|
In Meerhoven wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van bedrijventerrein Park Forum West. De verkeerssituatie op Park Forum West kent echter tekortkomingen als het gaat om verkeerscirculatie, routering, ontsluiting en de veiligheid voor fietsers. Op dit moment geldt overal ƩƩn rijrichting voor gemotoriseerd verkeer en is er slechts ƩƩn uitgang voor het gehele terrein aanwezig. Ook is ter hoogte van beide ontsluitingspunten van het bedrijventerrein sprake van een onveilige oversteek voor fietsers, met name als gevolg van het schuin kruisen van vrachtwagens. Bij de opzet van het stedenbouwkundig ontwerp van het bedrijventerrein in het verleden zijn deze tekortkomingen onvoldoende meegenomen. In samenwerking met de Stichting Parkmanagement Park Forum zijn daarom al diverse acties uitgevoerd op het gebied van markeringen en bewegwijzering. Deze acties hebben echter voornamelijk effect gehad op de vindbaarheid en niet op de veiligheid en bereikbaarheid.
Verder is in de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017) vastgelegd dat op het westelijk deel van Park Forum West (deel B) alleen kavels kunnen worden uitgegeven aan (zeer) grootschalige logistieke bedrijven. Dit vormt een inperking van het oorspronkelijk bestemde gemengde segment en heeft tot gevolg dat een gebied van 15 hectare alleen kan worden uitgegeven aan dit type logistieke bedrijven, wat (zware) vrachtwagenbewegingen met zich meebrengt. De huidige infrastructuur, respectievelijk de ontsluiting van Park Forum West is daar niet optimaal geschikt voor.
Bovenstaande punten zijn aanleiding geweest de infrastructuur, waaronder de ontsluiting van Park Forum West te herinrichten, waarvoor dit bestemmingsplan een nieuw juridisch planologisch kader vormt.
Meer concreet houden de maatregelen in (zie ook onderstaande afbeelding):
Overzicht maatregelen ontsluiting Park Forum West
Het gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur is dat de rooilijnen/bouwvlakken binnen de bestemmingen 'Bedrijf' van het bestemmingsplan Park Forum West tevens aangepast moeten worden. Om die reden wordt het gehele plangebied van Park Forum West herzien. Inhoudelijk is evenwel verder geen sprake van veranderingen binnen de bestaande bedrijfsbestemmingen, op de volgende vier punten na:
Daarnaast wordt het gedeelte ten oosten van Park Forum West in dit bestemmingsplan meegenomen om de infrastructuur te wijzigen.
Voor het aanleggen van een nieuwe in- en uitgang op de Oersebaan (rotonde) met een veilige fietsersoversteek op de gronden binnen de gemeente Veldhoven is geen herziening van het betreffende bestemmingsplan nodig.
Het bestemmingsplan "Park Forum West (infrastructuur)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.
Het plangebied ligt in het westelijk deel van de gemeente Eindhoven en omvat Park Forum West dat tezamen met het cluster Park Forum Zuid het bedrijventerrein Park Forum vormt (Park Forum Oost wordt geen bedrijventerrein meer). Park Forum ligt in het noordwesten van Meerhoven, alsmede ten westen en in het verlengde van het bedrijventerrein Flight Forum.
Een deel van de aan te passen wegenstructuur (direct ten oosten van Park Forum West) en daarmee een deel van onderhavig plangebied maakt bestemmingsplantechnisch onderdeel uit van Park Forum Zuid. Tot slot wordt in het zuidwesten van het plangebied een hoekje voormalig grondgebied van de gemeente Veldhoven toegevoegd (grondruil).
Aan de noord- en westzijde wordt het plangebied begrensd door gronden van de Staat (Defensie), c.q. Eindhoven Airport. De zuidzijde grenst aan de gemeente Veldhoven, meer specifiek de Oersebaan, en het bedrijventerrein Zandven en gedeeltelijk aan de nieuwe woonbuurt Zandven-Oost. Aan de oostzijde wordt de grens gevormd door de hoofdontsluiting van de woonwijk Meerhoven en van Park Forum West; de Park Forum wegenstructuur.
Luchtfoto plangebied.
Het bestemmingsplan "Park Forum West (infrastructuur)" vervangt:
Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiƫle uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De gronden in het plangebied werden, voordat deze gronden voor bedrijfsdoeleinden konden worden ingezet, met name gebruikt voor agrarische doeleinden. De gronden aan de oostzijde van dit bedrijvencluster zijn inmiddels gedeeltelijk uitgegeven, bebouwd en in gebruik voor bedrijfsdoeleinden. Dit bedrijventerrein is bestemd voor reguliere gemengde bedrijvigheid. Het terrein is vooral geschikt voor middelgrote en grootschalige bedrijven. Het terrein is niet ingedeeld in kavels met vaste kaveloppervlaktes. De kavelgroottes variëren tussen de circa +/- 2.000 m² en +/- 10.000 m². De ontsluitingswegen voor deze percelen aan de oostzijde zijn ook gerealiseerd. De clusterrondweg en de doorsnijdingswegen zijn dus gedeeltelijk gerealiseerd. De overige gronden worden op dit moment (tijdelijk) gebruikt voor agrarische doeleinden, ten behoeve van een (tijdelijk) gronddepot of worden bouwrijp gemaakt.
Het uiterste zuidwestelijke puntje is voormalig grondgebied van de gemeente Veldhoven dat middels grondruil is verworven.
Door dit bestemmingsplan verandert de stedenbouwkundige structuur van het plangebied nauwelijks. Het bestemmingsplan ziet op het aanpassen van de infrastructuur. Het gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur is dat de rooilijnen/bouwvlakken binnen de bestemmingen 'Bedrijf' van het bestemmingsplan Park Forum West tevens enigszins aangepast moeten worden. De stedenbouwkundige opzet van het plangebied blijft verder hetzelfde.
In verband met de regionale programmering van bedrijventerreinen zal aan de westzijde van Parkforum West de invulling van gemengd verschuiven naar logistieke bedrijven. Over het algemeen kan dit prima opgelost worden binnen de kaders van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan omdat er sprake is van twee rooilijnen in het gebied (6 en 18 meter vanuit de openbare ruimte).
Aan de buitenrand van het bedrijventerrein is echter sprake van een enkele rooilijn van 6 meter. Dit is gedaan om het bedrijventerrein een heldere gebouwde contour te geven. Hierdoor krijgt het bedrijventerrein een alzijdig karakter en een duidelijke ruimtelijke samenhang. Vanuit een stedenbouwkundig oogpunt is het behoud van een uniforme rooilijn aan de buitenrand van Parkforum West nog steeds een belangrijk uitgangspunt, alleen kan dit in de praktijk op gespannen voet komen te staan met de vestiging van logistieke bedrijven.
Voor een gedeelte van de westelijke buitenzijde van Parkforum West (zie onderstaande afbeelding) is het onder voorwaarden mogelijk om af te wijken van de vaste rooilijn van 6 meter. Dit gedeelte is niet rechtstreeks zichtbaar vanuit de hoofdweg de Oersebaan en het betreffende gedeelte gaat schuil achter een bosgebied.
Afbeelding 'toepassingsbereik' voor het kunnen afwijken van de rooilijn van 6 meter.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal
en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in
het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van
alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn
in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.
In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.
Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.
Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beƫindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.
Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de
Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).
De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt
Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van
ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech
systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast
zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster
in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek
belangrijk.
Een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele
besluiten is vereist. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking
worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties,
woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan
worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin
staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling
mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien
het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk
gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte
kan worden voorzien.
Onder een stedelijke ontwikkeling wordt volgens artikel 1.1.1 Bro het volgende verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' worden volgens de Nota van Toelichting (2017) verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoorsport en leisure.
Met artikel 3.1.6 lid 2 Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. In dat kader is in de jurisprudentie ook bepaald dat infrastructurele projecten zoals het aanleggen van een weg of een busbaan geen stedelijke ontwikkeling in de zin van 'andere stedelijke voorzieningen' betreft.
Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Dit is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er ,op vier punten na (zie paragraaf 1.1), niets aan de reeds geldende planologische situatie.
Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.
Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is het NNN een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd. Dit plangebied is gelegen binnen de veilgheidszones (zgn B- en C-zones) van de militaire munitiecomplex. Dit betekent voor wat betreft de gronden die zijn gelegen in de B-zone (dit zijn de gronden binnen de bestemming 'Bedrijf-4') niet mogen worden gebruikt voor kwestbare en beperkt kwetsbare objecten. Binnen de bestemming 'Bedrijf-4' is dit geregeld. Binnen de gronden die zijn gelegen in de C-zone (aangeduid op de verbeelding als 'Veiligheidszone-munitie') mogen geen bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructies of met grote glasoppervlakten gerealiseerd worden en mogen zich doorgaans geen groot aantal personen bevinden.
In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.5 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.
kaart militair luchtvaartterrein ā Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)
Bron: http://wetten.overheid.nl.
In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.
Het beperkingengebied bestaat uit:
Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.
Kaart beperkingengebied
De obstakelbeheergebieden
Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS. Dit plangebied valt binnen de IHCS en ILS.
IHCS
Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het
circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen
hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44
meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte
geleidelijk omhoog.
Het plangebied is gelegen in een gebied waar een hoogtebeperking geldt, Het plangebied valt binnen het obstakelbeheergebied. Aangezien het peil binnen het plangebied op 21,5 boven NAP ligt en de bebouwingshoogte voor gebouwen ten hoogste 19 meter bedraagt, werkt het obstakelbeheergebied niet belemmerend.
Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS
ILS Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).
Kaart ILS-verstoringsgebied
Het bedrijventerrein Park Forum West ligt ongeveer tot halverwege het horizontale vlak met een hoogtebeperking oplopend van 40.3 meter tot 42,4 meter + NAP. Binnen het plangebied is de kruin van de weg gelegen op 21,5 meter +NAP. Zoals in de meeste bestemmingsplannen binnen de gemeente Eindhoven, ligt het peil binnen het plangebied 0,30 meter boven de kruin van de weg. Het peil binnen het plangebied ligt derhalve op ca. 21, 80 meter +NAP. In de regels is opgenomen dat de bebouwingshoogten van gebouwen maximaal 19 meter (= 40,8 m.+NAP) mag bedragen. Dit is inclusief uitsteeksel zoals reclame-objecten, liftopbouwen ed. Deze bouwwerken beĆÆnvloeden het ILS derhalve niet in onaanvaardbare mate.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor de bouw van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een hoogte van 25 meter, mits bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed. Tevens kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten aanzien van de maatvoering van de bebouwing, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten. Als deze afwijking de bouwhoogte van gebouwen betreft, moet bij de beheerder van het ILS, te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed.
De regels die in het voorheen geldende bestemmingsplan van toepassig waren, zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. Dit bestemmingsplan ziet op dit punt niet op een aanpassing in de bedrijfsbestemmingen, dan alleen de opschuiving van de rooilijnen en bouwvlakken als gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur.
Het vogelbeheersgebied
Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieƫn niet toegestaan:
Vanwege dit luchthavenbesluit is in de regels opgenomen dat bovenstaand gebruik als strijdig wordt aangemerkt.
Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Bakens luchthaven Eindhoven
Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:
De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.
Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.
Radarverstoringsgebied Volkel
Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen dit radarverstoringsgebied.
Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.
Het verstoringsgebied (zoals bedoeld in bijlage 8.4 van het Rarro) van het radarstation Volkel of radarstation Woensdrecht ligt niet over onderhavig plangebied. Het plangebied ligt ook buiten de toetsingsvlakken van het baken genaamd NDB Eindhoven. Wel ligt het plangebied binnen de toetsingsvlakken van het baken genaamd VHF Directional Finder (VDF). Ter plaatse geldt een maximale bouwhoogte tussen de 60 en 70 meter ten opzichte van NAP. Het maaiveld ligt op circa NAP +21,80 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 19 meter, waardoor toetsing door LVNL niet noodzakelijk is.
