Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Ruimte voor Ruimte Bolberg, Gilze
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0784.RvRBolberg-VS01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Ruimte voor Ruimte Bolberg, Gilze' met identificatienummer NL.IMRO.0784.RvRBolberg-VS01 van de gemeente Gilze en Rijen.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan- en uitbouw/ aangebouwd bijgebouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 Aan-huis-gebonden beroep

vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die ten hoogste vallen binnen de categorieën A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' in bijlage 7, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen en vergunningbesluit milieubeheer geldt en dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 Afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat een ruimtelijke en planologische eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.8 Agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, waaronder bollenteelt, daaronder niet begrepen sier- en fruitteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  2. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  3. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
  4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens wordt verstaan een paardenfokkerij;
  5. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  6. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  7. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen;
  8. fruitteelt: de teelt van fruit;
  9. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  10. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  11. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege.

1.9 Agrarisch loonwerkbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.10 Agrarisch-technisch hulpbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking; voorbeelden van agrarisch-technische hulpbedrijven zijn: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.

1.11 Agrarisch verwant bedrijf

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden; voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven en volkstuinen.

1.12 Agrarisch verwante sociale functie

een functie waarbij het agrarische bedrijf wordt ingezet om mensen met een integratieproblematiek door ziekte, handicap, problematische opvoedingssituatie of (licht) delinquent verleden via aangepaste dagbesteding te laten (re)integreren in de samenleving.

1.13 Ambachtelijk bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkoop en/of leveren - als ondergeschikte nevenactiviteit - van goederen die verband houden met het ambacht zoals een kaasmakerij of een klompenmakerij.

1.14 Archeologische deskundige

een door bevoegd gezag aan te wijze deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA en conform de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH.

1.15 Archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die daarvoor gecertificeerd is.

1.16 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.17 Bebouwing

een of meer gebouwen en/ of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 Bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.

1.19 Bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.20 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wabo.

1.21 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; bestemmingsvlakken ten behoeve van bestemmingen die verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie', worden geacht één bestemming te vormen.

1.23 Bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het woongenot.

1.24 Biomassa- en vergistingsbedrijven

bedrijven gericht op het omzetten van biomassa in energierijk gas.

1.25 Boomteelthekken

permanente teeltondersteunende voorziening om schade aan gewassen door dieren te voorkomen.

1.26 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.27 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.28 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.29 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 Café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.32 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.33 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/ of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 Duurzame locatie intensieve veehouderij

een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwvlak van maximaal 2,5 ha voor een intensieve veehouderij.

1.35 Erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk dat dient ter scheiding van het erf of een terrein.

1.36 Evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.37 Extensief recreatief medegebruik/ recreatief medegebruik

een extensieve recreatieve niet-bedrijfsmatige gebruiksvorm, welke zich beperkt tot bijvoorbeeld wandelen, paardrijden, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie en de daarbij behorende extensieve recreatieve voorzieningen zoals banken, bewegwijzering en picknicktafels, ondergeschikt aan de overige ingevolge de doeleindenomschrijving toegestane bestemming, en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende.

1.38 Foeragehandel

een groothandel in veevoer en stro.

1.39 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 Hervestiging

het opnieuw vestigen van een agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bouwvlak.

1.41 Hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42 Horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties; hieronder valt eveneens het geven van feesten en partijen niet zijnde discotheken en/of dancings.

1.43 Hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.44 Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer

besluit van 5 januari 1993 (Stb. 50) houdende uitvoering van de hoofdstukken 1 en 8 van de Wet milieubeheer en hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, zoals dit luidde op het moment van tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.45 Kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.46 Kampeerboerderij

een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.

1.47 Kampeermiddelen

een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.48 Kleinschalige horecagelegenheid

theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.

1.49 Kleinschalig kamperen

een kampeerterrein voor niet-permanente kampeermiddelen dat ruimte biedt voor ten hoogte 25 standplaatsen en voorzien is van een randbeplanting van 5 m breed.

1.50 Landschappelijke inpassing

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestande dan wel nog te ontwikkelen landschappelijke (ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische) landschapskwaliteiten; dit kan door middel van architectuur (vormgeving, situering, bebouwing en materiaalgebruik), aanleg van landschappelijke en/ of natuurlijke elementen al dan niet in combinatie met sloop.

