Park Forum West (infrastructuur)    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

In Meerhoven wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van bedrijventerrein Park Forum West. De verkeerssituatie op Park Forum West kent echter tekortkomingen als het gaat om verkeerscirculatie, routering, ontsluiting en de veiligheid voor fietsers. Op dit moment geldt overal ƩƩn rijrichting voor gemotoriseerd verkeer en is er slechts ƩƩn uitgang voor het gehele terrein aanwezig. Ook is ter hoogte van beide ontsluitingspunten van het bedrijventerrein sprake van een onveilige oversteek voor fietsers, met name als gevolg van het schuin kruisen van vrachtwagens. Bij de opzet van het stedenbouwkundig ontwerp van het bedrijventerrein in het verleden zijn deze tekortkomingen onvoldoende meegenomen. In samenwerking met de Stichting Parkmanagement Park Forum zijn daarom al diverse acties uitgevoerd op het gebied van markeringen en bewegwijzering. Deze acties hebben echter voornamelijk effect gehad op de vindbaarheid en niet op de veiligheid en bereikbaarheid.

Verder is in de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017) vastgelegd dat op het westelijk deel van Park Forum West (deel B) alleen kavels kunnen worden uitgegeven aan (zeer) grootschalige logistieke bedrijven. Dit vormt een inperking van het oorspronkelijk bestemde gemengde segment en heeft tot gevolg dat een gebied van 15 hectare alleen kan worden uitgegeven aan dit type logistieke bedrijven, wat (zware) vrachtwagenbewegingen met zich meebrengt. De huidige infrastructuur, respectievelijk de ontsluiting van Park Forum West is daar niet optimaal geschikt voor.

Bovenstaande punten zijn aanleiding geweest de infrastructuur, waaronder de ontsluiting van Park Forum West te herinrichten, waarvoor dit bestemmingsplan een nieuw juridisch planologisch kader vormt.

Meer concreet houden de maatregelen in (zie ook onderstaande afbeelding):

  • op (nagenoeg) alle wegen op het bedrijventerrein twee-richtingenverkeer toestaan om circulatie en routering te verbeteren. Als gevolg hiervan moet een aantal bestaande bochten en kruispunten op het bedrijventerrein worden verruimd;
  • in- en uitgang vanaf de Parklane vervangen door een in- en uitgang met een veilige fietsersoversteek;
  • verwijderen van de keerlus in de Parklane ten oosten van Park Forum West in verband met kruisende verkeersbewegingen op te korte afstand van elkaar;
  • verwijderen huidige ingang aan de Oersebaan en daarmee verwijdering van een onveilige fietsersoversteek.
  • aanleggen van een nieuwe in- en uitgang op de Oersebaan (rotonde) met een veilige fietsoversteek.

verplicht

Overzicht maatregelen ontsluiting Park Forum West

Het gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur is dat de rooilijnen/bouwvlakken binnen de bestemmingen 'Bedrijf' van het bestemmingsplan Park Forum West tevens aangepast moeten worden. Om die reden wordt het gehele plangebied van Park Forum West herzien. Inhoudelijk is evenwel verder geen sprake van veranderingen binnen de bestaande bedrijfsbestemmingen, op de volgende vier punten na:

  1. Binnen de bestemming 'Bedrijf-4' zijn vanwege de ligging binnen de veiligheidszone van een militair munitiecomplex geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (meer) toegestaan. Dit volgt uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Hierdoor zijn de regels binnen de bestemming 'Bedrijf-4' aangepast.
  2. Binnen de bestemming 'Bedrijf-3' en 'Bedrijf-4' worden wegen mogelijk gemaakt. Zo is het mogelijk om een eventuele aanpassing in de wegenstructuur eenvoudig aan te passen.
  3. De dubbelbestemming 'Waterstaat-waterberging' is opgenomen. Uit het nieuwe (gemeentelijke) waterbeleid volgt dat meer waterberging gerealiseerd moet worden per m2 per verhard oppervlak. Dit wordt in dit bedrijventerrein centraal opgelost. Hoeveel en waar is aangeduid middels voornoemde dubbelbestemming.
  4. Binnen de bestemmingen 'Bedrijf-2', 'Bedrijf-3' en 'Bedrijf-4' is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om te kunnen afwijken van de rooilijn. Zie hiervoor paragraaf 2.2.

Daarnaast wordt het gedeelte ten oosten van Park Forum West in dit bestemmingsplan meegenomen om de infrastructuur te wijzigen.

Voor het aanleggen van een nieuwe in- en uitgang op de Oersebaan (rotonde) met een veilige fietsersoversteek op de gronden binnen de gemeente Veldhoven is geen herziening van het betreffende bestemmingsplan nodig.

Het bestemmingsplan "Park Forum West (infrastructuur)" bestaat uit een digitale en analoge verbeelding (plankaart) met de daarbij behorende regels. Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naast de digitale versie is er tevens een papieren versie van het bestemmingsplan beschikbaar. De digitale versie is juridisch bindend.

