direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Nieuwkuikseweg 17, Helvoirt
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.OV1400HVTNWKSEWG17-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Op het perceel aan de Nieuwkuikseweg 17 te Helvoirt staat een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij die wordt gebruikt als bedrijfswoning bij de op het terrein gevestigde paardenhouderij. De langgevelboerderij maakt deel uit van het landgoed "Het Hoendernest". De eigenaar, en tevens bewoner van het boerderijgebouw, heeft de wens om het gehele gebouw als woning te gebruiken. Dit is echter in strijd met het vigerend bestemmingsplan, aangezien de inhoud van de langgevelboerderij meer bedraagt dan het maximaal toegestane volume van 750 m³.

De gemeente Haaren heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van het afgeven van een omgevingsvergunning in afwijking van het vigerend planologisch regime. Voor een zodanige activiteit (gebruik in strijd met het vigerende bestemmingsplan) kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Voorliggend rapport betreft de ruimtelijke onderbouwing, waarin zowel een ruimtelijke, planologische, (milieu)technische als een economische afweging zijn opgenomen. Het initiatief wordt in het vervolg van dit rapport "het project" genoemd.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV1400HVTNWKSEWG17-VA01_0001.jpg"

topografische situatie 

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend project ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV1400HVTNWKSEWG17-VA01_0002.jpg"

kadastrale situatie

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Haaren, sectie E, nummer 1076.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 10.060 m². De gronden zijn eigendom van J.A.A. Koehorst.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 9 juli 2009;
  • onherroepelijk d.d. 9 januari 2012.

Toetsing van het project aan het vigerende bestemmingsplan
De bestemming 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden 2' is relevant voor onderhavig project. Met name is artikel 5.2.3, onder b van belang. Daarin staat dat de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 750 m³ mag bedragen. De inhoud van het pand bedraagt circa 1.400 m3. Het is dus niet toegestaan het hele pand als bedrijfswoning te gebruiken.

Conclusie
Het gebruik van het hele pand als bedrijfswoning is niet mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan, omdat niet wordt voldaan aan de bouwregels. Om deze reden wordt een procedure voor een omgevingsvergunning in afwijking van het vigerend planologisch regime doorlopen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.OV1400HVTNWKSEWG17-VA01_0003.jpg"

plangebied en omgeving

Het plangebied ligt aan de Nieuwkuikseweg ten zuiden van de kern Cromvoirt en ten noorden van Helvoirt. De route Nieuwkuikseweg-Helvoirtsestraat is de belangrijkste verbindingsroute tussen deze twee dorpen. De bebouwing langs deze route kenmerkt zich door een menging van de burgerwoningen, agrarische en niet-agrarische bedrijven.

De bebouwing aan de Nieuwkuikseweg 17 behoort tot het landgoed "Het Hoendernest", dat sinds 2005 de officiële landgoedstatus heeft. De boerderij Nieuwkuikseweg 17 wordt door de gemeente aangemerkt als een langgevelboerderij met een cultuurhistorische waarde, maar is geen gemeentelijk of rijksmonument. Ten behoeve van het verkrijgen van de landgoedstatus en een uitbreiding van de woonbestemming bij het adres Hoenderstraat 10, heeft een deel van de gronden een natuurbestemming gekregen. Op grote delen is reeds natuur aangelegd in de vorm van bos, struweel en (gras)ruigten. In paragraaf 3.3 wordt hier verder op ingegaan.

Naast de langgevelboerderij staat op het perceel bebouwing ten behoeve van een (kleinschalige) paardenhouderij. Ook zijn er rijbakken en andere voorzieningen voor de paardenhouderij.

Het boerderijgebouw bestaat uit één laag met een kap met wolfseinden. Het gebouw heeft een oppervlakte van circa 225 m² en een inhoud van circa 1.400 m³.

Hoofdstuk 3 Project

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke project.

3.1 Functies

De aanwezige paardenhouderij blijft bestaan. Deze is reeds beperkt in de uitbreidingsmogelijkheden door een eerdere verkleining van het agrarische bouwvlak. Het boerderijgebouw wordt gebruikt als bedrijfswoning bij deze paardenhouderij.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is binnen de langgevelboerderij een bedrijfswoning toegestaan met een inhoud tot 750 m³. Het initiatief betreft de uitbreiding van de woonfunctie, zodat het gehele gebouw bewoond kan worden. Er worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd. Ook de bestemming 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden 2' met het bouwvlak blijft ongewijzigd.

