Gemeente Etten-leur

Planteksten

Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan Nieuwe Nobelaer.

Toelichting


 

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

1.4 Opzet van de toelichting

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en (her)ontwikkelingen

2.1 Bestaande ruimtelijke hoofdstructuur

2.2 Ontwikkeling

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.2 Provinciaal beleid

3.3 Gemeentelijk beleid

3.4 Conclusie

Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid

4.1 Archeologie

4.2 Bodem

4.3 Waterhuishoudkundige aspecten

4.4 Flora en fauna

4.5 Milieuzonering

4.6 Geluidhinder

4.7 Luchtkwaliteit

4.8 Externe veiligheid

4.9 Energie-duurzaamheid

4.10 Besluit milieueffectrapportage

4.11 Conclusie

Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan

5.1 Planvorm

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

7.1 Maatschappelijke toetsing

7.2 Overleg

Hoofdstuk 8 Overzicht van wijzigingen

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Op 11 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Etten-Leur besloten om een nieuw cultureel expertisecentrum (Nieuwe Nobelaer) te realiseren op het Banakkerterrein, op de hoek Rode Poort-Parklaan. Een en ander ter vervanging van het huidige cultureel centrum Nieuwe Nobelaer dat op de hoek Anna van Berchemlaan/ Oranjelaan is gevestigd.

 

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de rand van het centrum van Etten-Leur en wordt aan de noordzijde begrensd door de Parklaan, aan de oostzijde door het Banakkerterrein waar het nieuwe zwembad De Banakker is voorzien, aan de zuidzijde door de Bernard van Meursstraat, Frederik van Eedenstraat en Rode Poort en aan de westzijde door de Rode Poort.

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden momenteel de volgende bestemmingsplannen: "Brabantpark e.o." (vastgesteld op 4 september 1995), "Centrum" (vastgesteld op 22 februari 1999), "Etten-Oost" (vastgesteld op 22 juni 2006) en "Sportcomplex De Banakker" (vastgesteld op 11 juni 2013). Al deze plannen zijn onherroepelijk.

1.4 Opzet van de toelichting

In deze toelichting worden de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan ‘Nieuwe Nobelaer' weergegeven. De bestaande situatie en de ontwikkeling worden beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de actuele en relevante beleidskaders, doelstellingen en wet- en regelgeving van het rijk, de provincie en de gemeente. Diverse mogelijke randvoorwaarden zoals bijvoorbeeld archeologie, geluidhinder, bodemverontreiniging en water, komen aan bod in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op het juridische deel van het bestemmingsplan, de planregels en planverbeelding. Hoofdstukken 6 en 7 hebben betrekking op de economische uitvoerbaarheid respectievelijk de maatschappelijke toetsing en het overleg zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 8 worden de wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp-bestemmingsplan en de wijzigingen bij vaststelling van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en (her)ontwikkelingen

Voor het formuleren van beleid en het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangspunten en de huidige situatie in het plangebied goed in beeld worden gebracht. Met het oog hierop is het plangebied geïnventariseerd en geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele opbouw van het plangebied en de huidige kwaliteiten beschreven. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de voorgenomen herontwikkeling.

 

2.1 Bestaande ruimtelijke hoofdstructuur

Functionele analyse

Het plangebied ligt in het centrum van Etten-Leur, ten oosten van het (overdekte) winkelcentrum. Centraal in het plangebied ligt een overdekt zwembad met buitenbaden. Ten westen en ten zuiden van het plangebied zijn vooral woningen aanwezig. In het westelijk deel ligt een parkeerterrein met ca. 120 parkeerplaaten (Rode Poort) en aan de zuidzijde een parkeerterrein met zo'n 70 parkeerplaatsen (Bernard van Meursstraat). De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door de Parklaan. Het overige deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het huidige zwembadterrein wat geen openbaar toegankelijk terrein is. Ten oosten van het plangebied ligt de voormalige ligweide van het huidige zwembad, waar de bouw van een nieuw zwembad is voorzien.

 

Groenstructuur

Aan de noordzijde van het plangebied staan linden langs de Parklaan. De Parklaan maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur. In het plangebied staan enkele donkerbladige esdoorns, acacia's en een zwarte den. Bij de entree van het bestaande zwembad staan enkele eiken en watercipressen.
Het huidige zwembadterrein wordt aan de noord- en westzijde begrensd door schermgroen bestaande uit diverse plant- en boomsoorten.

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

Linden en schermgroen langs Parklaan

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Bomen bij entree bestaand zwembad

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schermgroen langs Rode Poort

 

Verkeersstructuur

De Rode Poort en de Parklaan maken onderdeel uit van de hoofdwegenstructuur. Langs beide wegen liggen vrijliggende fietspaden en er geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. De Frederik van Eedenstraat en Bernard van Meursstraat zijn erftoegangswegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

2.2 Ontwikkeling

Ladder duurzame ontwikkeling
De bouw van een nieuw cultureel expertisecentrum is ter vervanging van het bestaande culturele centrum op de hoek Anna van Berchemlaan/Oranjelaan. De locatie van het huidige culturele centrum aan de Anna van Berchemlaan zal na sloop van het huidige gebouw worden herontwikkeld. Er wordt gedacht aan woningbouw. Van een nieuwe functie is geen sprake. De bestaande functie cultureel expertisecentrum wordt binnen het stedelijk gebied verplaatst.

Het nieuwe culturele expertisecentrum voorziet in een lokale behoefte. Het theater wordt op Etten-Leurse maat, dus niet te groot. De theaterfunctie zal zich voornamelijk toespitsen op kleine producties en educatieve functies. Het gaat dan vooral om plaatselijke/regionale (amateur)gezelschappen. Grotere professionele voorstellingen kunnen in theaters in de regio plaatsvinden, die daar op zijn toegerust. Uitgegaan wordt van een kleiner gebouw dan het huidige culturele centrum.

Voorafgaand aan de besluitvorming door de gemeenteraad is onderzocht of er in het centrumgebied (binnen een straal van 500 m vanaf het raadhuisplein) bestaande accommodaties zijn, waar een nieuw cultureel expertisecentrum ingepast zou kunnen worden. Daarbij zijn de voor- en nadelen van deze accommodaties bekeken. Conclusie van het onderzoek was dat de bestaande accommodaties in het centrumgebied niet geschikt zijn of te maken zijn in vergelijking met nieuwbouw. Vervolgens heeft de gemeenteraad besloten uit te gaan van nieuwbouw op het Banakkerterrein. Dit terrein zal na sloop van het huidige zwembad met bijbehorende bebouwing worden heringericht met een nieuw cultureel expertisecentrum én een nieuw zwembad met bijbehorende inrichting van de openbare ruimte. De nieuwe locatie is prima bereikbaar per auto, fiets en openbaar vervoer (bus en zelfs trein op loopafstand).

Functies in nieuw cultureel expertisecentrum
De volgende functies worden in het nieuwe gebouw gehuisvest:
- informatie en uitleenfunctie (bibliotheek);

- educatieve functie (o.a. muzieklokalen, ateliers voor beeldende kunst, dans- en theaterruimten);

- podiumfunctie (multifunctionele zaal, theater);

- sociaal culturele functies (vergaderruimten);

- commerciële ruimten (horeca, backoffice);

- algemene functies (o.a. kantoor- en personeelsruimten);

- bijeenkomstfunctie (entree, Huiskamer).

 
Een multifunctioneel gebruik van de diverse ruimten is een belangrijk uitgangspunt bij de realisatie van de nieuwbouw. Bovenstaande functies worden gehuisvest binnen ca. 5000 m2 bruto vloeroppervlak.

Voorliggend bestemmingsplan maakt naast de bouw van een nieuw cultureel expertisecentrum de aanleg van groen, waterretentie en infrastructuur (o.a. parkeervoorzieningen) mogelijk. Het nieuwe gebouw dient binnen het bouwvlak aan de westzijde van het plangebied te worden opgericht. Dit bouwvlak heeft een oppervlakte van ca. 6100 m2. Voor de invulling van het openbaar gebied (met voldoende parkeervoorzieningen en openbaar groen) wordt een integraal ontwerp gemaakt gezien de relatie met het ongeveer gelijktijdig te ontwikkelen zwembad ten oosten van het plangebied. Het openbaar gebied wordt dan ook afgestemd op de realisering van een nieuw zwembad én de bouw van een nieuw cultureel expertisecentrum. Langs de Bernard van Meursstraat worden een groene afscherming en waterretentievoorziening gecreëerd.

