Plan: | Bedrijventerreinen Grave 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0786.BPeekbonskooik-va01 |
Colofon: | ||||
Behandelend ambtenaar: | A. Hozee | |||
Projectleider Buro SRO: | M. Geerts, buro-sro.nl, bureau Arnhem |
De bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen 'De Eek', 'De Bons' en 'Kooikersweg' zijn aan actualisatie toe. Op grond van de Wro (art. 3.1 lid 2) dient een bestemmingsplan immers binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling, vernieuwd te worden.
Uitgangspunt van voorliggend plan is een beheergericht kader neer te leggen op basis van de huidige situatie in het veld, de huidige planologische inzichten en de huidige bestemmingen.
Het plangebied omvat de bestaande bedrijventerreinen Kooikersweg en De Eek en het gedeeltelijk uitgegeven bedrijventerrein De Bons. Bedrijventerrein Kooikersweg wordt begrensd door de Traverse, de Mgr. Borretweg, de Elftweg (provinciale weg N324) en de Gruttohorst. Het bedrijf Dedicon Grave aan de Traverse 175, maakt ook deel uit van het plangebied. Het terrein heeft een omvang van circa 2 ha.
Bedrijventerrein De Eek heeft de Hoogveldsezijweg en de Bosschebaan / Elftweg (provinciale weg N324) als begrenzingen. Het tankstation aan de Elftweg 1 maakt ook deel uit van het plangebied. Het terrein heeft een oppervlakte van ruim 3 ha. Bedrijventerrein De Bons wordt begrensd door de Steegschenhofscheweg, het asielzoekerscentrum, het sportpark Kranenhof en de Kranenhofsche weg. Dit terrein is ruim 8 ha groot en ligt ten zuiden van de kern Grave. De Zuidelijke Hof omvat twee locaties in het Zuidelijk deel van het plangebied.
Op bijgevoegde afbeelding is de ligging van de verschillende bedrijventerreinen aangegeven.
Ligging plangebieden |
Voor de drie te onderscheden locaties gelden verschillende plannen. Het belangrijkste is het plan 'Bedrijventerreinen' vastgesteld door de gemeente Grave op 19 december 2006 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 14 augustus 2007. Onderstaand de verbeeldingen van de 3 terreinen.
Verbeelding bestemmingsplan ''Bedrijventerreinen", locaties Kooikersweg en De Eek.
Verbeelding bestemmingsplan ''Bedrijventerreinen", locatie De Bons.
De belangrijkste bestemming is 'Bedrijventerrein' (BT). De als 'Bedrijventerrein' (BT) op de kaart aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d. en nutsvoorzieningen. Op de terreinen is verder de bestemming 'Groenvoorzieningen' aanwezig voor de gronden met beplantingen, paden, sport- en spelvoorzieningen, kunstwerken, water, geluidswallen, nutsvoorzieningen, perceelsontsluitingen, bedrijfsdoeleinden en het behoud en bescherming van waardevolle bomen.
Op locatie de Eek zijn verder nog de bestemmingen 'Verkooppunt Motorbrandstoffen', 'Horecadoeleinden' en 'Woondoeleinden' aanwezig. Op de locatie Kooikersweg is nog een bestemming Kantoor aanwezig.
Voor een deel van het bedrijventerrein De Bons is het bestemmingsplan 'De Bons, Zuidelijke Hof' vastgesteld op 10 maart 2015. Voor een deel aan de westzijde van het bedrijventerrein is het bestemmingsplan 'Uitwerking De Bons' van kracht, vastgesteld op 21 juni 2011. Onderstaande afbeelding geeft aan om welke deelgebieden van bedrijventerrein De Bons het gaat.
Verbeelding deelgebieden De Bons (Ruimtelijkeplannen.nl)
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven. Het plan wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 5 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
In deze paragraaf wordt de bestaande situatie van de verschillende bedrijventerrein worden besproken.
Kooikersweg
Bedrijventerrein Kooikersweg is een bedrijventerrein dat zich midden in de bebouwde kom van Grave bevindt. De Kooikersweg zelf is een interne ontsluiting waar veelal kleine bedrijven en bedrijven met een meer publieksaantrekkende werking (detailhandel), zoals een bouwmarkt en een Welkoop, gevestigd zijn. Er is op dit terrein sprake van een combinatie tussen bedrijven en bedrijfswoningen / woningen.
Door de interne oriëntatie aan de Kooikersweg zijn de bedrijven vanaf de ontsluitingswegen Bosschebaan (N324) en Mgr. Borretweg minder nadrukkelijk te zien. Tussen het terrein en de Elftweg ligt een wal. Knelpunten op het terrein zijn de bewegwijzering, verkeersveiligheid, criminaliteit, parkeergelegenheid en de barrièrewerking van de begroeide wal.
Op Bijgevoegde luchtfoto is de ruimtelijke structuur van het terrein te zien. De foto's geven een impressie van het terrein.
Luchtfoto ruimtelijke structuur Kooikersweg
![]() |
![]() |
Kooikersweg met bedrijven en bedrijfswoning | Groene wal langs Elftweg |
De Eek
Bedrijventerrein De Eek is ontstaan langs de doorgaande provinciale weg N324 van Grave naar Velp. Het wegrestaurant 'De Elft' en het tankstation op de hoek van de Hoogeveldsezijweg zijn bepalend voor het aanzicht van het terrein vanaf de N324. Aan De Eek 1 is voorts een ambulancepost aanwezig. De overige bedrijven (waarvan enkele met bedrijfswoning) zijn via de interne ontsluiting De Eek via de Hoogeveldsezijweg verbonden met de N324, maar zijn vanaf deze weg wel zichtbaar. Het bedrijventerrein ligt door de ontsluiting met de rug richting de N324. Aan de zuidzijde is een burgerwoning gesitueerd.
De bedrijven bestaan voornamelijk uit grote panden en loodsen met een hoge afrastering. Door deze hoge afrastering komt de scheiding tussen privé en openbaar sterk naar boven. Het grote parkeerterrein achter wegrestaurant 'De Elft' is deels omgeven door het opgaand groen langs de Hoogveldsezijweg.
De leefbaarheid op de Eek is de afgelopen jaren flink afgenomen. Door het ontbreken van grootschalige detailhandel op het bedrijventerrein is het bezoekersaantal gedaald. Daarnaast kent het terrein problemen met de ontsluiting, parkeervoorzieningen, veiligheid en de waterhuishouding.
Op bijgevoegde luchtfoto is de ruimtelijke structuur van het terrein te zien. De foto's geven een impressie van het terrein.
