direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Guldenberg 9, Helvoirt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Guldenberg 9, Helvoirt" van de gemeente Haaren.

Op het adres Guldenberg 9 te Helvoirt staat een vrijstaande woning op een geaccidenteerd terrein dat een uitloper is van de Loonse en Drunense Duinen. Rondom de woning staan twee bijgebouwen: een garage en een paardenstal voor vijf paarden. Daarvan is de paardenstal niet legaal tot stand gekomen.

In het kader van een gemeentelijke handhavingsactie is eigenaar G.F. van Goethem aangeschreven om de stal te verwijderen. Hieromtrent heeft inmiddels een rechtsgang plaatsgevonden.

Inmiddels heeft de gemeente de situatie nogmaals beoordeeld, met als resultaat principebesluit van het college van burgemeester en wethouders (d.d. 3 april 2013) tot het veranderen van de vorm van de vigerende woonbestemming en het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van 200 m² aan bijgebouwen bij de woning. Een bijzonderheid is dat de vormverandering van de woonbestemming leidt tot aanpassing van de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur. Deze herbegrenzing moet gepaard gaan met een compensatie van de natuur die teniet is gegaan als gevolg van de bouw van de paardenstal.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de aanpassing van de woonbestemming, de herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur, alsmede de vereiste compensatie.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0001.jpg"

topografische situatie 

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0002.jpg"

kadastrale situatie

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Helvoirt, sectie B, nummers 1517 (gedeeltelijk) en 1518 (ged.).

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 7.040 m². De gronden zijn eigendom van de heer G.F. van Goethem.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren" [NL.IMRO.0788.BP1001BG00000M100-OH01], vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 9 juli 2009.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0003.jpg"

uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan is aan het terrein rondom de woning Guldenberg 9 de bestemming 'Wonen' toegekend. Binnen deze bestemming is één woning toegestaan en bijgebouwen bij de woning met een gezamenlijke oppervlakte van 100 m². Binnen dit bestemmingsvlak zijn feitelijk de woning, een bijgebouw, de (sier)tuin, maar ook bestaand bosgebied gelegen.

De bestaande paardenstal ten noordoosten van de woning ligt binnen de bestemming 'Bos' en derhalve buiten de woonbestemming. Daarnaast is ook de locatie waar voorheen een opslagschuur stond -deze is door een omgevallen boom ingestort en gesloopt- buiten de vigerende woonbestemming gelaten. Binnen de bosbestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Binnen het noordelijke deel van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2'. Ter plaatse is onder meer grondgebonden agrarische bedrijvigheid toegestaan, rekening houdend met de aanwezige aardkundige waarden en het dassenleefgebied.

Het plan betreft een functionele afwijking, alsmede een afwijking van de bouwregels.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied, met achtereenvolgens wijdere omgeving, directe omgeving en plangebied.

2.1 Wijdere omgeving

Het plangebied is onderdeel van een bosrijk gebied dat onderdeel vormt van het Natura 2000-gebied "Loonse en Drunense Duinen & Leemputten". Het plangebied ligt in een uitloper aan de oostzijde daarvan.

Onderstaande afbeelding geeft een luchtfoto van de wijdere omgeving. Het Natura 2000-gebied is daarop aangegeven, alsmede de omliggende kernen en grotere structuren. Ook het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0004.jpg"

wijdere omgeving

2.2 Directe omgeving

Onderstaande afbeeldingen geven de directe omgeving van het plangebied weer, en de gebieden van de ecologische hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0005.jpg"

directe omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0006.jpg"

ecologische hoofdstructuur

De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich door een afwisseling van bos en velden. De bossen bestaan uit gemengd loof- en naaldhout. De velden worden agrarisch gebruikt, als weide of als akker. Dit geeft een gedifferentieerd gebied dat uitermate geschikt is voor de das. Maar ook andere soorten maken hiervan gebruik.

De bossen in de directe omgeving zijn onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. De velden behoren daar niet toe. Ter plaatse van de woning Guldenberg 9 is een uitsparing in de ecologische hoofdstructuur opgenomen. Ook het noordelijke deel van het plangebied behoort niet tot de ecologische hoofdstructuur.
Ten zuiden van de weg Guldenberg is een ecologische verbindingszone aangeduid. Deze is nog niet gerealiseerd.

