Plan: | Paraplubestemmingsplan Zorgvuldige veehouderij |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0794.0000BP170159-2000 |
De artikelen van dit plan hebben uitsluitend betrekking op de volgende bestemmingsplannen:
Plan | Vaststellingsdatum | IMRO-code |
Buitengebied Helmond | 26-4-2011 | NL.IMRO.0794.0000BP080198-5000 |
Buitengebied Helmond - gedeeltelijke herziening | 26-6-2012 | NL.IMRO.0794.0000BP110145-4000 |
Dierdonk I | 29-3-2016 | NL.IMRO.0794.1900BP140043-2000 |
Medevoort Noord | 1-10-2013 | NL.IMRO.0794.2100BP110194-4000 |
Berkendonk I | 5-11-2013 | NL.IMRO.0794.1800BP120159-2000 |
Medevoort Zuid | 5-3-2013 | NL.IMRO.0794.2100BP110048-4000 |
De regels van dit plan zijn een herziening van de in artikel 1.1 genoemde bestemmingsplannen met inbegrip van de wijzigingen, uitwerkingen en herzieningen die naar deze bestemmingsplannen verwijzen.
Door de herziening geldt dat de regels van de in artikel 1.1 genoemde bestemmingsplannen:
Voor het overige blijven de betreffende bestemmingsplannen, met inbegrip van de wijzigingen, uitwerkingen en herzieningen die naar deze bestemmingsplannen verwijzen, onverminderd van toepassing, met in achtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van dit plan.
In deze regels wordt verstaan onder:
Het bestemmingsplan Paraplubestemmingsplan Zorgvuldige veehouderij met identificatienummer NL.IMRO.0794.0000BP170159-2000 van de gemeente Helmond.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
De geurbelasting van alle veehouderijen samen op enige locatie.
Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan:
mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
Bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2.4.1 en 2.4.2 wordt in artikel 3 onder 'bestaand' verstaan:
tenzij in dit plan anders is bepaald.
De geurbelasting van alle veehouderijen samen op enige locatie.
Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daarbij behorende voorzieningen.
Een gebouw, dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikten waar deze functie juridisch-planologisch is toegestaan.
Veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij': een veehouderij die voldoet aan één van de voorwaarden, zoals neergelegd in de 'Nadere regels Verordening Ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij' van 15 juli 2015 en haar eventuele rechtsopvolgers.
Het verplaatsen van een bestaande veehouderij van het ene agrarisch bestemmingsvlak naar een ander agrarisch bestemmingsvlak.
Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapen-houderij.
Een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer, met uitzondering van bedrijven of delen daarvan:
De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
De projectie van een agrarisch bestemmingsvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bestemmingsvlak. Nieuwvestiging kan betrekking hebben op het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf in twee of meer bestemmingsvlakken, dan wel het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf naar een nieuw bestemmingsvlak.
Geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene type veehouderij naar de andere type veehouderij.
Gebied zoals bedoeld en aangeduid in de Verordening ruimte Noord-Brabant waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen.
Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
Betreft de hervestiging en nieuwvestiging van een veehouderij.
Veehouderij die door het treffen van maatregelen onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
De toename van de oppervlakte van dierenverblijven van een veehouderij, zoals legaal aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan dan wel zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning, is niet toegestaan. In dit artikel wordt onder 'toename van de oppervlakte ten behoeve van dierenverblijven' eveneens verstaan: de gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen als dierenverblijf.
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.1.1 geldt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' dat de toename van de oppervlakte gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en), en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet mag toenemen ten opzichte van de omvang van de bebouwing, die:
met dien verstande dat deze aanvulling van het bepaalde in artikel 3.1.1 niet geldt voor grondgebonden veehouderijen.
In afwijking het bepaalde in de artikelen 3.1.1 en 3.1.2 geldt dat de oppervlakte van dierenverblijven voor geitenhouderijen niet mag toenemen ten opzichte van de omvang van de dierenverblijven, die:
Vestiging van een veehouderij en/of de omschakeling is niet toegestaan.
Uitbreiding van een bestaande veehouderij is niet toegestaan.
Dieren binnen een veehouderij mogen -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
Het bewerken van dierlijke mest is niet toegestaan.
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.3 ten behoeve van de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij, mits deze is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 7 juli 2017 mag worden gehouden.
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.4 ten behoeve van het toestaan van het bewerken van mest, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen de in artikel 1.1 genoemde bestemmingsplannen wijzigen ten behoeve van de toename van de oppervlakte van dierenverblijven van een veehouderij, mits:
1. | het bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij gelegen in een stalderingsgebied is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd; | ||||
2. | de oppervlakte van de sanering als bedoeld in sub h onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte die met de hervestiging of omschakeling in gebruik wordt genomen; | ||||
3. | de sanering als bedoeld in sub h onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de hervestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling; | ||||
waarbij onder bestaand dierenverblijf wordt verstaan: een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren. |
Burgemeester en wethouders kunnen de in artikel 1.1 genoemde bestemmingsplannen wijzigen ten behoeve van de hervestiging van een veehouderij of de omschakeling of de uitbreiding van een bestaande veehouderij, mits:
1. | het bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of door herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd; | |||||
2. | de oppervlakte van de sanering als bedoeld in sub l onder 1 tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte die met de hervestiging of omschakeling in gebruik wordt genomen; | |||||
3. | de sanering als bedoeld in sub l onder 1 plaatsvindt in directe samenhang met de hervestiging of omschakeling naar hokdierhouderij en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling; | |||||
waarbij onder bestaand dierenverblijf wordt verstaan: een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren. |
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 4.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 4.1.1 met maximaal 10%.
Artikel 4.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 4.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 4.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 4.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Paraplubestemmingsplan Zorgvuldige veehouderij.