 

Een gedeelte van de weg Rode Poort (tussen de aansluiting met de Frederik van Eedenstraat en de rotonde met de Parklaan) wordt in voorliggend bestemmingplan meegenomen. Dit gedeelte is niet meegenomen in de recente bestemmingsplannen "Markt-Centrum" en "Etten-Zuid". Door het betreffende gedeelte van de weg Rode Poort in voorliggend plan op te nemen, wordt tevens voldaan aan de verplichting van digitaal raadpleegbare bestemingsplannen. Er vinden geen aanpassingen aan de bestaande weg plaats.

 

Ontsluiting Banakkerterrein
De hoofdontsluiting van het nieuwe culturele expertisecentrum en het nieuw te bouwen zwembad voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de Parklaan. De Parklaan is vrij recent verbreed, waarbij de in-/uitrit van het nieuwe parkeerterrein al is aangelegd.
Gemotoriseerd verkeer kan het parkeerterrein voor het nieuwe culturele expertisecentrum en het nieuwe zwembad uitsluitend vanaf de Parklaan bereiken en verlaten. Hiermee wordt extra verkeer in de omliggende woonstraten voorkomen. Daarnaast wordt het kruispunt Frederik van Eedenstraat-Rode Poort niet extra belast.
Er wordt gezorgd voor goede en logische aansluitingen (loop- en fietsroutes) met het centrumgebied. Voor fietsverkeer worden er veilige verbindingen met Rode Poort, Parklaan, Frederik van Eedenstraat en Bernard van Meursstraat gemaakt.

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 


Hoofdontsluiting via Parklaan

 

 

Autobewegingen

Aan de hand van kengetallen van het CROW is een inschatting gemaakt van het aantal autobewegingen dat het nieuwe zwembad en de Nieuwe Nobelaer gaan genereren.

 

Verwacht aantal autobewegingen

 

Verkeersgeneratie

 

Bewegingen op weekdagen

 

Nieuwe Nobelaer

 

 

350 tot 450

 

Zwembad

 

 

130 tot 180

 

Dagelijks worden er maximaal 630 autobewegingen verwacht. De 630 autobewegingen zijn niet direct een toename bovenop het huidige verkeersaanbod. Op dit moment zijn er al autobewegingen die toe te schrijven zijn aan het huidige zwembad en de huidige Nieuwe Nobelaer. Door de herontwikkeling van het Banakkerterrein zullen deze bewegingen mogelijk veranderen. Dit heeft geen gevolgen voor de bereikbaarheid. De rotonde, de Parklaan en de Rode Poort kunnen deze aantallen aan.

 

Parkeervraag voor auto en fiets

In verband met de herontwikkeling van het huidige Banakkerterrein met de bouw van een nieuw zwembad en een nieuw cultureel expertisecentrum is gekeken naar de verkeerskundige inrichting van het gebied. Zo is onder andere gekeken naar de parkeervraag voor auto en fiets (Gemeente Etten-Leur, januari 2016).

 
Parkeervraag voor auto
Voor de berekening van de parkeervraag wordt gekeken naar de omvang/gebruik per functie in het nieuwe culturele expertisecentrum en het nieuwe zwembad. Aan de hand van CROW parkeernormen en de ruimte- staat kan vervolgens de parkeervraag worden bepaald.
Tijdens het ontwerpen van het conrete bouwplan kunnen zich wijzigingen voordoen die van invloed kunnen zijn op het minimaal aantal aan te leggen parkeerplaatsen. Voor dergelijke situaties is het wenselijk om flexibiliteit te creëren. In verband daarmee zijn de te hanteren parkeernormen en aanwezigheidspercentages in bijlage 2 van de planregels opgenomen. Zodra het definitieve bouwplan gereed is, kan het minimaal aantal aan te leggen parkeerplaatsen definitief worden bepaald. Onderstaand is de parkeervraag op basis van de huidige inzichten uitgewerkt.

Parkeernormen per functie (Nieuwe Nobelaer)

 

Functie

 

Omvang

 

Parkeernorm per eenheid

 

Parkeervraag

 

Bibliotheek

 

810 m2

 

0,45 per 100 m2

 

3,6

 

Podium

 

400 zitplaatsen

 

22,2 per 100 zitplaatsen

 

88,8

 

Congres/Evenement

 

1148 m2

 

5,5 per 100 m2

 

63,1

 

Kantoor

 

639 m2

 

1,55 per 100 m2

 

9,9

 

Kunsteducatie

 

 

24 leerlingen

 

4,5 per 10 leerlingen

 

10,8

 

De parkeervraag van horeca is niet meegenomen in de totale parkeervraag. Er wordt vanuitgegaan dat de horeca geen zelfstandige bezoekers aantrekt, maar dat een bezoek aan de horeca wordt gecombineerd met een bezoek aan een van de functies die gevestigd zijn in het nieuwe culturele centrum. De parkeervraag voor het nieuwe culturele centrum bedraagt 177 parkeerplaatsen.

 

 

 

 

 

 

Parkeernormen per functie (Zwembad)

 

Functie

 

Omvang

 

Parkeernorm per eenheid

 

Parkeervraag

 

Zwembad

 

550 m2 waterbassin

 

10,7 per 100 m2

 

59

 

De parkeervraag voor het nieuwe zwembad bedraagt 59 parkeerplaatsen.

 

 

Parkeervraag herontwikkeling Banakkerterrein

Voorziening

Maximaal (100%)

Werkdag-

ochtend

Middag

Avond

Zaterdag

middag

Avond

Zondag

middag

 

Nobelaer

 

 

 

177

 

 

56

 

108

 

124

 

47

 

97

 

43

 

Zwembad

 

 

 

59

 

30

 

 

30

 

59

 

59

 

59

 

45

 

Totaal

 

 

(236)

 

86

 

138

 

183

 

106

 

156

 

88

 

Theoretisch zijn er tijdens de piek in de parkeervraag (100%) 236 parkeerplaatsen benodigd. Deze situatie doet zich in de praktijk echter niet voor, omdat de pieken van de verschillende voorzieningen/functies in het culturele expertisecentrum en zwembad niet tegelijk vallen. Op het drukste moment -tijdens een werkdagavond- kan worden volstaan met 183 parkeerplaatsen.

 
Compenseren huidig parkeeraanbod
Binnen het plangebied zijn op dit moment twee parkeerterreinen aanwezig. Aan de Rode Poort ligt een betaald parkeerterrein van 120 parkeervakken. Daarnaast is er een gratis parkeerterrein met 70 vakken aanwezig aan de Bernard van Meursstraat. Het parkeerterrein aan de Bernard van Meursstraat is bedoeld voor bezoekers aan het huidige, te slopen zwembad. Met het vervallen van deze vakken is al rekening gehouden in eerdergenoemde parkeervraag van 183 parkeerplaatsen. De 120 vakken aan de Rode Poort moeten wel gecompenseerd worden in het plangebied.

Totaal aantal benodigd parkeerplaatsen
In totaal dienen er binnen het plangebied ca. 303 parkeerplaatsen te worden aangelegd. Vooralsnog wordt uitgegaan van een betaald parkeren regime voor deze parkeerplaaten. Daarmee wordt aansluiting gezocht bij de reeds bestaande parkeerregulering in de rest van het centrumgebied. De exacte invulling van de parkeerregulering maakt onderdeel uit van het gemeentelijk parkeerbeleid en zal in dat kader nader worden bezien.

Fietsparkeren
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan is het stimuleren van fietsgebruik een speerpunt. Om het fietsgebruik naar het nieuwe zwembad en het nieuwe culturele centrum te stimuleren, moet worden voorzien in goede en voldoende fietsstallingsmogelijkheden. Op basis van kengetallen blijkt dat er voor het nieuwe culturele centrum ca. 104 fietsparkeerplaatsen noodzakelijk zijn en voor het nieuwe zwembad ca. 121 fietsparkeerplaatsen. In totaal dus zo'n 225 fietsparkeerplaatsen.

 

 

 

Parkeervraag fietsers

 

 

Omvang voorziening

 

Kengetal

 

Aantal fietsparkeerplaatsen

 

Nieuwe Nobelaer

 

 

400 stoelen

 

26 per 100 zitplaatsen

 

ca. 104

 

Zwembad

 

 

550 m2 waterbassin

 

22 per 100 m2 waterbassin

 

 

ca. 121

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat van toepassing is op het beoogde initiatief.