In de bossen en aan de randen staat een aantal woningen, waarvan de woning Guldenberg 9 er één is. Ten westen van het plangebied staat het grote gebouw van Conferentiehotel Guldenberg (oppervlakte 5000 m², overwegend twee bouwlagen). Dit hotel heeft met zijn verkeersaantrekkende werking en zijn lichtemissie een negatieve invloed op het omliggende natuurgebied en de aangrenzende woonpercelen.
Voorts ligt er in de omgeving een aantal agrarische en niet-agrarische bedrijven.

De Nieuwkuijkseweg vormt de belangrijkste weg aan de oostzijde van de Loonse en Drunense Duinen en zorgt voor de verbinding van de aanliggende kernen, zoals Cromvoirt en Helvoirt. De weg wordt tevens als verbindingsroute tussen Vlijmen en Nieuwkuijk, en de provinciale weg N65 gebruikt. De intensiteit is daarmee relatief hoog.

De weg Guldenberg is een smalle erftoegangsweg die het natuurgebied inloopt. De woning binnen het plangebied wordt vanaf een onverhard pad op deze weg ontsloten. Mede door de afstand tot de weg is er een aangenaam woonklimaat.

2.3 Plangebied

Op onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven. Het plangebied omvat het bestaande woonperceel en een deel van de aangrenzende bospercelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0007.jpg"

plangebied

Het plangebied ligt in een geaccidenteerd terrein dat wordt gevormd door stuwwallen in oost-westelijke richting. Het hoogteverschil binnen het plangebied is zelfs 4 meter.

De woning Guldenberg 9 ligt op het hoogste punt. Rondom de woning liggen de tuinen op een helling. Ten noordwesten van de woning staat een garage met een oppervlakte van circa 50 m².

Op een veld ten westen van de woning stond voorheen een bijgebouw dat gebruikt werd als berging. Dit gebouw is ingestort ten gevolge van een omgevallen boom. Thans wordt een zeecontainer als alternatieve berging gebruikt.

Aan de noordoostzijde van de woning staat de omstreden paardenstal. Deze stal heeft een oppervlakte van 101 m² en biedt ruimte aan vijf paardenboxen, een zadelkamer en een poetsplaats. De stal is voorzien van verwarming en is daardoor tevens aantrekkelijk gebleken als winterverblijf voor vleermuizen.

De paardenstal is in 1999 zonder vergunning gebouwd op een open en voldoende vlakke plek in het bos. Het terrein rondom de paardenstal is bestraat.

Het woonperceel is grotendeels omgeven door gemengd loof- en naaldbos, alleen aan de zuidkant en in het noordwesten liggen weiden. Meer naar het noorden stond voorheen een paardenrijbak met verlichting. Naar aanleiding van de eerder genoemde handhavingsactie zijn zowel bak als verlichting verwijderd.

Het noordelijke deel van het plangebied betreft een jong bosje.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is het plan beschreven. Aan de orde komen het bouwplan en het compensatieplan.

3.1 Bouwplan

Het 'bouwplan' omvat twee onderdelen:

  • 1. behoud van de paardenstal;
  • 2. vormverandering van de vigerende woonbestemming.

3.1.1 Behoud paardenstal

De paardenstal is in 1999 op niet-legale wijze tot stand gekomen. De gemeente Haaren is hiertegen een handhavingsprocedure gestart. Op verzoek van de heer Van Goethem heeft de gemeente beoordeeld of legalisatie van de stal mogelijk is. De gemeente heeft op 3 april 2013 besloten tot het toestaan van 200 m² bijgebouwen bij de woning Guldenberg 9. Daarmee kan de stal behouden worden.

3.1.2 Vormverandering woonbestemming

De paardenstal staat buiten de vigerende woonbestemming aan de noordoostzijde van het perceel. Vormverandering van de bestemming is aan de orde. Deze procedure wordt tevens aangegrepen om de woonbestemming ook aan de westzijde van vorm te veranderen, zodat de door de storm ingestorte berging erbinnen ligt en derhalve kan worden teruggebracht.