1.51 Manege/ rijschool

een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en de verkoop van paarden.

1.52 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.53 Mestverwerking

het door middel van chemische, fysische en/of biologische behandeling omzetten van kippenmest, varkensdrijfmest, rundveemest en/of overige mestsoorten in relatief droge producten ten behoeve van de bemesting van de bodem en/of producten die een ander toepassingsgebied hebben.

1.54 Nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.

1.55 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.56 Ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. de detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/ of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.

1.57 Ondergeschikte horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/ of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij de hoofdfunctie, waarbij de ondergeschikte horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en niet toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.58 Overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.59 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van maximaal drie gesloten wanden.

1.60 Open constructie

constructie met een doorkijk, voor minimaal 80% voorzien van open delen, zoals een constructie als een hekwerk.

1.61 Opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/ of activiteiten van administratieve aard.

1.62 Paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.63 Paardenpension/ paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenpension/paardenstalling worden geen maneges verstaan.

1.64 Pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar.

1.65 Nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf

de projectie van een agrarisch bouwvlak op een locatie die niet is voorzien van een bouwvlak.

1.66 Peil

  1. voor bouwwerken die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogt van die weg, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.67 Permanente bewoning

het verblijven in een kampeermiddel, een recreatieverblijf, een verblijfsrecreatief appartement of in een gebouw, geen woning zijnde, met het kennelijke doel om dat kampeermiddel, recreatieverblijf, verblijfsrecreatief appartement dan wel het gebouw als hoofdverblijf te gebruiken.

1.68 Restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.69 Seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.70 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.71 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.72 Trekkershut

recreatieverblijf in de vorm van een eenvoudig gebouw, dat dient als recreatief verblijf gedurende een gedeelte van het jaar en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.73 Verbeelding

de digitale weergave van het bestemmingsplan.

1.74 Verkoop streekeigen agrarische producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.75 Voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.

1.76 Woning

een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, of voor de huisvesting buiten het verband van een huishouden tot en met maximaal vier personen.

1.77 Zijdelingse perceelsgrenzen

de zijdelingse grens tussen twee (of meerdere) percelen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden veehouderij (niet zijnde een intensieve veehouderij), akker-en vollegrondstuinbouw;
  2. recreatief medegebruik;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en permanente teelondersteunende voorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor erf- of terreinafscheidingen, veekeringen, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  3. Overigens geldt het volgende:
 max. aantalmax. goothoogtemax. bouwhoogtedakhelling min./max.min. afstand zijdelingse perceelsgrensmin. afstand voor gevelrooilijn
bedrijfswoningengéén     
bedrijfsgebouwen 5 meter11 meter
18° / 55°
5 meter10 meter
erf- of terreinafscheidingen:
binnen bouwvlak
- voor de voorgevellijn
- overige plaatsen
buiten bouwvlak
- erfafscheidingen
  
1 meter
 
2 meter
      
1 meter
    
antennes/ windturbines112 meter  5 meter10 meter
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 meter    
Veekeringen  1,5 meter   

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Ten behoeve van overschrijding van de maximale goothoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de overschrijding van de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c teneinde een maximale goothoogte van 8 m toe te staan, met dien verstande dat wordt getoetst aan de landschappelijke aanvaardbaarheid in relatie tot de agrarische noodzaak.
3.3.2 Ten behoeve van overschrijding van de maximale bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de overschrijding van de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c teneinde een maximale bouwhoogte van 14 m toe te staan, met dien verstande dat wordt getoetst aan de landschappelijke aanvaardbaarheid in relatie tot de agrarische noodzaak.
3.3.3 Ten behoeve van afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c ten behoeve van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
3.3.4 Ten behoeve van afstand tot de voorgevellijn
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c ten behoeve van de afstand tot de voorgevellijn mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
3.3.5 Ten behoeve van een kleinere dakhelling
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c ten behoeve van een kleinere dakhelling dan 18º indien een bestaand gebouw met een dakhelling kleiner dan 18º wordt uitgebreid en de dakhelling van de uitbreiding gelijk is aan de dakhelling van het bestaande gebouw.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. paardenbakken zijn niet toegestaan.
  2. intensieve veehouderijen zijn niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Ten behoeve van tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, met inachtneming van het volgende:
  1. de units dienen aaneengesloten te zijn;
  2. tijdelijke huisvesting voor seizoensarbeiders mag alleen in units die op het agrarisch bouwvlak worden gesitueerd en mag niet in bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  3. tijdelijke huisvesting mag alleen worden gerealiseerd ten behoeve van seizoensarbeiders die op het betreffende bedrijf werkzaam zijn;
  4. de huisvesting moet vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering; hieromtrent wordt advies gevraagd aan een agrarisch deskundige;
  5. de unit voor tijdelijke huisvesting mag maximaal van mei tot en met oktober worden bewoond;
  6. de maximale oppervlakte van de tijdelijke huisvesting bedraagt 12 m² per seizoenarbeider, met een maximum van 20 seizoensarbeiders;
  7. de bouwhoogte van de tijdelijke huisvesting bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  8. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  9. de afstand tot de voorgevellijn bedraagt ten minste 10 m;
  10. er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak, aangetoond middels een erfbeplantingsplan;
  11. de units dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).
3.5.2 Ten behoeve van afstand tot de voorgevellijn
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub c ten behoeve van de afstand tot de voorgevellijn mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