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.
In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen
gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie
bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met
aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel
landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar
ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden,
groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht
wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid
en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De
provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te
beschermen en te stimuleren.
Deel B
De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze
vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:
1.de groenblauwe structuur
2. het landelijk gebied
3. de stedelijke structuur
4. de infrastructuur
Dit plangebied is gelegen in de stedelijke structuur. De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.
Uitwerking structuurvisie
De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar
geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin
beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang
vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld
voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie
Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten
oosten van Eindhoven.
Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geĆÆnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.
Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening ruimte Noord - Brabant' vastgesteld. Op 8 juli 2017 is de 'Wijziging Verordening Ruimte 2014, actualisatie 2017' vastgesteld. In de verordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.
Algemene regels
In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden.
Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van
de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers
van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er
kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde.
Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk
te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied
om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk
gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.
Structuren (hoofdkaart)
Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:
Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder ƩƩn van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.
Themakaarten
Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de volgende themakaarten van belang.
Themakaart stedelijke ontwikkeling
Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creƫren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
Uitsnede themakaart stedelijke ontwikkeling.
Park Forum West is een bestaand, in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein dat gedeeltelijk is ingevuld. In de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017) is vastgelegd dat op het westelijk deel van Park Forum West (deel B) alleen kavels kunnen worden uitgegeven aan (zeer) grootschalige logistieke bedrijven. Dit gaat gepaard met (zware) vrachtwagenbewegingen. Hierdoor zijn aanpassingen in de infrastructuur nodig. Een direct gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur is dat de rooilijnen/bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen deels opschuiven binnen Park Forum West. Hierdoor is het noodzakelijk om deze bestemmingen ook in dit bestemmingsplan mee te nemen. Inhoudelijk verandert er verder niets aan de reeds (onbenutte) planologische mogelijkheden, op vier punten na (zie hiervoor paragraaf 1.1). In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan was reeds geprobeerd het zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik op dit bedrijventerrein te stimuleren en tevens weer overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan:
Verder wordt oneigenlijk ruimtegebruik zoveel mogelijk voorkomen door het niet toestaan van:
Bedrijven behorend tot milieucategorie 2 waren in het voorheen geldende bestemmingsplan onder voorwaarden toegestaan, gebaseerd op voormalig provinciaal beleid (Verordening ruimte 2012). Ook deze regeling is in dit bestemmingsplan overgenomen vanwege bestaande rechten.
Verder dienen stedelijke ontwikkelingen te worden gemotiveerd met inachtneming van
de 'ladder voor duurzame verstedelijking' zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van
het Besluit ruimtelijke ordening. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2. In
deze paragraaf is aangegeven dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines
Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Het plangebied is aangeduid als stalderingsgebied. In dit bestemmingsplan worden geen veehouderijen mogelijk gemaakt en is dit aspect niet aan de orde.
Themakaart water
Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Het plangebied is gedeeltelijk aangeduid als 'Boringsvrije zone'. Binnen deze zone geldt de minst strikte vorm van bescherming, namelijk behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. In de Provinciale Milieuverordening zijn regels opgenomen ter bescherming van deze kleilaag. De aanduiding 'Boringsvrije zone' op de verbeelding van dit bestemmingsplan heeft uitsluitend een signalerende functie.
Uitsnede themakaart water
In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.
De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.
Afbeelding gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven
Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie geheel aangeduid als 'werken'. Hieronder vallen werk gerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).
Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale
en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven
en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente
neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren
in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente kent archeologische waarden daterend
uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens
fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na
de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het
verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.
Tot in het begin van deze eeuw was het landschap van het plangebied Meerhoven ingrijpend anders dan nu. Het bestond toen nog overwegend uit een heidelandschap met daarin een zestal vennen. Het enige ven dat met naam bekend is, was het 'Tarfsven'. Alleen in het zuidoosten bevonden zich enkele ontginningen met daartussen een viertal gehuchten (Heistraat, Sliffert, Welschap en Verre Welschap). De oudste hiervan dateren uit de late middeleeuwen. Het gebied Meerhoven kan worden gekarakteriseerd als een relatief hooggelegen dekzandplateau met een afwatering naar het oosten. Op dit plateau ligt een reeks landschappelijk strategische locaties. De ondergrond daarvan bestaat voornamelijk uit gedurende de laatste ijstijd afgezette dekzandruggen. Op sommige van die dekzandruggen zijn vanaf de late middeleeuwen donkere esdekken opgebracht. Deze akkerlagen hebben het door geologische processen ontstane reliƫf geaccentueerd, waardoor het gebied Meerhoven grotendeels als een relatief reliƫfrijk gebied kan worden gekenmerkt. Met de aanleg van het vliegveld in de jaren 1931-1932 is dat reliƫf plaatselijk verdwenen.
In het rapport "Een archeologische waardering voor de Vinex-locatie Meerhoven (Eindhoven): inventarisatie, voorspellingen en aanbevelingen" zijn in Meerhoven elf terreinen met een archeologische verwachting genoemd. Een van deze elf gebieden (Vooraard) lag voor een deel binnen onderhavig bestemmingsplangebied (zie onderstaande afbeelding met een fragment van de archeologische waardenkaart). In dit archeologisch gebied werden resten van grafheuvels uit het midden van de bronstijd (ca. 1500 v. Chr.) verwacht.
In verband met de ontwikkeling van Meerhoven zijn in het plangebied Park Forum West, verschillende archeologische vooronderzoeken uitgevoerd. In 2000 heeft het archeologisch adviesbureau RAAP (Amsterdam) op verzoek van de gemeente Veldhoven een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. In 2004 is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door de afdeling Archeologie van de gemeente Eindhoven in het kader van het grotere archeologische onderzoek in het plangebied Meerhoven. Tijdens beide archeologische onderzoeken zijn geen archeologisch relevante sporen gevonden. Vervolgonderzoek werd daarom niet geadviseerd. Het gebied Vooraard is met deze vooronderzoeken voldoende archeologisch onderzocht en kan worden vrijgegeven voor verdere ontwikkeling.
Uitsnede Archeologische waardenkaart, gebied Vooraard (2004)
Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.
Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld.
De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening
te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks-
en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en
waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren,
beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van
de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische
waardenkaart.
In onderhavig plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden, of karakteristieke
panden aanwezig, Hiermee hoeft bij de planontwikkeling dan ook geen rekening mee te
worden gehouden.
De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiƫle elementen voor het gebied Park Forum West beschreven.
Autoverkeer
De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.
Direct grenzend aan het bedrijventerrein Park Forum is de route Park Forum-Oerse Baan/Meerhovendreef aangewezen als gebiedsontsluitingsweg, het Waterfront als wijk/buurtontsluitingsweg. Alle wegen binnen het plangebied zijn in principe onderdeel van het verblijfsgebied. Bij bedrijventerreinen wordt dit, in tegenstelling tot woongebieden, niet ingericht als 30 km/u gebied.
De bedrijventerreinen in Meerhoven worden vanaf de A2 ontsloten via een doorgetrokken Anthony Fokkerweg, die wordt doorgezet als 'Flight Forum', daarna als 'Park Forum' en uiteindelijk als de 'Meerhovendreef'. Vanuit 'Park Forum' is er een verbinding met Veldhoven via de 'Oersebaan'. Voor de ontwikkeling van Park Forum was het principe van een ontsluitingssysteem van eenrichtingverkeerswegen gehanteerd, waarbij geen traditionele kruisingen voorkomen maar gekozen is voor het samen komen van wegen. De verschillende bedrijventerreinen worden zonder oponthoud en verkeerslichten ontsloten.
De opbouw van de 'Park Forum' wordt gevormd door de verkeerskundige bepaling van de splitsingen. Zij zijn ontworpen en gedimensioneerd als weefzones.
De verkeerssituatie op Park Forum West kent tekortkomingen als het gaat om verkeerscirculatie, routering, ontsluiting en de veiligheid voor fietsers. Op dit moment geldt overal ƩƩn rijrichting voor gemotoriseerd verkeer en is er slechts ƩƩn uitgang voor het gehele terrein aanwezig. Daarnaast is de huidige infrastructuur niet optimaal geschikt voor de (zware) vrachtwagenbewegingen als gevolg van grootschalige logistieke bedrijvigheid. De infrastructuur van bedrijventerrein Park Forum West wordt met dit bestemmingsplan heringericht:
Fietsverkeer
De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes.
De route langs de oostzijde van Park Forum- west is in "Eindhoven op Weg" aangewezen als secundaire fietsroute; langs de Oerse Baan loopt een primaire fietsroute.
Autoparkeren
De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiƫnt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd.
Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Voor het plangebied geldt de norm voor 'restgebied'. De parkeerbehoefte wordt geheel op het teigen errein opgevangen . Er is geen openbare parkeergelegenheid langs de openbare wegen.
Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.
Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.
Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.
In het Groenbeleidsplan 2017 zijn richtlijnen en procesafspraken geformuleerd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een richtlijn om alleen te bouwen en verharden als dat noodzakelijk is. In het algemeen geldt voor het bestaande groen dat de toevoeging van andere dan groene functies in principe niet mogelijk is. In beperkte mate wordt inbreuk op het groen toegestaan, mits er sprake is van versterking van de beleving, behoud van de kwaliteit van de openbare ruimte als totaal en aangetoond wordt dat er geen andere alternatieven mogelijk zijn. Een nadere afweging is ook mogelijk bij zwaarwegend maatschappelijk belang. Voorwaarde bij ingrepen in het groen is dat de groene kwaliteiten tenminste worden gehandhaafd door de nieuwe ontwikkeling integraal te ontwerpen, inclusief groen. Als groen niet gehandhaafd kan blijven moet compensatie plaatsvinden van het groen dat verloren gaat. Deze compensatie geldt alleen voor locaties die binnen het stedelijk gebied zijn gelegen.
Het betreft verder een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. Een groenplan is een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling. Uitgangspunt is kwalitatief en duurzaam groen en zo min mogelijk verharding. Dit betekent behoud van het bestaande groen, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieƫn de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.
Figuur: Ruimtelijke Strategieƫnkaart
Uitsnede ruimtelijke strategieƫnkaart Groenbeleidsplan 2017
Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 aangeduid als 'Stad, rood beeldbepalend', 'structureel stadsgroen' en 'natuur en landschap'. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie(en) aangehouden:
Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend
Op het grootste deel van de infrastructuur van Park Forum West is de strategie 'Stad, rood beeldbepalend' van toepassing.In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.
Strategie 4: Structureel stadsgroen
Het noordwestelijke deel van de infrastructuur van Park Forum West valt binnen de strategie 'Structureel stadsgroen'. Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.
Vanwege tekortkomingen in de huidige verkeerssituatie en de komst van grootschalige logisiteke bedrijvigheid in verband met de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017) zijn aanpassingen in de infrastructuur nodig om het bedrijventerrein Park Forum West goed en veilig te kunnen bereiken en ontsluiten. De bestaande keerlus in de Parklane (noord-oostelijke zijde) zal worden verwijderd en de in- en uitgang vanaf de Parklane zal worden vervangen door een in- en uitgang met een veilige fietsersoversteek.De ruimte die ontstaat met de verwijdering van de keerlus biedt de kans om het groene middengebied tussen beide rijbanen van de Parklane te versterken, wat ten goede komt van de functie van āstructureel stadsgroenā.
Voor deze aanpassingen in de infrastructuur is een groenplan opgesteld. Dit groenplan maakt als bijlage onderdeel uit van de toelichting. Uit het groenplan blijkt dat deze ontwikkeling gepaard gaat met een toename van het groenoppervlak.
Strategie 6: Natuur en landschap
De meest zuidelijke strook van het plangebied en daarmee ook de nieuwe aansluiting op de Oersebaan is tot slot gelegen binnen de strategie 'Natuur en landschap'. In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.
De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).
Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeƫindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.