Luchtfoto ruimtelijke structuur De Eek
Bijgevoegd zijn enkele foto's die een impressie geven van het terrein.
![]() |
![]() |
Bedrijven met bedrijfswoning hoek Hoogveldsezijweg - De Eek | Bedrijven zichtbaar vanaf N324 |
De Bons
Het bedrijvenpark De Bons vormt het zuidelijke deel van het voormalige kazerneterrein in Grave. De voormalige Generaal de Bonskazerne is in 1939 gesticht. Vanaf 1948 werd het kazerneterrein in zuidelijke richting uitgebreid. Het kazernecomplex als geheel valt uiteen in twee delen. Het noordelijk deel omvat de monumentale kazernebebouwing in de jaren '30 stijl. Deze bebouwing is gehandhaafd en doet momenteel dienst als asielzoekerscentrum. Dit gedeelte valt buiten het plangebied van deze herziening.
Op het zuidelijk deel van het kazerneterrein is de ontwikkeling naar een bedrijvenpark in gang gezet. Een deel van dit bedrijventerrein is reeds gereed. Op onderstaande afbeelding is de ruimtelijke structuur van bedrijventerrein De Bons te zien.
Luchtfoto ruimtelijke structuur De Bons
Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt geweest bij de ontwikkeling van het bedrijvenpark De Bons. Ook een hoge beeldkwaliteit geldt als één van de uitgangspunten. Om deze reden is een beeldkwaliteitplan ontwikkeld. Na voltooiing van de bouw wordt de openbare ruimte rond het project opnieuw ingericht.
Aan de zuidzijde van het nieuwe bedrijventerrein De Bons is de gemeentewerf gelegen. De gemeentewerf is deels gevestigd in een gebouw dat voorheen behoorde tot de kazerne Generaal De Bons. Het betreft het gebouw aan de zuidkant (binnen het kazernecomplex werd dit gebouw voorheen aangemerkt als 'gebouw Z'). Aan de westzijde is een nieuwe loods voor de opslag van zout toegevoegd.
Bijgevoegd zijn enkele foto's die een impressie geven van het terrein.
![]() |
![]() |
Hoogwaardige uitstraling bedrijven | Beeldbepalende groene uitstraling |
De drie bedrijventerreinen kennen voor het grootste gedeelte een vergelijkbare functionele structuur. Zoals in de vorige paragraaf is benoemd zijn op bedrijventerrein De Kooikersweg een aantal detailhandel vestigingen aanwezig. Er zijn ook enkele bedrijfswoningen aanwezig. In tegenstelling tot de andere twee terreinen is er ook nog een kantoor gevestigd, dat ook als zodanig is bestemd.
Op bedrijventerrein De Eek zijn de meeste bedrijven gerelateerd aan de autobranche. Verder onderscheidt het terrein zich door de aanwezigheid van een tankstation, een horecafunctie (chauffeurscafé), de ambulancepost aan De Eek 1 en een gezondheidscentrum annex bedrijfsverzamelgebouw. Ook is er aan de zuidelijke punt van het terrein een burgerwoning aanwezig, Hoogveldsezijweg 1a.
Op het terrein De Bons is de groenstructuur nadrukkelijk aanwezig. Deze is als zodanig ook in het beeldkwaliteitsplan De Bons en in het bestemmingsplan opgenomen. Bij de bedrijven zijn, behalve bij de bedrijven aan de Westrand waar wonen op de verdieping mogelijk is, geen bedrijfswoningen toegestaan. Tot slot is er de gemeentewerf, die op het zuidelijk deel van het plangebied is gesitueerd.
Voorliggend bestemmingsplan gaat hoofdzakelijk uit van de bestaande situatie waarin beheergericht wordt bestemd. Voor de uniformering en eenduidigheid in de bestemmingssystematiek van de gemeente is gebruik gemaakt van de bestemmingsmethode met het actuele regime zoals deze elders in de gemeente op de bedrijventerrein ook is toegepast (Koninginnedijk). De opgenomen regeling zorgt ervoor dat de bedrijven op deze terreinen hun functie uit kunnen blijven oefenen en biedt flexibiliteit in zowel gebruik als bebouwing.
Voor bedrijventerrein De Bons geldt dat er anno 2015 nog enkele kavels beschikbaar zijn voor uitgifte en ontwikkeling. Voor deze nog te ontwikkelen kavels is een ontwikkelgerichte bestemmingsregeling opgenomen die is afgestemd op de regeling uit de voorheen geldende bestemmingsplannen.
De bedrijventerrein Kooikersweg en de Eek mogen zich langzaam ontwikkelen. Het bedrijventerrein Kooikersweg mag transformeren naar een gebied dat beter past in de woonomgeving waar het gelegen is. Het bedrijventerrein De Eek mag zich nog nadrukkelijker presenteren als terrein voor autogerelateerde bedrijvigheid. De visie voor beide terreinen is in de volgende paragraaf beschreven.
De gemeente treedt hier niet actief op door de herontwikkeling ter hand te nemen, maar heeft nadrukkelijk een faciliterende rol. Dit komt in dit bestemmingsplan tot uitdrukking door toegestane transformatie niet direct te bestemmen maar mogelijk te maken door een aantal wijzigingsbevoegdheden op te nemen.
Hierdoor kan in de toekomst met een eenvoudige procedure transformatie in de gewenste richting plaatsvinden.
Stedenbouwkundige visie Kooikersweg
Bedrijventerrein Kooikersweg is in de huidige situatie een wat rommelig en ongelukkig gelegen bedrijfsterrein(tje) waar naast enkele lichte bedrijven ook detailhandel, wonen en kantoorfuncties aanwezig zijn. Vanwege de ligging naast woonwijken leent deze locatie zich goed voor een transformatie naar een woon-werkgebied of woongebied.
Voor het terrein van de Welkoop (centraal tussen Kooikersweg, Gruttohorst en Traverse gelegen terrein) betekent dat dit mag transformeren naar een woon-werklocatie of een locatie met alleen de woonfunctie.. Om aan te sluiten om de omgeving is de toegestane bouwhoogte na transformatie maximaal 10 m.
De gronden op de beide hoeken links en rechts van de Traverse, zijn beeldbepalende plekken aan de Monseigneur Borretweg. Aan deze hoofdweg past representatieve bebouwing in meerdere lagen. Na transformatie mogen hier (een combinaties) functies als kantoor, maatschappelijk en wonen. Dit mag tot 10 m hoog voor wat betreft de locatie noordelijk van de Traverse en tot 14 m hoog aan de zuidzijde.
Het beoogde eindbeeld is te vinden in bijlage 1.