Artikel 4 Groen - Landschappelijke inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, ter inpassing van de gebouwen, (half-) verhardingen en andere voorzieningen in het landschap;
  2. onder landschappelijke inpassing wordt in deze regels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. onverharde fiets- en wandelpaden;
  5. extensief dag recreatief medegebruik;
een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  2. erf- en terreinafscheidingen moeten als open constructie worden opgericht.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:
  1. het realiseren van parkeerplaatsen;
  2. het gebruik als kampeerterrein;
  3. buitenopslag;
  4. het lozen en/of opslaan van stoffen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals bedoeld in bijlage 1 van deze regels, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
  1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het inrichtingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. hetgeen onder a beschreven kan worden aangetoond met een waarde berekening inclusief toelichting en beplantingsplan;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige waarden.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke en natuurlijke waarden;
  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  4. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  5. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  6. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
  7. het aanbrengen van halfverhardingen.
4.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in lid 4.5.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de landschappelijke waarden van de landschapselementen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin, niet zijnde erf;
    met de daarbij behorende:
  2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden.  
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:   
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op overige plaatsen mag niet meer bedragen dan 2 meter;  
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. straten, erven, voet- en fietspaden;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, bermen, verkeersregelingen, aanwijzingsborden en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming met een bouwhoogte van ten hoogste 8,5 meter worden gebouwd;
  2. het oppervlak voor gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 10 m²;
  3. in afwijking op het bepaalde in sub a bedraagt de bouwhoogte voor gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen ten hoogste 4 meter.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevol pand;
  3. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. tuinen;
    met uitzondering van:
  7. aan-huis-gebonden beroepen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen
  1. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van één woning toegestaan, tenzij anders op de verbeelding aangegeven;  
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. algehele herbouw van de woning uitsluitend mag plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  4. bijgebouwen mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouwen worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is bouwen uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan het bepaalde in lid 14.3;
7.2.2 Woningen
voor het bouwen van woningen (hoofdgebouwen) gelden de volgende bepalingen:
  1. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 meter;
7.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen per woning:
  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning, indien de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 100 m2, dan mag de bestaande oppervlakte niet worden uitgebreid;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter;
  4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "bijgebouwen - 1" is tevens een bestaand bijgebouw met een oppervlakte van 356 m2 toegestaan;
  5. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "bijgebouwen - 2" is tevens een bestaand bijgebouw met een oppervlakte van 310 m2 toegestaan;
  6. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "bijgebouwen - 3" is tevens een bestaand, niet voor bewoning of woningsplitsing bestemd, bijgebouw met een oppervlakte van 435 m2 toegestaan;
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:   
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op overige plaatsen mag niet meer bedragen dan 2 meter;  
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:
  1. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
  2. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  3. herbouw leidt tot een betere milieuhygiënische inpasbaarheid.
  4. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  5. door de herbouw het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.
7.3.2 Ten behoeve van afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 sub d ten behoeve van de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mits de voorgenomen afstand stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