Op onderstaande afbeelding is de vormverandering weergegeven. De rode lijn geeft de grens van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' aan. Het noordelijke deel van het plangebied is niet afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0008.jpg"

vormverandering bestemming 'Wonen'

De vigerende woonbestemming heeft een oppervlakte van 5.088 m², die nieuwe woonbestemming bedraagt 4.714 m². De woonbestemming neemt daarmee af met 374 m².

3.2 Compensatieplan

De vormverandering van de woonbestemming vindt plaats binnen een gebied dat met 'ecologische hoofdstructuur' in de provinciale Verordening ruimte is aangeduid. Een herbegrenzing hiervan is noodzakelijk. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld, dat als bijlage 1 is bijgevoegd.

De conclusies van het compensatieplan luiden:

  • 1. Het behoud van de paardenstal op de huidige locatie heeft ecologisch gezien de voorkeur.

  • 2. De vormverandering van het bestemmingsvlak 'Wonen' betekent het tenietgaan van 364 m² ecologische hoofdstructuur.

  • 3. De berekende te compenseren oppervlakte, berekend door toepassing van de toeslagen per leeftijdscategorie, bedraagt 400 m².

  • 4. Het plan voorziet in circa 740 m² nieuwe natuur, bestaande uit gemengd loof- en naaldbos, en sluit aan bij de omgevingskenmerken.

  • 5. Het beheer en de borging zijn verzekerd middels een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente Haaren en eigenaar de heer G.F. van Goethem.

  • 6. De compensatie voldoet aan de verplichtingen als opgenomen in de Verordening ruimte 2014.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:

  • 1. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 2. Militaire terreinen en objecten
  • 3. De Wadden
  • 4. De kust (inclusief primaire kering)
  • 5. De grote rivieren
  • 6. De Werelderfgoederen
  • 7. Reserveringen uitbreidingen weg en spoor
  • 8. Veiligheid vaarwegen
  • 9. Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening
  • 10. De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer
  • 11. Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen
  • 12. Reservering voor rivierverruiming Maas
  • 13. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)


In het kader van onderhavig plan is het nationale belang Ecologische Hoofdstructuur aan de orde. Zoals vermeld wordt dit nationale belang beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, zie paragraaf 4.1.2.

Conclusie
Het plan is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Conform artikel 2.10.2 van het Barro is de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur opgenomen in een provinciale verordening. In casu betreft het de Verordening ruimte 2012.
Het plan leidt tot een aantasting c.q. herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur. Zoals opgenomen in paragraaf 4.2.2 voldoet het plan aan de voorwaarden voor herbegrenzing en daarmee tevens aan het Barro.

De overige onderdelen van het Barro zijn niet van toepassing op deze locatie.

Conclusie
Het plan voldoet aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

4.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee documenten getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

De structuurvisie spreekt zich niet uit over kleinschalige ontwikkelingen, zoals de vormverandering van een woonbestemming en de oppervlakte van bijgebouwen bij een woning.

Met betrekking tot de ecologische hoofdstructuur heeft de provincie de volgende doelen:

  • 1. een positieve ontwikkeling van de biodiversiteit
  • 2. een robuuste en veerkrachtige structuur
  • 3. de natuurlijke basis en landschappelijke contrasten versterken
  • 4. de gebruikswaarde van natuur en water verbeteren

In het compensatieplan dat als bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd geeft een beschrijving van de compenserende maatregelen. Daarbij is aangetoond dat deze aan de provinciale doelen voldoen.

Conclusie
Het plan past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herzieing 2014.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 (Vr2014) in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart 'Natuur en landschap' van de Verordening ruimte 2014 weer. Het plangebied ligt grotendeels binnen de ecologische hoofdstructuur en deels binnen de groenblauwe mantel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0788.BP14BGGuldenberg9-VA01_0009.jpg"

uitsnede plankaart Natuur en landschap, Verordening ruimte 2014

Vormverandering woonbestemming en oppervlakte bijgebouwen
De Verordening ruimte bevat geen specifieke regels ten aanzien van de oppervlakte van bijgebouwen bij een woning, anders dan de algemene regels met betrekking tot de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit (artikelen 3.1 en 3.2 Vr2014).

Het in voorliggend bestemmingsplan opgenomen bestemmingsvlak 'Wonen' is afgestemd op het feitelijke gebruik van de gronden. Zoals vermeld is de paardenstal gebouwd op een open, vlakke plek in het bos, zo dicht mogelijk bij de bestaande woning. Hiermee is sprake van een vorm van zorgvuldig ruimtegebruik.