Stedenbouwkundige visie De Eek
De Eek is een bedrijventerrein dat aan de rand van de bebouwde kom van Grave is gelegen. De locatie is goed bereikbaar via de Elftweg/Bosschebaan. Naast bedrijven uit voornamelijk de autobranche is op het terrein een wegrestaurant aanwezig. Dit restaurant staat direct aan de Elftweg. Hierachter ligt een groot parkeerterrein voor vrachtwagens. Aan de zuidzijde is aan de Hoogveldsezijweg een woning aanwezig.
Ook voor de Eek geldt dat het terrein zich in de toekomst verder mag ontwikkelen als kleinschalig bedrijventerrein met bedrijven in de autobranche. Deze ontwikkeling sluit aan op het huidige karakter van het terrein. Dat betekent dat mocht eigenaar van het wegrestaurant een plan indienen om het terrein in te richten als bedrijfsterrein, dit stedenbouwkundig gezien passend is. Wel zal dan zorggedragen moeten worden voor een goede ontsluiting, bijvoorbeeld door weg op het bedrijventerrein door te trekken naar de Hoogveldsezijweg. Het terrein biedt dan ruimte aan circa 4 nieuwe bedrijven. Voor wat betreft de woning in het zuidelijk plangebied geldt dat ook hier een transformatie naar bedrijvigheid passend is.
Het eindbeeld van de visie is te vinden in bijlage 1.
De Bons
Op het Bedrijventerrein De Bons zijn diverse bedrijven gevestigd als ook de gemeentewerf. Het is een modern terrein in een groene setting met een hoogwaardige uitstraling. Voor dit terrein zijn in de loop der tijd diverse bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen gemaakt. Door al deze plannen te integreren in voorliggend bestemmingsplan is weer sprake van een helder, overzichtelijk en actueel beleidsdocument.
Stedenbouwkundige opzet
Het terrein van de Bos is gelegen op een voormalige kazerneterrein. Aan de noordzijde, grenzend aan het Intendanceplantsoen, is het voormalige hoofdgebouw van de vroegere kazerne nog aanwezig.
Ten zuiden ervan ligt het bedrijventerrein. Dit terrein is voor een groot deel al gerealiseerd. Het terrein is ontsloten via de Steegsenhofseweg, die ten noorden van het terrein via de Generaal De Bonsweg aansluit op de Elftweg/Bosschebaan. De wegenstructuur is helder van opzet met haaks op elkaar aangesloten wegen. De Kranenhofscheweg ten zuiden van De Bons takt weer aan op andere doorgaande wegen in het landelijk gebied.
Voor de verkavelingsopzet en inrichting van het bedrijventerrein De Bons is de groenstructuur leidend.
Deze groenstructuur bestaat uit fraaie bomenlanen, monumentale bomen, bosschages en groene bermen. De groenstructuur wordt beschermt en versterkt. Een overzicht van de belangrijkste groene elementen is te vinden in bijlage 2.
Voorliggend bestemmingsplan kent aan deze groenstructuur de bestemming 'Groen' toe. Voor de waardevolle bomen en boomlanen geldt daarbij een vergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zodat er alleen gekapt, opgehoogd, gegraven kan worden ná een vergunning. Immers, een vergunning is soms toch nodig, bijvoorbeeld ten behoeve van het realiseren van een inrit naar een van de bedrijven aan het Zuidelijk Hof. Om deze reden komt ter plekke van de beschermde bomen een aanduiding 'Waarde - Groen' in het bestemmingsplan met daarbij het verbod tot aanleggen / verharden, diepwoelen, graven, ophogen en kappen met een afwijkingsmogelijkheid van dat verbod.
Westrand en Zuidelijk Hof
Voor enkele kavels geldt dat deze nog niet zijn uitgegeven. Hierin zijn twee gebieden te onderscheiden: Westrand en Zuidelijk Hof (zie ook par. 1.3). Op de verbeelding zijn deze aangeduid en in de regels krijgen deze locaties op basis van de huidige regelingen extra aandacht.
Ten behoeve van de gewenste uitstraling van in ontwikkeling zijnde terreinen kunnen beeldkwaliteitseisen opgesteld worden.
Voor het terrein Kooikersweg is een beperkte ontwikkeling voorzien. De eisen van deze beperkte ontwikkeling zijn daarom alleen opgenomen in dit hoofdstuk.
Voor de ontwikkeling van De Bons zijn deze eisen opgenomen in een beeldkwaliteitsplan. Het eerste plan dateert uit 2004. Bij latere deeluitwerkingen zijn separate plannen gemaakt. Ten behoeve van voorliggend plan zijn alle eerdere beeldkwaliteitsplannen samengevoegd tot één stuk. Dit is zowel voor initiatiefnemers als voor toetsers wel zo makkelijk. Dit beeldkwalteitsplan is als separate bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage 4).
Dit hoofdstuk over de beeldkwaliteit en het beeldkwaliteitsplan worden door de gemeenteraad in het kader van artikel 12a van de Woningwet als aanvullend welstandskader vastgesteld. In de regels is middels de nadere eis opgenomen dat burgemeester en wethouders extra eisen kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de inrichting van het terrein ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van het terrein en de naaste omgeving, een en ander zoals omschreven in en ter uitvoering van de beeldkwaliteitseisen. Op deze wijze zijn de beeldkwaliteiteisen ook in de regels van dit bestemmingsplan verankerd.
Voor het raadpleeggemak is in dit plan tevens het welstandsbeleid opgenomen (bijlage 3) en dat wordt via de verbeelding ook gevonden en in de regels (hoofdstuk 5 van de regels) verder geduid. Voor De Bons is hierbij tevens een verwijzing opgenomen naar het beeldkwalteitsplan dat aanvullend werkt op het welstandsbeleid. In paragraaf 6.4 van de toelichting van dit bestemmingsplan wordt de juridische achtergrond hierbij gegeven.
Voor de woon-werkkavels aan de Kooikersweg is het streven om de uitstraling richting Elftweg te verbeteren. Daarnaast mogen aan de zijde van de Kooikersweg bedrijfswoningen worden toegevoegd.
De ter plekke gelegen bedrijven mogen hun pand aan de zijde van de Elftweg uitbreiden, mits deze ontwikkeling leidt tot gewenste verbetering van de uitstraling van het terrein. Dit betekent dat niet alleen eisen worden gesteld aan de uitstraling van de bebouwing, maar dat ook voorwaarden gelden voor de inrichting van het perceel en afscheiding tussen de percelen en de openbare ruimte.