7.4 Specifieke gebruiksregels

 
7.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Alphensebaan 54-56
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de Alphensebaan 54-56 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
7.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Alphensebaan 67-69
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de Alphensebaan 67-69 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
7.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Alphensebaan 72-74
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de Alphensebaan 72-74 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
7.4.4 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Versterstraat 26
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de Versterstraat 26 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 4 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
7.4.5 Voorwaardelijke sloopverplichting Alphensebaan 67-69
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen' plaatse van de Alphensebaan 67-69 is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aangegeven op de kaart "te slopen agrarische bedrijfsbebouwing" opgenomen in bijlage 5, is gesloopt, maximaal na 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
7.4.6 Voorwaardelijke sloopverplichting Alphensebaan 72-74
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen' plaatse van de Alphensebaan 72-74 is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aangegeven op de kaart "te slopen agrarische bedrijfsbebouwing" opgenomen in bijlage 6, is gesloopt, maximaal na 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
7.4.7 Voorwaardelijke sloopverplichting Versterstraat 26
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen' plaatse van de Versterstraat 26 is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aangegeven op de kaart "te slopen agrarische bedrijfsbebouwing" opgenomen in bijlage 7, is gesloopt, maximaal na 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen
Het bevoegd gezag kan afwijkenvan het bepaalde in lid 7.1 sub g ten behoeve van het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen die ten hoogste vallen binnen de categorieën A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt met inachtneming van het volgende:
  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen mag niet meer dan 60 m² bedragen;
  2. buitenopslag en buitenactiviteiten ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen zijn niet toegestaan;
  3. in het kader van de aan-huis-gebonden beroepen is geen horeca en detailhandel toegestaan uitgezonderd horeca en detailhandel ondergeschikt en gelieerd aan het aan-huis-gebonden beroep;
  4. aan-huis-gebonden beroepen zijn toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. het aan-huis-gebonden beroep leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  6. ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  7. het gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  8. één van de bewoners van het hoofdgebouw dient eigenaar/bedrijfsleider te zijn van het aan-huis-gebonden beroep.
7.5.2 Ten behoeve van een zelfstandige zorgfunctie
Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de gronden met de specifieke bouwaanduiding 'bijgebouwen -2' afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van het toelaten van een zelfstandige zorgfunctie binnen de bestaande bebouwing, met inachtneming van het volgende:
  1. de zorgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  2. er mag geen sprake zijn van aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende woningen;
  3. er mag geen sprake zijn van een onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  4. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.6.1 Verbodsregel
Het is verboden op en onder de in Wonen genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning nieuwe verharding aan te brengen.
7.6.2 Afwijken van de verbodsregel
Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, en in afwijking van het bepaalde in lid 7.6, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verlenen ten behoeve van verharding van de gronden indien:
  1. aangetoond wordt dat het waterbergend vermogen van de tuin minstens 60 millimeter per uur bedraagt; én
  2. de gronden binnen deze bestemming niet voor meer dan 60% worden verhard, waarbij de oppervlakte van bebouwde gronden als verharding wordt meeberekend.

7.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

7.7.1 Verbod
Het is verboden buiten het bouwvlak op of in de gronden met de bestemming zoals bedoeld in lid 7.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. de sloop van gebouwen met de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'.
7.7.2 Uitzonderingen
Het verbod in lid 7.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
7.7.3 Voorwaarde voor omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.7.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
7.7.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod in lid 7.7.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 8 Wonen - Ruimte voor Ruimte 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. tuinen;

    met uitzondering van:
  6. aan-huis-gebonden beroepen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen
  1. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van één woning toegestaan
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. bijgebouwen mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Woningen
voor het bouwen van woningen (hoofdgebouwen) gelden de volgende bepalingen:
  1. de inhoud van de woning, het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
8.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen per woning:
  1. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 per woning;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:   
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op overige plaatsen mag niet meer bedragen dan 2 meter;  
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:
  1. de beeldkwaliteit van het toekomstig plangebied op basis van de Ontwikkelingsrichting Bolberg, opgenomen als bijlage 8 van de regels.