Hierboven (onder structureel stadsgroen) is reeds de noodzaak aangegeven voor de aanpassingenin de infrastructuur. Alternatieven zijn er niet omdat het om een bestaand bedrijventerrein gaat waar de infrastructuur al grotendeels is aangelegd. In plaats van de huidige ingang (Oersebaan) naar Park Forum West wordt verder in westelijke richting een nieuwe in- en uitgang gerealiseerd. De te verwijderen ingang naar het bedrijventerrein biedt extra ruimte aan de ecologische zone. De huidige duiker blijft hier behouden, aangezien het fietspad er nog wel blijft liggen.Ter hoogte van de nieuwe in- en uitgang is de ecologische zone nog niet aangelegd. In het landschapsontwerp is een onderdoorgang onder de weg meegenomen, zodat amfibieƫn ongestoord de in- en uitgang kunnen kruisen. Bovendien biedt het ontwerp aan de westgrens van het plangebied de mogelijkheid om de ecologische zone in de toekomst op het grondgebied van de gemeente Veldhoven door te trekken.
Op basis van de provinciale verordening ruimte Noord-Brabant is het gebied dat volgens het voorheen geldende bestemmingsplan is aangeduid als natuur niet aangewezen als Natuurnetwerk Brabant. Ter plaatse van deze aanduiding is echter wel een gemeentelijke ecologische verbindingszone gelegen. De ecologische verbindingszone is bestemd als 'Natuur'. De gronden die in dit bestemmingsplan zijn bestemd als 'Natuur', waren ook in het voorheen geldende plan bestemd als 'Natuur'. Hieronder wordt nader ingegaan op het ontstaan en aanleggen van deze ecologische verbindingszone.
Ecologische verbindingszone
Bij de ontwikkeling van Meerhoven is destijds een landschapsvisie opgesteld, Landschapsvisie Meerhoven. In de Landschapsvisie Meerhoven is een ecologische verbindingsstructuur door Meerhoven voorgesteld. Deze structuur is te beschouwen als een verbinding tussen landelijk Strijp/Beatrixkanaal en de natuurgebieden ten noordwesten van Meerhoven, met name zinvol voor amfibieƫn. Daarnaast dient de ecologische structuur voor behoud en ontwikkeling van natuur binnen Meerhoven, waarmee onder andere betrokkenheid bij, en ruimte en rust voor, omwonenden wordt gecreƫerd.
De verbindingsstructuur bestaat uit vier takken:
1. een tak naar het noorden, tussen het toekomstige bedrijventerrein Park Forum en bedrijventerrein Flight Forum;
2. een tak naar het westen langs de toekomstige bedrijventerreinen in Park Forum;
3. een tak naar het oosten langs het park Meerland en verder tussen Flight Forum en
woonwijk Zandrijk;
4. een tak naar het oosten door het park Meerland, verder tussen het centrum Meerrijk
en de woonwijk Grasrijk en vervolgens tussen de woonwijken Bosrijk en Grasrijk.
De westelijke tak (2) vormt de enige rechtstreekse verbinding richting Habraken, een natuurkerngebied voor amfibieƫn. Deze verbinding loopt door het plangebied van Park Forum Oost en Zuid, tussen het Oost- en Zuidcluster en door de bosopstanden tussen de rijbanen van de Park Forum. Deze eco-zone is ingericht als natte extensief beheerde corridor, specifiek ingericht voor amfibieƫn. Verder bevindt zich daarin een sloot ten behoeve van berging van een gedeelte van het regenwater dat binnen de clusters wordt opgevangen. De minimale breedte van de eco-zone, afgezien van de duikers ter plaatse van de kruisingen met wegen, is 20 meter. De opzet van een verbindingszone specifiek voor amfibieƫn dient te zijn gebaseerd op:
De watertjes dienen aan specifieke voorwaarden te voldoen met betrekking tot dimensie, oever, water en begroeiing. Daarbij is heel belangrijk dat die wateren geïsoleerd liggen en daarmee vrij blijven van vis (geïsoleerde poeltjes of slootjes). Naast de watertjes dienen ook de passages te voldoen aan specifieke voorwaarden. De verschillende elementen (watertjes, ruigtes, struweel/ bosjes) dienen elkaar op kleinschalige wijze af te wisselen. De omgeving dient voldoende schuilgelegenheden voor amfibieën te bevatten (dode takken, stenen, blad) dus niet steriel opgeruimd.
In dit plangebied is ter bescherming van de ecologische verbindingszone de bestemming 'Natuur' opgenomen, waarbinnen ook een omgevingsvergunning is opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden. Op een aantal plaatsen binnen het plangebied wordt de bestemming 'Natuur' doorbroken. Deze voorzien in een ontsluiting voor autoverkeer en fietsverkeer. Zoals hierboven reeds is aangegeven is in het landschapsontwerp een onderdoorgang onder de weg meegenomen, zodat amfibieƫn ongestoord de in- en uitgang kunnen kruisen.
Beleidsregel groencompensatie
Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen. Voor dit plan is een groenplan opgesteld. Dit groenplan maakt als bijlage onderdeel uit van de toelichting.
De maatregelen aan de infrastructuur hebben gevolgen voor bestaand groen maar in de nieuwe situatie is sprake van een groter oppervlak aan groen. Daarbij wordt in het landschapsontwerp nadrukkelijk aandacht besteed aan een kwalitatieve en goed te beheren inrichting en wordt ervoor gezorgd dat het nieuwe groen logisch aansluit op het omringende groen. In het middengebied van de Parklane wordt de structurele groenstructuur versterkt en de ecologische verbindingszone langs de Oersebaan blijft ongewijzigd functioneren.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen
2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016
in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen
is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming
is van toepassing op:
- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;
- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;
- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.
Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of of de Verordening Bomen 2015. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.
Verordening Bomen
Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.
Groene kaart Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieƫn houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieƫn:
De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieƫn:
Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste ƩƩn van deze categorieƫn is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.
Nadere regels Bomen
De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld
door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven
inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening
toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene
Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht
bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij
beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in houtopstanden.
Het plangebied
Bij de start van de ontwikkeling van Meerhoven is de beplanting van het projectgebied
door de gemeente Eindhoven als ƩƩn bosgebied aangemerkt en in behandeling genomen.
Met de behandeling van alle bomen als ƩƩn bosgebied werd gebruik gemaakt van de vrijstelling
van het kapverbod. Een gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden in Meerhoven heeft
hierop geen invloed.
Op 26 augustus 1997 heeft Gedeputeerde Staten de āNotitie toepassing compensatiebeginsel Noord-Brabant 1997ā vastgesteld. Op grond van deze Notitie dient voor het plangebied Meerhoven, op basis van de gehanteerde omrekenfactoren, circa 47 ha bos gecompenseerd te worden. Op basis daarvan heeft de gemeente Eindhoven een bestuurlijke intentieverklaring met betrekking tot de boscompensatie aan het bestuur van Provincie Noord-Brabant kenbaar gemaakt. Met het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, gemeente Nuenen c.a. en gemeente Mierlo is een bestuursovereenkomsten getekend voor de feitelijke boscompensatie.
De gemeente Eindhoven compenseert circa 7 ha binnen het plangebied. De resterende 40 ha wordt gecompenseerd in het Vaarlese Bos, vastgelegd in het rapport āBosplan Vaarleā d.d. 15 februari 2001, zoals in opdracht van SRE opgesteld.
Met ingang van 27 november 2018 is door de gemeenteraad van Eindhoven een nieuwe begrenzing van de Wet Natuurbescherming vastgesteld. Het plangebied is ook gelegen buiten de bebouwde komgrens ingevolge de Wet natuurbescherming. Voor de gebieden waar in het kader van de ontwikkeling van Meerhoven in de toekomst nog bomen worden gekapt ā waaronder onderhavige ontwikkeling betreffende de aanpassing van de wegenstructuur - gelden de eerder gemaakte afspraken aangezien deze gebieden voorlopig nog vallen onder de Wet natuurbescherming.
De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Deze verandering maakt dat procedures zijn veranderd. Waar voorheen de kapmelding bij het ministerie moest worden gedaan moet deze sinds genoemde datum bij de provincie worden gedaan. De eerder genoemde vrijstelling blijft van kracht.
Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota "Wie kiest, wordt gekozen" vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. Voor dit plangebied, Park Forum West, is het onderdeel 'detailhandel op bedrijventerrein' van belang. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat dit bestemmingsplan alleen voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie.
Detailhandel op bedrijventerreinen
Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het 'zuiver' houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.
Het gaat daarbij om ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd.
Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.
Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.
Het plangebied
In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen.
Onderhavig plangebied is aangewezen als 'Modern gemengd'. Dit type terreinen kenmerkt
zich door moderner en hoogwaardiger vastgoed en een verzorgde openbare ruimte. Deze
bedrijventerreinen functioneren doorgaans goed en kennen over het algemeen een lager
leegstandspercentage. Het zijn gewilde locaties vanwege de goede ligging en bereikbaarheid.
Er vestigen zich veel industriƫle-, maak-, bouw- en groothandelsbedrijven.
Ook hier geldt dat dit bestemmingsplan alleen voorziet in de aanpassing van grotendeels
reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is
de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk
verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie.
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieƫn bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en woongebieden. Hoe zwaarder c.q. hoger de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven tot de omgevingstypen 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied.
Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.
Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: Een rustige woonwijk is een woonwijk
die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden
voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een vergelijkbaar omgevingstype
qua aanvaarbare milieubelasting is een rustig buitengebied, een stiltegebied of een
natuurgebied.
Een gemengd gebied is als volgt geformuleerd: Een gemengd gebied is een gebied met
een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies
voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur
liggen behoren tot gemengd gebied.
Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische)
wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen
c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de
reeds geldende planologische situatie. Ook de planologische situatie in het zuiden
(gemeente Veldhoven) is niet gewijzigd. Onderstaande milieuzonering Park Forum West,
zoals is opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan, is dan ook in dit bestemmingsplan
overgenomen.
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij de regels). Deze lijst is gebaseerd op bovengenoemde VNG-brochure. In deze lijst worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieƫn met potentiƫle milieuemissies. Op grond van deze lijst wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toe worden gestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
In Bijlage 1 bij de regels is de Lijst van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is de lijst van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-brochure aangepast door de bedrijventypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht op een bedrijventerrein niet in de staat van bedrijfsactiviteiten op te nemen (bv. bioscopen, dierentuinen, sporthallen, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan), toegelaten milieucategorie (categorieƫn 2 t/m 4.2). Derhalve zijn de bedrijven in de milieucategorieƫn 1, 5.3 en 6 verwijderd uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten. Vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in deze Lijst van bedrijfsactiviteiten is uitsluitend mogelijk met een omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan).
Er is voor onderhavig plangebied milieuzonering bepaald op basis van de gevoelige objecten in de directe omgeving van het plangebied (zie onderstaande afbeelding).
Afbeelding milieuzonering Park Forum West.
Ten zuiden van onderhavig plangebied ligt eerst de Oersebaan/Strijpsebaan (hoofdinfrastructuur), dan - in zuidelijke richting - het bedrijventerrein Zandven en vervolgens een woonwijk. Op het kleinschalige woonvriendelijke bedrijventerrein Zandven in Veldhoven zijn bedrijfswoningen voorzien. Voor dit bestemmingsplan is bij deze bedrijfswoningen, in het kader van de milieuzonering, niet uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk' maar van het omgevingstype 'gemengd gebied'. De percelen waar deze bedrijfswoningen zijn voorzien liggen op ca. 110 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 2' in voorliggend bestemmingsplan. Naast bovengenoemd bedrijventerrein Zandven, in westelijke richting, liggen zogenoemde woonwagenwoningen. Deze woonwagenwoningen worden door de Oersebaan/Strijpsebaan gescheiden van onderhavig plangebied. Daarom wordt ook bij deze woonwagenwoningen uitgegaan van 'gemengd gebied'. Ten zuidwesten van onderhavig plangebied aan de Vooraard in Veldhoven ligt een drietal bedrijfswoningen en een tweetal (burger)woningen. Deze liggen op ca. 125 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 1' in voorliggend bestemmingsplan. Bij deze bedrijfswoningen wordt uitgegaan van 'gemengd gebied' en bij de burgerwoningen van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Op Park Forum Zuid, dat ten zuidoosten van Park Forum West ligt, wordt een combinatie van wonen en bedrijvigheid ontwikkeld. Binnen dit bedrijventerrein zijn bedrijfswoningen en woonvriendelijke bedrijven (milieucategorie 1+2) toegestaan. Bij deze bedrijfswoningen is ook uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. De percelen waar deze bedrijfswoningen zijn voorzien liggen op ca. 130 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 2' in voorliggend bestemmingsplan.