3.2 Verkeer en parkeren

De bestaande boerderij blijft behouden. Op basis van het vigerende bestemmingsplan mag slechts een deel van het pand als bedrijfswoning worden gebruikt. In de toekomst krijgt het hele pand een woonfunctie. Het initiatief leidt dus niet tot extra verkeersbewegingen of een grotere parkeerdruk, omdat er geen nieuwe woningen worden gerealiseerd.

3.3 Landschapsinvestering

Naar aanleiding van het uitgangspunt ten aanzien van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 2.2 van de Verordening ruimte 2012 (zie paragraaf 4.2.2) en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken, heeft de gemeente Haaren op 21 februari 2013 de Regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Haaren' vastgesteld.

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals bedoeld in artikel 2.2 van de Verordening in relatie tot voorliggend initiatief. Aan de orde komen:

  • mate van kwaliteitsverbetering;
  • wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie);
  • zekerstelling kwaliteitsverbetering.

3.3.1 Mate van kwaliteitsverbetering

In de gemeentelijke Regeling is opgenomen dat de basisinspanning voor de kwaliteitsverbetering 20% bedraagt van de waardevermeerdering van de grond. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond op basis van het vigerende bestemmingsplan en de waarde op basis van het nieuwe bestemmingsplan, uitgedrukt in euro's. De gemeente Haaren heeft een vaste m²-prijs vastgesteld voor de diverse functies, een zogenaamd 'forfaitair bedrag'.

Op 27 oktober 2011 is het bestemmingsplan "Hoenderstraat" vastgesteld. Dit bestemmingsplan betrof een vergroting van de woonbestemming met een oppervlakte van 1.454 m² op het adres Hoenderstraat 10. Dit om de bouw van een onderhoudsschuur mogelijk te maken. In het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap is toen een deel van het agrarisch bouwvlak voor de paardenhouderij aan de Nieuwkuikseweg 17 opgeheven. De bestemming 'Natuur' is daarvoor in de plaats gekomen.

Ruimtelijk behoort voorliggend initiatief derhalve bij de eerdere ontwikkelingen aan de Hoenderstraat 10. Daarom wordt voor de berekening van de benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap de waardeontwikkeling van beide locaties samen genomen.

In bijlage 1 zijn de in de berekening opgenomen gronden en de uitgebreide berekening van de benodigde landschapsinvestering weergegeven. Hieruit volgt dat de vereiste landschappelijke kwaliteitsverbetering € 60.126,- bedraagt.

3.3.2 Wijze van kwaliteitsverbetering

De kwaliteitsverbetering moet rechtstreeks gerelateerd zijn aan het project of passen binnen een voorgenomen gemeentelijke ontwikkeling ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap.
Bij het bepalen van de omvang van de fysieke prestatie worden niet alleen de kosten van de aanleg in ogenschouw genomen, zoals de verwerving van de gronden c.q. de waarde van de ingebrachte gronden en het feitelijk realiseren van het groen (planvorming, arbeid, materialen), maar ook de onderhouds- en beheerkosten voor een periode van tien jaar (bestemmingsplanperiode conform de Wro).

De fysieke prestatie voor voorliggend plan betreft het omzetten van een bestemming Agrarisch - bouwvlak in de bestemming Natuur. Uit de berekening in bijlage 1 volgt dat dit een waarde vertegenwoordigt van €136.728,-.

Geconcludeerd kan worden dat met een (gerealiseerde) investering van €136.728,- ruimschoots aan de vereiste investering van € 60.126,- wordt voldaan.

3.3.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering

Gelet op de Verordening ruimte 2012 moet bij het nemen van een ruimtelijk besluit (i.c. het vaststellen van het wijzigingsplan) aangetoond zijn, dat wordt voldaan aan het principe van kwaliteitsverbetering van het landschap. De tegenprestatie, het omzetten van de bestemming Agrarisch in de bestemming Natuur, is reeds gerealiseerd met het vaststellen van het bestemmingsplan "Hoenderstraat".

