direct naar inhoud van Artikel 5 Waarde - Archeologie
Plan: Natuurbegraafplaats De Hoevens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0785.BP2012003Dehoevens-vg01

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport van een archeologisch onderzoek te overleggen; daaruit moet blijken dat de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • b. Het overleggen van het rapport van een archeologisch onderzoek als bedoeld in lid 6.2.onder a. is niet vereist als de archeologische waarde van de betreffende grond/gronden reeds bekend is;
  • c. Indien uit het in lid 6.2 onder a genoemde rapport van het archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden, door het verlenen van de omgevingsvergunning, zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Werken en werkzaamheden.

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het oppervlak van het maaiveld over meer dan 100 m² of veranderen van de hoogte van het maaiveld met meer dan 0,30 m;
  • b. bodemingrepen in gronden die dieper gaan dan 0,30 m onder maaiveld;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • e. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • f. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden, bos- natuur- landschapselementen;
  • g. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².

5.3.2 Uitzonderingen.

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer, natuurbegraven daaronder begrepen, betreffen; dan wel gericht zijn op realiseren van de doeleinden van de bestemming ;
  • b. die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.

5.3.3 Toelaatbaarheid.
  • a. De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
  • b. Geen onevenredige afbreuk aan de archeologische waarde wordt aanwezig geacht indien uit een rapport van een archeologisch onderzoek of anderszins blijkt dat een voorgenomen ingreep niet op meer dan 5 % van het oppervlak van het gebied met archeologische waarde in dit plan betrekking heeft.