Vestiging van bedrijven, behorend tot een lagere en/of hogere milieucategorie dan toegestaan conform de milieuzonering, is uitsluitend mogelijk met een omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan). Bij de daarbij te maken afweging wordt voornoemde VNG brochure gebruikt, de op dat moment geldende relevante milieuwet- en regelgeving en het lokale milieubeleid.
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.
De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.
Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen. In dit bestemmingsplan worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg moet de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen voldoen. Binnen dit bestemmingsplan wordt een nieuwe weg aangelegd. Dit betreft een aansluiting (in de vorm van een rotonde) op de Oersebaan. Daarnaast is bekeken of sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder omdat de bestaande T-splitsing vervangen wordt door een rotonde.
Binnen de zones van deze wegen liggen woonwagens (geluidgevoelige objecten), bestaande woningen en geprojecteerde woningen. Daarom is er een een indicatief akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de aanpassingen in de infrastructuur.
Er is een rekenmodel is opgesteld voor de meest kritische situatie (= nieuwe in- en uitgang (rotonde Oersebaan)). De bijdrage van het nieuwe weggedeelte ten noorden van de rotonde is lager dan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB. De aanleg van deze weg is zonder verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder mogelijk.
Ter plaatse van de maatgevende beoordelingslocatie (=woonwagenstandplaats De Wegerd 14) neemt als gevolg van deze wijzigingen aan de weg de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Oersebaan toe van Lden 50,0 naar 50,3 dB (niveaus na aftrek van 5 dB). De toename is minder dan (afgerond) 2 dB. Er is daarmee niet sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Geconcludeerd kan worden dat deze wijzigingen in akoestische zin zonder verdere procedures kunnen worden uitgevoerd.
Het bedrijventerrein Park Forum West is niet bestemd als gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Zoneringsplichtige bedrijven (grote lawaaimakers) zijn in het plangebied niet aanwezig en in het voorliggend bestemmingsplan niet toegestaan.
Het plangebied ligt op enige afstand de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.
De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.
De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt. Hierbinnen zijn geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen en ligplaatsen) toegestaan. Omdat binnen dit plangebied geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan werken deze geluidszones niet belemmerend voor de uitvoering van dit bedrijventerrein.
Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.
Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieƫn projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:
Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.
Samengevat
Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:
Met deze Amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een zone van een provinciale of rijkweg als bedoeld in dit besluit en in onderhavig plangebied zijn geen gevoelige bestemmingen zoals bedoeld in dit besluit toegestaan.
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.
Het plan omvat de herstructurering van de infrastructuur van, respectievelijk ten behoeve van de ontsluiting van Park Forum West, meer concreet inhoudende:
Met deze herstructurering wordt de infrastructuur beter geschikt gemaakt voor (zware) vrachtwagenbewegingen die voortvloeit uit de uitgifte van kavels ten behoeve van de (zeer) grootschalige logistieke bedrijven hetgeen is vastgelegd in de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017). Daarnaast wordt de verkeersveiligheid verbeterd en het verbeteren van het ontsluiten van het terrein.
Aangezien met dit plan niet wordt voorzien in de uitbreiding van het oppervlakte bedrijventerrein kan gesteld worden dat de ontwikkelingen ingevolge dit plan niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Immers, de vestiging van (zeer) grootschalige logistieke bedrijven is reeds mogelijk ingevolge het bestemmingsplan Park Forum West. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beheersen van risico“s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt enerzijds door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten en/of transport met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Anderzijds door de zelfredzaamheid van personen te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
Bij ruimtelijke plannen moet ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk:
Voor bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Bij transport is het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) van toepassing. Voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In deze regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenoemde "plaatsgebonden risico" en het "groepsrisico".
1. Plaatsgebonden Risico (PR):
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';
2. Groepsrisico (GR):
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan de personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat er een politieke afweging moet worden gemaakt van de risico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico zal men zich altijd de vraag moeten stellen of ook de fysieke veiligheid voldoende is gewaarborgd, óók als de groepsrisicocurve de oriënterende waarde niet overschrijdt.
De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld.
In en rondom het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen, transportroutes of buisleidingen die van invloed kunnen zijn op het plan op basis van de beschreven besluiten in paragraaf 4.4.1. Hierbij is geen sprake van een invloedsgebied of plaatsgebonden risicocontour die reikt over de plangrenzen. Wel is het plan gelegen binnen de ABC-zone van de munitieopslag van luchtbasis Eindhoven. Hierbij is het plan grotendeels gelegen binnen de C-zone en voor een klein gedeelte in de B-zone. In paragraaf 4.5 wordt dit aspect behandeld.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie.
In de directe omgeving van het plangebied ligt een munitiedepot van Defensie. Het beleid voor de externe veiligheid rond militaire munitieopslagplaatsen was vastgelegd in de nota Van Houwelingen van 12 april 1988. Deze nota is vervangen door het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro), waarin alle militaire munitiecomplexen en de daarbij behorende veiligheidszones zijn vastgelegd. Na het vaststellen van het Barro is de nota Van Houwelingen vervallen. In het Barro wordt gewerkt met A-, B- en C-zones. Voor de verschillende zones gelden de volgende ruimtelijke beperkingen:
Bovengenoemde B- en C-contouren van de munitieopslagplaats op het militaire luchtvaartterrein
Eindhoven liggen geheel of ten dele over het onderhavige plangebied (zie onderstaande
afbeelding).
Afbeelding van de veiligheidszones bij munitieopslagplaats op vliegbasis Eindhoven. Kaart 12.33, bijlage 12, van Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
Op basis van het Barro c.q. het Rarro ligt de A-zone niet over dit plangebied. Op basis van de nota Van Houwelingen golden binnen B-zone de volgende ruimtelijke beperkingen. Er was niet toegestaan:
In vergelijking met de nota Van Houwelingen zijn in de B-zone nu wel hoofdverkeerswegen toegestaan. Er zijn in die zone echter geen bedrijfsgebouwen meer toegestaan, met uitzondering van bedrijfsgebouwen behorende tot een risicovolle inrichting. Op basis van het Barro is het aantal personen dat zich regelmatig in het bedrijfsgebouw bevindt niet meer bepalend voor de vraag of het bedrijfsgebouw is toegestaan binnen de B-zone. Binnen de bestemming 'Bedrijf - 4' zijn daarom geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Bevi toegestaan.
De C-zone is op de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven met de aanduiding 'veiligheidszone - munitie'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen bouwwerken met een vlies- of gordijngevelconstructie en bouwwerken met meer dan 25% glasoppervlakten, toegestaan. Gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen Ʃn gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding worden beschouwd als vliesgevels. Uitzondering hierop vormen stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie.
De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.
Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.
1A) Aardgasloze verwarming
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers ā woningen, winkels, kantoren ā mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.
In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.
1B) Duurzame mobiliteit
Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele
brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen
worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije
voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee
de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte
voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen,
autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.
1C) warmte- en energiebesparing
Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.
1D) duurzame energie opwekking
Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.
2 Circulaire Economie
Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.
2A) duurzame materialen
Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.
2B) geen afval
In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.
2C) flexibel en demontabel bouwen
Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.
2D) deeleconomie/ as a service concepten
De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.
Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiƫnter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.
3) Natuur
Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?
3A) biodiversiteit
Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.
3B) oppervlakte groen
We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.
4. Sociale basisbehoeften
The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).
4A) Klimaatadaptatie
Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.
4B) gezonde verstedelijking
Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte
4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen
We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.
Specifiek Eindhovens
Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk
verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de
verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening
met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders
(belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld
ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.
In beginsel wordt de nieuwbouw van bedrijven niet meer aangesloten op het gas. Daarnaast zal bij de herinrichting van de infrastructuur van Park Forum West zoveel mogelijk duurzame materialen toegepast worden en zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande materialen en constructies.
Het (industriƫle) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.
Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend die een risico voor de gezondheid vormen.
De Wet natuurbescherming biedt het juridisch kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. Verspreid over het hele plangebied kunnen beschermde soorten voorkomen.
Onderhavig plan betreft een herstructurering van de infrastructuur in welk kader enkele verbindingen worden vervangen door nieuwe/andersoortige aansluitingen. Er wordt zowel wegdek aangelegd, als verwijderd.
De quickscan flora en fauna, betreffende onder meer onderhavig plangebied, die reeds in 2014 - en aldus voor de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 2017 - was uitgevoerd, is geactualiseerd met de als bijlage aan deze toelichting gehechte rapportage 'Quickscan beschermde flora en fauna Meerhoven te Eindhoven' (Ecologica, 10 mei 2017). Hieruit blijkt dat een ontheffing voor beschermde soorten niet nodig is, mits voor de alpenwatersalamander voorzorgsmaatregelen worden genomen. Indien beplantingen, steenhopen en/of puin worden geruimd is nader onderzoek naar de alpenwatersalamander nodig en dient te worden gewerkt volgens een geldige gedragscode. Ook in de noordoosthoek van Park Forum West zijn geen relevante waarden aangetroffen.
Uit de tevens als bijlage aan de toelichting gehechte 'Notitie Veldonderzoek Amfibieƫn Park Forum West' (Ecologica, 3 juli 2017) volgt dat er geen aanwijzingen zijn dat streng beschermde soorten als de heikikker, vinpootsalamander of rugstreeppad, in het recente verleden waargenomen op het Vliegveld Eindhoven, voorkomen in het onderzoeksgebied. Uit zowel bronnen, als het aanvullend veldonderzoek, komt naar voren dat enkel algemene amfibiesoorten als de bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander voorkomen in het onderzoeksgebied. Deze soorten zijn conform de provinciale verordening van provincie Noord-Brabant algemeen vrijgesteld van de verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming. Wel geldt de algemene zorgplicht ingevolge de Wet Natuurbescherming.
De algemene zorgplicht uit de Wet Natuurbescherming geldt te allen tijden. Deze zorgplicht
houdt kort gezegd in dat een ieder die weet dat zijn handelen of nalaten negatieve
gevolgen zal hebben voor flora en fauna, verplicht is dit handelen achterwege te laten
of maatregelen te nemen die de negatieve gevolgen kunnen voorkomen, beperken of ongedaan
maken. Dat betekent voornamelijk dat de werkzaamheden plaats dienen te vinden buiten
kwetsbare perioden van de verschillende soortengroepen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande vormt het aspect natuur geen belemmering voor onderhavig plan.
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.
Het bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur) heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).
Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.
Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.
Wettelijke taken
De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd.
Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt
de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten.
De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant
(ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie
bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Integrale en gezamenlijke aanpak
Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal).
De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over
doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk
vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De
provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders,
bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda
voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en
verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda
worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft
de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.
Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.
De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.
Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan āWaardevol Waterā vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.
Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.
Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.
Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits āvasthouden-bergen-afvoerenā. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geĆÆnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied.
In het GRP 2019 ā 2022 wordt aangegeven op welke wijze er omgegaan wordt met de zorgplichten rondom afval-, hemel- en grondwater. Hiervoor zijn in het plan activiteiten opgenomen enerzijds gericht op het beheer en onderhoud en anderzijds op het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.
Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.
Checklist Watersysteem | |
A-wateren binnen plangebied | Ja, de RG2 |
B-wateren binnen plangebied | Nee, wel nabij (Veldhoven) |
Keurgebied binnen plangebied? | Nee |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Ja, Welschap |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Nee |
Attentiegebied NNB | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Nee |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee, tenzij infiltratieonderzoek anders uitwijst |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Ja |
Park Forum West is een in aanbouw zijnde bedrijventerrein dat onderdeel uitmaakt van de buurt Park Forum in Meerhoven. Binnen het plangebied ligt een A-watergang RG2. A-watergangen vormen een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en vallen onder de keur van Waterschap De Dommel. Het plangebied bevindt zich binnen de boringsvrije zone van waterwingebied Welschap. Binnen de boringsvrije zone mogen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord worden. Behoudens een beschikking van Geduputeerde Staten is het verboden in boringsvrije zones de grond te roeren, inclusief het verrichten van grondboringen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Deze verbodsbepaling beperkt zich uitsluitend tot de boringsvrije zone en is gericht op het tegengaan van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en gelegen zijn binnen de boringsvrije zone worden voor ingrepen op of in de bodem door het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbonden.
In het zuidoosten van het plangebied bevindt zich de A-watergang RG2 (genaamd Ecosloot). De A-watergang is weergegeven op de verbeelding. De watergang RG2 maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone en voert regenwater af tijdens natte periode en valt bij gebrek aan neerslag droog. De watergang mondt uit in de bovenstroomse vennen in Meerland.
Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit bedrijfspanden, terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Rondom het gebied bestemd voor bedrijven ligt een groene bufferzone die een scheiding vormt met het bedrijventerrein. Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied.
Voor de ontwikkeling van het plangebied is het bedrijfterrein maximaal 0,58 m opgehoogd. De hoeveelheid opgehoogd grond op Park Forum West is circa 200.000 m3. De samenstelling van de opgehoogd grond bestaat uit zandige leem en fijn zand.
De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven is te typeren als slecht doorlatend. Het nemen van bodem verbeterende maatregelen is noodzakelijk om infiltratie van hemelwater binnen het plangebied mogelijk te maken. Eventueel bekende bodemverontreiniging zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkeling mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.
Binnen het plangebied zijn er geen peilbuizen aanwezig. Net buiten het plangebied, in Waterrijk bevindt zich een peilbuis. Het grondwater fluctueert tussen de 17,50 m +NAP en 19,00 m +NAP. De bodem van de watergang ligt ongeveer op 19,50 m+ NAP. Slechts hogere grondwaterstanden worden lokaal beĆÆnvloed door de aanleg van de watergang. De grondwater stand wordt sterk beĆÆnvloed door de bodemopbouw. In het gebied komen leemlagen voor die tot gevolg hebben dat er een schrijngrondwaterstand op kan treden.
Park Forum West ligt niet in de 25-jaarszone van drinkwaterwinning Welschap. Dat betekent dat hemelwater afkomstig van daken en wegen wel mag worden geĆÆnfiltreerd. Door de bodemopbouw is infiltratie slecht in beperkte maat mogelijk tenzij infiltratie onderzoek anders uitwijst. Het reeds verharde deel stroomt af naar de riolering welke, via een verbeterd gescheiden stelsel afvoert naar het oppervlaktewater dat vervolgens vertraagd afvoert naar het Beatrixkanaal.
Alle panden in het plangebied zijn en worden aangesloten op het vuilwaterriool dat afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de van Oldenbarneveltlaan in Eindhoven.
In het bestemingsplan van 2013 is afgesproken met het waterschap dat in dit plangebied 25 mm hemelwaterberging wordt aangelegd. Deze berging bevindt zich op openbaar terrein (gemeentegrond) in de vorm van wadi's en sloten.
Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromend regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beĆÆnvloeden (bv. olie van parkeerterrein, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking "afkoppelen & niet aankoppelen".
Het plangebied is gelegen in een 'boringvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provincie milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.
Park Forum is een bedrijfsterrein met vier verschillende soorten bedrijven. In Park Forum West komt voornamelijk reguliere gemengde bedrijvigheid. Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan gemaakt volgens welk het gebied wordt bebouwd. Het plangebied wordt geheel voorzien van een verbeterd gescheiden riolering.
Voor alle nieuwe ontwikkelingen wordt voldaan aan de klimaatdoelstellingen zoals benoemd in het GRP2019-2022. Om initiatiefnemers te ondersteunen is informatie te vinden op www.eindhovenduurzaam.nl/klimaat.
Regenwater van verharde oppervlakten dienen (na het voldoen aan de opgelegde wateropgave) conform 5.4.2. er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Voor het verkrijgen van een sluitende grondbalans voor Meerhoven is het besloten Park Forum West op te hogen tot 21,50 m +NAP.
Conform de afspraak met het waterschap wordt in dit plangebied 25 mm hemelwaterberging aangelegd. Deze bergingsopgave is geheel op gemeentegrond gerealiseerd. Daarnaast wordt in het kader van klimaatdoelstellingen 6560 m3 hemelwaterberging aangelegd op openbare terrein. Dit betekent in praktische zin dat voor iedere m2 verhard oppervlak, er geen extra waterberging gecreƫerd moet worden op privaat terrein. In Park Forum West dient in total een collectieve waterberging van 12.560 m3 nog gerealiseerd te worden.
In Park forum West wordt een deel van de bestaande watergangen verbonden met een ecoduiker. De watergangen staan droog als het niet regent. Het plangebied wordt tevens voorzien van een poel en is onderdeel van de buffer.
Om voldoende berging in Park Forum West te realiseren wordt een ontwerp opgesteld dat voorziet in regenwater buffers. Deze buffers bevinden zich in verschillende locaties en hebben een afmeting van 1,047 ha en kunnen 12.560 m3 water bergen. De buffers stromen tijdens regenbuien vol met regenwater waarna het water als het niet meer regent geleidelijk vertraagd afgevoerd richting Beatrixkanaal.
Op 10 april 2019 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:
Het Waterschap de Dommel heeft positief gereageerd op deze waterparagraaf.
Het bestemmingsplan "Park Forum West (infrastructuur)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.
Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.
Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de inhoud van de bestemming bedrijven, op vier punten na (zie hiervoor paragraaf 1.1). Verder zijn alleen wijzigingen doorgevoerd binnen de bestemming 'Verkeer' zodat tweerichtingenverkeer mogelijk wordt gemaakt. Onderstaande toelichting op de planregels zijn overgenomen van het voorheen geldende bestemmingsplan.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.
In Begrippen wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.
In " Wijze van meten " worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.
Bestemming ā Bedrijf - 1 ā ( Artikel 3 )
Er is een onderscheid gemaakt in de verschillende bedrijfsbestemmingen op basis van 2 aspecten, te weten:
- of intensief gebruikte bouwwerken zijn toegestaan, en:
- de maximale milieucategorie die ter plaatse is toegestaan.
Bij het bepalen van de maximale milieucategorie zijn de richtafstanden aangehouden uit de VNG -brochure āBedrijven en milieuzoneringā (editie 2009). De in de regels gehanteerde Lijst van bedrijfsactiviteitenis ook gebaseerd op deze VNG -brochure. De bestemming 'Bedrijf - 1' is toegekend aan de gronden die het dichtst bij de gevoelige functies/woningen liggen. Dit zijn de gronden in de zuidwesthoek van Park Forum West. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels en die behoren tot:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de voorwaarde dat bedrijven moeten voorkomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd op deze lijst en het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.
- de maximaal toegestane milieucategorie, mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel direct zijn toegestaan en het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.
- de voorwaarde dat bedrijven in milieucategorie 2 op een bouwperceel van minder dan 1.000 m² niet zijn toegestaan, mits de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht.
Nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen, praktijkruimten en geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn uitgesloten binnen de bedrijfsbestemmingen. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van productiegebonden detailhandel, voor zover dit deel uitmaakt van het ter plaatse gevestigde bedrijf, met uitzondering van detailhandel in voedings ā en genotmiddelen.
Bedrijventerrein Park Forum West is een bedrijventerrein waar nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven zich onder voorwaarden mogen vestigen en uitbreiden. Er zijn regels opgenomen om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid binnen het plangebied te reguleren.
Binnen deze bestemming zijn ook nutsvoorzieningenen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie toegestaan.
Bouwregels:
De stedenbouwkundige uitgangspunten voor het gebied Park Forum West zijn vastgelegd in het definitief ontwerp Park Forum, het beeldkwaliteitsplan Park Forum West en de aanvulling Beeldkwaliteitsplan Park Forum. Deze uitgangspunten waren vertaald in het destijds geldende uitwerkingsplan Park Forum West. De bouwregels in dit bestemmingsplan zijn bijna geheel overgenomen uit het uitwerkingsplan Park Forum West, met uitzondering van de regel dat maximaal 3 kavels met dezelfde rooilijn naast elkaar zijn toegestaan.
Vanwege de, in de nabijheid gelegen, militaire munitieopslagplaats zijn binnen de zogenoemde C-zone (op de verbeelding aangeduid als 'veiligheidszone - munitie') niet toegelaten:
a. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;
b. gebouwen met meer dan 25% glasoppervlakten.
Dit is in de bouwregels opgenomen en in artikel 14.1 (in de Algemene aanduidingsregels) in Hoofdstuk 3 Algemene regels.
Er zijn ook bouwregels opgenomen om het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid binnen het plangebied te reguleren.
In Artikel 15 van Hoofdstuk 3 (Algemene regels) is de mogelijkheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 150 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 5 meter. Vanwege deze mogelijkheid om af te wijken van de regels, zijn bouwregels opgenomen voor nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. De toegestane maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte in voorliggende planregels grenzen aan de maatvoering van wat zonder vergunning mag worden gerealiseerd. De maximale oppervlakte voor dit soort voorzieningen is 15 m2.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in principe niet toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, lichtmasten, voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.
Gebruiksregels: Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen vanwege externe veiligheid.
Wijziging van het bestemmingsplan: Er is een bevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt.
Er is ook een bevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen.
Bestemming " Bedrijf - 2" (Artikel 4).
Voor deze bestemming geldt hetzelfde als bij bestemming 'Bedrijf - 1', met uitzondering van het volgende. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels en die behoren tot de milieucategorieƫn:
Daarnaast is binnen deze bestemming een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden aan de buitenrand ten westen van het plangebied. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de verplichte rooilijn van 6 meter. In paragraaf 2.2 is aangegeven waarom deze afwijkingsbevoegdheid is opgenomen. De zone van de afwijkingsbevoegdheid valt in de bestemmingen Bedrijf - 2, Bedrijf - 3 en Bedrijf - 4.
Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens "Water" aangrenzend met de bestemming "Bedrijf ā 4" is het mogelijk om in afwijking van de verplichting te bouwen in de grens van het bouwvlak een rooilijn van 18 meter aan te houden (gemeten vanaf de bestemming Verkeer) mits:
De gebouwen moeten op een afstand van 18 meter (vanaf de rand van de bestemming verkeer) parallel aan de bouwgrens van het bouwvlak gerealiseerd worden.
Op onderstaande afbeelding is aangegeven voor welke zone (450 meter) deze afwijkingsbevoegdheid toegepast kan worden.
Afbeelding 'toepassingsbereik' voor het kunnen afwijken van de rooilijn van 6 meter.
Bestemming "Bedrijf - 3" ( Artikel 5 ).
Voor deze bestemming geldt hetzelfde als bij bestemming 'Bedrijf - 1', met uitzondering van het volgende. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels en die behoren tot de milieucategorieƫn:
Bouwregels: Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden er ruimere bouwregels acceptabel geacht vanwege het gevestigde sloop- en transportbedrijf ter plaatse.
Daarnaast is binnen deze bestemming een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de verplichte rooilijn van 6 meter aan de buitenrand ten westen van het plangebied. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen onder "bestemming Bedrijf - 2".