1.2 Het plangebied     

Het plangebied ligt in het westelijk deel van de gemeente Eindhoven en omvat Park Forum West dat tezamen met het cluster Park Forum Zuid het bedrijventerrein Park Forum vormt (Park Forum Oost wordt geen bedrijventerrein meer). Park Forum ligt in het noordwesten van Meerhoven, alsmede ten westen en in het verlengde van het bedrijventerrein Flight Forum.

Een deel van de aan te passen wegenstructuur (direct ten oosten van Park Forum West) en daarmee een deel van onderhavig plangebied maakt bestemmingsplantechnisch onderdeel uit van Park Forum Zuid. Tot slot wordt in het zuidwesten van het plangebied een hoekje voormalig grondgebied van de gemeente Veldhoven toegevoegd (grondruil).

Aan de noord- en westzijde wordt het plangebied begrensd door gronden van de Staat (Defensie), c.q. Eindhoven Airport. De zuidzijde grenst aan de gemeente Veldhoven, meer specifiek de Oersebaan, en het bedrijventerrein Zandven en gedeeltelijk aan de nieuwe woonbuurt Zandven-Oost. Aan de oostzijde wordt de grens gevormd door de hoofdontsluiting van de woonwijk Meerhoven en van Park Forum West; de Park Forum wegenstructuur.



verplicht

Luchtfoto plangebied.

1.3 Voorgaande plannen     

Het bestemmingsplan "Park Forum West (infrastructuur)" vervangt:

  • het bestemmingsplan 'Park Forum West 2013', vastgesteld door de raad op 17 december 2013;
  • deels het bestemmingsplan 'Park Forum Zuid 2018', vastgesteld door de raad op 13 maart 2018;
  • deels het bestemmingsplan 'Veldhoven Noord, vastgesteld door de raad van de gemeente Veldhoven op 25 juni 2013.

verplicht

verplicht

verplicht

1.4 Leeswijzer     

Deze toelichting bestaat uit 9 hoofdstukken. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2. Hierin is een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden en de beleidskaders voor het opstellen van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft inzicht in en een verantwoording van alle relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de waterparagraaf. In deze paragraaf is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is verwoord in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan. De financiƫle uitvoerbaarheid is verantwoord in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure, inclusief een paragraaf over de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied     

2.1 Historisch perspectief     

De gronden in het plangebied werden, voordat deze gronden voor bedrijfsdoeleinden konden worden ingezet, met name gebruikt voor agrarische doeleinden. De gronden aan de oostzijde van dit bedrijvencluster zijn inmiddels gedeeltelijk uitgegeven, bebouwd en in gebruik voor bedrijfsdoeleinden. Dit bedrijventerrein is bestemd voor reguliere gemengde bedrijvigheid. Het terrein is vooral geschikt voor middelgrote en grootschalige bedrijven. Het terrein is niet ingedeeld in kavels met vaste kaveloppervlaktes. De kavelgroottes variëren tussen de circa +/- 2.000 m² en +/- 10.000 m². De ontsluitingswegen voor deze percelen aan de oostzijde zijn ook gerealiseerd. De clusterrondweg en de doorsnijdingswegen zijn dus gedeeltelijk gerealiseerd. De overige gronden worden op dit moment (tijdelijk) gebruikt voor agrarische doeleinden, ten behoeve van een (tijdelijk) gronddepot of worden bouwrijp gemaakt.

Het uiterste zuidwestelijke puntje is voormalig grondgebied van de gemeente Veldhoven dat middels grondruil is verworven.

2.2 Stedenbouwkundige structuur     

Door dit bestemmingsplan verandert de stedenbouwkundige structuur van het plangebied nauwelijks. Het bestemmingsplan ziet op het aanpassen van de infrastructuur. Het gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur is dat de rooilijnen/bouwvlakken binnen de bestemmingen 'Bedrijf' van het bestemmingsplan Park Forum West tevens enigszins aangepast moeten worden. De stedenbouwkundige opzet van het plangebied blijft verder hetzelfde.

In verband met de regionale programmering van bedrijventerreinen zal aan de westzijde van Parkforum West de invulling van gemengd verschuiven naar logistieke bedrijven. Over het algemeen kan dit prima opgelost worden binnen de kaders van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan omdat er sprake is van twee rooilijnen in het gebied (6 en 18 meter vanuit de openbare ruimte).

Aan de buitenrand van het bedrijventerrein is echter sprake van een enkele rooilijn van 6 meter. Dit is gedaan om het bedrijventerrein een heldere gebouwde contour te geven. Hierdoor krijgt het bedrijventerrein een alzijdig karakter en een duidelijke ruimtelijke samenhang. Vanuit een stedenbouwkundig oogpunt is het behoud van een uniforme rooilijn aan de buitenrand van Parkforum West nog steeds een belangrijk uitgangspunt, alleen kan dit in de praktijk op gespannen voet komen te staan met de vestiging van logistieke bedrijven.