 

3.1 Rijksbeleid

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De rijksoverheid hecht grote waarde aan de digitalisering van bestemmingsplannen.

Wijziging, uitwisseling, vergelijking, monitoring en toetsing van digitale bestemmingsplannen is technisch vele malen eenvoudiger dan van bestemmingsplannen in papieren vorm. Digitaal uitwisselbare bestemmings- plannen ondersteunen de doelstelling van de Wro met betrekking tot de actualisering. Het wijzigen van gedigitaliseerde bestemmingsplannen is technisch gemakkelijk hetgeen de actualiteit van bestemmingsplannen bevordert.

 

Het bestemmingsplan 'Nieuwe Nobelaer' is opgesteld conform de Wro. Dit betekent dat de planverbeelding en de planregels zijn opgesteld volgens de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Daarnaast wordt er voldaan aan de verplichting om een digitaal gecodeerd plan aan te leveren conform het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012).

 

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het rijksbeleid voor ruimte is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'(maart 2012). Op het gebied van verstedelijking, groene ruimte en landschap ligt het accent bij provincie en gemeenten. De ladder van duurzame verstedelijking geldt als leidraad. De ladder zet in tot optimaal benutten van bestaand stedelijk gebied door herstructurering en transformatie. Het bestemmingsplan "Nieuwe Nobelaer" gaat over een binnenstedelijke te herontwikkelen bouwlocatie (zie ook onder 2.2.).

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 provincie Noord-Brabant

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 7 februari 2014 vastgesteld. De Structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water. Daarnaast houdt de Structuurvisie ruimtelijke ordening rekening met provinciaal beleid op economisch, sociaal-cultureel en ecologisch vlak. De provincie geeft in de Structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De provincie streeft naar een complete kennis- en innovatieregio. Daarnaast zijn een aantrekkelijke woon- en leefomgeving, natuur- en landschapsontwikkeling, een robuust verkeer- en vervoersysteem en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven van cruciaal belang. Duurzaam en zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte staat daarbij centraal. Het plangebied 'Nieuwe Nobelaer' is op de visiekaart behorende bij de Structuurvisie aangewezen als 'stedelijk concen- tratiegebied'.

 

Verordening Ruimte 2014 Noord-Brabant

De Verordening Ruimte 2014 is door Provinciale Staten op 10 juli 2015 vastgesteld en op 15 juli 2015 in werking getreden. De Verordening Ruimte is een uitvoeringsinstrument voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit het provinciaal beleid in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De onderwerpen die in de Verordening Ruimte staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Dat betekent dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een bijdrage dienen te leveren aan de kernkwaliteiten van Brabant en dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen het principe van zorgvuldig ruimtegebruik moeten toepassen. Hiermee wordt beoogd de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag op het buitengebied af te remmen. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Dit betekent dat de realisering van woningbouw, bedrijventerreinen, overige stedelijke voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden (bestaand stedelijk gebied van de grotere kernen). Nieuw ruimtebeslag buiten deze gebieden kan slechts als inbreiding of herstructurering in bestaand stedelijk gebied niet tot de mogelijkheden behoren. In de Verordening Ruimte wordt aandacht gevraagd voor de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking zoals deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn in relatie tot het principe 'meer aandacht voor de onderste lagen' ook water en archeologie van belang. In hoofdstuk 4 wordt aan deze aspecten aandacht besteed.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Plus, Etten-Leur in Bloei 2020

Op 23 mei 2005 heeft de gemeenteraad de StructuurvisiePlus 2020 vastgesteld. In deze visie is op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Etten-Leur vastgesteld. Deze visie is de basis voor besluiten die gevolgen hebben voor de verdeling van de ruimte.
In de Structuurvisie is bepaald dat "indien overgegaan wordt tot het verplaatsen van cultureel centrum de Nobelaer dan is een locatie in het centrum een vereiste. De centrale ligging, goede bereikbaarheid, voldoende parkeervoorzieningen en de verlevendiging van het centrumgebied zijn randvoorwaarden bij de positionering van een dergelijke stedelijke functie. Binnen de bestaande kern zijn daarvoor voldoende mogelijkheden".

 

Milieuvisie 2010-2020

De Milieuvisie is op 13 juli 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie formuleert onder meer een aantal ambities, doelstellingen en uitgangspunten met betrekking tot milieu en duurzame ontwikkeling. Eén daarvan is de integratie van milieubeleid met ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden o.a. bodem, water, flora en fauna, milieuzonering, geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid en duurzaamheid voor dit plan uitgewerkt. Op het gebied van externe veiligheid zijn de doelstellingen uit de Beleidsvisie externe veiligheid (15 december 2008) relevant.

 

Groenbeleidsnota

Op 3 december 2013 heeft de gemeenteraad de Groenbeleidsnota 2013-2018 vastgesteld.

De Groenbeleidsnota heeft als doelstellingen het beschermen en versterken van het openbaar groen in bestaand stedelijk gebied evenals het versterken van de samenhang van het groen met oog voor landschappelijke, ecologische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische patronen. De nota dient als integraal beleidskader voor de stedelijke groenstructuur van de gemeente Etten-Leur, inclusief de randen tussen stedelijk gebied en buitengebied. De nota is in samenhang met andere beleidsterreinen een van de toetsingskaders voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Welstandsnota
Op 24 mei 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota 2010 vastgesteld. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is in de welstandsnota opgenomen als een ontwikkelingslocatie. Voor zo'n locatie dienen afzonderlijke welstandscriteria vastgesteld te worden die specifiek gericht zijn op de voorgestane ontwikkeling. In deze situatie is hiertoe ook overgegaan. De welstandscriteria hebben tot doel om een voor deze locatie en functie representatief en architectonisch duurzaam cultureel expertisecentrum te realiseren.

 

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (d.d. 16 december 2013)
De gemeenteraad stelde op 16 december 2013 het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) vast. In dit plan zijn de wegen voor de hoofdwegenstructuur benoemd, waaronder de Rode Poort en de Parklaan. De inrichting van wegen wordt afgestemd op de inrichtingseisen volgens Duurzaam Veilig.

Evenementenbeleid
De gemeente beschikt over een afzonderlijk beleidskader voor een gedegen belangenafweging op het gebied van evenementen. Etten-Leur is een aantrekkelijke gemeente om in te recreëren en een veilige, prettige en gezonde omgeving om in te wonen. Een goede balans hierin is nodig om aan beide aspecten te kunnen voldoen. Een locatiebeleid draagt bij aan deze balans. De evenementen zijn naar categorie ingedeeld en per locatie is bepaald hoe vaak evenementen mogen plaatsvinden. Het plangebied valt onder de locatie 'overig terrein'. In de tabel op de volgende pagina is bepaald welke categorieën evenementen op 'overige terreinen' zijn toegestaan:

Categorie Omschrijving op hoofdlijnen Maximaal toegestaan
A Evenementen met nagenoeg geen neveneffecten Zie regeling in bestemmingsplan
B Evenementen met beperkte neveneffecten Zie regeling in bestemmingsplan
C Evenementen met omvangrijke neveneffecten Zie regeling in bestemmingsplan
D Circussen, stuntshows en kermissen Geen
E Rommel-, thema- en wintermarkten Zie regeling in bestemmingsplan

 

3.4 Conclusie

Het bestemmingsplan 'Nieuwe Nobelaer' is opgesteld conform de landelijke standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan heeft betrekking op een binnenstedelijke ontwikkeling en past binnen het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Milieu en duurzaamheid

In dit hoofdstuk komen de onderwerpen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving aan de orde die van belang zijn voor de herziening van het plangebied 'Nieuwe Nobelaer'.

 

4.1 Archeologie

Archeologie

In Europees verband is het zogenaamde Verdrag van Malta tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit te laten plaatsvinden wordt naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald. Archeologie wordt een vast onderdeel van de planvoorbereiding van ingrepen in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologisch bodemarchief worden nagegaan. Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De eigen rol van de overheden is daarmee officieel. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.

 

Op 11 oktober 2010 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het archeologiebeleid, de archeologische beleidskaart en de erfgoedverordening vastgesteld. De beleidskaart is gebaseerd op de laatste archeologische stand van zaken en de actuele inzichten over dit onderwerp. De beleidskaart is leidend voor lokale projecten.