Bestemming "Bedrijf - 4" ( Artikel 6 ).
Voor deze bestemming geldt hetzelfde als bij bestemming 'Bedrijf - 1', met uitzondering van het volgende. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels en die behoren tot de milieucategorieƫn:
Vanwege de militaire munitieopslagplaats zijn o.a. bedrijfsgebouwen binnen deze bestemming niet toegestaan. Binnen deze bestemming kunnen de gronden gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten voorzover dit geen (beperkt) kwetsbaar object betreft. Omdat binnen deze bestemming meestal uitsluitend buitenopslag kan plaatsvinden, geldt een minimum bebouwingspercentage van 35 in plaats van 50.
Bouwregels: Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden er ruimere bouwregels acceptabel geacht vanwege het gevestigde sloop- en transportbedrijf ter plaatse.
Daarnaast is binnen deze bestemming een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de verplichte rooilijn van 6 meter aan de buitenrand ten westen van het plangebied. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen onder "bestemming Bedrijf - 2".
Bestemming "Groen" (Artikel 7)
Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijk Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel stadsgroen" is in dit plan expliciet voorzien van de bestemming 'Groen'. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen. Daarnaast wordt binnen deze bestemming paden aangelegd voor het langzaam verkeer (voet- en fietspaden). De ligging van deze paden is op de verbeelding aangeduid met 'langzaam verkeer'.
Bestemming ' Natuur ' ( Artikel 8 ).
Deze bestemming regelt het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden, van een ecologische verbindingszone. Verder zijn deze gronden bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en de aanleg en instandhouding van watergangen en waterpartijen. Daarnaast wordt binnen deze bestemming paden aangelegd voor het langzaam verkeer (voet- en fietspaden). De ligging van deze paden is op de verbeelding aangeduid met 'langzaam verkeer'.
Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Gebruiksregels
Op of in de gronden met deze bestemming is voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.
Bestemming " Verkeer ā (Artikel 9)
Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ook is deze bestemming bedoeld voor voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.
Bestemming ` Water Ā“ ( Artikel 10 )
Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem. Binnen deze bestemming wordt deels de vereiste waterberging gerealiseerd.
Bestemming ' Waterstaat - Waterbergingsgebied' (Artikel 11)
Het nieuwe waterbeleid heeft een strengere norm dan die van toepassing was op het voorheen geldende bestemmingsplan. Om te waarborgen dat voorzieningen voor waterberging worden aangelegd en in stand worden gehouden is deze dubbelbestemming opgenomen.
Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Overige regels, Algemene gebruiksregels, Algemene aanduidingsregels (Algemene afwijkingsregels). Bij nieuwbouw moeten parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform de geldende nota parkeernormen. In de regels wordt verwezen naar deze nota parkeernormen. Dit betreft een dynamische verwijzing. Het paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing is ook over dit plangebied gelegen. De regeling in het paraplubestemmingsplan over parkeren is in dit bestemmingsplan overgenomen in Artikel 16 Overige regels.
In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht en de Slotregel opgenomen.
Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021
In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.
Uitgangspunten
Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
Prioritering
De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.
Uitvoeringsplan
In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:
Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.
Duidelijke regels
Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die voorzien in een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening , dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.
Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst. In dit geval zijn de gronden die nog uitgegeven moeten worden in eigendom van de gemeente.
De herinrichting van de infrastructuur van, respectievelijk de ontsluiting van Park Forum West worden gedekt uit de exploitatie Meerhoven. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het vervallen van een bouwmogelijkheid binnen de veiligheidszone mogelijk kan leiden tot (grond)opbrengstderving. Daarbij leidt de aanleg van een (grotere) waterberging tot extra kosten. Beiden kunnen worden opgevangen binnnen de vastgestelde grondexploitatie Meerhoven, waarvan het gebied Park Forum West onderdeel uit maakt.
Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 5 december 2018. De kennisgeving is tevens bij de officiƫle publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Met de provincie heeft vooroverleg plaatsgevonden middels het digitale vooroverlegformullier. Hieruit is gebleken dat er geen provinciale belangen in het geding zijn. Tevens heeft vooroverleg plaatsgevonden met het Waterschap. De resultaten van dit vooroverleg zijn verwerkt in hoofdstuk 5 van deze toelichting. Daarnaast is het plan toegestuurd naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksvastgoedbedrijf. Hiervan is geen reactie ontvangen.
Ook is dit plan afgestemd met de gemeente Veldhoven. De gemeente Veldhoven is akkoord met de plannen en had enkele inhoudelijke opmerkingen op het bestemmingsplan. Gevraagd werd of de maximale milieucategorie van de bedrijven verandert. Dit is niet het geval. Verder is aangegeven dat voor de aanleg van de rotonde op de Oersebaan op het grondgebied van gemeente Veldhoven geen nieuw juridisch planologich kader nodig is. Dit is inmiddels aangepast in de toelichting. Daarnaast is opgemerkt dat de grondruil in het zuidwesten van het plangebied nog niet formeel geregeld is. Deze gronden behoren reeds tot het grondgebied van de gemeente Eindhoven. De gronden zijn inderdaad nog in eigendom van de gemeente Veldhoven. Dit wordt momenteel geregeld. Ook merkt de gemeente Veldhoven op dat geluidgevoelige objecten zijn gelegen in de zone van de nieuwe aan te leggen rotonde en dat niet gemotiveerd is of de Wet geluidhinder hierop van toepassing is. Inmiddels is hiervoor een indicatief akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwerkt in paragraaf 4.2.2.
Op 16 april 2019 is bij bouwbedrijf Buytels op Park Forum 1025 een inloopmiddag georganiseerd voor de ondernemers en bewoners van Park Forum West en Zuid. Op 7 mei 2019 heeft in samenwerking met de gemeente Veldhoven een inloopavond plaatsgevonden in wijkcentrum De Erikant in Veldhoven. Bedrijven en bewoners in het gebied rondom de kruising Oersebaan/Strijpsebaan zijn voor deze avond uitgenodigd. Beide inloopbijeenkomsten zijn door enkele personen bezocht. Zij hebben de plannen kunnen bekijken en hierop vanuit de gemeente een toelichting gekregen. De reacties waren positief.
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 30 mei 2019 tot en met woensdag 10 juli 2019 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.
Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 29 mei 2019 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.
Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.
het bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80340-0301 van de gemeente Eindhoven.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
het beeldkwaliteitsplan Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij de regels, inclusief ondergeschikte wijzigingen die worden doorgevoerd in dit beeldkwaliteitsplan.
Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;
bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Hieronder wordt verstaan een bouwwerk:
Stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding, waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie, worden niet beschouwd als vliesgevels of gordijngevlconstructie.
De weg die het gehele bedrijventerrein Park Forum West omringt. De clusterrondweg geeft toegang tot de kavels aan de randen van Park Forum West en geeft toegang tot de doorsnijdingswegen van Park Forum West.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel en supermarkt.
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio“s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
bouwwerken waar een zeer gering aantal personen gedurende een langere periode van de dag in/op verblijven, zoals magazijnen of loodsen. Dus de personendichtheid van deze bouwwerken is lager dan 5 personen per hectare.
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.
een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt..
Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:
bouwwerken waar meerdere personen gedurende een langere periode van de dag in/op verblijven, zoals kantoren, fabrieken of werkplaatsen. Dus de personendichtheid van deze bouwwerken is hoger dan 5 personen per hectare.
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van ƩƩn der beeldende kunsten.
bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beĆÆnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.
de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels.
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016 (gemeenteblad van Eindhoven 2016, nr. 41).
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.
een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.
regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen
van erotische/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Functies voor verminderd zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijf, gastouderopvang, basisschool, bejaardenhuis, verpleeghuis, ziekenhuis.
Personen die in het algemeen uitsluitend met individuele begeleiding een onveilige zone kunnen verlaten.
Gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen Ʃn gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding worden beschouwd als vliesgevels. Uitzondering hierop vormen stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie.
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, inclusief ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten, reclame-objecten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, reclameaanduidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor `Bedrijf - 1Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
met inachtneming van het volgende:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan met uitzondering van:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.1, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.3 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:
De voor `Bedrijf - 2Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
met inachtneming van het volgende:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan met uitzondering van:
Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens 'Water' grenzend aan de bestemming 'Bedrijf - 4' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, sub c, en toestaan dat op een afstand van 18 meter parallel aan de grens van het bouwvlak (rooilijn van 18 meter), gemeten vanaf de bestemming "Verkeer", wordt gebouwd, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2.1, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2.3 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:
De voor `Bedrijf - 3Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
met inachtneming van het volgende:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende regels:
Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende regels:
Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met dien verstande dat:
Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijn toegestaan met uitzondering van:
Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens 'Water' grenzend aan de bestemming 'Bedrijf - 4' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub c, en toestaan dat op een afstand van 18 meter parallel aan de grens van het bouwvlak (rooilijn van 18 meter), gemeten vanaf de bestemming "Verkeer", wordt gebouwd, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.2, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.1, sub e, bepaalde en toestaan dat tenminste 25% van een bouwperceel wordt bebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.6 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 5.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:
De voor `Bedrijf - 4Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
met inachtneming van het volgende:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende regels:
Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met dien verstande dat:
Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan met uitzondering van:
Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens 'Water' grenzend aan de bestemming 'Bedrijf - 4' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, sub c, en toestaan dat op een afstand van 18 meter parallel aan de grens van het bouwvlak (rooilijn van 18 meter), gemeten vanaf de bestemming "Verkeer", wordt gebouwd, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2.2, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2.2, sub f, bepaalde en toestaan dat tenminste 25% van een bouwperceel wordt bebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2.6 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:
De voor `Groen“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
De voor `Natuur“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming `Natuur“ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De voor `Verkeer“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 9.1 wordt in ieder geval gerekend conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.