Kooikersweg, zicht vanaf Elftweg, Mgr. Borretweg
Kooikersweg 1, 3, 5, 5a, 7
Welstandsniveau
Het gehanteerde welstandsniveau van dit gebied is welstandsniveau 2.
Regels beeldkwaliteit percelen grenzend aan de Elftweg
Architectuur
Bouwmassa
Materiaalgebruik en detaillering
Voor de bedrijfspanden geldt:
Voor de bedrijfswoningen geldt:
Kleurgebruik
Voor de bedrijfspanden geldt:
Reclame
Inrichting perceel
Referentiebeelden ontwikkeling Kooikersweg
Het is het streven om bedrijventerrein De Bons een hoogwaardige uitstraling te geven. Door de militaire geschiedenis van het gebied en het maximaal hergebruiken van de bestaande kwaliteiten van het kazerneterrein is dit goed mogelijk. Naast een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte zal ook de kwaliteit van de bebouwing hier een belangrijke rol in spelen. De kenmerkende groenstructuur is een belangrijke drager voor de hoogwaardige uitstraling. Het behoud van de hoofdopzet van het groen is al geborgd via dit bestemmingsplan. Voor de architectuur van de bebouwing is het beeldkwaliteitplan leidend.
Op bijgevoegde kaart zijn de deelgebieden aangegeven. Tevens is aangegeven welk welstandsniveau gehanteerd wordt.
Deelgebieden en welstandsniveaus De Bons
Verdere toelichting bij de verschillende welstandsniveaus in de deelgebieden is terug te lezen in bijlage 4 waarin het beeldkwaliteitsplan is opgenomen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Gebiedsgericht
De SVIR benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.
In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is "duurzame verstedelijking". Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6 onder 2).
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De ladder bestaat uit drie 'treden' die doorlopen moeten worden om te bezien of een ontwikkeling bijdraagt aan duurzame verstedelijking. De treden zijn:
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een handreiking gemaakt. Deze 'handreiking ladder voor duurzame verstedelijking' werkt verder uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de ladder duurzame verstedelijking wordt naar die handreiking verwezen.
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Voor wat betreft het nationale belang ‘Defensie’ geldt dat het plangebied is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel. Hiervoor geldt dat bouwwerken hoger dan 105 meter + NAP een belemmering vormen voor het radarverstoringsgebied.
Aangezien geen bouwwerken met een dergelijke hoogte voorzien zijn of mogelijk gemaakt worden, vormt de ligging binnen het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel geen belemmering.
Radarverstoringsgebied Volkel (zwarte pijl geeft ligging Grave aan)
Ladder duurzame verstedelijking
In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is immers sprake van het opstellen van een actueel juridisch planologisch kader, waarmee enerzijds de vigerende en anderzijds de bestaande situatie wordt vastgelegd. Wel wordt aangesloten bij het streven naar zorgvuldig ruimtegebruik en een optimale benutting van de beschikbare ruimte binnen het stedelijk gebied. Het bestemmingsplan is kortom niet in strijd is met de ladder voor duurzame verstedelijking.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord Brabant
Op 7 februari 2014 heeft Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant 2014 vastgesteld. De SVRO is op 19 maart 2014 in werking getreden. De SVRO geeft het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant en vormt een belangrijke schakel tussen de structuurvisies van het Rijk en gemeenten op het vlak van ruimtelijke ordening. In de structuurvisie is de samenhang weergegeven tussen milieu, verkeer, vervoer en water. Daarnaast houdt de structuurvisie rekening met het provinciale economische-, sociaal-, cultureel-, en ecologisch beleid. De juridische vertaling van het beleid zoals gesteld in de SVRO is opgenomen in de Verordening ruimte 2014.
De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die op de provincie af komen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. Daarnaast moeten de provinciale belangen en ruimtelijke keuzes bijdragen aan het vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant. De fysieke leefomgeving bepaalt mede de kwaliteit van leven. De leefomgevingskwaliteit en daarmee de gezondheid staat in delen van Noord-Brabant onder druk. Naast gezondheidsbescherming via milieubeleid en risicobeheersing is aandacht nodig voor gezondheidsbevordering via ruimtelijke planvorming en duurzame inrichting van steden, dorpen en het landelijke gebied.
Planspecifiek
De SVRO doet geen specifieke uitspraken die voor onderhavig plan van belang zijn. De beleidsdoelstellingen vanuit de SVRO zijn nader uitgewerkt in de Verordening ruimte (zie hierna).
Verordening ruimte 2014
In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelniveau begrensd op een kaart. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:
Belangrijk bij de beoordeling van nieuwe plannen is de inpasbaarheid in het provinciaal beleid. De Ruimtelijke Verordening is daarbij het document wat de meest concrete regels biedt voor nieuwe ontwikkelingen.
Planspecifiek
Op onderstaande afbeelding is de overzichtskaart van de Verordening Ruimte ter hoogte van het plangebied weergegeven (gele stippen zijn bedrijventerreinen).
Kaartbeeld Verordening ruimte 2014 (bron: webviewer) met aanduiding bedrijventerreinen (gele stippen)
Bestaand stedelijk gebied
Onderhavig plan is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Uit de verordening blijkt dat alleen hier stedelijke ontwikkeling is toegestaan. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
Wat betreft bestaande bedrijventerreinen geldt dat de provincie het belangrijk vindt dat een substantieel deel van de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen en kantorenlocaties wordt gerealiseerd door verouderde locaties te herstructureren en de ruimte op bestaande locaties beter te benutten. Artikel 4.4 geeft algemene regels over de manier waarop gemeenten hierover verantwoording afleggen. In artikel 4.5 is geregeld dat een bestemmingsplan van een bestaand bedrijventerrein een verantwoording van de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden voor herstructurering alsmede voor zorgvuldig ruimtegebruik bevat. In artikel 4.6 is ten slotte gesteld dat een bestemmingsplan gelegen in een kern in landelijk gebied regelt dat een bouwperceel van een bedrijf ten hoogste 5.000 m2 groot is.
Zorgvuldig ruimtegebruik
De provincie vraagt gemeenten om bij ruimtelijke afwegingen, het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toe te passen. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. Nieuw ruimtebeslag moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het leggen van nieuwe bestemmingen met bouwmogelijkheden (nieuwvestiging) niet gewenst zijn. Er is voldoende ruimte voor hergebruik op bestaande, vrijkomende locaties, bijvoorbeeld door herstructurering van stedelijk gebied.