Het bouwen van bijgebouwen bij een woning met een oppervlakte van meer dan 100 m² wordt gezien als een ruimtelijke ontwikkeling met een grote impact (categorie 3). Deze ontwikkeling moet gepaard gaan met een fysieke bijdrage ter verbetering van de kwaliteit van het landschap. In paragraaf 4.3.3 is opgenomen op welke wijze hierin wordt voorzien.

Herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur
Artikel 5.5 Vr2014 maken het mogelijk om onder voorwaarden de ecologische hoofdstructuur aan te passen. Daarnaast is artikel 36.5 Vr2014 van toepassing waarin de procedure is beschreven. Deze procedure is aan hoofdstuk 8 van deze toelichting toegevoegd.

Artikel 5.5 Vr2014 bevat de voorwaarden voor wijziging van de ecologische hoofdstructuur in geval van individuele, kleinschalige ingrepen. Hieronder is het artikel geciteerd, waarna per lid is aangegeven hoe de voorwaarden zijn verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.

"5.5 - Wijziging van de begrenzing op verzoek bij kleinschalige ingrepen

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur op verzoek van de gemeente wijzigen ten behoeve van een individuele, kleinschalige ingreep die leidt tot een versterking van de ecologische hoofdstructuur in het desbetreffende gebied.
  • 2. Een verzoek om wijziging van de begrenzing, als bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een bestemmingsplan waaruit blijkt dat:
    • a. de voorgestelde ingreep slechts leidt tot een beperkte aantasting van de ecologische waarden en kenmerken van de ecologische hoofdstructuur in het desbetreffende gebied;
    • b. de voorgestelde ingreep leidt tot een kwalitatieve of kwantitatieve versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het desbetreffende gebied;
    • c. de voorgestelde ingreep is onderbouwd met een afweging van alternatieven;
    • d. de voorgestelde ingreep vergezeld gaat van zodanige maatregelen dat er sprake is van een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing;
    • e. de uitvoering van de voorgestelde ingreep en de daarbij betrokken maatregelen en de monitoring daarvan zijn verzekerd;
    • f. is verzekerd dat de uitvoering van de voorgestelde ingreep en de daarbij betrokken maatregelen niet zijn gefinancierd uit de reguliere middelen die beschikbaar zijn op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant en de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant;
    • g. wordt voldaan aan de regels inzake het compenseren van verlies van ecologische waarden en kenmerken bedoeld in artikel 5.6 (compensatieregels).
  • 3. Artikel 3.2 (kwaliteitsverbetering van het landschap) is niet van toepassing op een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid.
  • 4. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid is artikel 36.5 (procedure grenswijziging op verzoek) van toepassing."
ad 1.   Het plan betreft een kleinschalige ingreep die een bestaand knelpunt, de omstreden paardenstal, oplost. Derhalve is het toepassen van artikel 5.5 aan de orde.  
ad 2.a.   Met de ingreep wordt de aanduiding ecologische hoofdstructuur met 364 m² verkleind, zie compensatieplan, bijlage 1. Het betreft daarmee een beperkte ingreep in een natuurgebied met een oppervlakte van ruim 4000 hectare.  
ad 2.b.   De herbegrenzing gaat gepaard met een compensatie van nieuwe natuur, zie wederom het compensatieplan. De beoogde compensatie zorgt voor zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve versterking van het gebied.  
ad 2.c.   In het compensatieplan is een afweging van alternatieven opgenomen.  
ad 2.d.   De paardenstal en de overige delen van het woonperceel liggen binnen een bestaand bosgebied. Een landschappelijke inpassing door middel van opgaand groen is derhalve niet aan de orde. De wijze van gevelbekleding van de paardenstal (hout) draagt bij aan de landschappelijke inpassing.  
ad 2.e.   In het compensatieplan zijn de verzekering en het beheer opgenomen.  
ad 2.f.   Er wordt geen gebruik gemaakt van de genoemde subsidieregelingen.  
ad 2.g.   Artikel 5.6 Vr2014 bevat regels waaraan het compensatieplan moet voldoen. Deze zijn overgenomen in het compensatieplan.  
ad 3.   Hoewel artikel 3.2 niet van toepassing is bij herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur, blijft deze wel aan de orde bij de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij de woning (te weten 200 m²). Hieromtrent is in paragraaf 4.3.3 een en ander opgenomen.  
ad 4.   Zoals vermeld zijn de relevante onderdelen overgenomen in hoofdstuk 8 van de toelichting, waarin de procedure is beschreven.  