Voor een gedeelte van de westelijke buitenzijde van Parkforum West (zie onderstaande afbeelding) is het onder voorwaarden mogelijk om af te wijken van de vaste rooilijn van 6 meter. Dit gedeelte is niet rechtstreeks zichtbaar vanuit de hoofdweg de Oersebaan en het betreffende gedeelte gaat schuil achter een bosgebied.

verplicht

Afbeelding 'toepassingsbereik' voor het kunnen afwijken van de rooilijn van 6 meter.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader     

3.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Verantwoord wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past in het (toekomstig) ruimtelijk beleid. Er wordt geen complete samenvatting gegeven van alle beleidsaspecten. Uitsluitend de relevante beleidskaders voor het plangebied zijn in dit hoofdstuk weergegeven en verantwoord.

3.2 Rijksbeleid     

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Het Rijk zet twee zaken helder neer: een kader voor prioritering van investeringen om Nederland in beweging te krijgen en een selectief ruimtelijk beleid dat meer loslaat en overlaat aan provincies en gemeenten.

Het is de uitdaging om Nederland in de wereldeconomie van de toekomst concurrerend te houden. Dat betekent dat onze stedelijke regio's en netwerken versterkt moeten worden door de kwaliteit voor de leefomgeving te verbeteren, hoogwaardige en klimaatbestendige woon- en werkmilieus te realiseren, de bereikbaarheid te verbeteren en de mobiliteit te verduurzamen, maatregelen te treffen ten behoeve van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimte te maken voor de noodzakelijke transitie naar duurzame energie.

Het Rijk onderscheidt 13 nationale belangen in de SVIR. Daarnaast kiest ze nadrukkelijk voor een vereenvoudiging van de regelgeving en brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degenen die het aangaat: burgers en bedrijven. Zo beƫindigt het Rijk zijn rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones, binnenstedelijk bouwen, landsbrede verstedelijkingsafspraken, sport- en recreatievoorzieningen.

Het Rijk vindt de stedelijke regio's rond de Mainports (Rotterdam en Amsterdam), de Brainport, greenports en de valleys van nationaal belang (nationaal belang 1).

De gebiedsontwikkeling Brainport Avenue is van nationaal belang. In de SVIR wordt Brainport Zuid-Oost Nederland beschouwd als de belangrijkste toptechnologieregio van ons land.Het centrum van deze Brainport is gelegen in Eindhoven met o.a. High-tech systemen, medische technologie en automotive als belangrijkste thema's. Daarnaast zijn Chemelot in Sittard-Geleen als belangrijk chemie-cluster, het medische cluster in Maastricht en de greenport Venlo als cluster van agro-food, tuinbouw en logistiek belangrijk.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking     

Een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten is vereist. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld kantoorlocaties, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) moet in het bestemmingsplan worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.



De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onder een stedelijke ontwikkeling wordt volgens artikel 1.1.1 Bro het volgende verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' worden volgens de Nota van Toelichting (2017) verstaan: accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoorsport en leisure.

Met artikel 3.1.6 lid 2 Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. In dat kader is in de jurisprudentie ook bepaald dat infrastructurele projecten zoals het aanleggen van een weg of een busbaan geen stedelijke ontwikkeling in de zin van 'andere stedelijke voorzieningen' betreft.

Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Dit is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er ,op vier punten na (zie paragraaf 1.1), niets aan de reeds geldende planologische situatie.

3.2.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

Naast de SVIR is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel AMvB Ruimte genoemd, van toepassing. Het besluit bevat regels ter borging van een aantal nationale belangen. Het gaat onder meer over rijksbelangen zoals rijksvaarwegen, zones buisleidingen, zones van hoogspanningsleidingen en militaire objecten.

Voor Eindhoven is de 380 Kv hoogspanningsleiding van belang. Deze is gelegen in Eindhoven Noord en (deels) Oost. Verder is in het Barro opgenomen dat de provinciale begrenzing van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) direct doorwerkt naar het bestemmingsplan. De gebieden die het NNN vormen worden bij provinciale verordening aangewezen. Daarmee is het NNN een provinciaal belang geworden. Tot slot worden de belangen van luchthaven Eindhoven via het Barro geborgd. Dit plangebied is gelegen binnen de veilgheidszones (zgn B- en C-zones) van de militaire munitiecomplex. Dit betekent voor wat betreft de gronden die zijn gelegen in de B-zone (dit zijn de gronden binnen de bestemming 'Bedrijf-4') niet mogen worden gebruikt voor kwestbare en beperkt kwetsbare objecten. Binnen de bestemming 'Bedrijf-4' is dit geregeld. Binnen de gronden die zijn gelegen in de C-zone (aangeduid op de verbeelding als 'Veiligheidszone-munitie') mogen geen bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructies of met grote glasoppervlakten gerealiseerd worden en mogen zich doorgaans geen groot aantal personen bevinden.