8.4 Specifieke gebruiksregels

 
8.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Alphensebaan 54-56
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 1' ter plaatse van de Alphensebaan 54-56 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
8.4.2 Voorwaardelijke sloopverplichting Alphensebaan 67-69
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 1' plaatse van de Alphensebaan 67-69 is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aangegeven op de kaart "te slopen agrarische bedrijfsbebouwing" opgenomen in bijlage 5, is gesloopt, maximaal na 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.5.1 Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen
Bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.1 sub f ten behoeve van het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen die ten hoogste vallen binnen de categorieën A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt met inachtneming van het volgende:
  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen mag niet meer dan 60 m² bedragen;
  2. buitenopslag en buitenactiviteiten ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen zijn niet toegestaan;
  3. in het kader van de aan-huis-gebonden beroepen is geen horeca en detailhandel toegestaan uitgezonderd horeca en detailhandel ondergeschikt en gelieerd aan het aan-huis-gebonden beroep;
  4. aan-huis-gebonden beroepen zijn toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. het aan-huis-gebonden beroep leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  6. ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  7. het gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  8. één van de bewoners van het hoofdgebouw dient eigenaar/bedrijfsleider te zijn van het aan-huis-gebonden beroep.

8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.6.1 Verbodsregel
Het is verboden op en onder de in Wonen - Ruimte voor Ruimte 1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning nieuwe verharding aan te brengen.
8.6.2 Afwijken van de verbodsregel
Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, en in afwijking van het bepaalde in lid 8.6, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verlenen ten behoeve van verharding van de gronden indien:
  1. aangetoond wordt dat het waterbergend vermogen van de tuin minstens 60 millimeter per uur bedraagt; én
  2. de gronden binnen deze bestemming niet voor meer dan 60% worden verhard, waarbij de oppervlakte van bebouwde gronden als verharding wordt meeberekend.

Artikel 9 Wonen - Ruimte voor Ruimte 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in een schuurwoning;
  2. ter plaatse van de bouwaanduiding 'karakteristiek': cultuurhistorisch waardevol pand;
  3. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. tuinen, niet zijnde erf;
    met uitzondering van:
  7. aan-huis-gebonden beroepen.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen
  1. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van één schuurwoning in één bouwmassa zonder bijgebouwen toegestaan;
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is bouwen uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan het bepaalde in lid 14.3;
9.2.2 Woningen
voor het bouwen van schuurwoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de inhoud van de schuurwoningen mag niet meer bedragen dan 1.000 m3;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:   
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op overige plaatsen mag niet meer bedragen dan 2 meter;  
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:
  1. de beeldkwaliteit van het toekomstig plangebied op basis van de Ontwikkelingsrichting Bolberg, opgenomen als bijlage 8 van de regels.

9.4 Specifieke gebruiksregels

 
9.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Alphensebaan 67-69
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 2' ter plaatse van de Alphensebaan 67-69 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
9.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Alphensebaan 72-74
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 2' ter plaatse van de Alphensebaan 72-74 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
9.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Versterstraat 26
Het (doen/ laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 2' ter plaatse van de Versterstraat 26 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 4 van de regels, maximaal na 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
9.4.4 Voorwaardelijke sloopverplichting Alphensebaan 67-69
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 2' plaatse van de Alphensebaan 67-69 is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aangegeven op de kaart "te slopen agrarische bedrijfsbebouwing" opgenomen in bijlage 5, is gesloopt, maximaal na 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
9.4.5 Voorwaardelijke sloopverplichting Alphensebaan 72-74
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 2' plaatse van de Alphensebaan 72-74 is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aangegeven op de kaart "te slopen agrarische bedrijfsbebouwing" opgenomen in bijlage 6, is gesloopt, maximaal na 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
9.4.6 Voorwaardelijke sloopverplichting Versterstraat 26
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Wonen - Ruimte voor Ruimte 2' plaatse van de Versterstraat 26 is uitsluitend toegestaan indien de oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, zoals aangegeven op de kaart "te slopen agrarische bedrijfsbebouwing" opgenomen in bijlage 7, is gesloopt, maximaal na 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

9.5.1 Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 9.1 sub g ten behoeve van het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen die ten hoogste vallen binnen de categorieën A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt met inachtneming van het volgende:
  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen mag niet meer dan 60 m² bedragen;
  2. buitenopslag en buitenactiviteiten ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen zijn niet toegestaan;
  3. in het kader van de aan-huis-gebonden beroepen is geen horeca en detailhandel toegestaan uitgezonderd horeca en detailhandel ondergeschikt en gelieerd aan het aan-huis-gebonden beroep;
  4. aan-huis-gebonden beroepen zijn toegestaan indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. het aan-huis-gebonden beroep leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  6. ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  7. het gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  8. één van de bewoners van het hoofdgebouw dient eigenaar/bedrijfsleider te zijn van het aan-huis-gebonden beroep.

