneenheid binnen het woonzorgcentrum waarbij minimaal één van de bewoners op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem een geïndiceerde zorgbehoefte heeft en bij zijn dagelijks functioneren afhankelijk is van 24-uurszorg.

1.42 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.43 waterberging:

een gebied of een voorziening waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment

1.44 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.45 wonen:

het bewonen van een woning of als zodanig bestemd gebouw;

1.46 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.47 woonzorgcentrum:

een eenheid van verpleeghuiswoningen en zorgwoningen en daarbij behorende zorgondersteunende voorzieningen ten behoeve van de bewoners van het woonzorgcentrum, in hetzelfde gebouw of complex van gebouwen;

1.48 zorgondersteunende voorzieningen:

voorzieningen binnen het woonzorgcentrum voor de ondersteuning bij het dagelijks functioneren van de bewoners van het woonzorgcentrum. Hieronder worden in elk geval verstaan: recreatieruimten ten behoeve van dagbesteding, behandelruimten, ruimten voor verplegend en verzorgend personeel en overige ruimten voor personeel, bijvoorbeeld voor administratie en dergelijke;

1.49 zorgwoning:

een woning of wooneenheid binnen het woonzorgcentrum waarvan minimaal één van de bewoners een, op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem, geïndiceerde zorgbehoefte heeft, waarbij die benodigde zorg wordt geleverd door het woonzorgcentrum en waarbij de benodigde zorg ook door minimaal één van de bewoners daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.5 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld ter plaatse van die hoofdtoegang.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, waaronder in elk geval wordt begrepen een woonzorgcentrum met maximaal 147 wooneenheden bestaande uit minimaal 81 verpleeghuiswoningen en maximaal 66 zorgwoningen;
  • b. wonen, met een maximum van 54 woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een (half)verdiept gelegen parkeergarage;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. (ontsluitings)wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen en nutsvoorzieningen, duurzaamheidsvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, speelvoorzieningen paden en overige verhardingen.

3.2 Nadere bepalingen

Voor de in artikel 3.1 onder a. en b. genoemde maatschappelijke voorzieningen en woningen gelden de volgende nadere bepalingen:

  • a. het totale aantal verpleeghuiswoningen, zorgwoningen en woningen samen bedraagt niet meer dan 201;
  • b. van de maximaal te realiseren 54 woningen moet 85% als sociale huurwoning worden gerealiseerd.
3.3 Bouwregels
3.3.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen bouwvlakken;
  • b. de bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de vrije ruimte onder het gebouw minimaal 4 m ten opzichte van maaiveld te bedragen;
  • e. indien er sprake is van een halfverdiepte parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' dan dient deze te zijn voorzien van volledig dichte gevels ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dichte wand 3';
  • f. de maximale bouwdiepte van een (half)verdiepte parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' bedraagt 3 m, met dien verstande dat een doorrijhoogte van minimaal 2,3 m gerealiseerd dient te worden;
  • g. een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat is of wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020', vastgesteld op 23 januari 2020, of een vervangend/herziene beleidsdocument dat in werking is getreden op het moment van verlening van de omgevingsvergunning en dat deze parkeerplaatsen ook als zodanig in stand worden gehouden.
3.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - afscherming' is een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de ondersteuning van groen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Wonen
  • 1. Wonen, zoals bedoeld in artikel 3.1 onder a. en b. is uitsluitend toegestaan, voor zover de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, tenzij de gevels worden uitgevoerd als dove gevels.
  • 2. Een aan huis gebonden beroep is toegestaan bij een woning mits:
    • a. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning dan wel in ieder geval niet meer bedraagt dan 60 m²;
    • b. door de beroepsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
    • c. er geen detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
    • d. de beroepsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
3.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. detailhandel of groothandel;
  • c. horeca, behoudens ondergeschikte horeca.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting - trillingen
  • 1. Bebouwen van gronden binnen 100 meter van de spoorlijn is uitsluitend toegestaan indien op basis van nader onderzoek en metingen ter plaatse kan worden voldaan aan de SBR richtlijn deel B. Een trillingsonderzoek te worden uitgevoerd dat de volgende onderwerpen bevat:
    • a. een beschrijving van de gebruikte prognosemethode;
    • b. de gehanteerde uitgangspunten voor de prognose;
    • c. de geprognosticeerde waarden voor Vmax en Vper;
    • d. een beschouwing over de betrouwbaarheid van de geprognosticeerde trillingssterkte;
    • e. een beoordeling van de trillingssterkte Vmax en Vper in relatie tot de genoemde streef- en grenswaarden uit sublid 3.3.3 onderdeel 2 en 3;
    • f. in geval van een overschrijding van de streef- of grenswaarden uit sublid 3.3.3 onderdeel 2 en 3 : een omschrijving van de mogelijk te voeren trillingsreducerende maatregelen inclusief hun effect op de trillingssterkte Vmax en Vper;
    • g. een beoordeling en beschouwing van de trillingssterkte (Vmax, eventueel Vper) na toepassing van de trillingsreducerende maatregelen.
  • 2. Bij het ontwerp van de nieuwbouw (inclusief eventuele trillingsreducerende maatregelen) dient er naar gestreefd te worden dat de trillingssterkte Vmax en Vper kleiner zijn dan de streefwaarden uit SBR richtlijn B voor een nieuwe situatie:
    • a. dag- en avondperiode: A1 = 0,1  A2 = 0,4  A3 = 0,05;
    • b. nachtperiode: A1 = 0,1  A2 = 0,2  A3 = 0,05;
  • 3. Bij het ontwerp van de nieuwbouw (inclusief eventuele trillingsreducerende maatregelen) dient de trillingssterkte Vmax en Vper kleiner te zijn dan de grenswaarden:
    • a. dag- en avondperiode: A2 = 0,8  A3 = 0,1;
    • b. nachtperiode: A2 = 0,4  A3 = 0,1.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting - realisatie en instandhouding groene afscherming