Toetsing
Onderhavig plan past goed binnen de Verordening ruimte. Het ligt binnen het bestaand stedelijk gebied, waar gemeenten veel beleidsruimte hebben. Onderhavig plan voorziet de bedrijventerreinen van een actuele bestemmingsmethode, zoals deze elders in de gemeente op de bedrijventerrein ook is toegepast. Dit zorgt voor enig ontwikkelperspectief en en kansen om de kwaliteit van de bedrijventerreinen te bevorderen. In algemene zin kan dus geconcludeerd worden dat onderhavig plan dus goed bij de Verordening ruimte past.
Structuurvisie Grave 2025
Op 28 januari 2014 heeft de gemeenteraad de "Structuurvisie gemeente Grave 2025: Vitale vestinggemeente aan de Maas" vastgesteld, waarin de gemeente haar toekomstvisie op de gemeente Grave beschrijft.
Als kern van de visie voor Grave in 2025: vitale vestinggemeente aan de Maas, is het volgende bepaald: Grave glinstert met duurzaam ruimtelijke, sociaal-economische en culturele ontwikkelingen als vitale vestigingsgemeente aan de Maas en Raam. Dit zorgt voor behoud en versterking van leefbare kernen en een beleefbaar platteland voor haar bewoners, bedrijven, organisaties en bezoekers. Dit gebeurt onder meer door een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor winkels en andere bedrijven te creëren.
De kernvisie is uitgewerkt naar strategische beleidslijnen die de hoofdrichting aangeven voor de ontwikkeling van Grave. Zo is onder meer aangegeven dat Grave haar werkgelegenheid stimuleert.
Ook in de toekomst blijft Grave zich vooral richten op de ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid (het MKB). De gemeente zet in op het vasthouden van de lokaal en regionaal verzorgende bedrijvigheid die in Grave is gevestigd. Deze bedrijven moeten zich thuis blijven voelen in de gemeente. Naast de herstructurering van een deel van bedrijventerrein Wisseveld is er geen ruimte voor nieuwe grootschalige bedrijventerreinen.
Voor groei van het aantal arbeidsplaatsen zijn er vooral kansen in toerisme en recreatie en de zorg. Door een koppeling te maken naar zorgtoerisme en kleinschalige (aanverwante) bedrijvigheid zijn er kansen voor versteviging van de economie van Grave.
Voor de vitaliteit van Grave is het van belang dat de economie van de gemeente blijft draaien. De Graafse economie wordt gekenmerkt door een sterke vertegenwoordiging van de sector zorg en veel kleine bedrijvigheid (minder van 10 fte). Hier ligt ook de kracht van Grave. Kleinschalige bedrijvigheid wordt de ruimte geboden met een kwaliteitsimpuls van bestaande terreinen en mogelijkheden in leegstaande gebouwen.
Grave heeft historisch gezien geen grootschalige bedrijventerreinen. Ook binnen de looptijd van de structuurvisie zullen in Grave geen grootschalige nieuwe bedrijventerreinen worden ontwikkeld. Kleinschalige bedrijven kunnen een plek vinden op de bestaande terreinen (herontwikkeling/herbestemming) en in leegstaande/leegkomende panden. Voor grotere bedrijven, waarvoor in Grave geen ruimte beschikbaar is, wordt regionaal een oplossing gezocht.
In regionaal verband is in het Land van Cuijk een uitgifteprotocol opgesteld (Land van Cuijk 2009). De verwachting is dat regionaal in de ruimtebehoefte wordt voorzien met het bedrijventerrein Laarakker in Cuijk en de Health Campus in Boxmeer. Provincie-breed wordt de komende decennia een terugloop verwacht van de behoefte aan ruimte voor bedrijvigheid. Uit onderzoek is zelfs gebleken dat tot 2030 in Noord Brabant een overschot aan bedrijfslocaties ontstaat (provincie Noord Brabant, 2011). In de gehele provincie, en dus ook in Grave, zal de nadruk meer komen te liggen op een kwaliteitsverbetering van bestaande terreinen. De uitgifte van bedrijvenpark De Bons wordt nog wel afgerond.
In de komende periode wordt optimaal ingezet op het vasthouden van de lokaal- en regionaal verzorgende bedrijvigheid die reeds in Grave is gevestigd. Het is van groot belang dat deze ondernemers zich welkom en thuis blijven voelen in de gemeente. Enerzijds betekent dit een ondernemersvriendelijke houding van de gemeente. Hierop is in het economisch beleidsplan (2011) al uitgebreid ingegaan. Anderzijds gaat het om behoud en versterking van de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen. Met behulp van het project "Kwaliteitsimpuls bedrijventerreinen Grave" wordt door de ondernemers gewerkt aan het toekomstbestendig maken van terreinen, het opwaarderen van bedrijfspanden op zichtlocaties en het instellen van Parkmanagement.
Het aantal startende ondernemingen in Nederland is nog altijd groeiende. Grave wil hierop inspelen met goede informatieverschaffing aan starters / ZZPers, een aantrekkelijk woon- en leefklimaat en bijvoorbeeld het mogelijk maken van flexibel gebruik van leegstaande/leegkomende locaties. Zo heeft Grave een 'kraamkamer-functie' voor kleinschalige bedrijvigheid. Grave doet dit door:
Voor Grave is naar verwachting vooral ruimte nodig voor de lokale bedrijvigheid. Het gaat dan om relatief kleinschalige panden die op bestaande bedrijventerreinen een plek kunnen vinden. Daarnaast kunnen de in Grave werkzame ZZPers o.a. worden gefaciliteerd met kleinschalige bedrijfshuisvesting en ruimte voor aan huis gebonden beroepen in bestemmingsplannen.
Planspecifiek
Op onderstaande kaart Ruimtelijke strategie, die deel uitmaakt van de Structuurvisie Grave 2025, is ten aanzien van het bedrijventerrein De Bons het volgende aangegeven: handhaving kwaliteit bedrijventerrein en asielzoekerscentrum en uitgifte resterende bedrijfskavels De Bons.
Ruimtelijke strategie (structuurvisie Grave 2025)
Zoals uit onderstaande kaart, die eveneens deel uitmaakt van de Structuurvisie Grave 2025, blijkt, kent Grave vier bedrijventerreinen, waaronder het Bedrijvenpark De Bons. Dit bedrijvenpark wordt momenteel ontwikkeld ten zuiden van de stad Grave, op het voormalige kazerneterrein.
Ligging bedrijventerreinen Grave (structuurvisie Grave 2025)
Voorliggend plan voorziet in het behoud en kwaliteitsverbetering van de bestaande bedrijventerreinen De Eek en Kooikersweg. Daarnaast wordt ruimte geboden voor ontwikkelingen voor de laatste fase van de uitgifte op bedrijventerrein De Bons. Onderhavig bestemmingsplan sluit daarmee aan op de doelstellingen vanuit de Structuurvisie Grave 2025.