 

Voor het plangebied is in 2008 reeds een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend

veldonderzoek (IVO) uitgevoerd. Daarnaast is, in het kader van het plan voor de bouw van een nieuw zwembad De Banakker, in het oostelijk deel van het voorliggende plangebied en het plangebied voor het nieuwe zwembad, in 2012 door archeologisch adviesbureau BAAC bv een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

Op 16 oktober 2014 heeft de regioarcheoloog van Regio West-Brabant geadviseerd om geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren in het overige deel van het plangebied. Uit de beschikbare historische gegevens en eerdere onderzoeken is geconcludeerd dat aangenomen kan worden dat er geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen in dit deel van het plangebied aanwezig zijn. De archeologische monumentenzorg is daarmee afgerond en het plangebied 'Nieuwe Nobelaer' kan worden vrijgegeven voor bebouwing.

 

4.2 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein dat er schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers. Indien een bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling kan worden genomen. Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het dan ook van belang om inzicht te hebben in de bodemkwaliteit van het plangebied.

 

De gronden in het plangebied zijn reeds lange tijd in eigendom bij de gemeente Etten-Leur. In 2006 heeft een verkennend bodemonderzoek uitgewezen dat binnen het plangebied geen ernstige verontreinigingen aanwezig zijn. Het plangebied is na het onderzoek van 2006 in gebruik geweest als zwembadterrein, schermgroen (niet openbaar toegankelijk), parkeerterrein voor personenwagens en weg/rijbaan. In de tussenliggende periode hebben zich op of nabij deze locatie geen bodembedreigende calamiteiten voorgedaan.
In januari 2016 is ter plaatse een in situ partijkeuring uitgevoerd in verband met aanstaand grondverzet. Daarbij is gebleken dat de grond ter plaatse voldoet aan klasse AW2000 (schone grond).
Gelet op deze informatie bestaan er op grond van de bodemkwaliteit geen belemmeringen voor nieuwbouw op deze locatie.

 

4.3 Waterhuishoudkundige aspecten

Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een watertoets dient te worden uitgevoerd. Het doel van de watertoets is in een vroeg stadium waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken en evenwichtig mee te nemen bij ruimtelijke plannen. Er wordt met name ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta.

 

Beleid gemeente Etten-Leur

Bij nieuwbouw is het beleid (verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2014-2018) van de gemeente erop gericht zo min mogelijk relatief schoon hemelwater via het rioolstelsel naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) af te voeren. Daarom dient bij uitbreidingen 100% van het verharde oppervlak niet af te voeren naar de RWZI en bij inbreidingen minimaal 60%. Bij nieuwbouw wordt daarom een rioleringssysteem aangelegd waarmee schoon hemelwater gescheiden wordt afgevoerd. Hierbij valt te denken aan:

  • een verbeterd gescheiden stelsel in combinatie met Smartdrain;

  • een verbeterd gescheiden stelsel in combinatie met een schoon hemelwaterstelsel;

  • een stelsel met een riool voor huishoudelijk afvalwater en minder schoon hemelwater en een riool voor schoon hemelwater.

Het uitgangspunt is waterneutraal bouwen. Dit houdt in dat de wateropgave bij nieuwbouw niet mag toenemen. Qua hemelwatersysteem is het beleid gericht op geen water op straat in berekening met bui 09 (Leidraad Riolering module C 2100) en geen overlast/schade in berekening met bui 2006 (gemeten bui in augustus 2006).

Bij nieuwbouwprojecten dient het stedelijke afvalwater apart te worden aangeleverd bij de perceelgrens, zowel bij inbreidingen als bij uitbreidingen. Bij inbreidingen wordt vervolgens bepaald wat de meest doelmatige wijze van inzamelen en transporteren is: gescheiden of gemengd. Dit is afhankelijk van het type rioolstelsel waar op aangesloten wordt. Bij uitbreidingen van woningen en bedrijven worden verbeterde gescheiden stelsels toegepast of stelseltypen met een vergelijkbaar milieurendement, zoals een verbeterd gescheiden stelsel met een Smartdrain.

 

Beleid waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie. Het waterschap heeft in een toetsingskader RO "De ruimte blauw geordend" aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's / speerpunten uit het waterbeheerplan en heeft het waterschap een eigen verordening: De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij de uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

 

Watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.

 

Stedelijk waterbeheer
Duurzaam stedelijk waterbeheer staat de laatste jaren steeds meer in de belangstelling. Specifieke problemen als (grond)wateroverlast en, door vervuiling, een slechte kwaliteit van het oppervlaktewater binnen de bebouwde kom vormen hiervoor een directe aanleiding. Daarnaast kent water in het stedelijk gebied verschillende potenties zoals drager van ecologie, landschap of recreatie. In het verleden was het waterbeheer volgend aan de ruimtelijke ordening, tegenwoordig maakt het thema water integraal onderdeel uit van de planvorming. In het kader van duurzaam stedelijk waterbeheer wordt onder meer gestreefd naar:

  • een minimumkwaliteit van het oppervlaktewater. Hiervoor dient de vuiluitworp vanuit rioolstelsels te worden gereduceerd, bijvoorbeeld door meer water te bergen in het rioolstelsel of door relatief schoon water af te koppelen van de riolering. Minder vervuiling van water kan mede worden bereikt door het voorkomen dat regenwater verontreinigd raakt, bijvoorbeeld door geen bouwmaterialen toe te passen die het water verontreinigen;

  • het voorkomen van wateroverlast. De meest duurzame oplossing om wateroverlast tegen te gaan is creëren van meer berging of ruimte voor water;

  • zorgvuldig en zuinig watergebruik. Het gebruik van drinkwater kan worden gereduceerd door waterbesparende maatregelen te treffen dan wel door niet voor alle toepassingen gebruik te maken van drinkwater, bijvoorbeeld door regenwater te gebruiken voor toiletspoeling;

  • een meer natuurlijk neerslagafvoerpatroon. Regenwater wordt daarbij zoveel mogelijk vertraagd via de bodem afgevoerd naar het oppervlaktewater en niet via de riolering naar de awzi en/of direct naar het oppervlaktewater;

  • de realisatie van natuurvriendelijke oevers in het stedelijk gebied.

Bij de voorgestane ontwikkelingen binnen het plangebied zullen de principes van duurzaam stedelijk waterbeheer binnen de mogelijkheden worden toegepast.

 

Waterhuishoudingsplan 2006
Door bureau Tauw is op 17 november 2006 een waterhuishoudingsplan opgesteld ten behoeve van het toenmalige uitbreidingsplan "Knooppunt". De uitgangspunten in dit rapport zijn in principe nog steeds van toepassing, zij het dat voor het bepalen van de benodigde retentie de normen door het waterschap inmiddels concreet zijn vastgesteld.

Waterhuishoudingsplan 2012
Op basis van de normen in 2012 is de watertoets voor het realiseren van de nieuwbouw van het zwembad De Banakker geactualiseerd naar een waterhuishoudingsplan. Het waterschap Brabantse Delta heeft met dit geactualiseerde waterhuishoudingsplan ingestemd. De vergunning ingevolge de Keur waterschap Brabantse Delta voor de verbreding van de Parklaan en de nieuwbouw zwembad De Banakker is verleend op 31 oktober 2012.

Waterhuishoudingsplan 2015
Inmiddels zijn de plannen gewijzigd en worden er op het terrein van het huidige zwembad (Banakkerterrein) een nieuw cultureel centrum en een nieuw zwembad opgericht. Opnieuw heeft er een actualisatie van de watertoets plaatsgevonden. De bestaande verharde oppervlaktes binnen het Banakkerterrein zijn geïnventariseerd (tekening 2012-06, blad WS-01). Ook zijn de nieuwe oppervlaktes berekend (tekening 2012-06, blad WS-02). Op basis van deze gegevens is er opnieuw een berekening gemaakt voor de benodigde retentie. De berekening is weergegeven op tekening 2012-06, blad WS-03. De berekening is aangepast aan het nieuw vastgestelde beleid van 1 maart 2015.

 

Er treedt in de huidige situatie geen grondwateroverlast op. In de toekomstige situatie is er ook geen overlast te verwachten. Een voorwaarde is echter dat er in principe hydrologisch neutraal gebouwd dient te worden. Dit houdt onder andere in dat er zoveel mogelijk water vastgehouden dient te worden in het plangebied. Dit kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld het regenwater, afstromend van het verharde oppervlak, op te vangen in een retentie en/of te infiltreren in de ondergrond. Om bodemverontreinigingen door het opvangen en infiltreren van regenwater te voorkomen, mogen er geen uitlogende materialen worden toegepast.