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.6.1 Verbodsregel
Het is verboden op en onder de in Wonen - Ruimte voor Ruimte 2 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning nieuwe verharding aan te brengen.
9.6.2 Afwijken van de verbodsregel
Het bevoegd gezag kan, gelet op het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening, en in afwijking van het bepaalde in lid 9.6, een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verlenen ten behoeve van verharding van de gronden indien:
  1. aangetoond wordt dat het waterbergend vermogen van de tuin minstens 60 millimeter per uur bedraagt; én
  2. de gronden binnen deze bestemming niet voor meer dan 60% worden verhard, waarbij de oppervlakte van bebouwde gronden als verharding wordt meeberekend.

9.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

9.7.1 Verbod
Het is verboden buiten het bouwvlak op of in de gronden met de bestemming zoals bedoeld in lid 9.1 zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. de sloop van gebouwen met de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'.
9.7.2 Uitzonderingen
Het verbod in lid 9.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
9.7.3 Voorwaarde voor omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.7.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
9.7.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod in lid 9.7.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 meter over een oppervlakte groter dan 100 m²;
  2. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m² voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,4 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels

 
10.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 sub a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; indien het gaat om archeologisch booronderzoek, dan is het verplicht om een Plan van Aanpak ter goedkeuring te overleggen aan het bevoegd gezag; indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; indien het gaat om archeologisch booronderzoek, dan is het verplicht om een Plan van Aanpak ter goedkeuring te overleggen aan het bevoegd gezag; indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoudsmaatregelenplan); of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
    3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA, namelijk een daarvoor gecertificeerde instantie; deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie; hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  4. bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA en conform de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH, vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gilze en Rijen.
10.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Indien het gravend onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag.
10.3.3 Advies
Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA en conform de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH, vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gilze en Rijen.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 meter;
  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/ of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 meter;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 meter;
  4. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 meter;
  5. het doen van opgravingen in het kader van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige, namelijk een archeologische instantie die daarvoor gecertificeerd is en die in het bezit is van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
10.4.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals bedoeld in lid 10.4.1 is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  2. op basis van inventariserend en/ of definitief archeologisch onderzoek, conform KNA en goedgekeurd door de gemeente Gilze en Rijen, is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. de werken en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  4. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
10.4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  1. het is verboden voor de 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen als de oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 100 m² en dieper gaat dan 0,4 meter onder maaiveld;
  2. aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf dat daarvoor gecertificeerd is); hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA); bevoegd gezag laat zich voor de beoordeling adviseren door een door deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA en de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH, bijvoorbeeld door de Regioarcheologie;
  3. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning;
  4. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
10.4.4 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; indien het gaat om archeologisch booronderzoek, dan is het verplicht om een Plan van Aanpak ter goedkeuring te overleggen aan het bevoegd gezag; indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; indien het gaat om archeologisch booronderzoek, dan is het verplicht om een Plan van Aanpak ter goedkeuring te overleggen aan het bevoegd gezag; indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of
  3. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat goedgekeurd is door het bevoegd gezag de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord; indien het gaat om archeologisch booronderzoek, dan is heet verplicht een Plan van Aanpak ter goedkeuring te overleggen aan het bevoegd gezag; indien het gravend archeologisch onderzoek betreft, dan is het verplicht om een Programma van Eisen conform KNA te laten opstellen en deze te laten goedkeuren door het bevoegd gezag; of:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoudsmaatregelenplan); of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen (hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht); of
  4. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een daarvoor gecertificeerde instantie; deze vorm van onderzoek kan alleen in uitzonderlijke situaties worden toegepast zoals verwoord in de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie; hiervoor is een Programma van Eisen conform KNA, goedgekeurd door het bevoegd gezag, verplicht;
  5. bij de beoordeling van archeologische rapporten, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA en de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH, vastgesteld door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gilze en Rijen.
10.4.5 Advies
Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 10.4.1 sub c, wordt door de bevoegde overheid aan een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA en de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH, zoals bijvoorbeeld de regioarcheologen, advies gevraagd; bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

10.5.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
10.5.2 Advies
Alvorens de in lid 10.5.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en Wethouders vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische Monumentenzorg conform de vigerende KNA en de Kwaliteitscriteria 2.2 VTH.