Beleidsregel Internetwinkels
Op 2 juli 2013 hebben burgemeester en wethouders de ‘Beleidsregel Internetwinkels vastgesteld, dit in verband met het toenemende aantal webshops (internetwinkels). Deze beleidsregel heeft tot doel om uniformiteit te garanderen bij de beoordeling van aanvragen om vestiging van een internetwinkel toe te staan binnen de gemeente Grave.
De in deze beleidsregel opgestelde uitgangspunten zullen als een aanvullend beleids- en afwegingskader gehanteerd worden bij de beoordeling van aanvragen met betrekking tot de vestiging van een internetwinkel bij woningen of bedrijven.
In de beleidsregel is vastgelegd dat internetwinkels die geen ruimtelijke uitstraling hebben, in principe passen binnen de toepasselijke bedrijfsbestemmingen. Afhaalpunten zijn niet rechtstreeks toegestaan, maar wel middels een afwijkingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan zijn de ruimtelijke relevante onderdelen van deze beleidsregel in de regels opgenomen.
Kwaliteitsimpuls bedrijventerreinen Grave
De ondernemersvereniging Graveon, Lier Consultancy en gemeente Grave hebben gezamenlijk het project ‘Kwaliteitsimpuls Bedrijventerreinen Grave’ opgestart in verband met de benodigde kwaliteitsverbetering op de bedrijventerreinen in Grave. Op verschillende ondernemersbijeenkomsten hebben de ondernemers aangegeven welke maatregelen kunnen bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van de bedrijventerreinen in Grave.
De wensen van de ondernemers zijn samengevat in een ambitiedocument, waarin ieder bedrijventerrein (Wisseveld, Kooikersweg en De Eek) beschreven wordt. Het ambitiedocument vormt feitelijk de start van een traject waarin alle betrokken partijen aan de slag gaan met de voorgestelde kwaliteitsverbeteringen. Het doel van het traject is het gezamenlijk realiseren van een kwaliteitsslag op de bedrijventerreinen in Grave en ervoor te zorgen dat deze kwaliteit voor de toekomst behouden blijft.
Planspecifiek
De Eek
Voor bedrijventerrein De Eek worden door de ondernemers de volgende aandachtspunten genoemd:
In het kader van de verbetering van de aantrekkelijkheid van het bedrijventerrein is een aantal deelprojecten genoemd:
Kooikersweg
Voor bedrijventerrein Kooikersweg worden door de ondernemers de volgende aandachtspunten genoemd:
In het kader van de verbetering van de aantrekkelijkheid van het bedrijventerrein is een aantal deelprojecten genoemd:
De Bons
Veel verbeterpunten op Wisselveld, Kooikersweg en De Eek gelden ook voor De Bons. Er wordt geadviseerd om projecten gezamenlijk op te pakken. Dit kan door de bestaande vereniging van eigenaren (VvE) onder te brengen in de overkoepelende collectieve organisatie Grave breed.
Conclusie
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt feitelijk invulling gegeven aan de wens om planologische duidelijkheid en wordt tevens een eerste aanzet gegeven om te komen tot kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Planspecifiek
Middels dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarmee kan worden geconcludeerd dat het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk is.
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Er worden in het kader van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarmee tevens geen gewijzigde invloed op de luchtkwaliteit wordt uitgeoefend. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen bestaan.
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Het onderhavig bestemmingsplan is voor bedrijventerreinen De Eek en Kooikersweg conserverend. Voor deze twee bedrijventerreinen is derhalve geen akoestisch onderzoek verricht. De ontwikkelingsmogelijkheden op bedrijventerrein De Bont zijn al eerder mogelijk gemaakt op basis van 'Uitwerkingsplan De Bons' en 'Bestemmingsplan De Bons, Zuidelijk Hof'. Derhalve is ook voor dit terrein geen onderzoek nodig.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (de tweede soort staat ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
Op grond van artikel 3 lid 1 van de Wgv gelden de volgende normen ten behoeve van vergunningverlening voor dieren met een geuremissiefactor:
Als het geen bedrijf is waar een geuremissiefactor voor is vastgelegd gelden op basis van artikel 3. lid 2 van de Wgv gelden de volgende eisen:
Tot slot geldt voor zowel dieren met als voor dieren zonder geuremissiefactoren altijd een minimumafstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object. Dit betreft 50 respectievelijk 25 meter voor hetzij buiten danwel binnen de bebouwde kom.
De Wet geurhinder en veehouderij kent een omgekeerde werking. Dat wil zeggen dat ook bij plannen die woningbouwlocaties mogelijk maken wordt getoetst aan de normen van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij ruimtelijke ordeningsplannen moet worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat.
De gemeenteraad is bevoegd lokale afwegingen te maken betreffende de te accepteren geurbelasting en in afwijking van de ten hoogste toegestane geurbelasting een andere waarde of een andere afstand te stellen. Bij deze afweging moet rekening gehouden worden met de ligging van het bedrijf, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen buiten de bebouwde kom of binnen de bebouwde kom en rekening wordt gehouden of het bedrijf ligt in een concentratiegebied of in een niet-concentratiegebied. Voor de onderbouwing van andere normen wordt de geursituatie berekend met het verspreidingsmodel.
Planspecifiek
Middels dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarmee kan worden geconcludeerd dat het uitvoeren van een geuronderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk is.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functies krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
Planspecifiek
De "Staat van Bedrijfsactiviteiten" legt een koppeling tussen de aard van de bedrijven en de ter plaatse acceptabele milieubelasting. Per milieufactor (geur, stof, geluid en/of gevaar) wordt voor de verschillende bedrijven een afstand genoemd, welke tot de dichtstbijzijnde woonbebouwing in acht moet worden genomen. De indeling in milieucategorieën, in zes mogelijke klassen, is afgeleid van de voor dat bedrijf geldende "grootste afstand" tot woonbebouwing:
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan wordt feitelijk de bestaande situatie vastgelegd in een nieuw juridisch-planologisch kader. Hierbij worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande milieutechnische situatie blijft overwegend gehandhaafd.