Binnen het plangebied is het niet mogelijk om regenwater te infiltreren, aangezien de infiltratiecapaciteit niet toereikend is. Het regenwater dient om die reden middels retentie in het plangebied te worden vastgehouden. Geadviseerd wordt om het afstromende regenwater op een nieuwe waterloop binnen het plangebied aan te sluiten, met een overstort op de bestaande waterloop langs de noordzijde van de Parklaan. Op tekening 2012-06, blad WS-03 zijn de retentievoorzieningen aangegeven. Deze worden aangelegd ten noorden van de Bernard van Meursstraat.

 

De inhoud van de binnen het plangebied te realiseren bergingsvijver dient voldoende bergingscapaciteit te hebben. De normen en richtlijnen van 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen', zijn toegepast.

De toename verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande situatie is 11.544 m2. Dit betekent een minimale retentie-eis van 11.544 m2 x 0,06 x 1 = 693 m3. Voor het totale gebied resulteert dit in een benodigde retentie van 693 m3 waarbij de afvoer gelimiteerd wordt tot maximaal 2l/s/ha. De bergingscapaciteit in de waterloop op het terrein van de Nieuwe Nobelaer en zwembad De Banakker bedraagt 1078 m3. Er is dus een overcapaciteit.

 

De grondwaterstanden in dit gebied zijn niet bekend. Omdat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) in het plangebied niet bekend is, is er in overleg met het waterschap voor gekozen de retentie te bekleden met een afsluitende leemlaag van 40 cm.
Voor de bodemkwaliteit wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

Het huishoudelijk afvalwater afkomstig van het zwembad De Banakker is onder vrij verval aangesloten op het gemengde stelsel in de Frederik van Eedenstraat. In de toekomstige situatie zal de droogweerafvoer -afhankelijk van de situering van de gebouwen- aangesloten worden op het gemengde stelsel in de Bernard van Meursstraat, Rode Poort of Parklaan. Binnen het stelsel is voldoende ruimte beschikbaar.

Waterschap Brabantse Delta heeft op 22 april 2016 een positief wateradvies uitgebracht.

 

4.4 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming).

 

Natuurbeschermingswet 1998

De Natuurbeschermingswet 1998 is gericht op gebiedsbescherming. De wet is op 1 oktober 2005 gewijzigd en sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Op grond van de richtlijn zijn beschermde gebieden aangewezen. Het voorliggende plangebied is niet aangewezen als of in de directe nabijheid gelegen van een aangewezen beschermd gebied.

 

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In deze wet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). De doelstelling van de wet is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is ‘nee, tenzij’. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing in principe verboden zijn.

 

Gebiedsbescherming

De gebiedsbescherming heeft betrekking op de Vogelrichtlijngebieden, de habitat-richtlijngebieden, de beschermde natuurmonumenten en de staatsnatuurmonumenten. Deze gebieden liggen op een dermate ruime afstand van het plangebied dat effecten op de natuur daar niet merkbaar zullen zijn.

 

Soortenbescherming

Op basis van een natuurwaardenonderzoek uit 2007 is in 2008 van het ministerie van LNV ontheffing verkregen voor verwijdering van alle beplanting rondom het terrein van zwembad De Banakker. De ontheffing was geldig tot en met 31 december 2013.

In 2012 is door Arcadis een actualiserend natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek is gebleken dat er zich geen soorten in het gebied hebben gevestigd die in de ontheffing niet zijn genoemd. In verband met de voorgenomen bouw van een nieuw zwembad is daarom, op grond van dat onderzoek en met gebruikmaking van de ontheffing van het ministerie, in november 2013 een groot deel van de beplanting verwijderd.

 

In opdracht van gemeente Etten-Leur heeft Arcadis een beoordeling gemaakt van de situatie na verwijdering van de beplanting in 2013 (rapport 076652178:0.1 d.d. 28 januari 2015).

Vastgesteld is dat de verwijdering van een groot deel van de vegetatie heeft geleid tot afbreuk in kwaliteit van foerageergebied van vleermuizen en eekhoorns.

Het kwalitatieve verlies aan foerageergebied is echter deels teniet gedaan door de aanplant op de grondwal in de zuidoosthoek van het terrein. Daarmee bestaat er geen knelpunt ten aanzien van het functieverlies als zijnde foerageergebied.

Dat betekent dat de vegetatie aan de westzijde van het zwembadcomplex verwijderd kan worden. Een ontheffing is daarvoor niet meer nodig. Voor de verwijdering van beplanting dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. De minst ongunstige periode om beplanting te verwijderen ligt tussen medio september en november.

De werkzaamheden dienen vanwege de zorgplicht vanuit één richting uitgevoerd te worden. Dit geeft de eventueel aanwezige eekhoorn mogelijkheden het gebied te verlaten.

 

Aanbevolen wordt om in het nieuwe plan diverse boomgroepen en/of solitaire bomen aan te planten die een aaneengeslotenheid vormen in de toekomst. Zomereik en Zomerlinde zijn hiervoor het meest geschikt.

 

Inventarisatie bestaand groen

Ten behoeve van de voorgestane ontwikkeling op de locatie van het huidige zwembad heeft er in oktober 2015 een inventarisatie van het aanwezige groen plaats gevonden. Bij de inventarisatie is o.a. gekeken naar boomsoort, standplaats, conditie en eventuele waarde.
Conclusie/advies:

  • bij toekomstige ontwikkelingen dienen de waardevolle bomen bij de entree van het bestaande zwembad gerespecteerd te worden;

  • in het te ontwikkelen gebied is een aantal bomen aanwezig die niet op de beschermde bomenlijst staan, maar wel de moeite waard zijn om te behouden. Het verdient de voorkeur om deze, indien mogelijk, in te passen in de plannen;

  • het schermgroen aan de west- en noordzijde van het zwembadcomplex heeft een grote beeldbepalende waarde. Om de groenstrook te behouden is echter grootschalig onderhoud noodzakelijk. Het is momenteel goed dicht gegroeid maar de vraag is of dit na het grootschalig onderhoud nog steeds zo zal zijn. Gelet op het noodzakelijke grootschalig onderhoud wordt geadviseerd om deze groenstrook te verwijderen;

  • zowel de sloop van het huidige zwembadgebouw als de nieuwe inrichting van de omgeving heeft grote impact op de te behouden bomen. Geadviseerd wordt om voor beide ingrepen een Boom Effect Analyse van de bomen te laten maken.
    Door O.B.T.A. De Linde is in juni 2016 een Boom Effect Analyse opgesteld voor de bomen aan de Frederik van Eedenstraat nabij het huidige zwembad. Het betreft 10 watercypressen en 1 zuileik. Uit de Boom Effect Analyse blijkt dat met het treffen van een aantal maatregelen tijdens de werkzaamheden en bij de inrichting van het nieuwe terrein de bomen wellicht behouden kunnen blijven. Of alle bomen behouden kunnen blijven, zal moeten blijken.

4.5 Milieuzonering

Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient er een goede ruimtelijke scheiding te zijn tussen milieugevoelige bestemmingen en milieubelastende activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van bestaande en nieuwe functies dient te gebeuren door voldoende afstand in acht te houden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie maart 2009). In deze publicatie worden richtafstanden gegeven voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geluid, geur, gevaar en stof. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk.

 

De milieubelastende activiteit van dit plan is het nieuwe cultureel centrum, SBI-code 9232. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bestaande woonomgeving te kunnen garanderen moet een minimale afstand van 30 meter worden aangehouden. Deze afstand wordt in het plan gerealiseerd.

Met de voorgestane indeling van het plangebied wordt voor alle milieuaspecten voldaan aan de richtafstanden zoals deze in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn opgenomen.

 

4.6 Geluidhinder

De VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie maart 2009) is een algemeen geaccepteerd hulpmiddel in de ruimtelijke ordening. De publicatie geeft op systematische wijze informatie over de ruimtelijke relevante milieuaspecten van een scala aan bedrijfsactiviteiten. Voor veel bedrijfsactiviteiten zijn richtafstanden aangegeven die minimaal moeten worden aangehouden tussen de activiteit en een rustige woonwijk.

 

In gemengd gebied gelden daarnaast nog aanvullende bepalingen. De bedrijfsactiviteiten theater, schouwburg, congreshal, evenementenhal, muziek- en dansschool zijn aangeduid als ‘categorie C-activiteit’. Dat betekent dat de activiteiten weliswaar in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar dat daarbij de volgende aanvullende voorwaarden gelden:

  • de activiteiten moeten bouwkundig worden afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies;

  • vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking (index 3(P)) moet de ontsluiting via de hoofdinfrastructuur plaatsvinden.