3.2.4 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening     

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen. Voor onderhavig gebied zijn de geluidszone en het obstakelbeheergebied behorende bij het luchtvaartterrein relevant. Deze gebieden zijn op onderstaande kaart aangegeven. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op geluid en in paragraaf 3.2.5 op de beperkingengebieden. Onderstaande kaart behoort bij de Rarro.

verplicht kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis Eindhoven (bijlage 3.4 Rarro)

Bron: http://wetten.overheid.nl.

3.2.5 Luchthavenbesluit     

In 2009 is de Wet luchtvaart gewijzigd. Naar aanleiding hiervan is een nieuw luchthavenbesluit voor Eindhoven vastgesteld. Dit is op 26 september 2014 vastgesteld en met ingang van 1 november 2014 in werking getreden. In het luchthavenbesluit is het luchthavengebied, de gebruiksmogelijkheden en het beperkingengebied vastgelegd. Voor het bestemmingsplan is vooral het beperkingengebied van belang.

Het beperkingengebied bestaat uit:

  1. de geluidszone: dit is de weergave van de geluidsbelasting van het gezamenlijke luchtverkeer (hier wordt in paragraaf 4.2.4 op ingegaan). Binnen deze zone gelden regels voor het bouwen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
  2. de obstakelbeheergebieden: hier gelden maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten.
  3. het vogelbeheersgebied: binnen dit gebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt.

Hieronder wordt nader ingegaan op het obstakelbeheergebied en het vogelbeheersgebied.

verplicht

Kaart beperkingengebied

De obstakelbeheergebieden

Met de obstakelbeheergebieden wordt geregeld tot welke hoogte gebouwen en bouwwerken gebouwd mogen worden. Dit is om gevaar voor het vliegverkeer op en rondom de luchthaven te voorkomen. De toegestane hoogten worden bepaald door de vliegfunnel, de IHCS en de ILS. Dit plangebied valt binnen de IHCS en ILS.

IHCS

Het IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface) is bedoeld om vliegtuigen die in het circuit vliegen (circuitverkeer), voorafgaand aan de landing, te beschermen tegen hoge objecten. Het betreft een zone van 4 km rond de landingsbaan waar maximaal 44 meter hoog mag worden gebouwd. Buiten deze zone gaat de maximaal toegestane bouwhoogte geleidelijk omhoog.

Het plangebied is gelegen in een gebied waar een hoogtebeperking geldt, Het plangebied valt binnen het obstakelbeheergebied. Aangezien het peil binnen het plangebied op 21,5 boven NAP ligt en de bebouwingshoogte voor gebouwen ten hoogste 19 meter bedraagt, werkt het obstakelbeheergebied niet belemmerend.

verplicht

Kaart obstakelbeheergebieden voor de vliegfunnel en IHCS

ILS Daarnaast beschikt de Luchthaven over een Instrument Landing System (ILS). Dit wordt gebruikt om een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken. Voor een goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren. Daarom gelden ook in dit gebied beperkingen ten aanzien van de bouwhoogten van gebouwen en bouwwerken (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Kaart ILS-verstoringsgebied

Het bedrijventerrein Park Forum West ligt ongeveer tot halverwege het horizontale vlak met een hoogtebeperking oplopend van 40.3 meter tot 42,4 meter + NAP. Binnen het plangebied is de kruin van de weg gelegen op 21,5 meter +NAP. Zoals in de meeste bestemmingsplannen binnen de gemeente Eindhoven, ligt het peil binnen het plangebied 0,30 meter boven de kruin van de weg. Het peil binnen het plangebied ligt derhalve op ca. 21, 80 meter +NAP. In de regels is opgenomen dat de bebouwingshoogten van gebouwen maximaal 19 meter (= 40,8 m.+NAP) mag bedragen. Dit is inclusief uitsteeksel zoals reclame-objecten, liftopbouwen ed. Deze bouwwerken beĆÆnvloeden het ILS derhalve niet in onaanvaardbare mate.

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor de bouw van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot een hoogte van 25 meter, mits bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed. Tevens kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten aanzien van de maatvoering van de bebouwing, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten. Als deze afwijking de bouwhoogte van gebouwen betreft, moet bij de beheerder van het ILS, te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed.

De regels die in het voorheen geldende bestemmingsplan van toepassig waren, zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. Dit bestemmingsplan ziet op dit punt niet op een aanpassing in de bedrijfsbestemmingen, dan alleen de opschuiving van de rooilijnen en bouwvlakken als gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur.



Het vogelbeheersgebied

Binnen het vogelbeheersgebied gelden regels voor een bestemming of gebruik dat vogels aantrekt. In beginsel is een grondgebruik of bestemming binnen de volgende categorieƫn niet toegestaan:

  • oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • vishouderijen met extramurale bassins;
  • extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Vanwege dit luchthavenbesluit is in de regels opgenomen dat bovenstaand gebruik als strijdig wordt aangemerkt.