Voor wat betreft de toegestane milieucategorieën op de bedrijfspercelen binnen het plangebied is rekening gehouden met de bestaande milieugevoelige functies in de omgeving. Voor de bedrijfspercelen zijn bedrijven van milieucategorie 1 tot en met 3.1 rechtstreeks toegestaan. Omdat bestaande rechten gerespecteerd worden, geldt voor de reeds aanwezige en vergunde bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie, dat deze specifiek worden aangeduid. Hiervoor is een inventarisatie uitgevoerd, onderstaande tabel geeft een overzicht van deze bedrijven:
Adres | Bedrijf | Type bedrijf | Milieucategorie |
Garnizoenstraat 3 | Quick Steel | Groothandel in metaal | 3.2 |
Garnizoenstraat 6 | C-Coatings BV | Vervaardiging coatings | 4.1 |
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit milieuzonering geen belemmeringen zijn ten opzichte van de gevoelige functies.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect. Hierbij is de 1% letaliteit belangrijk. Zolang deze oriëntatiewaarde niet overschreden wordt is er geen specifieke motivatie noodzakelijk (let wel: er is dus wel een risico!). Indien de 1% letaliteit wel overschreden wordt dient in de ruimtelijke planvorming dit risicoaspect bewust geaccepteerd te worden met daarbij de motivatie waarom dat acceptabel gevonden wordt. Via inrichtingsmaatregelen (op basis van de gebruiksvergunning en de bouwverordening) en rampenplannen e.a. kan het effect bij een calamiteit beperkt worden.
(Bevi-)inrichtingen
De regelgeving omtrent externe veiligheid bij inrichtingen (bedrijven) is geregeld in het Bevi. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten. Het besluit (en bijbehorende regeling) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het ministerie heeft het Handboek buisleidingen in bestemmingsplannen gepubliceerd, waarin praktische informatie en voorbeelden staan voor het opnemen van buisleidingen met gevaarlijke stoffen in bestemmingsplannen.
De aanpak richt zich op veiligheidsafstanden rond buisleidingen, het beheer en toezicht en de registratie van de ligging van buisleidingen. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) wordt de regelgeving verder uitgewerkt en worden regels gesteld ten aanzien van risico's en zonering langs buisleidingen, het opnemen van regels in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Als categorieën buisleidingen waarvoor het Bevb geldt zijn voorlopig alleen buisleidingen met een druk vanaf 16 bar voor het transport van aardgas en vloeibare brandstoffen aangewezen.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vanaf 1 april 2015 vastgelegd in de Wet Basisnet en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wgvs). Voor ruimtelijke ordening in relatie tot transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Dit besluit is gebaseerd op de Wro en de Wm. Volgens het Bevt mag op grond van een ruimtelijke besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan. Het Bevt gaat ook in op de hoogte van het groepsrisico. Wanneer het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt iseen verantwoording van het groepsrisico is niet verplicht.
Planspecifiek
Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Bijgevoegd een screenshot van die website.
Screenshot risicokaart.nl
De aanwezige inrichtingen hebben geen invloed op de doelstelling van dit bestemmingsplan. De doelstelling is de bestaande situatie beheergericht te bestemmen. Aangezien er in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen gepland zijn, vormen deze inrichtingen geen vraagstuk ten aanzien van de uitvoerbaarheid van dit plan.
In het plangebied is een (aardgastransport)leiding aanwezig. In dit bestemmingsplan is een beschermingszone in de vorm van een dubbelbestemming Leiding - gas opgenomen van 4 meter vanuit het hart van de leiding. Binnen deze zone zijn bodemingrepen of het bouwen van bouwwerken alleen mogelijk met een omgevingsvergunning. Voor de vergunningverlening moet de ingreep voldoen aan een aantal voorwaarden.
Het aanwezige verkooppunt motorbrandstof op bedrijventerrein De Eek krijgt een speciale aanduiding.
Derhalve vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Keur Waterschap Aa en Maas (2015)
De Keur is een aanvulling op regels uit de Waterwet en is van toepassing op de rivieren, beken, sloten, grondwater en waterkeringen die in beheer zijn bij het waterschap. Maar ook op alle sloten en watergangen die eigendom zijn van anderen (o.a. agrariërs en tuinders).
De voorschriften in de Waterwet en de Keur geven aan wat wel en niet mag en welke plichten er zijn. Denk aan activiteiten zoals het lozen in oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater, het dempen van een sloot, of het plaatsen van een duiker of brug. Medewerkers van het waterschap controleren de naleving van de Keur en overtredingen worden bestraft.
Planspecifiek
In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op basis van waterhuishoudkundige aspecten bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het bedrijventerrein Kooikersweg ligt met de rug tegen de provinciale weg aan. Via de Traverse en de MGR. Borretweg bestaat een aansluiting op deze provinciale weg. Het terrein zelf bevat één weg, de Kooikersweg, die aansluit op de Traverse en de Gruttohorst.
Ook het bedrijventerrein De Eek ligt met de rug tegen de provinciale weg. Dit terrein sluit op twee plaatsen op de provinciale weg aan via de Hoogveldschezijweg. Het terrein zelf bevat één doodlopende weg, De Eek, die aansluit op de Hoogveldschezijweg. Het benzinepompstation en het horecabedrijf worden direct vanaf de provinciale weg ontsloten.
De ontsluiting van het bedrijventerrein De Bons is op de Steegschenhofscheweg en de Kranenhofscheweg gerealiseerd.
Parkeren
Met betrekking tot parkeren wordt het gemeentelijk parkeerbeleid aangehouden. Via de regels van voorliggend plan wordt dit juridisch verankerd (dit is mogelijk sinds een wetswijziging per 1 november 2014 waartoe artikel 3.1.2 Bro als zodanig is aangepast dat beleidsregels via het bestemmingsplan geborgd kunnen worden).
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend plan, waarbij geen sprake is van verkeerskundige wijzigingen. Gesteld kan worden dat het initiatief op het gebied van verkeer en parkeren uitvoerbaar is.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Gebiedsbescherming
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
Soortenbescherming
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van EZ (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Vanuit de Natuurbeschermingswet is het van belang dat bestemmingsplannen geen ontwikkelingen mogelijk maken die negatieve effecten op de aangewezen soorten en habitattypen kunnen veroorzaken. Het kan hierbij gaan om effecten zoals vermesting, verzuring, verdroging, geluidsverstoring etc. Uit de kaarten behorende bij de Verordening ruimte blijkt dat binnen het plangebied geen bijzondere waarden aanwezig zijn. Voor enkele delen direct grenzend aan het plangebied, zijn specifieke aanduidingen opgenomen zoals ‘groenblauwe mantel’, ‘behoud en herstel watersystemen’ en ‘ecologische hoofdstructuur’.
Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan, wordt als gevolg van dit bestemmingsplan op deze gebieden geen gewijzigde invloed uitgeoefend.
Soortbescherming
Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan, wordt geen negatieve invloed op beschermde dier- en plantensoorten uitgeoefend.
Conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan bestaan op basis van ecologische, landschappelijke en overige groene waarden dan ook geen bezwaren.