 

In bijlage 5.3 van de publicatie zijn stappenplannen opgenomen om o.a. geluidhinder te beoordelen.

In stap 1 wordt onderzocht of er geluidgevoelige bestemmingen binnen de richtafstand liggen. Bij theaters, schouwburgen, congresruimten en muziek- en dansscholen (SBI-codes 9232, 9234 en 9234.1) wordt voor geluid een richtafstand van 30 meter aangegeven voor het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. Daaraan is, met uitzondering van muziekscholen, de letter C toegevoegd omdat de activiteiten ook in de nachtperiode (23.00-7.00 uur) kunnen plaatsvinden.

 

De richtafstand van 30 meter wordt bij dit plan ten minste gerealiseerd (de afstand moet 30 meter of meer zijn). Daarnaast vindt ontsluiting van het verkeer plaats via de Parklaan. De Parklaan maakt onderdeel uit van de hoofdverkeersstructuur.

Verder is het zo dat hier vanwege drukke wegen (Rode Poort en Parklaan), de nabijheid van winkels, parkeergarage en busstation, in werkelijkheid sprake is van een gemengd gebied.

 

Vanwege de aanleg van een nieuw parkeerterrein is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Akoestisch onderzoek ruimtelijke onderbouwing nieuw parkeerterrein aan de Parklaan, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, 30 september 2015). Doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de akoestische inpasbaarheid. Het akoestisch onderzoek maakt de geluidemissie van het parkeerterrein ten gevolge van de te verwachten verkeersstromen en parkeerbewegingen inzichtelijk.

Conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie maart 2009) bedraagt de richtafstand voor geluid van autoparkeerterreinen 10 meter bij een omgevingstype 'gemengd gebied'. Aangezien de dichtstbijzijnde woning op ruim 20 meter van het nieuwe parkeerterrein is gelegen, wordt hieraan voldaan.
Uit de berekeningen blijkt bovendien dat wordt voldaan aan de richtwaarden zoals gesteld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' voor een omgevingstype 'gemengd gebied'.

Aanvullend is ook de geluidbelasting vanwege het verkeer van de omliggende wegen van en naar het parkeerterrein voor het planjaar 2019 met en zonder parkeerterrein berekend. De toename van de geluidbelasting door de aanleg van het parkeerterrein bedraagt 0,3 dB. Deze toename is marginaal en akoestisch niet relevant en daarmee acceptabel.

 

Voorliggend bestemmingsplan maakt (buiten)terrassen en openluchttentoonstellingen mogelijk.
In artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit is gesteld dat bij de bepaling van de geluidniveaus het stemgeluid op een onverwarmd en onoverdekt terrein buiten beschouwing blijft, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein. Een terras aan de buitenzijde van het nieuwe gebouw is niet aan te merken als een binnenterrein. Dus als zo'n terras niet verwarmd wordt, dan is alleen het eventuele muziekgeluid maatgevend. Voor muziekgeluid vanuit een inrichting geldt artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Het relevante deel van dat artikel luidt:

 
Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de richting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:

a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 2.17a

 

07:00-19:00 uur

 

19:00-23:00 uur

 

23:00-07:00 uur

 

LAr, LT op de gevel van gevoelige gebouwen

 

50 dB(A)

 

45 dB(A)

 

40 dB(A)

 

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

 

 

70 dB(A)

 

65 dB(A)

 

60 dB(A)

 

Muziekgeluid wat op het terras ten gehore wordt gebracht, zal aan deze normen moeten voldoen. Gezien de aard van het terras is dat geen probleem.

Het beleid voor evenementen is verwoord in het document Evenementenbeleid Etten-Leur. In dit document zijn ook bepalingen opgenomen voor het geluid. De te verwachten geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen is maatgevend. In beginsel wordt er bij vergunningplichtige evenementen een geluidbelasting van 75 dB(A) op de gevel van woningen van derden en andere geluidgevoelige objecten gehanteerd. Deze geluidnorm zorgt voor een goede balans tussen de beleving van het evenement en de (acceptatie van de) omgeving. Voor de lage (bas)tonen geldt in beginsel en geluidbelasting van 90 dB(C).
Evenementen waarvoor een melding volstaat, vormen nagenoeg geen belasting voor de omgeving. Voor meldingsplichtige evenementen wordt in beginsel een geluidbelasting van 55 dB(A) op de gevel van woningen van derden en andere gevoelige gebouwen gehanteerd.

 

Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen beperkende rol speelt bij de bouw van een nieuw cultureel expertisecentrum inclusief parkeerterrein op de voorgestane locatie.

 

4.7 Luchtkwaliteit

Het bevoegd gezag moet bij veel ruimtelijke en infrastructurele besluiten de luchtkwaliteit meenemen in de besluitvorming. Voor luchtkwaliteit is artikel 5.16 Wet milieubeheer (Wm) van belang. In lid 2 van dat artikel staan alle bevoegdheden van bestuursorganen (limitatieve lijst) waarbij rekening moet worden gehouden met de luchtkwaliteit.

Bij het uitoefenen van een in dat artikel genoemde bevoegdheid moet het bevoegd gezag nagaan wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Het bevoegd gezag mag positief besluiten, als blijkt dat aan één of meer van de motiveringsgronden uit artikel 5.16 lid 1 Wm wordt voldaan.

 

Artikel 5.16 eerste lid onder c Wm geeft aan dat activiteiten die niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht niet getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden.

Om dat op een eenvoudige manier te berekenen is door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de NIBM-tool ontwikkeld. Daarmee kan op eenvoudige wijze worden bepaald of een plan in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

 

De tool werkt met rekenregels die in lijn zijn met Standaardrekenmethode 1 (SRM1) uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. In de tool zijn reeds gegevens ingevoerd die berusten op een worst case situatie. Bij de berekening van de concentratietoename vanwege het plan zijn de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging.

 

Indien berekening met de tool laat zien dat een plan NIBM bijdraagt aan de luchtverontreiniging kan het plan doorgaan op grond van artikel 5.16, eerste lid, onder c Wm.

 

Er zijn al eerder plannen voor verplaatsing van de Nieuwe Nobelaer geweest. Ten behoeve van die plannen is destijds onder andere een onderzoek naar de gevolgen voor de verkeerssituatie uitgevoerd (“Verkeersanalyse planontwikkelingen Banakker en Anna van Berchemlaan”, DHV, rapportnummer A5867-01-001 van mei 2007).

De uitgangspunten voor dat plan zijn vergeleken met de uitgangspunten voor het nieuwe culturele centrum in onderhavig plan. Geconstateerd is dat het onderhavige plan kleinschaliger is van opzet, maar dat de ambitie van de gemeente is om in een kleiner gebouw dezelfde activiteiten plaats te laten vinden door het gebouw flexibeler inzetbaar te maken. Naar verwachting neemt het aantal voertuigbewegingen bij onderhavig plan met maximaal hetzelfde aantal toe dan in het plan van 2007-2008.

Op grond van deze motivering zal het aantal voertuigbewegingen als gevolg van het nieuwe cultureel centrum toenemen met maximaal 500 per dag. Daarvan bestaat maximaal 1% uit vrachtwagenbewegingen.

Invoer van deze gegevens in de NIBM-tool (Ministerie I&M, versie 1 mei 2014) geeft als resultaat dat de bijdrage van het extra verkeer ‘niet in betekende mate’ is. Er is geen nader onderzoek nodig.

 

4.8 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de produktie als op het transport van gevaarlijke stoffen. Centraal staat de vraag hoe groot het risico is dat een individu of een groep individuen hierbij loopt. Bij het bepalen van het risico worden twee soorten risico’s onderscheiden, te weten het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer van gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen.

 

Transportroutes

De wettelijke regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt vast in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS) en De Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen. Op basis van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen dient de bijdrage van nieuwe ontwikkelingen, indien deze gelegen zijn binnen een zone van 200 m van de as van de transportroute, te worden getoetst aan de oriënterende waarde van het groepsrisico (GR). Het GR moet kleiner zijn dan 10-5. Tevens mogen er binnen de plaatsgebonden risico (PR) contour van 10-6 per jaar geen nieuwe kwetsbare objecten zoals woningen worden gerealiseerd. Voor bestaande situaties geldt de 10-6 per jaar als streefwaarde en 10-5 per jaar als grenswaarde.