De voor `Water“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.1 wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
met daarbij behorende:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn niet toegestaan:
Binnen de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn, onverminderd het elders in dit bestemmingsplan bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 indien:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 16.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur)
SBI- code |
Nr | Omschrijving | Afstanden in meters | Cate-gorie | |||||
geur |
stof | geluid | gevaar |
grootste afstand |
|||||
01 | - | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||
016 | 0 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||
016 | 1 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 | 30 | 10 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
016 | 2 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. <= 500 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
016 | 3 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 |
30 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
016 | 4 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m2 |
30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
02 | - | BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW | |||||||
021, 022, 024 | Bosbouwbedrijven | 10 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
03 | - | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 C | 10 | 50 | 3.1 | ||
032 | 0 | Vis- en schaaldierkwekerijen: | |||||||
032 | 1 | - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven | 100 | 30 | 50 C | 0 | 100 | 3.2 | |
032 | 2 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | |
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||
101, 102 | 1 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 | |
101 | 2 | - vetsmelterijen | 700 | 0 | 100 C | 30 | 700 | 5.2 | |
101 | 3 | - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 0 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
101 | 4 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m2 |
100 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
101 | 5 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m2 |
50 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m2 |
30 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
101, 102 | 7 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
108 | 8 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
102 | 0 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||
102 | 1 | - drogen | 700 | 100 | 200 C | 30 | 700 | 5.2 | |
102 | 2 | - conserveren | 200 | 0 | 100 C | 30 | 200 | 4.1 | |
102 | 3 | - roken | 300 | 0 | 50 C | 0 | 300 | 4.2 | |
102 | 4 | - verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 | 300 | 10 | 50 C | 30 | 300 D | 4.2 | |
102 | 5 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 | 100 | 10 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
102 | 6 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
1031 | - | Aardappelproductenfabrieken: | |||||||
1031 | 1 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 30 | 200 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1031 | 2 | - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
1032, 1039 | 0 | Groente- en fruitconservenfabrireken: | |||||||
1032, 1039 | 1 | - jam | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 2 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 3 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
1032, 1039 | 4 | - met drogerijen | 300 | 10 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1032, 1039 | 5 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 10 | 100 C | 10 | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke olieƫn en vetten: | |||||||
104101 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 30 | 100 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. > 250.000 t/j | 300 | 50 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
104101 | 0 | Raffinage van plantaardige en dierlijke olieƫn en vetten: | |||||||
104102 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 200 | 10 | 100 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
104101 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 10 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
1042 | 0 | Margarinefabrieken: | |||||||
1042 | 1 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1042 | 2 | - p.c. >= 250.000 t/j | 200 | 10 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 0 | Zuivelproductenfabrieken: | |||||||
1051 | 1 | - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 t/u | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
1051 | 2 | - geconcentreerde producten, verdamp.cap. >= 20 t/u | 200 | 30 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
1051 | 3 | - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1051 | 4 | - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 100 | 0 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1051 | 5 | - overige zuivelproductenfabrieken | 50 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1052 | 1 | Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 | 50 | 0 | 100 C | 50 R | 100 | 3.2 | |
1052 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1061 | 0 | Meelfabrieken: | |||||||
1061 | 1 | - p.c. >= 500 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
1061 | 2 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | |
1061 | Grutterswarenfabrieken | 50 | 100 | 200 C | 50 | 200 D | 4.1 | ||
1062 | 0 | Zetmeelfabrieken: | |||||||
1062 | 1 | - p.c. < 10 t/u | 200 | 50 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
1062 | 2 | - p.c. >= 10 t/u | 300 | 100 | 300C Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
1091 | - | Veevoerfabrieken: | |||||||
1091 | 1 | - destructiebedrijven | 700 | 30 | 200 C | 50 | 700 D | 5.2 | |
1091 | 2 | - beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek | 700 | 100 | 100 C | 30 R | 700 D | 5.2 | |
1091 | 3 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 100 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | |
1091 | 4 | - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water | 700 | 200 | 300 CZ | 50 | 700 | 5.2 | |
1091 | 5 | - mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 50 | 200C | 30 | 200 | 4.1 | |
1091 | 6 | - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 100 | 200 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
1071 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||
1071 | 1 | - v.c. < 7500 kg meel/week | 30 | 10 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
1071 | 2 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
1072 | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | ||
1081 | 0 | Suikerfabrieken: | |||||||
1081 | 1 | - v.c. < 2.500 t/j | 500 | 100 | 300 C | 100 R | 500 | 5.1 | |
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||
10821 | 1 | - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m2 | 500 | 50 | 100 | 50 R | 500 | 5.1 | |
10821 | 2 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 | 100 | 30 | 50 | 30 | 100 | 3.2 | |
10821 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
10821 | 4 | - suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 30 | 50 | 30 R | 300 | 4.2 | |
10821 | 5 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m2 |
100 | 30 | 50 | 30 R | 100 | 3.2 | |
10821 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m2 |
30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1083 | 0 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||
1083 | 1 | - koffiebranderijen | 500 | 30 | 200 C | 10 | 500 D | 5.1 | |
1083 | 2 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | ||
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 30 | 50 | 30 | 200 D | 4.1 | ||
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 50 | 50 | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1089 | 0 | Soep- en soeparomafabrieken: | |||||||
1089 | 1 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 100 | 3.2 | |
1089 | 2 | - met poederdrogen | 300 | 50 | 50 | 50 R | 300 | 4.2 | |
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 50 | 50 | 30 | 200 | 4.1 | ||
110101 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 30 | 200 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
110102 | 0 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | |||||||
110102 | 1 | - p.c. < 5.000 t/j | 200 | 30 | 200 C | 30 R | 200 | 4.1 | |
110102 | 2 | - p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 50 | 300 C | 50 R | 300 | 4.2 | |
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
1105 | Bierbrouwerijen | 300 | 30 | 100 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
1106 | Mouterijen | 300 | 50 | 100 C | 30 | 300 | 4.2 | ||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
12 | - | VERWERKING VAN TABAK | |||||||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 30 | 50 C | 30 | 200 | 4.1 | ||
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
132 | 0 | Weven van textiel: | |||||||
132 | 1 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
132 | 2 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 10 | 30 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloetmattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 200 | 4.1 | ||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 50 | 3.1 | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) |
|||||||
151, 152 | Lederfabrieken | 300 | 30 | 100 | 10 | 300 | 4.2 | ||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50D | 3.1 | ||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
16102 | 0 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||
16102 | 1 | - met creosootolie | 200 | 30 | 50 | 10 | 200 | 4.1 | |
16102 | 2 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
162 | 0 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 0 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
17 | - | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 100 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | ||
1712 | 0 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||
1712 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 C | 30 C | 50 | 3.1 | |
1712 | 2 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 CZ | 50 R | 200 | 4.1 | |
1712 | 3 | - p.c. >= 15 t/u | 200 | 100 | 300 CZ | 100 R | 300 | 4.2 | |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | ||
17212 | 0 | Golfkartonfabrieken: | |||||||
17212 | 1 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 C | 30 R | 100 | 3.2 | |
17212 | 2 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 CZ | 30 R | 200 | 4.1 | |
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA |
|||||||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | ||
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
1814 | B | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 30D | 2 | ||
19 | - | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||
19202 | A | Smeerolieƫn- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
19202 | B | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 0 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
19202 | C | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 300 | 0 | 200 | 50 R | 300D | 4.2 | |
20 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||
2011 | 0 | Vervaardiging van industriƫle gassen: | |||||||
2011 | 1 | - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht | 10 | 0 | 700 CZ | 100 R | 700 | 5.2 | |
2011 | 2 | - overige gassenfabrieken, niet explosief | 100 | 0 | 500 C | 100 R | 500 | 5.1 | |
2011 | 3 | - overige gassenfabrieken, explosief | 100 | 0 | 500 C | 300 R | 500 | 5.1 | |
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 0 | 200 C | 200 R | 200D | 4.1 | ||
2012 | 0 | Anorg, chemische grondtsoffenfabrieken: | |||||||
2012 | 1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 100 | 30 | 300 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
2012 | 2 | - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 50 | 500 C | 700 R | 700 D | 5.2 | |
20141 | A0 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | |||||||
20141 | A1 | - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 10 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | |
20141 | B0 | Methanolfabrieken: | |||||||
20141 | B1 | - p.c. < 100.000 t/j | 100 | 0 | 200 C | 100 R | 200 | 4.1 | |
20141 | B2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 200 | 0 | 300 CZ | 200 R | 300 | 4.2 | |
20149 | 0 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | |||||||
20149 | 1 | - p.c. < 50.000 t/j | 300 | 0 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | |
20149 | 2 | - p.c. >= 50.000 t/j | 500 | 0 | 300 CZ | 200 R | 500 | 5.1 | |
2015 | Kustmeststoffenfabrieken | 500 | 300 | 500 C | 500 R | 500 | 5.1 | ||
2016 | Kunstharsenfabrieken e.d. | 700 | 30 | 300 C | 500 R | 700 | 5.2 | ||
202 | 0 | Landbouwchemicaliƫnfabrieken: | |||||||
202 | 2 | - formulering en afvullen | 100 | 10 | 30 C | 500 R | 500 D | 5.1 | |
203 | Verf-, lak- en vernisfabrieken | 300 | 30 | 200 C | 300 R | 300D | 4.2 | ||
2110 | 0 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | |||||||
2110 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 200 | 10 | 200 C | 300 R | 300 | 4.2 | |
2110 | 2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 300 | 10 | 300 C | 500 R | 500 | 5.1 | |
2120 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||
2120 | 1 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
2120 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 100 | 200 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 30 | 50 C | 50 R | 300 | 4.2 | ||
2052 | - | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||
2052 | 1 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2052 | 2 | - met dierlijke grondstoffen | 500 | 30 | 100 | 50 | 500 | 5.1 | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | ||
205903 | A | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 R | 50 | 3.1 | |
205903 | B | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 200 | 30 | 100 C | 200 R | 200 D | 4.1 | |
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 30 | 300 C | 200 R | 300 | 4.2 | ||
22 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF |
|||||||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 50 | 300 C | 100 R | 300 | 4.2 | ||
221102 | 0 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||
221102 | 1 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 | 3.1 | |
221102 | 2 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 50 | 100 | 50 R | 200 | 4.1 | |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 R | 100 D | 3.2 | ||
222 | 0 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||
222 | 1 | - zonder fenolharsen | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 | |
222 | 2 | - met fenolharsen | 300 | 50 | 100 | 200 R | 300 | 4.2 | |
222 | 3 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||
231 | 0 | Glasfabrieken: | |||||||
231 | 1 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
231 | 2 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j | 30 | 100 | 300 CZ | 50 R | 300 | 4.2 | |
231 | 3 | - glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
231 | 4 | - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j | 500 | 200 | 300 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
232, 234 | 2 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
233 | A | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
233 | B | Dakpannenfabrieken | 50 | 200 | 200 | 100 R | 200 | 4.1 | |
2351 | 0 | Cementfabrieken: | |||||||
2351 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 300 | 500 C | 30 R | 500 | 5.1 | |
235201 | 0 | Kalkfabrieken: | |||||||
235201 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
235201 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
235202 | 0 | Gipsfabrieken; | |||||||
235202 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 30 | 200 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | |
235202 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 50 | 500 | 300 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
23611 | 0 | Betonwarenfabrieken: | |||||||
23611 | 1 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers | 10 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
23611 | 2 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 10 | 100 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
23611 | 3 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 700 Z | 30 | 700 | 5.2 | |
23612 | 0 | Kalkzandsteenfabrieken: | |||||||
23612 | 1 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
23612 | 2 | - p.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | ||
2363, 2364 | 0 | Betonmortelcentrales: | |||||||
2363, 2364 | 1 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 100 R | 100 | 3.2 | |
2363, 2364 | 2 | - p.c >= 100 t/u | 30 | 200 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
2365, 2369 | 0 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips): | |||||||
2365, 2369 | 1 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2365, 2369 | 2 | - p.c. >= 100 t/d | 30 | 200 | 300 Z | 200 R | 300 | 4.2 | |
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||
237 | 1 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 0 | 100 D | 3.2 | |
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
237 | 3 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 10 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
237 | 4 | - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 700 Z | 10 | 700 | 5.2 | |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
2399 | A0 | Bitumineuze materialenfabrieken: | |||||||
2399 | A1 | - p.c. < 100 t/u | 300 | 100 | 100 | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | A2 | - p.c. >= 100 t/u | 500 | 200 | 200 Z | 50 | 500 | 5.1 | |
2399 | B0 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |||||||
2399 | B1 | - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 100 | 200 | 300 CZ | 30 | 300 | 4.2 | |
2399 | B2 | - overige isolatiematerialen | 200 | 100 | 100 C | 50 | 200 | 4.1 | |