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het project getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Voorliggend initiatief raakt geen van deze nationale belangen.

Conclusie
Het project is niet in strijd met c.q. past binnen het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het project.

4.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte Noord-Brabant.

Het project wordt aan deze twee documenten getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Analyse
Het plangebied ligt binnen de groenblauwe mantel. Het huidige gebruik, namelijk een (kleinschalige) paardenhouderij met bedrijfswoning, past hierbinnen. Dit gebruik blijft ongewijzigd.

Conclusie
Onderhavig project past in het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte

Op 1 juni 2012 is de Verordening ruimte 2012 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Het project ligt in het buitengebied van de gemeente Haaren en betreft de vergroting van de maximaal toegestane inhoud van een reeds bestaande woning. Voor een dergelijke ruimtelijke ontwikkeling geldt conform de Verordening ruimte een zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.1) en een kwaliteitsverbetering van het landschap (artikel 2.2). Hieronder wordt het project aan deze artikelen van de Verordening ruimte getoetst.

"Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De toelichting bij dat plan bevat daaromtrent een verantwoording.
  • 2. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat:
    • a. ingeval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van een locatie waarop het geldende bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken toestaat, behoudens ingeval in deze verordening anders is bepaald;
    • b. uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden.
  • 3. Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid een verantwoording waaruit blijkt dat:
    • a. in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de waterhuishouding, de bodemkwaliteit, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden alsmede de op grond van deze verordening toegelaten ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden;
    • b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, in het bijzonder wat betreft de omvang van de beoogde bebouwing, past in de omgeving;
    • c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, waaronder openbaar vervoer, is verzekerd, een en ander onder onverminderd hetgeen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in deze verordening is bepaald.
  • 4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op een uitwerking van een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de wet."

Analyse

Ad 1
De paragrafen 3.3 en 5.2.2 in deze toelichting bevatten een verantwoording over de wijze waarop zorg wordt gedragen voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad 2a
Het project betreft het toestaan van een grotere inhoud dan de reeds toegestane 750 m³ voor een bestaande woning. De woning is een cultuurhistorisch waardevol pand op een landgoed en is het behouden waard. Er vinden geen ruimtelijke ingrepen plaats aan de woning. Er is sprake van zuinig ruimtegebruik.

Ad 2b
De historische woning heeft al een inhoud van meer dan de maximaal toegestane 750 m³. Er vindt geen uitbreiding van het ruimtebeslag plaats. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad 3a
Uit hoofdstuk 5 volgt dat het plan geen negatieve gevolgen voor de omgeving heeft. Het gebruik van de volledige langevelboerderij als woning draagt juist bij aan het behoud van het pand en daarmee aan het behoud van het cultuurhistorisch ensemble van het landgoed "Het Hoendernest".

Ad 3b
Er is geen sprake van een ruimtelijke uitbreiding. Het pand blijft geheel in zijn huidige status en omvang behouden. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad 3c
Dit lid is niet van toepassing.

Ad 4
Dit lid is niet van toepassing.

"Artikel 2.2 - Kwaliteitsverbetering van het landschap

  • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, bevat een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in de hoofdlijnen heeft beschreven.
  • 2. De in het eerste lid bedoelde verbetering past binnen de hoofdlijnen van de door de gemeente voorgenomen ontwikkeling van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft en is onderwerp van regionale afstemming in het regionaal ruimtelijk overleg als bedoeld in artikel 12.4, waaronder mede begrepen de planologische voorbereiding van landschapsontwikkeling.
  • 3. De in het eerste lid bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • a. de landschappelijke inpassing van bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij, voor zover vereist op grond van deze verordening;
    • b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • c. activiteiten, gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • d. het wegnemen van verharding;
    • e. het slopen van bebouwing;
    • f. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • 4. Indien in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een kwaliteitsverbetering niet is verzekerd, wordt het bestemmingsplan slechts vastgesteld mits een financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd met inbegrip van een regelmatige verslaglegging daaromtrent in het regionaal ruimtelijk overleg.
  • 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op een uitwerking van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de wet."