 

De planlocatie ligt op circa 800 meter afstand van het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Uit de Risicoatlas Spoor van het ministerie van Verkeer en Waterstaat blijkt dat de contour van het plaatsgebonden risico op minder dan 10 meter van het midden van het spoor ligt. Het plangebied valt ruim buiten deze contour. Tevens ligt de locatie op ruim voldoende afstand van de rijksweg A58, de meest nabij gelegen weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Externe veiligheid ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

 

Inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden.

Doel van dit besluit is om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen, tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Het besluit legt eisen op aan bedrijven waarvan het PR hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar, zoals bijvoorbeeld LPG-stations of bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan.

Voor kwetsbare objecten zoals woningen, ziekenhuizen en scholen gelden de strengste eisen.

In het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo) staan criteria die aangeven welke bedrijven zoveel gevaarlijke stoffen hebben, dat er een risico van een zwaar ongeval bestaat. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal. In de omgeving van de planlocatie zijn geen Bevi- of Brzo-bedrijven gelegen.

 

4.9 Energie-duurzaamheid

De gemeente Etten-Leur hecht belang aan het aspect duurzaamheid. Samen met gemeenten in de regio heeft zij in 2007 de Verklaring van Dussen ondertekend en zich daarmee bereid verklaard om haar aandeel te leveren in de rijksdoelstellingen op het gebied van CO2-reductie, duurzame energieproductie en energiebesparing.

In regionaal verband (Regio West-Brabant) werken 19 gemeenten samen, onder andere op het gebied van ecologie/duurzaamheid. De focus ligt daarbij met name op energiebesparing en het bevorderen van de opwekking van hernieuwbare/duurzame energie.

In de EnergieAgenda zijn projecten geformuleerd die moeten helpen om de doelen te bereiken.

 

In dit kader hebben de gemeenten, samen met een aantal marktpartijen en woningcorporaties, in mei 2014 het Convenant Duurzaam Bouwen West-Brabant ondertekend. Op grond van dat convenant zal de gemeente bij nieuwbouw van haar eigen gebouwen duurzame maatregelen treffen. Daarbij wordt GPR (een methode om de duurzaamheid van een gebouw of woning inzichtelijk te maken) ingezet als instrument om de duurzaamheid van gebouwen te kunnen meten. Als uitgangspunt voor nieuwbouw geldt het volgende ambitieniveau:

  • voor de thema's Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde een gemiddelde score van GPR 7,5;

  • voor het thema Energie een score van GPR 8, of een 10% scherpere energieprestatie-eis dan opgenomen in het bouwbesluit zodra de wettelijke eis is aangescherpt tot deze GPR-score.

 

Voor de Nieuwe Nobelaer worden deze uitgangspunten, met inachtname van het beschikbare budget voor dit project (complex), zoveel als mogelijk gerespecteerd/nageleefd.

 

4.10 Besluit milieueffectrapportage

Het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) van 4 juli 1994 is relevant voor de vraag of een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden. De vraag of voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen veroorzaken staat daarbij centraal. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. (85/337/EEG) reeds aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten zijn door de Nederlandse regering overgenomen en verwerkt in het Besluit mer. Onderdeel C van het Besluit mer wijst in de kolommen 1 en 2 de activiteiten en gevallen (eventuele drempel voor de betreffende activiteit) aan waarvoor direct een m.e.r.-plicht geldt. In kolom 3 zijn per activiteit de mogelijk m.e.r.-plichtige plannen opgenomen. Dit zijn plannen die mogelijk kaderstellend zijn voor een besluit zoals opgenomen in kolom 4.

 

Onderdeel D van het Besluit m.e.r. bevat grotendeels dezelfde activiteiten als onderdeel C. Een belangrijk verschil is echter de gevallen (kolom 2) waarop de betreffende activiteit betrekking heeft. De drempelwaarden die in kolom 2 aangegeven staan, zijn in onderdeel D lager dan in onderdeel C. Voor deze activiteiten, die boven de drempelwaarden van onderdeel D, maar beneden die van onderdeel C vallen, geldt geen directe m.e.r.-plicht, maar een m.e.r.-beoordelingsplicht. In deze m.e.r.-beoordelingsplicht moet het bevoegd gezag, in casu het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het voorbereiden dan wel vaststellen/nemen van het betreffende plan of besluit als genoemd in de kolommen 3 en 4, beoordelen of de betreffende activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Voor activiteiten die beneden de indicatieve drempelwaarden van onderdeel D vallen, dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden aan de hand van de criteria uit Bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r., om te bepalen of (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen op kunnen treden. Als uit deze vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen mogelijk zijn, geldt voor plannen die deze activiteiten mogelijk maken geen directe (plan-)m.e.r.-plicht.

 

De activiteiten die in het culturele expertisecentrum zullen plaatsvinden (o.a. theater, bibliotheek) komen niet voor in de kolom met activiteiten van de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. Voor de toekomstige activiteiten in het nieuwe culturele centrum hoeft derhalve geen m.e.r.-procedure te worden doorlopen.

 

4.11 Conclusie

Het bestemmingsplan 'Nieuwe Nobelaer' past binnen de geldende regelgeving en beleid met betrekking tot milieu en duurzaamheid. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er in het plangebied situaties voorkomen die van uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar zijn.

 

Hoofdstuk 5 Beschrijving van het plan

 

5.1 Planvorm

Dit bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch instrumentarium voor het plangebied 'Nieuwe Nobelaer'. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012.

 

Er is sprake van een planopzet met 4 bestemmingen, een gedetailleerde planverbeelding en een uniforme opzet van de planregels. Uitgangspunt is dat de planverbeelding zo veel mogelijk informatie biedt over de toelaatbare gebruiksvorm en de bouwmogelijkheden op een perceel. Voordeel hiervan is een snel inzicht in de gebruiks- en bouwmogelijkheden waardoor het mogelijk is gebruikers van het bestemmingsplan goed te informeren.

 

Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planverbeelding met planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting. Deze heeft als zodanig geen rechtskracht. De planregels zijn opgebouwd uit inleidende regels (hoofdstuk 1), bestemmingsregels (hoofdstuk 2), algemene regels (hoofdstuk 3) en overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

 

5.2 Toelichting op de bestemmingen

 

Inleidende regels.

 

Begrippen (artikel 1).

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

 

Wijze van meten (artikel 2).

In dit artikel wordt aangegeven hoe de in de regels gehanteerde maten gemeten moeten worden.

 

Bestemmingsregels.

 

Cultuur en ontspanning (artikel 3)
Voor het nieuwe culturele expertisecentrum is een aparte bestemming opgenomen, afgestemd op de diverse functies. Binnen de bestemming is o.a. het gebruik voor podiumkunsten, (openlucht)theater, creativiteitscentra, maatschappelijke voorzieningen/dienstverlening, dans-, theater-, toneel- en muziekscholen, bibliotheken, speelotheken, kunstuitleen, congressen, beurzen, presentaties en tentoonstellingen, bedrijfsmatige sportvoorzieningen, terrassen en openluchttentoonstellingen, evenementen en horeca toegestaan. Zware horeca is uitgesloten (zie bijlage 1 bij de regels). Detailhandel is alleen als ondergeschikte nevenfunctie mogelijk. Gebouwen en overkappingen moeten worden opgericht binnen het bouwvlak; dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De hoogtematen van het hoofdgebouw zijn op de planverbeelding opgenomen. Eventueel kunnen binnen de bestemming een aantal parkeerplaatsen worden aangelegd. Het parkeren vindt hoofdzakelijk plaats binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijf'. Er dient te worden voldaan aan de parkeernorm (voorwaardelijke verplichting). Via afwijking zijn per kalenderjaar maximaal 3 evenementen in de openlucht mogelijk. Het aantal evenementen is beperkt, omdat het plangebied op korte afstand van het Stadshart, het Oderkerkpark en het Brabantpark ligt. Deze locaties worden ook gebruikt voor evenementen(terrein).

 

Groen (artikel 4)

Binnen deze bestemming is o.a. de aanleg van plantsoen, bermen en overige openbare groenvoorzieningen, alsmede water en waterhuishoudkundige voorzieningen (retentie) en fiets- en voetpaden mogelijk. Er zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

 

Verkeer (artikel 5).