3.2.6 Bakens luchthaven Eindhoven en radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel     

Bij het bepalen van de maximaal toegestane bouwhoogte in het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de bakens van luchthaven Eindhoven en het radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

Bakens luchthaven Eindhoven

Op en nabij de luchthaven Eindhoven zijn bakens (zie figuur 3.1) aanwezig om de richting van het vliegverkeer (zowel horizontaal als verticaal) te kunnen volgen:

  • een VDF baken: Vertical Directional Finder. Dit is een hulpmiddel voor de luchtverkeersleiding om de richting te kunnen bepalen van het vliegtuig waarmee op dat moment wordt gecommuniceerd.
  • een NDB; Non Directional Beacon. Dit wordt door vliegtuigen gebruikt als navigatiehulpmiddel op luchtroutes. Het is een bakenzender die een radiosignaal uitzendt dat door een peilontvanger in het vliegtuig wordt opgevangen. Hierdoor wordt de richting van het signaal ten opzichte van het vliegtuig bepaald. Door de richting van twee verschillende bakens te peilen kan de piloot zijn/haar positie bepalen.

De toetsingsgebieden liggen voor VDF geheel over het plangebied, maar hebben gezien de maximaal toegestane bouwhoogte geen consequenties.

verplicht

Figuur 3.1. Afbeelding hoogtebelemmeringen bakens nabij luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen= VDF. Rode lijnen= NDB.

Radarverstoringsgebied Volkel

Om het ongestoord functioneren van radar- en communicatie-apparatuur op de vliegbasis Volkel te waarborgen ligt er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 50 nautische mijl (=27,8 km), gemeten vanaf de positie van de radar. Binnen dit radarverstoringsgebied moet voor ieder obstakel hoger dan 65 meter worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen dit radarverstoringsgebied.

verplicht

Uitsnede uit kaart hoogtebelemmeringen als gevolg van luchthaven Eindhoven. Blauwe lijnen- arcering= radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel.

Het verstoringsgebied (zoals bedoeld in bijlage 8.4 van het Rarro) van het radarstation Volkel of radarstation Woensdrecht ligt niet over onderhavig plangebied. Het plangebied ligt ook buiten de toetsingsvlakken van het baken genaamd NDB Eindhoven. Wel ligt het plangebied binnen de toetsingsvlakken van het baken genaamd VHF Directional Finder (VDF). Ter plaatse geldt een maximale bouwhoogte tussen de 60 en 70 meter ten opzichte van NAP. Het maaiveld ligt op circa NAP +21,80 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 19 meter, waardoor toetsing door LVNL niet noodzakelijk is.

3.3 Provinciaal beleid     

3.3.1 Omgevingsvisie     

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2021 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

3.3.2 Structuurvisie     

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie bestaat uit twee delen (A en B) en een uitwerking.

Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem, met aandacht voor bescherming tegen hoogwater, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen en een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw). Aandacht wordt gevraagd voor sterke regionale economische clusters, (inter)nationale bereikbaarheid en knooppuntontwikkeling (zowel in de centra als aan de randen van de steden). De provincie realiseert haar doelen door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

verplicht

Deel B

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Deze vier ruimtelijke structuren worden in deel B beschreven en zijn:

1.de groenblauwe structuur

2. het landelijk gebied

3. de stedelijke structuur

4. de infrastructuur

Dit plangebied is gelegen in de stedelijke structuur. De stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijke concentratiegebieden waar de groei van de verstedelijking wordt opgevangen. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden openhouden. Ten tweede dienen kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te worden ontzien van verdere verstedelijking. Alleen de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt daar opgevangen.

Uitwerking structuurvisie

De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen. Zo is voor het gebied ten oosten van Eindhoven de deelstructuurvisie Brainport Oost opgesteld. Deze bevat keuzes voor wonen, werken en bereikbaarheid ten oosten van Eindhoven.

Eindhoven vormt samen met de provincie en met de steden Breda, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg het stedelijk netwerk BrabantStad. Dit samenwerkingsverband vervult een voortrekkersrol bij de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord-Brabant. Sterke steden zijn een voorwaarde voor de toekomst van Noord-Brabant. Vooral in deze steden is de dynamiek van Noord-Brabant goed zichtbaar. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van de verstedelijking. Hier wordt geĆÆnvesteerd in de binnensteden (stationsgebieden, kanaal- en snelwegzones) en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke- en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant.

3.3.3 Verordening Ruimte     

Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft op 7 februari 2014 de 'Verordening ruimte Noord - Brabant' vastgesteld. Op 8 juli 2017 is de 'Wijziging Verordening Ruimte 2014, actualisatie 2017' vastgesteld. In de verordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De provincie stelt algemene regels die voor heel Brabant gelden, maar verdeelt het grondgebied ook in vier structuren waarvoor apart beleid geldt.

Algemene regels

In de verordening zijn algemene regels opgenomen die altijd en voor heel Brabant gelden. Deze regels hebben betrekking op zorgvuldig ruimtegebruik en op het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit van Brabant. In het algemeen houdt dit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Het doel van zorgvuldig ruimtegebruik is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren.