2399 | C | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2399 | D0 | Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
2399 | D1 | - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur | 200 | 100 | 300 Z | 50 | 300 | 4.2 | |
24 | - | VERVAARDIGING VAN METALEN | |||||||
241 | 0 | Ruwijzer- en staalfabrieken: | |||||||
241 | 1 | - p.c. < 1.000 t/j | 700 | 500 | 700 | 200 R | 700 | 5.2 | |
245 | 0 | IJzeren- en stalenbuizenfabrieken: | |||||||
245 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 500 | 30 | 500 | 5.1 | |
243 | 0 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | |||||||
243 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
243 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 50 | 700 Z | 50 R | 700 | 5.2 | |
244 | A0 | Non-ferro-metaalfabrieken: | |||||||
244 | A1 | - p.c. < 1.000 t/j | 100 | 100 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
244 | A2 | - p.c. >= 1.000 t/j | 200 | 300 | 700 Z | 50 R | 700 | 5.2 | |
244 | B0 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | |||||||
244 | B1 | - p.o. < 2.000 m2 | 50 | 50 | 500 | 50 R | 500 | 5.1 | |
2451, 2452 | 0 | IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2451, 2452 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
2451, 2452 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
2453, 2454 | 0 | Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen: | |||||||
2453, 2454 | 1 | - p.c. < 4.000 t/j | 100 | 50 | 300 C | 30 R | 300 | 4.2 | |
2453, 2454 | 2 | - p.c. >= 4.000 t/j | 200 | 100 | 500 CZ | 50 R | 500 | 5.1 | |
25, 31 | - | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN) | |||||||
251, 331 | 0 | Constructiewerkplaatsen: | |||||||
251, 331 | 1 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
251, 331 | 2 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
251, 331 | 3 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 200 | 300 Z | 30 | 300 | 4.2 | |
2529, 3311 | 0 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | |||||||
2529, 3311 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 300 | 30 R | 300 | 4.2 | |
2529, 3311 | 2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 Z | 50 R | 500 | 5.1 | |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
255, 331 | A | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
255, 331 | B | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
2561, 3311 | 0 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||
2561, 3311 | 1 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 10 | - stralen | 30 | 200 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
2561, 3311 | 11 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 12 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 2 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
2561, 3311 | 3 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 4 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 5 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 6 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 7 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 8 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
2561, 3311 | 9 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) | 30 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | |
2562, 3311 | 1 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | |
259, 331 | A0 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||
259, 331 | A1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 50 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
259, 331 | A2 | - p.o. >= 2.000 m2 | 50 | 100 | 500 Z | 30 | 500 | 5.1 | |
269, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
27, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||
27, 28, 33 | 0 | Machine- en apparatenfabrieken: | |||||||
27, 28, 33 | 1 | - p.o. < 2.000 m2 | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
27, 28, 33 | 2 | - p.o. >= 2.000 M2 | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 D | 4.1 | |
28, 33 | 3 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 30 | 300 Z | 30 | 300 D | 4.2 | |
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
26, 27, 33 | - | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 10 | 30 | 50 | 200 | 4.1 | ||
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 10 | 200 | 100 R | 200 D | 4.1 | ||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 100 | 3.2 | ||
274 | Lampenfabrieken | 200 | 30 | 30 | 300 R | 300 | 4.2 | ||
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
26, 33 | - | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 30 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
29 | - | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||
291 | 0 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | |||||||
291 | 1 | - p.o. < 10.000 m2 | 100 | 10 | 200 C | 30 R | 200 D | 4.1 | |
291 | 2 | - p.o. >= 10.000 m2 |
200 | 30 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 R | 200 | 4.1 | ||
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | ||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
30 | - | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) |
|||||||
301, 3315 | 0 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||
301, 3315 | 1 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
301, 3315 | 2 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 R | 100 | 3.2 | |
301, 3315 | 3 | - metalen schepen < 25 m | 50 | 100 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
301, 3315 | 4 | - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW |
100 | 100 | 500 CZ | 50 | 500 | 5.1 | |
3831 | Scheepssloperijen | 100 | 200 | 700 | 100 R | 700 | 5.2 | ||
302, 317 | - | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |||||||
302, 317 | 1 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
302, 317 | 2 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW |
50 | 30 | 300 Z | 30 R | 300 | 4.2 | |
303, 3316 | 0 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |||||||
303, 3316 | 1 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 200 | 4.1 | |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | ||
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | ||
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
310 | 1 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 100 D | 3.2 | |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 30 | 2 | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | ||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
38 | - | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | |||||||
383201 | Metaal- en autoschredders | 30 | 100 | 500 Z | 30 | 500 | 5.1 | ||
383202 | A0 | Puinbrekerijen en -malerijen: | |||||||
383202 | A1 | - v.c. < 100.000 t/j | 30 | 100 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
383202 | A2 | - v.c. >= 100.000 t/j | 30 | 200 | 700 | 10 | 700 | 5.2 | |
383202 | B | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 50 | 100 | 50 R | 300 | 4.2 | |
383202 | C | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 200 | 300 C | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | - | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||
35 | A0 | Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe) |
|||||||
35 | A1 | - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 700 | 700 CZ | 200 | 700 | 5.2 | |
35 | A2 | - oliegestookt, thermisch vermogen >= 75 MWth |
100 | 100 | 500 CZ | 100 | 500 | 5.1 | |
35 | A3 | - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 100 | 500 CZ | 100 R | 500 | 5.1 | |
35 | A5 | - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth | 30 | 30 | 500 CZ | 100 R | 500 | 5.1 | |
35 | B0 | bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: |
|||||||
35 | B1 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | B2 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa |
50 | 50 | 100 | 30 R | 100 | 3.2 | |
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||
35 | C1 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | C2 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
35 | C3 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | C4 | - 200 - 1000 MVA | 0 | 0 | 300 CZ | 50 | 300 | 4.2 | |
35 | C5 | - >= 1000 MVA | 0 | 0 | 500 CZ | 50 | 500 | 5.1 | |
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||
35 | D1 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 0 | 0 | 300 C | 100 | 300 | 4.2 | |
35 | D2 | - gascompressorstations vermogen >= 100 MW |
0 | 0 | 500 C | 200 R | 500 | 5.1 | |
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A | 0 | 0 | 10 C | 10 | 10 | 1 | |
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
35 | D5 | - gasontvang- en verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50C | 50 R | 50 | 3.1 | |
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||
35 | E1 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 C | 50 | 100 | 3.2 | |
35 | E2 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | - | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||
36 | A0 | Waterwinning-/bereiding bedrijven: | |||||||
36 | A2 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||
36 | B1 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
36 | B2 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 C | 10 | 100 | 3.2 | |
36 | B3 | - >= 15 MW | 0 | 0 | 300 C | 10 | 300 | 4.2 | |
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||||
41, 42, 43 | 0 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
41, 42, 43 | 1 | - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 | 10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 2 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 |
10 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
41, 42, 43 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. < 1000 m2 |
0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
451 | Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
45204 | A | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
45204 | C | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 R | 50 | 3.1 | |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
473 | 0 | Benzineservicestations: | |||||||
473 | 1 | - met LPG > 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 200 R | 200 | 4.1 | |
473 | 2 | - met LPG < 1000 m3/jr | 30 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | |
473 | 3 | - zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||
4621 | 0 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
4621 | 1 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 100 | 100 | 300 Z | 50 R | 300 | 4.2 | |
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4623 | Groothandel in levende dieren | 50 | 10 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieƫn | 10 | 0 | 30 | 50 R | 50 | 3.1 | ||
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
46499 | 0 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | |||||||
46499 | 1 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 V | 30 | 2 | |
46499 | 2 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 V | 50 | 3.1 | |
46499 | 3 | - professioneel vuurwerk, netto expl.massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) | 10 | 0 | 30 | 500 V | 500 | 5.1 | |
46499 | 5 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | |
46711 | 0 | Groothandel in vaste brandstoffen: | |||||||
46711 | 1 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
46711 | 2 | - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 500 Z | 100 | 500 | 5.1 | |
46712 | 0 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | |||||||
46712 | 1 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 50 | 0 | 50 | 200 R | 200 D | 4.1 | |
46712 | 2 | - vloeistoffen, o.c >= 100.000 m3 | 100 | 0 | 50 | 500 R | 500 D | 5.1 | |
46712 | 3 | - tot vloeistof verdichte gassen | 50 | 0 | 50 | 300 R | 300 D | 4.2 | |
46713 | Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 100 | 3.2 | ||
46721 | 0 | Groothandel in metaalertsen: | |||||||
46721 | 1 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 30 | 300 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
46721 | 2 | - opslag opp. >= 2.000 m2 | 50 | 500 | 700 Z | 10 | 700 | 5.2 | |
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | ||
4673 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||||
4673 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4673 | 2 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 | 0 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | |
46735 | 4 | zand en grind: | |||||||
46735 | 5 | - algemeen: b.o. > 200 m2 | 0 | 30 | 100 | 0 | 100 | 3.2 | |
46735 | 6 | - algemeen: b.o. <= 200 m2 | 0 | 10 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
4674 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||
4674 | 1 | - algemeen: b.o. > 2.000 m2 | 0 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4674 | 2 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
46751 | Groothandel in chemische producten | 50 | 10 | 30 | 100 R | 100 D | 3.2 | ||
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
4677 | 0 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 | 10 | 30 | 100 | 30 | 100 | 3.2 | |
4677 | 1 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 | 10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
4677 | 0 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 |
10 | 30 | 100 | 10 | 100 D | 3.2 | |
4677 | 1 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m2 |
10 | 10 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
466 | 0 | Groothandel in machines en apparaten: | |||||||
466 | 1 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
466 | 2 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||
47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||
55 | - | LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||||||
491, 492 | 0 | Spoorwegen: | |||||||
491, 492 | 1 | - stations | 0 | 0 | 100 C | 50 R | 100 D | 3.2 | |
491, 492 | 2 | - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) | 30 | 30 | 300 C | 300 R | 300 D | 4.2 | |
493 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 0 | 10 | 100 C | 0 | 100 D | 3.2 | ||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | ||
494 | 0 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 | 0 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
494 | 1 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 | 0 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 D | 2 | ||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
52102, 52109 | A | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 C | 50 R | 50 D | 3.1 | |
52109 | B | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | |
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
5221 | 2 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 C | 30 | 100 | 3.2 | |
5223 | B | Helikopterlandplaatsen | 0 | 50 | 500 | 50 | 500 | 5.1 | |
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | ||
61 | B0 | Zendinstallaties: | |||||||
61 | B1 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 C | 100 | 100 | 3.2 | |
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 D | 3.1 | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 30 D | 2 | ||
58, 63 | B | Datacentra | 0 | 0 | 30 C | 0 | 30 | 2 | |
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 50 D | 3.1 | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 50 | 30 | 200 C | 50 R | 200 | 4.1 | ||
84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||
8422 | Defensie-inrichtingen | 30 | 30 | 200 C | 100 | 200 D | 4.1 | ||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50 C | 0 | 50 | 3.1 | ||
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||
3700 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | |||||||
3700 | A1 | - < 100.000 i.e. | 200 | 10 | 100 C | 10 | 200 | 4.1 | |
3700 | A2 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 10 | 200 CZ | 10 | 300 | 4.2 | |
3700 | A3 | - >= 300.000 i.e. | 500 | 10 | 300 CZ | 10 | 500 | 5.1 | |
3700 | B | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 C | 0 | 30 | 2 | |
381 | A | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | |
381 | B | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 R | 50 | 3.1 | |
381 | C | Vuiloverslagstations | 200 | 200 | 300 | 30 | 300 | 4.2 | |
382 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||
382 | A1 | - mestverwerking/korrelfabrieken | 500 | 10 | 100 C | 10 | 500 | 5.1 | |
382 | A2 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | A4 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 50 | 3.1 | |
382 | A5 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 R | 100 D | 3.2 | |
382 | A6 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 200 | 300 CZ | 50 | 300 D | 4.2 | |
382 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 R | 30 | 2 | |
382 | B | Vuilstortplaatsen | 300 | 200 | 300 | 10 | 300 | 4.2 | |
382 | C0 | Composteerbedrijven: | |||||||
382 | C1 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 100 | 50 | 10 | 300 | 4.2 | |
382 | C2 | - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr | 700 | 300 | 100 | 30 | 700 | 5.2 | |
382 | C3 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 100 | 3.2 | |
382 | C4 | - belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 200 | 100 | 30 | 200 | 4.1 | |
382 | C5 | - GFT in gesloten gebouw | 200 | 50 | 100 | 100 R | 200 | 4.1 | |
94 | - | DIVERSE ORGANISATIES | |||||||
94991 | B | Honderdressuurterreinen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | |
59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 C | 10 | 30 | 2 | ||
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
96011 | A | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 C | 30 | 50 | 3.1 | |
96011 | B | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 50 | 3.1 | |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 R | 30 | 2 | ||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | |
9603 | 0 | Begrafenisondernemingen: | |||||||
96032 | 3 | - crematoria | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 | |
9609 | A | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 C | 0 | 100 | 3.2 | |