Deze bestemming heeft betrekking op wegen die gericht zijn op de afwikkeling van het verkeer, de gebiedsontsluitingswegen. De Rode Poort is zo'n weg. Binnen deze bestemming zijn ook andere voorzieningen toegestaan, zoals geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair. Binnen deze bestemming zijn -met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen en overkappingen- enkel bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn bouwhoogten opgenomen. Specifieke bouwregels voor straatmeubilair worden niet gegeven, omdat dergelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot bepaalde afmetingen vergunningvrij zijn.

 

Verkeer - Verblijf (artikel 6).

De openbare ruimte is bestemd voor 'Verkeer - Verblijf'. Deze gronden zijn bedoeld voor wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie en parkeervoorzieningen. Bij de planregels is bijlage 2 opgenomen voor de onderbouwing van de parkeervraag. Er dient te worden voldaan aan de parkeernorm (voorwaardelijke verplichting).
Binnen de bestemming zijn ook andere voorzieningen toegestaan, zoals groenvoorzieningen, (overdekte) fietsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstobjecten. Binnen deze bestemming zijn -met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen en overkappingen, ook ten behoeve van fietsvoorzieningen- enkel bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde toegestaan. Voor overkappingen ten behoeve van fietsvoorzieningen is een afwijkende bouwhoogte en oppervlaktemaat opgenomen. Voor bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zijn bouwhoogten opgenomen. Specifieke bouwregels voor straatmeubilair worden niet gegeven, omdat dergelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot bepaalde afmetingen vergunningvrij zijn. Ook zijn terrassen en openluchttentoonstellingen ten dienste van de bestemming "Cultuur en ontspanning" mogelijk. Via afwijking zijn per kalenderjaar maximaal 3 evenementen in de openlucht mogelijk. Het aantal evenementen is beperkt, omdat het plangebied op korte afstand van het Stadshart, het Oderkerkpark en het Brabantpark ligt. Deze locaties worden ook gebruikt voor evenementen(terrein).

 

Algemene regels.

 

Anti-dubbeltelregel (artikel 7).

Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze regels is dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

 

Algemene bouwregels (artikel 8).

In dit artikel zijn regels opgenomen voor ondergronds bouwen.

 

Algemene gebruiksregels (artikel 9).

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen voor het gebruik van gronden, gebouwen en bouwwerken in strijd met de bestemming.

 

Algemene afwijkingsregels (artikel 10).

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om in geringe mate af te wijken van de maatvoeringen en bestemmings- en/of bouwgrenzen.

 

Algemene wijzigingsregels (artikel 11).

In dit artikel zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het onder voorwaarden verschuiven en/of overschrijden van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen of bouwvlakken.

 

Overgangs- en slotregels.

 

Overgangsrecht (artikel 12).

Het is een wettelijke verplichting om dit artikel in het bestemmingsplan op te nemen. In lid 1 zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen opgenomen. Bouwwerken, die op het moment dat het plan inwerking is getreden, bestaan of (kunnen) worden gebouwd op grond van een verleende omgevings- vergunning en die afwijken van het bestemmingsplan mogen gedeeltelijk worden veranderd of vernieuwd mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot. Is het bouwwerk verloren gegaan door een calamiteit dan mag het bouwwerk volledig worden vernieuwd of veranderd mits de aanvraag om omgevingsvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit wordt ingediend.

Lid 2 betreft het overgangsrecht voor het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het moment dat dit plan in werking is getreden. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot.

Het overgangsrecht geldt niet voor bouwwerken die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd in strijd met het toen geldend plan en voor illegaal gebruik van bouwwerken en gronden.

 

Slotregel (artikel 13).

Deze regel verwijst naar de naam van het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

 
In zijn vergadering van 11 februari 2014 heeft de gemeenteraad besloten tot de bouw van een nieuw cultureel expertisecentrum op het Banakkerterrein. Gelijktijdig heeft de gemeenteraad een taakstellend krediet beschikbaar gesteld voor de realisatie van de nieuwbouw en inrichtingskosten van de openbare ruimte. Door het beschikbaar stellen van een investeringskrediet is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.

 

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke toetsing en overleg

 

7.1 Maatschappelijke toetsing

Voor dit project is een overleggroep, bestaande uit o.a. omwonenden, vertegenwoordigers van het Winkelhart en de wijkvereniging in het leven geroepen. Deze overleggroep is periodiek bijgepraat over de voortgang van de projecten realiseren nieuw zwembad en nieuw cultureel expertisecentrum.
Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Nieuwe Nobelaer' heeft gedurende de periode 17 maart 2016 tot en met 27 april 2016 voor inspraak ter inzage gelegen in het stadskantoor. Daarnaast was het voorontwerp- bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de gemeentelijke internetsite en de landelijke internetsite www.ruimtelijkeplannen.nl. De bekendmaking hierover heeft plaatsgevonden in het weekblad 'Etten-Leurse Bode', de landelijke internetsite www.overheid.nl, de gemeentelijke internetsite en het gemeentelijk publicatiebord. Voornoemde overleggroep, omwonenden van het plangebied en belangenorganisaties zijn persoonlijk in kennis gesteld van de inspraakprocedure. Gedurende de periode van ter inzage ligging kon een ieder mondeling of schriftelijk een reactie indienen bij burgemeester en wethouders.
MKB Etten-Leur heeft op 4 april 2016 schriftelijk medegedeeld dat het plan is bekeken en geen aanleiding geeft tot opmerkingen. Voor het overige zijn er tijdens de inspraakprocedure geen reacties ingediend.

 

In het kader van de vaststellingsprocedure voor het bestemmingsplan 'Nieuwe Nobelaer' is gedurende de periode 16 juni tot en met 27 juli 2016 de mogelijkheid geboden om hierover een zienswijze in te dienen bij de gemeenteraad. De bekendmaking heeft plaatsgevonden in het weekblad 'Etten-Leurse Bode' d.d. 15 juni 2016, de Staatscourant, www.overheid.nl, de gemeentelijke internetsite en het gemeentelijk publicatiebord. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

 

7.2 Overleg

In het kader van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg ex. artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn de volgende instanties op 14 maart 2016 digitaal geïnformeerd over het voorontwerp-bestemmingsplan 'Nieuwe Nobelaer'.

 

  • Provincie Noord-Brabant.

  • Waterschap Brabantse Delta.

 

De betreffende instanties zijn tot en met 27 april 2016 in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen.
De provincie heeft op 14 maart 2016 medegedeeld dat de in het voorontwerp betrokken ruimtelijke aspecten geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen. Waterschap Brabantse Delta heeft op 22 april 2016 een positief wateradvies uitgebracht. De reacties zijn als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 8 Overzicht van wijzigingen

 

8.1 Wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp-bestemmingsplan

 
Toelichting

 

  • De toelichting is op enkele onderdelen (summier) tekstueel aangepast/geactualiseerd;

  • Aan paragraaf 3.3 (Gemeentelijk beleid) is het evenementenbeleid toegevoegd;

  • Aan paragraaf 4.6 (Geluidhinder) is het beleid over geluid bij evenementen toegevoegd;

  • In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van de inspraak en het wettelijk vooroverleg verwerkt;

  • Bijlage 1 (reacties provincie en waterschap) is toegevoegd.

Planregels

  • De planregels zijn op enkele onderdelen verduidelijkt, maar inhoudelijk niet gewijzigd;

  • Aan artikel 3.2.2 (Gebouwen en overkappingen) is de mogelijkheid voor de bouw van een gebouw ten behoeve van fietsvoorzieningen (fietsenstalling voor personeel) van maximaal 100 m2 toegevoegd;

  • Aan artikel 3 is een specifieke gebruiksregel met betrekking tot parkeren toegevoegd.

 

Planverbeelding

 

  • Geen wijzigingen.

8.2 Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan

 

Toelichting

 

  • De toelichting is op enkele onderdelen (summier) tekstueel aangepast/geactualiseerd;

  • Aan paragraaf 4.4 is de conclusie van de Boom Effect Analyse toegevoegd;

  • Aan pararaaf 7.1 zijn de resultaten van de vaststellingsprocedure toegevoegd.

Planregels

  • Bijlage 2 is aan de planregels toegevoegd;

  • Artikel 3.4.2 is redactioneel gewijzigd;

  • Artikel 6.1 onder c is redactioneel gewijzigd;

  • Artikel 6.2.1 onder a is redactioneel gewijzigd;

  • Artikel 6.4.2 is toegevoegd.

 

Planverbeelding

 

  • De aanduiding 'minimum aantal parkeerplaatsen' is van de planverbeelding verwijderd.