De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 onder a. indien ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afscherming' en 'specifieke vorm van groen - groene afscherming' binnen deze bestemming of binnen de bestemming 'Groen' een groene afscherming van voldoende omvang is gerealiseerd en deze in stand wordt gehouden. Er is sprake van een afscherming van voldoende omvang indien:

  • a. afschermende beplanting is aangebracht over de volledige breedte van de aanduiding, in de vorm van (lei)bomen die uitgroeien tot een hoogte van ten minste 5 meter;
  • b. deze (lei)bomen mogen ondersteund worden middels een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarbij het bepaalde in 3.3.2 sub b. van toepassing is.
3.4.5 Voorwaardelijke verplichting - dichte wand

Een (half)verdiepte parkeergarage (ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage') mag enkel als zodanig gebruikt worden indien ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dichte wand 3' de gevel ter hoogte van de parkeergarage volledig dicht wordt uitgevoerd en als zodanig in stand wordt gehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Andere samenstelling typen woningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van een andere samenstelling in type woningen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het aantal verpleeghuiswoningen bedraagt nooit minder dan 36;
  • b. het totale aantal verpleeghuiswoningen en zorgwoningen tezamen bedraagt nooit minder dan 81;
  • c. het totale aantal verpleeghuiswoningen, zorgwoningen en woningen samen bedraagt nooit meer dan 201;
  • d. bij de aanvraag wordt aangetoond dat is of wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020', vastgesteld op 23 januari 2020, of een vervangend/herziene beleidsdocument dat in werking is getreden op het moment van verlening van de omgevingsvergunning en deze parkeerplaatsen ook als zodanig in stand worden gehouden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • c. waterlopen, waterpartijen, wateropvang en infiltratievoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. calamiteitenroute voor hulpdiensten;
  • f. leidingen en openbare nutsvoorzieningen.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - afscherming' is een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de ondersteuning van groen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning bomen en andere houtopstanden te vellen, rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben.

4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.3.1 wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de klimaatadaptieve functie.

Artikel 5 Verkeer - verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het bestemmingsverkeer;
  • c. groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
  • e. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m2;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in maximaal 20 woningen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een ontsluiting(sweg);
  • c. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen en openbare nutsvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen paden en overige verhardingen.

