direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, herziening Bankenstraat 61
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0777.0034bankenstraat61-3001

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontwikkeling en instandhouding van het leefgebied van struweelvogels en tevens voor:

  • uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van agrarische bedrijven, voor zover aangegeven op de verbeelding met de aanduiding "intensieve veehouderij" voor intensieve veehouderijen, met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen, agrarische bedrijfswoning, bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven en voorzieningen ten behoeve van de waterretentie;
  • instandhouding van afschermende landschapselementen voorzover aangegeven op de verbeelding met de aanduiding "houtsingel".

3.2 Bouwregels

Op de voor "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van en noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding "bouwvlak" niet meer dan één agrarisch bedrijf mag worden gevestigd;
  • b. de bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, waarbij:
    • 1. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten hoogste 10.000 m2 mag bedragen;
    • 2. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen minimaal 5.00 meter dient te bedragen;
  • c. met betrekking tot de agrarische bedrijfswoning:
    • 1. binnen het bouwvlak als bedoeld onder a, voor zover nog niet aanwezig, een
      agrarische bedrijfswoning mag worden gebouwd, indien deze ter plaatse
      noodzakelijk is voor een doelmatige uitoefening van een volwaardig bedrijf,
      waarbij de inhoud niet meer dan 750 m3 en de hoogte niet meer dan 10.00 meter mag bedragen.
  • d. bij iedere agrarische bedrijfswoning binnen het bouwvlak bijgebouwen mogen worden opgericht, waarbij:
    • 1. de gezamenlijke grondoppervlakte ten hoogste 80m2 mag bedragen
    • 2. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste 2.80 meter mag
      bedragen;
    • 3. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning tot een maximum van 3 meter;
    • 4. de dakhelling niet meer dan 45o mag bedragen.
  • e. voorzover niet anders bepaald onder c en d, ten aanzien van de maatvoering van bebouwing:
    • 1. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste 10.00 meter mag bedragen;
    • 2. de goothoogte van bedrijfsgebouwen ten hoogste 4.00 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste mag
      bedragen:

a. voor mestsilo's de wandhoogte: 5.00 meter;
b. voor voedersilo's: 12.00 meter;
c. voor sleufsilo's: 2.00 meter;

    • 1. de doorsnede van mestsilo's ten hoogste 25.00 meter mag bedragen;
    • 2. de gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling tenminste 12o en ten hoogste 50o mag bedragen.
  • f. indien ten tijde van het in ontwerp ter inzage keggen van het bestemmingsplan de maatvoering van gebouwen en/of het aantal dienstwoningen het bovenstaande overschrijdt, geldt dat de maatvoering van deze gebouwen c.q. het aantal dienstwoningen als maximum geldt;
  • g. kassen niet zijn toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 5 wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' anders dan voor afschermende landschapselemente/beplantingen en voorzieningen ten behoeve van de retentie van (hemel)water. Deze afschermende landschapselementen mogen niet worden verwijderd, tenzij deze worden vervangen door een visueel minimaal gelijkwaardig landschapselement.
    • 2. het gebruik van de gronden gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak' voor het aanbrengen van verhardingen, behoudens voor zover deze verhardingen ten dienste staan van de waterberging dan wel de landschappelijke inpassing.
  • b. Als gebruik in overeenstemming met de in lid 3.1 genoemde bestemmingsomschrijving wordt beschouwd het gebruik van de woning of een bijgebouw ten behoeve van een aan huis gebonden beroep mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
    • 2. de daarvoor te benutten ruimte in het hoofdgebouw maximaal 1/3 van het gebruiksoppervlak van het hoofdgebouw, of maximaal 50 m² van de bijgebouwen beslaat;
    • 3. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijgebouw uitvoert tevens hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 5. er geen uitoefening van detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van ter plaatse vervaardigde producten.
  • c. Binnen het plangebied dient een retentievoorziening te zijn met een bergingscapaciteit van ten minste 394 m3 / 985 m2.