Conclusie
Het plan voldoet aan de Verordening ruimte 2014.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 StructuurvisiePlus

Op 4 mei 2004 heeft de gemeente Haaren de StructuurvisiePlus vastgesteld. De structuurvisie geeft richting aan de toekomst van de gemeente en haar inwoners op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen.

Evenals in het provinciale beleid is in de StructuurvisiePlus geen specifiek beleid opgenomen inzake de vormverandering van een woonbestemming en de oppervlakte van bijgebouwen bij een woning.

Voor wat betreft de versterking van de natuur zijn onder meer de volgende opgaven opgenomen:

  • ontwikkeling van ecologische verbindingszones;
  • faunapassages bij barrières.

De hierna in paragraaf 4.3.3 beschreven financiële bijdrage kan besteed worden aan deze opgaven.

Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de StructuurvisiePlus.

4.3.2 Beeldkwaliteitplan gemeente Haaren

De gemeente Haaren heeft een beeldkwaliteitplan voor het buitengebied opgesteld, dat dient als richtinggevend kader voor de ontwikkeling van de beeldkwaliteit van het landschap.

Het plangebied is onderdeel van het landschapstype 'Land- en stuifduinen'. In de visie voor dit landschapstype zijn onder meer de volgende aandachtspunten opgenomen:

  • handhaven en versterken van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
  • vormgeving en materiaalgebruik moet passen binnen de natuurlijke omgeving.

Het plan leidt mede door de compensatie tot een versterking van de aanwezige kwaliteiten. Het materiaalgebruik van de paardenstal (hout) past in de omgeving.

Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met het Beeldkwaliteitplan gemeente Haaren.

4.3.3 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Naar aanleiding van het uitgangspunt ten aanzien van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 3.2 van de Verordening ruimte 2014 (zie paragraaf 4.2.2) en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken heeft de gemeente Haaren op 21 februari 2013 de Regeling 'Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Haaren' vastgesteld.

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening in relatie tot voorliggend bestemmingsplan. Aan de orde komen:

  • mate van kwaliteitsverbetering;
  • wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie);
  • zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering).

4.3.3.1 Mate van kwaliteitsverbetering

In de gemeentelijke Regeling is opgenomen dat de basisinspanning voor de kwaliteitsverbetering 20% bedraagt van de waardevermeerdering van de grond. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond op basis van het vigerende bestemmingsplan en de waarde op basis van het nieuwe bestemmingsplan, uitgedrukt in euro's.
De gemeente Haaren heeft een vaste m²-prijs vastgesteld voor de diverse functies, zogenaamde 'forfaitaire bedragen'.

Uit artikel 5.5 van de Verordening ruimte 2014 volgt dat in geval van compensatie er geen kwaliteitsverbetering nodig is. Deze regel is echter niet van toepassing op het toestaan van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning.

In de gemeentelijke Regeling is opgenomen dat voor bijgebouwen met een oppervlakte van meer dan 100 m² een waardevermeerdering van geldt €250,- per m². Voorliggend bestemmingsplan staat 200 m² bijgebouwen toe, hetgeen betekent dat de waardevermeerdering (100x250) €25.000,- bedraagt. Daarvan moet 20% worden ingezet voor de landschappelijke kwaliteitsverbetering, ofwel € 5.000,-.

4.3.3.2 Wijze van kwaliteitsverbetering (fysieke prestatie)

De kwaliteitsverbetering moet rechtstreeks gerelateerd zijn aan het project, of passen binnen een voorgenomen gemeentelijke ontwikkeling ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap.

Er worden geen fysieke prestaties voortvloeiende uit de gemeentelijke Regeling binnen het plangebied uitgevoerd. De initiatiefnemer doet derhalve een financiële bijdrage à €5.000,- in het gemeentelijke landschapsfonds.