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is daarmee aangetoond.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden.
Archeologie
Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden.
Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Op de bedrijventerreinen zelf zijn geen monumenten of cultuurhistorische waarden aanwezig. Grenzend aan de bedrijventerreinen bestaan wel een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen.
De Elftweg / Bosschebaan, grenzend aan De Eek is aangemerkt als een waardevolle historisch geografische lijn. Het is een oude rijksweg, daterende van 1836, lopende van Grave naar Heesch, onderdeel uitmakend van de verbinding van Bergen op Zoom en 's Hertogenbosch, over Grave naar Nijmegen. Het lineaire tracé, alsmede het oorspronkelijke tweebaans profiel, gedeeltelijk in markante ophoging in het landschap aangebracht, is in de regio Peelhorst nog grotendeels intact. Voorzien van kenmerkende, oude laanbeplanting met eiken van omstreeks 1890. Ook de Hoogveldsezijweg is zo’n waardevolle lijn. De waarde is redelijk hoog.
Ten noorden van Kooikersweg ligt de waardevolle historische stad Grave met de voormalige vestingwerken met een waardevolle beplanting van Hollandse linde, witte paardenkastanje, gewone esdoorn en treurwilg. Het is een mooi voorbeeld van karakteristieke vestingbeplanting uit voornamelijk 1900-1925.
Archeologie
De gemeente Grave heeft voor het gehele gemeentelijke grondgebied een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen, welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 maart 2012. Het belangrijkste doel hiervan is om ten behoeve van toekomstige planvorming inzicht te verschaffen in de (te verwachten) aanwezigheid en het karakter van de archeologische resten binnen het grondgebied van de gemeente. Door aan de verwachte en bekende archeologische en historische resten een concreet beleidsadvies te koppelen, vormt de kaart een eerste praktisch handvat bij de inpassing van de archeologie bij planvorming en uitvoering.
Archeologische verwachtingskaart gemeente Grave
Op basis van de archeologische beleidskaart gelden voor het plangebied de categorieën 2, 4, 5 en 7. De diverse categorieën met bijbehorende verwachtingswaarden en eventuele onderzoeksverplichtingen zijn in bijgevoegde tabel weergegeven.
Aangezien er binnen dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk om een archeologisch onderzoek uit te voeren. De betreffende archeologische waarden zijn middels de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ en daarbinnen opgenomen specifieke aanduidingen, verankerd in het gemeentelijke paraplubestemmingsplan ‘Archeologie’. De dubbelbestemming met bijbehorende categorieaanduidingen zijn in het voorliggende bestemmingsplan één op één overgenomen vanuit dit parapluplan.
Voor alle toekomstige ontwikkelingen waarbij tijdens werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, zowel binnen gebieden met een hoge, middelhoge als lage verwachting, geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht bij de bevoegde minister of door het hem vertegenwoordigende bevoegd gezag, zijnde de gemeente Grave.
Onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) was het al verplicht de financiële haalbaarheid van ruimtelijke plannen aan te tonen. De mogelijkheden voor (gemeentelijk) kostenverhaal op particulieren en/of projectontwikkelaars waren beperkt. Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken de gemeenten over meer mogelijkheden voor kostenverhaal.
Met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid kan dan ook worden opgemerkt dat het hier een bestaande situatie betreft die in een nieuwe planologische regeling is vervat. Van gemeentewege zijn geen nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen die in een financieel kader geplaatst moeten worden. Een verdergaande toets ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid is niet noodzakelijk.
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende dubbelbestemmingen:
De gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – radarverstoringsgebied’ ligt op het plangebied in verband met de ligging nabij vliegbasis Volkel.
Daarnaast wordt in dit beheergerichte bestemmingsplan voor de deelgebieden ´Westrand´ en ´De Bons, Zuidelijk Hof´ specifieke regelingen gesteld om de beoogde ontwikkeling uit eerdere plannen te borgen.
Welstandsbeleid
Ten behoeve van de raadpleegbaarheid is het geldende Welstandsbeleid voor alle drie de deelgebieden opgenomen in dit plan: zowel op de verbeelding, de regels (hoofdstuk 5) als bijlage bij dit plan. Dit Welstandsbeleid is het reguliere Welstandsbeleid zoals dat al van kracht was en zoals dit is vastgesteld op basis van afdeling 3, artikel 12 van de Woningwet. Aanvullend daarop zijn de beeldkwaliteitsbepalingen als opgenomen in paragraaf 3.3 van kracht voor de 4 deelgebieden op het bedrijventerrein De Bons. Deze komen in de plaats van de eerder vastgestelde beeldkwaliteitplannen. Ook deze bepalingen zijn opgenomen in dit bestemmingsplan in hoofdstuk 5 van de regels. Deze bepalingen vinden de juridische grondslag in afdeling 3, artikel 12 van de Woningwet: zie daartoe mede het bij dit plan openomen vaststellingsbesluit.
Transformatie Kooikersweg en De Eek
De transformatiemogelijkheden op de terreinen Kooikersweg en De Eek zijn geregeld met een wijzigingsbevoegdheid (zie voor een verdere toelichting hoofdstuk 3). Op basis van een t.z.t. in te dienen plan wordt beoordeeld of aan de transformatie kan worden meegewerkt aan de hand van het dan geldende beleid en het (milieu)effect op de omgeving Als dit alles positief is kan via een snelle wijzigingsprocedure meegewerkt worden aan het plan. De verschillende locaties zijn:
1. Kooikersweg:
2. De Eek:
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan kenbaar gemaakt aan een aantal vooroverlegpartners w.o. de provincie Noord-Brabant en het Waterschap Aa en Maas.
In bijlage 5 is het verslag van dit vooroverleg te vinden.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Grave' heeft met ingang van 7 januari 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De stukken waren gedurende die termijn ook in te zien via de gemeentelijke website www.grave.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl. De kennisgeving van de terinzagelegging is gepubliceerd op de website van Officiële bekendmakingen en aangekondigd in de Maasdriehoek. Op maandag 18 januari 2016 is een informatiebijeenkomst in de vorm van een inloopavond georganiseerd in de raadszaal van het gemeentehuis te Grave. De avond is bezocht door een twintigtal mensen.
In bijlage 5 is het verslag van de inspraak te vinden.
Hiermee is voldaan aan het bepaalde ex artikel 3.1.1 Bro.
Het ontwerp-bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Grave 2016' en het ontwerp-beeldkwaliteitsplan 'De Bons' en de bijbehorende stukken hebben met ingang van 26 augustus 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen tot en met 6 oktober 2016.
In bijlage 6 is een verslag van de zienswijzen opgenomen.