direct naar inhoud van 4.5 Ecologie
Plan: Tilburgsebaan 30
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0784.BPTilburgsebaan30-VG01

4.5 Ecologie

In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het wijzigingsgebied bestaat uit een voormalig agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij), met verharding, bebouwing en wat erfbeplanting.

Beoogde ontwikkelingen

Het wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de functie van intensieve veehouderij in een paardenafrichtingsbedrijf.

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Brabant in de provinciale Structuurvisie en Verordening nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit wijzigingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het wijzigingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het wijzigingsgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Circa 5,1 km ten zuidoosten van het wijzigingsgebied ligt het Natura 2000-gebied Regte Heide en Riels Laag. Het wijzigingsgebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op enige afstand ten westen en oosten van het wijzigingsgebied liggen zoekgebieden voor natte ecologische verbindingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0784.BPTilburgsebaan30-VG01_0005.png"

Figuur 4.1: Ligging wijzigingsgebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: ruimtelijke plannen.nl)

Regte Heide en Riels Laag

De Regte Heide en Riels Laag liggen tussen de beken Lei en Roppelsche Leij, waarvan de laatste buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied valt. Het gebied is te verdelen in de beekdalen en het daar buiten gelegen licht golvende dekzandlandschap waarin hier en daar lage duingebiedjes voorkomen. Het gebied bestaat uit droge en vochtige heide, moerassige laagten, zure en zwakgebufferde vennen en loof- en naaldbossen. Het gebied is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. In onderstaande tabel is aangegeven voor welke habitattypen instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen.

    SVI Landelijk   Doelst. Opp.vl.   Doelst. Kwal.  
Habitattypen        
H2310   Stuifzandheiden met struikhei   --   =   >  
H3130   Zwakgebufferde vennen   -   =   =  
H3160   Zure vennen   -   =   >  
H4010A   Vochtige heiden (hogere zandgronden)   -   =   >  
H4030   Droge heiden   --   =   >  
H7150   Pioniervegetaties met snavelbiezen   -   =   =  

Legenda    
W   Kernopgave met wateropgave  
%   Sense of urgency: beheeropgave  
%   Sense of urgency opgave m.b.t. watercondities  
SVI landelijk   Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)  
=   Behoudsdoelstelling  
>   Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling  
=(<)   Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering  

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.

Vogels

Op het erf komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing.

Zoogdieren

Het wijzigingsgebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis en rosse woelmuis. De woonbebouwing kan plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Vanwege het beperkt aanwezige groen heeft het wijzigingsgebied geen primaire functie als foerageergebied. De Tilburgsebaan kan een vaste vliegroute vormen. In het wijzigingsgebied ontbreken echter rechtlijnige doorgaande structuren.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen gebruik maken van het wijzigingsgebied als schuilplaats in struiken en onder stenen.

Overige soorten

Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde planten, vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het wijzigingsgebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het wijzigingsgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.1: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het wijzigingsgebied en het beschermingsregime

  Nader onderzoek nodig  
Vrijstellingsrege-ling Ffw   tabel 1     mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis en rosse woelmuis

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker  
nee  
Ontheffingsrege-ling Ffw   tabel 2     geen   nee  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen   nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   nee  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus   nee  

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het wijzigingsgebied is niet gelegen in een beschermd natuurgebied. Nabij het wijzigingsgebied liggen wel zoekgebieden voor ecologische verbindingszones en op circa 5,1 km afstand ligt het Natura 2000-gebied Regte Heide en Riels Laag. De functiewijziging van een intensieve veehouderij naar een paardenafrichtingsbedrijf vindt plaats in de bestaande bedrijfsbebouwing. Dit heeft geen negatief effect op de zoekgebieden voor de ecologische verbindingszones of het Natura 2000-gebied. Vanuit het plangebied vindt vanuit de intensieve veehouderij (varkens) stikstofdepositie plaats op het Natura 2000-gebied. Van paardenhouderijen is bekend dat zij leiden tot minder stikstofdepositie dan intensieve vee(varkens)houderijen. De ontwikkeling heeft dan ook een beperkt positief effect op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan gezien bovenstaande niet in de weg.

Soortenbescherming

Het wijzigingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

De ontwikkeling betreft een functiewijziging. De nieuwe functie wordt geheel binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd. Er vinden geen werkzaamheden plaats die leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten. De Flora- en faunawet staat de vaststelling van het wijzigingsplan dan ook niet in de weg.