Structuren (hoofdkaart)

Verder onderscheidt de verordening de volgende vier structuren:

  • Bestaand stedelijk gebied
  • Natuur Netwerk Brabant
  • Groenblauwe mantel
  • Gemengd landelijk gebied

Deze structuren zijn gekoppeld aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en zijn Brabant dekkend. Elk ruimtelijk oppervlak van Brabant valt onder ƩƩn van deze structuren. Per structuur is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden en onder welke voorwaarden. De vier structuren staan op de hoofdkaart van de verordening.

verplicht

Themakaarten

Naast de hoofdkaart zijn er vijf themakaarten opgenomen in de Verordening Ruimte. Voor onderhavig plangebied zijn de volgende themakaarten van belang.

Themakaart stedelijke ontwikkeling

Op deze themakaart staan het bestaand stedelijk gebied, zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, integratie stad-land en de regionale bedrijventerreinen. Het plangebied is aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied'. Het provinciale beleid is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creƫren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

verplicht

Uitsnede themakaart stedelijke ontwikkeling.

Park Forum West is een bestaand, in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein dat gedeeltelijk is ingevuld. In de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017) is vastgelegd dat op het westelijk deel van Park Forum West (deel B) alleen kavels kunnen worden uitgegeven aan (zeer) grootschalige logistieke bedrijven. Dit gaat gepaard met (zware) vrachtwagenbewegingen. Hierdoor zijn aanpassingen in de infrastructuur nodig. Een direct gevolg van de aanpassingen in de infrastructuur is dat de rooilijnen/bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen deels opschuiven binnen Park Forum West. Hierdoor is het noodzakelijk om deze bestemmingen ook in dit bestemmingsplan mee te nemen. Inhoudelijk verandert er verder niets aan de reeds (onbenutte) planologische mogelijkheden, op vier punten na (zie hiervoor paragraaf 1.1). In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan was reeds geprobeerd het zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik op dit bedrijventerrein te stimuleren en tevens weer overgenomen in de regels van dit bestemmingsplan:

  • er geldt een minimum bebouwingspercentage van 50, met uitzondering van de noordwesthoek van het plangebied en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Vanwege de nabijheid van de militaire munitieopslagplaats mogen er geen fabrieksgebouwen, kantoren en werkplaatsen etc. worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Bedrijf - 4'. Omdat binnen deze bestemming meestal uitsluitend opslag kan plaatsvinden, geldt een minimum bebouwingspercentage van 35. Verder is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een sloop- en transportbedrijf gevestigd. Inherent aan dit soort bedrijvigheid is een laag bebouwingspercentage;
  • een hoog bebouwingspercentage toe te staan;
  • er is uitsluitend keuze uit twee rooilijnen – op 6 of 18 meter uit de perceelsgrens – afhankelijk van de parkeerbehoefte;
  • er wordt milieuzonering toegepast. Zie paragraaf 4.1.2.

Verder wordt oneigenlijk ruimtegebruik zoveel mogelijk voorkomen door het niet toestaan van:

  • bedrijfswoningen;
  • vestigingen van detailhandel. Op basis van gemeentelijk beleid wordt productiegebonden detailhandel op bedrijventerreinen wel toegestaan, mits het ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen betreft in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd;
  • zelfstandige kantoorvestigingen, horeca, maatschappelijke voorzieningen en leisurevoorzieningen.

Bedrijven behorend tot milieucategorie 2 waren in het voorheen geldende bestemmingsplan onder voorwaarden toegestaan, gebaseerd op voormalig provinciaal beleid (Verordening ruimte 2012). Ook deze regeling is in dit bestemmingsplan overgenomen vanwege bestaande rechten.



Verder dienen stedelijke ontwikkelingen te worden gemotiveerd met inachtneming van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' zoals opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2. In deze paragraaf is aangegeven dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Themakaart agrarische ontwikkeling en windturbines

Op deze kaart staan de structuren en aanduidingen rond landbouw en windturbines. Het plangebied is aangeduid als stalderingsgebied. In dit bestemmingsplan worden geen veehouderijen mogelijk gemaakt en is dit aspect niet aan de orde.

Themakaart water

Op deze themakaart staan de structuren en aanduidingen die betrekking hebben op water. Het plangebied is gedeeltelijk aangeduid als 'Boringsvrije zone'. Binnen deze zone geldt de minst strikte vorm van bescherming, namelijk behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. In de Provinciale Milieuverordening zijn regels opgenomen ter bescherming van deze kleilaag. De aanduiding 'Boringsvrije zone' op de verbeelding van dit bestemmingsplan heeft uitsluitend een signalerende functie.

verplicht

Uitsnede themakaart water

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Interimstructuurvisie 2009     

In december 2009 is de Interimstructuurvisie 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone, een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit.