6.2 Nadere bepalingen

Voor de in lid 6.1 onder a. genoemde woningen gelden de volgende nadere bepalingen:

  • a. van de te realiseren 20 woningen moet 100% als sociale huurwoning worden gerealiseerd.
6.3 Bouwregels
6.3.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. woningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen uitgesloten';
  • c. er mogen maximaal 20 woningen worden gerealiseerd;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' dient de gevel van de derde bouwlaag als een dove gevel te worden uitgevoerd;
  • f. indien de eerste bouwlaag van het gebouw wordt ingericht ten behoeve van inpandig parkeren, of indien onder het gebouw op maaiveldniveau geparkeerd wordt, dient deze (inpandige) parkeerplaats te zijn voorzien van volledig dichte wanden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dichte wand 1' en 'specifieke bouwaanduiding - dichte wand 2';
  • g. een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat is of wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen, conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen Helmond 2020', vastgesteld op 23 januari 2020, of een vervangend/herziene beleidsdocument dat in werking is getreden op het moment van verlening van de omgevingsvergunning en dat deze parkeerplaatsen ook als zodanig in stand worden gehouden.
6.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3.1 sub f. om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dichte wand 1' andere akoestische bron-, overdracht- en/of ontvangermaatregelen te treffen, indien daarmee uit akoestisch onderzoek is gebleken dat op de omliggende direct naastgelegen woningen aan de pastoor Verbeekstraat wordt voldaan aan de normen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer door de in lid 6.3.1. sub f. genoemde parkeerplaats.
  • 2. Indien ten behoeve van het bepaalde onder 1. noodzakelijk is om binnen deze bestemming een hoger bouwwerk geen gebouw zijnde te plaatsen dan is toegestaan in 6.3.2, dan kan het bevoegd gezag ook van die toegestane bouwhoogten afwijken, mits het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Wonen
  • 1. Wonen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • 2. Een aan huis gebonden beroep is toegestaan mits:
    • 1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning dan wel in ieder geval niet meer bedraagt dan 60 m²;
    • 2. door de beroepsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
    • 3. er geen detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
    • 4. de beroepsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
6.5.2 Ontsluiting

Een ontsluiting(sweg) voor gemotoriseerd verkeer is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

6.5.3 Voorwaardelijke verplichting - trillingen
  • 1. Bebouwen van gronden binnen 100 meter van de spoorlijn is uitsluitend toegestaan indien op basis van nader onderzoek en metingen ter plaatse kan worden voldaan aan de SBR richtlijn deel B. Een trillingsonderzoek te worden uitgevoerd dat de volgende onderwerpen bevat:
    • a. een beschrijving van de gebruikte prognosemethode;
    • b. de gehanteerde uitgangspunten voor de prognose;
    • c. de geprognosticeerde waarden voor Vmax en Vper;
    • d. een beschouwing over de betrouwbaarheid van de geprognosticeerde trillingssterkte;
    • e. een beoordeling van de trillingssterkte Vmax en Vper in relatie tot de genoemde streef- en grenswaarden uit sublid 6.3.3 onderdeel 2 en 3;
    • f. in geval van een overschrijding van de streef- of grenswaarden uit sublid 6.3.3 onderdeel 2 en 3: een omschrijving van de mogelijk te voeren trillingsreducerende maatregelen inclusief hun effect op de trillingssterkte Vmax en Vper;
    • g. een beoordeling en beschouwing van de trillingssterkte (Vmax, eventueel Vper) na toepassing van de trillingsreducerende maatregelen.
  • 2. Bij het ontwerp van de nieuwbouw (inclusief eventuele trillingsreducerende maatregelen) dient er naar gestreefd te worden dat de trillingssterkte Vmax en Vper kleiner zijn dan de streefwaarden uit SBR richtlijn B voor een nieuwe situatie:
    • a. dag- en avondperiode: A1 = 0,1  A2 = 0,4  A3 = 0,05;
    • b. nachtperiode: A1 = 0,1  A2 = 0,2  A3 = 0,05;
  • 3. Bij het ontwerp van de nieuwbouw (inclusief eventuele trillingsreducerende maatregelen) dient de trillingssterkte Vmax en Vper kleiner te zijn dan de grenswaarden:
    • a. dag- en avondperiode: A2 = 0,8  A3 = 0,1;
    • b. nachtperiode: A2 = 0,4  A3 = 0,1.
6.5.4 Voorwaardelijke verplichting - geluidwering

Het gebruik van woningen is uitsluitend toegestaan indien de gevels van de woningen die zijn gericht naar de aanduiding 'gevellijn' zijn uitgevoerd met een geluidwering van ten minste 27 dB(A) en indien deze gevels ook als zodanig in stand worden gehouden.