4.3.3.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering)

Gelet op de Verordening ruimte 2014 moet bij het nemen van een ruimtelijk besluit (i.c. het vaststellen van het bestemmingsplan) aangetoond zijn, dat wordt voldaan aan het principe van kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze wordt opgenomen in een privaatrechtelijke overeenkomst inzake de compensatieplicht.

4.3.4 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven. Daarbij komen twee plandelen aan de orde:

  • 1. de paardenstal;
  • 2. de vormverandering van de bestemming 'Wonen', waarbij het conform de planregels niet is toegestaan de woning te verplaatsen.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

In de paardenstal zullen slechts gedurende korte tijd per etmaal personen verblijven. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is niet nodig.

Omdat de planregels geen verplaatsing van de woning toestaan is ook voor de vormverandering geen bodemonderzoek nodig.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan omvat geen nieuwe milieubelastende objecten. Het houden van vijf paarden behoort tot hobbymatig gebruik. De afstand van de paardenstal tot de dichtstbijzijnde woning van derden bedraagt ruim 180 meter. Er is derhalve geen sprake van ontoelaatbare hinder.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Een toetsing van de invloed van omliggende inrichtingen op het plan is niet nodig, omdat het plan geen nieuwe milieugevoelige objecten omvat en derhalve sprake is van een bestaande situatie.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

 

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen

5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De paardenstal is geen geurgevoelig object, zoals beschreven in de Wet geurhinder en veehouderij. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid

5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit

5.1.6.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Het plan i.c. de oprichting van de paardenstal is dusdanig beperkt van omvang dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage

5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit "De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren" (categorie D14) zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. De omvang van het plan blijft echter zodanig ruim onder de drempelwaarde van 100 paarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten, dat zonder nader onderzoek kan worden geconcludeerd dat het plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.7.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie

5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan dubbelbestemd voor 'Waarde - Archeologie 2'. In deze dubbelbestemming is opgenomen dat (bouw)werkzaamheden in de bodem met een oppervlakte van 100 m² of meer, of een diepte van meer dan 0,5 meter onder het maaiveld vooraf moeten worden gegaan door een archeologisch onderzoek.

De paardenstal heeft een bebouwde oppervlakte van 101 m² en gaat daarmee de genoemde ondergrens te boven. De paardenstal is echter al gerealiseerd, waardoor onderzoek vooraf niet meer mogelijk is. Bij de bouw van de stal zijn geen archeologische waarden aangetroffen.

Omdat het theoretisch mogelijk is dat bijgebouwen elders binnen de woonbestemming worden gerealiseerd en daarmee archeologische waarden in het geding kunnen komen, is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan kan dus geen waardevolle elementen aantasten.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Flora en fauna

5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden als de Natura 2000-gebieden en de ecologische hoofdstructuur;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied behoort tot het Natura 2000-gebied "Loonse en Drunense Duinen & Leemputten", dat een omvang heeft van ruim 4000 hectare. Uit de Beoordeling EHS die als bijlage bij het compensatieplan (bijlage 1) is gevoegd volgt dat het Natura 2000-gebied een Habitatrichtlijngebied betreft. Het habitattype "H9190, Oude eikenbossen" komt het meest overeen met de kenmerken van het plangebied.

Het effect van de paardenstal en de vormverandering van de woonbestemming op het Natura 2000-gebied zijn uiterst klein ofwel verwaarloosbaar, hetgeen als volgt wordt gemotiveerd:

  • 1. De paardenstal zou zonder nadere beoordeling en zonder herziening van het bestemmingsplan binnen het vigerende bouwvlak gebouwd hebben kunnen worden.
  • 2. De stal biedt ruimte aan maximaal vijf paarden, hetgeen als hobbymatig gebruik wordt verstaan. De ammoniakemissie is verwaarloosbaar.
  • 3. De oppervlakte van de stal bedraagt 101 m² en betreft daarmee een zeer klein deel van het ruim 4000 hectare tellende natuurgebied.
  • 4. Het plangebied behoort niet tot het kerngebied van het Natura 2000-gebied.
  • 5. Er blijft sprake van één burgerwoning binnen het plangebied. Er is derhalve geen toename van de effecten op het Natura 2000-gebied, zoals een toename van het verkeer.
  • 6. De compensatiemaatregelen leiden mogelijk tot een versterking van het Natura 2000-gebied.

Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de ecologische hoofdstructuur. Herbegrenzing daarvan is aan de orde en vormt een van de redenen voor het doorlopen van deze herzieningsprocedure van het bestemmingsplan. Een compensatieplan is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Op voorhand valt uit te sluiten dat de voorgestelde ingrepen effect hebben op de instandhoudingsdoelen van het Natuurbeschermingsgebied. Er is geen ontheffing in het kader van deze wet nodig.

Soortenbescherming
Binnen het plangebied komen voornamelijk algemene soorten voor die hun leefgebied hebben in een bosrijke omgeving. De bouw van de paardenstal heeft weliswaar geleid tot een beperkte afname van het leefgebied van de deze soorten, maar er zijn geen biotopen aangetast omdat in de omgeving voldoende bosgebied aanwezig is gebleven voor hervestiging. De compensatiemaatregelen leiden zelfs tot versterking van de biotoop.

Door de bouw van de paardenstal is een beschutte, open plek in het bos ontstaan, dat een uitstekend jachtgebied is voor vleermuizen en vogels. De paardenstal zelf bleek aantrekkelijk als winterverblijf voor vleermuizen.

Voor het behouden van de paardenstal is geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Het eventueel afbreken van de stal vraagt wel om een dergelijke ontheffing. Uit het vleermuizenonderzoek dat bijlage is bij het compensatieplan volgt dat de verwachting is dat die ontheffing niet zonder meer zal worden verleend.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan. Er is een herbegrenzing van de ecologische hoofdstructuur aan de orde. Deze is opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Watersysteem

5.3.2.1 Hemelwater

Het plan staat het toevoegen van 100 m² extra bijgebouwen bij een bestaande woning met bijgebouwen toe. Daarvan is de reeds gerealiseerde paardenstal onderdeel.

Het plangebied is onderdeel van een bosgebied op een zandbodem. Het gebied biedt voldoende ruimte om het hemelwater zonder specifieke voorzieningen te infiltreren.

5.3.2.2 Afvalwater

In de paardenstal is geen afvalwatervoorziening aanwezig. De waterhuishoudkundige situatie blijft onveranderd.

Hoofdstuk 6 Financiële aspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

Tussen de gemeente en de initiatiefnemer worden twee overeenkomsten gesloten. De eerste overeenkomst betreft de realisatie en het beheer, de tweede bevat afspraken in het kader van planschade.

6.2 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

De gemeente Haaren verhaalt de proceskosten via de leges. Hiermee is het verhalen van kosten verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

 

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Gekozen is om de relevante delen van de planregels van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Haaren" over te nemen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bos (artikel 3)
De delen van het plangebied waaraan de bestemming 'Wonen' onttrokken wordt, krijgen de bestemming 'Bos'. Ook de gronden in het noordelijke deel van het plangebied krijgen die bestemming. Zoals vermeld zijn de regels overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Haaren".

Wonen (artikel 4)
De bestemming 'Wonen' van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Haaren" is overgenomen. Onderdelen die niet relevant zijn voor onderhavig plan, zoals niet voorkomende aanduidingen, zijn weggelaten.
Er is één woning toegestaan met bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 200 m².

Waarde - Archeologie 2 (artikel 5)
Deze dubbelbestemming is binnen het gehele plangebied van toepassing. De inhoud volgt rechtstreeks uit het vigerende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoering en ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is het strijdige gebruik opgenomen, alsmede een afwijkingsmogelijkheid voor afhankelijk wonen in het kader van mantelzorg.

Algemene aanduidingsregels (artikel 9)
In dit artikel zijn, conform artikel 4.6 van de Verordening ruimte 2012, de aanduidingen vervat ten aanzien van het verwijderen en toevoegen van ecologische hoofdstructuur.

Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 11)
Dit artikel bevat een algemene bevoegdheid voor het wijzigen van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 12)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 13)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 3. Besluit tot wijziging begrenzing ecologische hoofdstructuur door gedeputeerde staten.
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 19 juni tot en met 30 juli 2014 ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingekomen.

8.2 Vaststelling door gemeenteraad

Op 11 september 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.