De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.

verplicht

Afbeelding gebruik van de ruimte Interimstructuurvisie Eindhoven

Onderhavig plangebied is op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie geheel aangeduid als 'werken'. Hieronder vallen werk gerelateerde functies: industrie, research en ontwikkeling, handel, kantoren, grootschalige en perifere detailhandel, transport, bouwnijverheid, dienstverlening. Tevens alle productieactiviteiten van kunst en design en ook alle voorzieningen die bij een functioneel en modern bedrijventerrein horen (o.a. parkmanagement).

3.5 Archeologische en cultuurhistorische waarden     

3.5.1 Archeologie     

Het Verdrag van Valletta (Malta) verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit het Verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de omgang met archeologie. Gemeenten houden een belangrijke rol in het archeologische stelsel. In bestemmingsplannen houden ze rekening met (te verwachten) archeologische waarden. Dit wordt samen met de andere onderdelen rond de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving overgeheveld naar de toekomstige Omgevingswet.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologie Eindhoven en Helmond 2008-2012' , dat de raad in september 2008 heeft vastgesteld. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken.

Tot in het begin van deze eeuw was het landschap van het plangebied Meerhoven ingrijpend anders dan nu. Het bestond toen nog overwegend uit een heidelandschap met daarin een zestal vennen. Het enige ven dat met naam bekend is, was het 'Tarfsven'. Alleen in het zuidoosten bevonden zich enkele ontginningen met daartussen een viertal gehuchten (Heistraat, Sliffert, Welschap en Verre Welschap). De oudste hiervan dateren uit de late middeleeuwen. Het gebied Meerhoven kan worden gekarakteriseerd als een relatief hooggelegen dekzandplateau met een afwatering naar het oosten. Op dit plateau ligt een reeks landschappelijk strategische locaties. De ondergrond daarvan bestaat voornamelijk uit gedurende de laatste ijstijd afgezette dekzandruggen. Op sommige van die dekzandruggen zijn vanaf de late middeleeuwen donkere esdekken opgebracht. Deze akkerlagen hebben het door geologische processen ontstane reliƫf geaccentueerd, waardoor het gebied Meerhoven grotendeels als een relatief reliƫfrijk gebied kan worden gekenmerkt. Met de aanleg van het vliegveld in de jaren 1931-1932 is dat reliƫf plaatselijk verdwenen.

In het rapport "Een archeologische waardering voor de Vinex-locatie Meerhoven (Eindhoven): inventarisatie, voorspellingen en aanbevelingen" zijn in Meerhoven elf terreinen met een archeologische verwachting genoemd. Een van deze elf gebieden (Vooraard) lag voor een deel binnen onderhavig bestemmingsplangebied (zie onderstaande afbeelding met een fragment van de archeologische waardenkaart). In dit archeologisch gebied werden resten van grafheuvels uit het midden van de bronstijd (ca. 1500 v. Chr.) verwacht.

In verband met de ontwikkeling van Meerhoven zijn in het plangebied Park Forum West, verschillende archeologische vooronderzoeken uitgevoerd. In 2000 heeft het archeologisch adviesbureau RAAP (Amsterdam) op verzoek van de gemeente Veldhoven een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. In 2004 is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door de afdeling Archeologie van de gemeente Eindhoven in het kader van het grotere archeologische onderzoek in het plangebied Meerhoven. Tijdens beide archeologische onderzoeken zijn geen archeologisch relevante sporen gevonden. Vervolgonderzoek werd daarom niet geadviseerd. Het gebied Vooraard is met deze vooronderzoeken voldoende archeologisch onderzocht en kan worden vrijgegeven voor verdere ontwikkeling.

verplicht

Uitsnede Archeologische waardenkaart, gebied Vooraard (2004)

Wel geldt ten aanzien van archeologie een meldingsplicht voor archeologische toevalsvondsten. Mochten tijdens eventuele grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan dienen deze (op grond van de meldingsplicht ingevolge art. 5.10 Erfgoedwet 2016) direct gemeld te worden aan de Minister van OCW en de afdeling Omgevingskwaliteit van de gemeente Eindhoven. Vervolgens zal bepaald worden of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen getroffen dienen te worden.

3.5.2 Cultuurhistorie     

Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

In onderhavig plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden, of karakteristieke panden aanwezig, Hiermee hoeft bij de planontwikkeling dan ook geen rekening mee te worden gehouden.

3.6 Verkeer en parkeren     

De mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin is het verkeersbeleid voor de komende decennia (planhorizon 2040) vastgelegd. Deze visie vormt het bestuurlijke beleidskader voor alle verkeers- en mobiliteitsopgaven. In de volgende paragrafen zijn de essentiƫle elementen voor het gebied Park Forum West beschreven.



Autoverkeer

De wegencategorisering is in Eindhoven op Weg geactualiseerd. Er is een nieuwe tussencategorie opgenomen ten opzichte van de vorige wegencategorisering: de zogenaamde 'wijk- en buurtontsluitingsweg'.