Analyse

Ad 1
In paragraaf 3.3 van deze toelichting is nader ingegaan op de wijze van realisering van de landschapsinvestering. De (reeds gerealiseerde) landschapsinvestering voldoet ruimschoots aan de gestelde eisen. Aan de voorwaarde is derhalve voldaan.

Ad 2
De gerealiseerde landschappelijke investering draagt bij aan het behoud en de versterking van het landgoed "Het Hoendernest". Daarmee wordt aan deze voorwaarde voldaan.

Ad 3a t/m f
Deze leden zijn niet van toepassing aangezien reeds een landschappelijke investering is uitgevoerd.

Ad 4
Dit lid is niet van toepassing.

Ad 5
Dit lid is niet van toepassing.

Conclusie
Het project past binnen het beleid van de provinciale Verordening ruimte.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 StructuurvisiePlus

Door de gemeente Haaren is op 4 mei 2004 de StructuurvisiePlus vastgesteld. Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'AHS landschap'. In deze gebieden wordt ruimte geboden voor landbouw rekening houdend met natuurwaarden. Voorliggend sterkt tot het behoud van een cultuurhistorische langgevelboerderij die in gebruik is en blijft als bedrijfswoning bij een paardenhouderij. Het initiatief past dus goed binnen het beleid van de StructuurvisiePlus.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de StructuurvisiePlus van de gemeente Haaren.

4.3.2 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig project.

4.4 Conclusies beleidskader

Concreet houdt het beleidskader het volgende in voor de ontwikkeling van het plangebied:

  • 1. Het project is in overeenstemming met de nationale en provinciale beleidskaders.
  • 2. De ontwikkeling past binnen de StructuurvisiePlus van de gemeente Haaren.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. Milieu
  • 2. Waarden
  • 3. Waterhuishouding

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Het project betreft de uitbreiding van de woonfunctie van een bestaande bedrijfswoning. In het vigerend bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen. Overal binnen het bouwvlak mag een bedrijfswoning worden gebouwd en gebruikt. De bedrijfswoning ligt geheel binnen het bouwvlak, dus ook het gedeelte dat nog niet als woning in gebruik is. Het aspect bodem vormt dus geen belemmering voor het nieuw in gebruik te nemen deel van de woning.

Daar komt bij dat er geen bouwactiviteiten plaatsvinden als gevolg van voorliggend initiatief. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is derhalve niet nodig.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het project voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
5.1.2.2 Analyse

Er worden geen milieugevoelige objecten toegevoegd binnen het plangebied. Er is slechts sprake van de uitbreiding van de woonfunctie in een bestaand pand. De voorgenomen ontwikkeling vormt geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen en de woning ondervindt geen extra hinder van bestaande milieubelastende inrichtingen in de omgeving.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het project.

 

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Volgens de risicokaart liggen in de omgeving van het plangebied geen bronnen van gevaar. Het aspect externe veiligheid is daarom geen belemmering voor het initiatief.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het project geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het project.

5.1.4.2 Analyse

Het project betreft de uitbreiding van de woonfunctie van een bestaande bedrijfswoning. In het vigerend bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen. Overal binnen het bouwvlak mag een bedrijfswoning worden gebouwd en gebruikt. De bedrijfswoning ligt geheel binnen het bouwvlak, dus ook het gedeelte dat nog niet als woning in gebruik is. Het aspect geur vormt dus geen belemmering voor het nieuw in gebruik te nemen deel van de woning.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.5 Geluid

5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het project betreft de uitbreiding van de woonfunctie van een bestaande bedrijfswoning. In het vigerend bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen. Overal binnen het bouwvlak mag een bedrijfswoning worden gebouwd en gebruikt. De bedrijfswoning ligt geheel binnen het bouwvlak, dus ook het gedeelte dat nog niet als woning in gebruik is. Het aspect geluid vormt dus geen belemmering voor het nieuw in gebruik te nemen deel van de woning.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.6 Luchtkwaliteit

5.1.6.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die bijdragen aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Het project heeft geen uitbreiding van het aantal woningen tot gevolg. Er is slechts sprake van de uitbreiding van de woonfunctie binnen een bestaand pand. De effecten van een initiatief op de luchtkwaliteit zijn afhankelijk van de verkeersaantrekkende werking. Aangezien deze gelijk blijft, kan gesteld worden dat het project 'niet-in-betekenende-mate' bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht.