Artikel 11 Waarde - Landschap - 3

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap - 3' aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en)- bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het leefgebied voor struweelvogels te weten:
  1. de halfopen of besloten landschapsstructuur met kleinschalige percelering;
  2. het struweel, de houtwallen en de beplanting;
  3. de ruige perceelsranden en slootkanten;
  4. de onverharde wegen en paden.

11.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt in afwijking van artikel 3 de volgende regel:
  1. permanente teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan;
  2. permanente boomteelthekken zijn niet toegestaan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.3.1 Afwijken met betrekking tot andere bestemmingen
Indien met betrekking tot het bouwen -ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)– met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door het verlenen van de afwijking mogen de waarden, zoals bedoeld in lid 11.1, niet in onevenredige mate worden geschaad.
11.3.2 Afwijken ten behoeve van permanente boomteelthekken
Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 sub b ten behoeve van permanente boomteelthekken, met inachtneming van het volgende:
  1. de waarden, zoals bedoeld in lid 11.1, mogen niet in onevenredige mate worden geschaad.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt in afwijking van artikel 3 de volgende regel:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

11.5.1 Afwijken met betrekking tot andere bestemmingen
Indien van de gebruiksregels -ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)- met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, wordt hierbij het volgende in acht genomen;
  1. door het verlenen van de afwijking mogen de waarden, zoals bedoeld in lid 11.1, niet worden geschaad.
11.5.2 Afwijken met betrekking tot tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4  ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
  1. het oppervlak van de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1 ha;
  2. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen aansluitend op het bouwvlak gerealiseerd te worden.

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.6.1 Verbod
Het is verboden op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
  1. verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden.
11.6.2 Uitzonderingen
Het verbod van lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. het verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden in het kader van natuur- en landschapsbeheer betreffen;
  4. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
11.6.3 Voorwaarde
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in lid 11.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
11.6.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 11.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

11.7.1 Wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot andere bestemmingen
Indien met betrekking tot de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) het plan kan worden gewijzigd, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door de planwijziging mogen de waarden, zoals bedoeld in lid 11.1, niet worden geschaad.

Artikel 12 Waarde - Landschap - 4

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap - 4' aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en)- bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van de waarden die samenhangen met het hoevenlandschap te weten:
  1. het besloten karakter;
  2. de clusters van bebouwing met daartussen open, soms bol gelegen weide- en akkercomplexen;
  3. het waaiervormig wegenpatroon;
  4. de verspreid staande bomen en boomgroepen;
  5. het reliëf.

12.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt in afwijking van artikel 3 de volgende regel:
  1. permanente boomteelthekken zijn niet toegestaan.

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.3.1 Afwijken met betrekking tot andere bestemmingen
Indien met betrekking tot het bouwen -ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)- met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door het verlenen van de afwijking mogen de waarden, zoals bedoeld in lid 12.1, niet in onevenredige mate wordt geschaad.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt in afwijking van artikel 3 de volgende regel:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

12.5.1 Afwijken met betrekking tot andere bestemmingen
Indien van de gebruiksregels -ingevolge de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en)- met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door het verlenen van de afwijking mogen de waarden, zoals bedoeld in lid 12.1, niet worden geschaad.

12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.6.1 Verbod
Het is verboden op of in de in lid 12.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:
  1. egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm (zoals diepploegen) en ontginnen;
  2. het aanbrengen van opgaande beplanting uitgezonderd erfbeplanting;
  3. verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden;
  4. aanleg van verhardingen >100 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden).
12.6.2 Uitzonderingen
Het verbod van lid 12.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. het verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden in het kader van natuur- en landschapsbeheer betreffen;
  4. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  5. betreffen de aanleg van een veepad, mits dat pad direct aansluit op de grens met een agrarisch bouwvlak waarop een grondgebonden melkrundveehouderij wordt geëxploiteerd, niet breder is dan maximaal 4 meter en geen grotere oppervlakte beslaat dan 1.000 m².
12.6.3 Voorwaarde
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in lid 12.1, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
12.6.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 12.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

12.7 Wijzigingsbevoegdheid

12.7.1 Wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot andere bestemmingen
Indien met betrekking tot de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) het plan kan worden gewijzigd, wordt hierbij het volgende in acht genomen:
  1. door de planwijziging mogen de waarden, zoals bedoeld in lid 12.1, niet worden geschaad.