6.5.5 Voorwaardelijke verplichting - dichte wand

Een parkeerterrein op de eerste bouwlaag, danwel op maaiveldniveau onder een gebouw, mag enkel als zodanig gebruikt worden indien ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dichte wand 1' en 'specifieke bouwaanduiding - dichte wand 2' de gevel ter hoogte van het parkeerterrein volledig dicht wordt uitgevoerd en als zodanig in stand wordt gehouden of indien gebruik gemaakt is van de afwijkingsbevoegdheid zoals genoemd onder 6.4 andere bron-, overdracht- en/of ontvangermaatregelen zijn genomen en als zodanig in stand worden gehouden.

6.5.6 Voorwaardelijke verplichting - dove gevel

Het gebruik van woningen is uitsluitend toegestaan indien de gevel, zoals aangeduid op de planverbeelding als 'dove gevel' ter plaatse van de derde bouwlaag van het gebouw als een dove gevel is uitgevoerd en ook als zodanig in stand wordt gehouden.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Gevelwering

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.5.4 en toestaan dat de geluidwering van één of meer (delen van) de gevel van woningen minder bedraag dan 27 dB(A), indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat, al dan niet na het treffen van maatregelen, de binnenwaarde in de geluidgevoelige ruimten in de woning ten gevolge van de geluidemissie vanwege de representatieve bedrijfssituatie van de naastgelegen bakkerij op perceel sectie T nummer 4950, ten minste voldoet aan:

  • a. voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau: een waarde van 35 dB(A) in de dagperiode, 30 dB(A) in de avondperiode en 25 dB(A) in de nachtperiode;
  • b. het maximaal geluidniveau: een waarde van 55 dB(A) in de dagperiode, 50 dB(A) in de avondperiode en 45 dB(A) in de nachtperiode.

Artikel 7 Waarde - archeologie hoog

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde Archeologie- hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte hoge archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Binnen het gebied als bedoeld in lid 7.1 mag niet gebouwd worden, uitgezonderd:

  • a. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
  • b. bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding/oprichting van een hoofdgebouw met een maximum oppervlakte van 100 m² waarbij dieper dan 0,50 m¹ ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
  • c. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 100 m² en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in 7.1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

  • a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
  • b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
  • c. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen;
  • d. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
7.4 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

7.5 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit
7.5.1 Vergunningplicht

Het is op of in deze gronden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • e. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
  • h. het aanbrengen van verhardingen.

De werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken en werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

7.5.2 Weigeringsgrond

Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden wordt aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

7.5.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

  • a. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m worden geroerd;
  • b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een maximum oppervlakte van 100 m² en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

  • 1. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan;
  • 2. Voor het uitvoeren van ondergrondse bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden geen beperkingen.
  • 3. Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen, voor zover er in de overige artikelen geen specifieke bouwregels zijn opgenomen, gelden de volgende bepalingen:
    • a. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan onder gebouwen, uitgezonderd de zichtbare delen van de ondergrondse gebouwen;
    • b. de verticale diepte mag ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

10.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. stort- en/of opslagplaats van brand- en explosiegevaarlijke stoffen, waaronder begrepen consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk alsmede detailhandel in consumenten-, professioneel- en theatervuurwerk;
  • d. een seksinrichting, dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • e. een coffeeshop;
  • f. een amusementshal voor speel- en gokautomaten;
  • g. een kienhal;
  • h. een casino;
  • i. het toevoegen van verharding in strijd met het bepaalde in lid 10.3
10.3 Voorwaardelijke verplichting - waterberging

De gronden binnen het plangebied mogen niet in gebruik genomen worden als niet voorafgaand aan of gelijktijdig met het aanbrengen van de verharding (hieronder is tevens het bouwen van bouwwerken begrepen) binnen het plangebied een waterhuishoudkundige voorziening met voldoende bergingscapaciteit is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Een voorziening heeft voldoende bergingscapaciteit als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. als een oppervlakte van ten minste 10% van de toegenomen oppervlakte aan verharding kan worden aangewend voor waterberging, waarbij de benodigde bergingscapaciteit als volgt wordt berekend: benodigde bergingsapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x 0,06;
  • b. de voorziening moet worden aangesloten op een bestaand watersysteem.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. in het plan genoemde bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van deze maten;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad en;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijzigen van het plan

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad en;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 't Hout-Hoofdstraat 176 e.o..