Aan de hand van de NSL-monitoringstool (www.rijksoverheid.nl) kan worden beoordeeld of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit de monitoringstool volgt dat de waarden van de stoffen NO2 en PM10 zowel nu als in de toekomst ruim onder de grenswaarden liggen en derhalve sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.1.7 Milieueffectrapportage

5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt weliswaar formeel onder de in categorie D.11.2 van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage beschreven activiteiten, maar aangezien het initiatief ruim onder de genoemde drempelwaarden van 2.000 woningen valt en het geen bouwactiviteiten bevat, kan worden gesteld dat de milieueffecten verwaarloosbaar zijn. Het initiatief is dus niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

5.1.7.3 Conclusie

Het project is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het project heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie

5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het initiatief betreft slechts een uitbreiding van het gebruik. Het bestaande pand blijft behouden en er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd. De bodem wordt niet geroerd als gevolg van het project. Eventueel aanwezige archeologische waarden worden niet verstoord.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Binnen deze dubbelbestemming worden onder andere paden, lanen, groenstructuren en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen beschermd middels een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Het project omvat geen ruimtelijke ingreep aan het gebouw of in de gronden daaromheen. De aanwezige cultuurhistorische waarden worden dus niet aangetast door het initiatief. De uitbreiding van de woonfunctie draagt juist bij aan het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij, en daarmee aan het behoud van het bebouwingsensemble op het landgoed "Het Hoendernest".

Ondanks het feit dat het pand geen monumentale status heeft, heeft de provincie Noord-Brabant in het kader van het vooroverleg gevraagd om in het bestemmingsplan aan te geven dat het een cultuurhistorisch waardevol object betreft. Voorliggend plan wordt gerealiseerd met behulp van een omgevingsvergunning en niet met een bestemmingsplan. De gemeente Haaren zal het pand daarom in de volgende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied als een cultuurhistorisch waardevol object aanduiden.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het project. Het initiatief draagt juist bij aan het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij.

In de eerst volgende herziening van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Haaren zal het pand als cultuurhistorisch waardevol object worden aangeduid.

5.2.3 Flora en fauna

5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle natuurgebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', hetgeen betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het project is het niet aannemelijk dat het project negatieve effecten heeft op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Het project betreft een uitbreiding van de woonfunctie in een bestaand pand. Er vinden geen bouwactiviteiten plaats. Het plan heeft derhalve geen negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het project.

5.3 Waterparagraaf

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een project.

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.

Het project betreft enkel het toestaan van een grotere inhoud ten behoeve van wonen binnen een bestaand pand. Het verhard oppervlak blijft dus gelijk. Volgens de eisen van het waterschap en de gemeente is in dat geval geen extra waterberging vereist. De behandeling van hemel- en afvalwater zal in de geplande situatie niet wijzigen.

5.3.1 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor het voorgenomen initiatief en voldoet aan de eisen van de gemeente en het waterschap.

Hoofdstuk 6 Financiële aspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het project betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het project wordt economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

Hoofdstuk 7 Motivering

Het initiatief - het afwijken van de maximale inhoudsmaat van 750 m3 voor een bedrijfswoning - wordt aanvaardbaar geacht op basis van de volgende overwegingen:

  • 1. Het gebouw is een langgevelboerderij met cultuurhistorische waarde en maakt deel uit van het bebouwingsensemble op het landgoed "Het Hoendernest".
  • 2. De vergroting van de woonfunctie leidt tot het behoud van het pand en daarmee van het landgoed "Het Hoendernest".
  • 3. Het initiatief past binnen de beleidskaders van het rijk, de provincie en de gemeente. In het bijzonder wordt ruimschoots voldaan aan de gemeentelijke en provinciale regels voor de kwaliteitsverbetering van het landschap.
  • 4. Het project vormt geen belemmering voor de omgeving. Aan de verschillende milieueisen wordt voldaan.
  • 5. Door realisering van het project worden geen archeologische, cultuurhistorische en ecologische waarden en/of natuurwaarden aangetast.
  • 6. Het project wordt financieel uitvoerbaar geacht.