3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

14.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de onderkant van het bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 meter onder het peil;
  3. bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b indien het hydrologisch belang niet wordt geschaad; alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt bevoegd gezag advies in bij het waterschap en de provincie omtrent de vraag of het hydrologisch belang niet wordt geschaad.

14.3 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

14.3.1 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' wordt gestreefd naar behoud en/ of herstel van de cultuurhistorische waarden van de op deze gronden aanwezige bouwwerken. Dit houdt in dat:
  1. de bouwwerken qua profiel, bouwmassa, gevelkarakteristiek, detaillering, kleur- en materiaalgebruik, situering en oriëntatie behouden dienen te blijven; het behoud van de verschijningsvorm heeft hoge prioriteit;
  2. de cultuurhistorische waarden beschreven in bijlage 9 Waardestelling Versterstraat 26, Gilze behouden dienen te blijven;
  3. nieuwe bebouwing dient de karakteristiek van de bestaande gebouwen afzonderlijk en/ of als geheel niet aan te tasten.
14.3.2 Verbod
Het is verboden de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zodanig te veranderen dat een aantasting ontstaat van de aanwezige cultuurhistorische waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
14.3.3 Uitzondering op het verbod
Het bepaalde in lid 14.3.2 is niet van toepassing voor:
  1. werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  2. de vergroting van de inhoudsmaat van woningen in cultuurhistorische waardevolle en beeldbepalende panden om het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden te stimuleren voor zover de woning deel uitmaakt van een cultuurhistorisch waardevol en beeldbepalend pand en voor zover de bestaande afmetingen van dat gebouw niet worden uitgebreid.
14.3.4 Voorwaarde omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 14.3.2 wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de in lid 14.3.1 bedoelde waarden danwel indien oorzaken van bouwtechnische aard het voortbestaan van het bouwwerk in gevaar brengen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

  1. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige regels;
  2. het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  3. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Overig - IHCS

In aanvulling op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS' (met nummer) ten behoeve van het obstakelvrije (start-en landings)vlak met zijkanten een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een hogere bouwhoogte dan:
  1. 56 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 1';
  2. 80 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS - 6'.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
  1. binnen het bestemmingsvlak dient een (legale) burgerwoning aanwezig te zijn;
  2. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg; alvorens vrijstelling te verlenen vraagt bevoegd gezag hieromtrent ter zake deskundig advies;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
  4. de ontwikkeling dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. de maximale oppervlakte welke wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m²;
  6. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw meer geschikt is;
  7. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben, en in voorkomend geval, zijn/ haar partner zoals bepaald bij huwelijk, geregistreerd partnerschap of notariële samenlevingsovereenkomst;
  8. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
  9. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de specifieke zorgbehoefte, zoals gebleken uit het advies van een ter zake deskundige instantie;
  10. splitsing is niet toegestaan;
  11. aan de afhankelijke woonruimte mag geen eigen ontsluiting worden toegevoegd;
  12. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  13. de ontheffing wordt ingetrokken zodra de noodzaak vanuit mantelzorg niet meer bestaat.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Archeologische waarden

18.1.1 Wijzigen ten behoeve van verwijdering van bestemming
Bevoegd gezag kan van een of meer bestemmingsvlakken de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
18.1.2 Wijziging ten behoeve van verandering van een bouwvlak
Bevoegd gezag kan de vorm van de bouwvlakken veranderen, indien dit - op grond van archeologisch onderzoek - noodzakelijk is met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

Artikel 19 Overige regels

 

19.1 Parkeren

Tenzij in Hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van het bouwen van een gebouw; of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Gilze en Rijen 2017;
  2. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. indien:
    1. het voldoen aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat wordt voldaan aan de regels voor maatwerk (ontheffing) zoals neergelegd in de onder a. bedoelde nota parkeernormen;
  3. indien het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen als bedoeld onder a. of de regels voor maatwerk (ontheffing) als bedoeld onder b. gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan worden gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging;
  4. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient aldus in stand te worden gehouden.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip va inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Bolberg, Gilze.