Direct grenzend aan het bedrijventerrein Park Forum is de route Park Forum-Oerse Baan/Meerhovendreef aangewezen als gebiedsontsluitingsweg, het Waterfront als wijk/buurtontsluitingsweg. Alle wegen binnen het plangebied zijn in principe onderdeel van het verblijfsgebied. Bij bedrijventerreinen wordt dit, in tegenstelling tot woongebieden, niet ingericht als 30 km/u gebied.

De bedrijventerreinen in Meerhoven worden vanaf de A2 ontsloten via een doorgetrokken Anthony Fokkerweg, die wordt doorgezet als 'Flight Forum', daarna als 'Park Forum' en uiteindelijk als de 'Meerhovendreef'. Vanuit 'Park Forum' is er een verbinding met Veldhoven via de 'Oersebaan'. Voor de ontwikkeling van Park Forum was het principe van een ontsluitingssysteem van eenrichtingverkeerswegen gehanteerd, waarbij geen traditionele kruisingen voorkomen maar gekozen is voor het samen komen van wegen. De verschillende bedrijventerreinen worden zonder oponthoud en verkeerslichten ontsloten.

De opbouw van de 'Park Forum' wordt gevormd door de verkeerskundige bepaling van de splitsingen. Zij zijn ontworpen en gedimensioneerd als weefzones.

De verkeerssituatie op Park Forum West kent tekortkomingen als het gaat om verkeerscirculatie, routering, ontsluiting en de veiligheid voor fietsers. Op dit moment geldt overal ƩƩn rijrichting voor gemotoriseerd verkeer en is er slechts ƩƩn uitgang voor het gehele terrein aanwezig. Daarnaast is de huidige infrastructuur niet optimaal geschikt voor de (zware) vrachtwagenbewegingen als gevolg van grootschalige logistieke bedrijvigheid. De infrastructuur van bedrijventerrein Park Forum West wordt met dit bestemmingsplan heringericht:

  • Op (nagenoeg) alle wegen op het bedrijventerrein wordt twee-richtingenverkeer ingesteld om de verkeerscirculatie en routering te verbeteren. Als gevolg hiervan moet een aantal bestaande bochten en kruispunten op het bedrijventerrein worden verruimd;
  • De bestaande noord-oostelijke in- / uitgang wordt verplaatst. Hierdoor ontstaat een betere (verkeersveiligere) situatie met het twee-richtingen fietspad. Daarnaast sluit de gewijzigde ontsluiting beter aan om de ingestelde twee-richtingswegen.
  • Verwijderen van de keerlus op de hoofdinfrastructuur aan de noord-oostzijde van Park Forum West in verband met kruisende verkeersbewegingen op te korte afstand van elkaar;
  • Verwijderen huidige ingang aan de Oersebaan en daarmee verwijdering van een onveilige fietsersoversteek.
  • Aanleggen van een nieuwe in- en uitgang op de Oersebaan (rotonde) met een veilige fietsoversteek.

Fietsverkeer

De gemeente Eindhoven wil het gebruik van de fiets stimuleren. In de mobiliteitsvisie 'Eindhoven op Weg' is een fietsnetwerk opgenomen dat bestaat drie soorten fietsroutes. In volgorde van belangrijkheid; snelfietsroutes, primaire fietsroutes en secundaire fietsroutes.

De route langs de oostzijde van Park Forum- west is in "Eindhoven op Weg" aangewezen als secundaire fietsroute; langs de Oerse Baan loopt een primaire fietsroute.

Autoparkeren

De ruimte in de stad is beperkt en kostbaar. De gemeente moet dan ook de schaarse ruimte efficiƫnt gebruiken. Daarom worden bij een bouwplan eisen aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen gesteld. Uitgangspunt daarbij is dat deze op eigen terrein worden gerealiseerd.

Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Parkeernormen 2016 vastgesteld. Voor het plangebied geldt de norm voor 'restgebied'. De parkeerbehoefte wordt geheel op het teigen errein opgevangen . Er is geen openbare parkeergelegenheid langs de openbare wegen.

3.7 Groen     

3.7.1 Groenbeleidsplan     

Begin 2017 is een actualisatie van Groenbeleidsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Dit Groenbeleidsplan 2017 is gemaakt met de veranderende rol van de overheid in het achterhoofd. Het voorziet in vier sporen "het verhaal van de stad", wat de waarde van groen is (functies als uitgangspunt), welke ambitie de gemeente daarmee heeft en het daadwerkelijke groenbeleid. Het groenbeleidsplan heeft als doel het duurzaam veiligstellen en ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur met daarin passende functies. Hiermee levert de toepassing van het groenbeleid een wezenlijke bijdrage aan een aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving als karakteristieke kwaliteit van Eindhoven. Een omgeving die leefbaar en klimaatadaptief is en een volwaardig vestigingsklimaat biedt voor Brainport.

Het groenbeleid sluit aan op de geomorfologische structuur van de stad: de structuur van dekzandruggen en beken (Dommel en Gender) die Eindhoven hebben gevormd. Op basis van de tuinstad gedachte is bij de verdere ontwikkeling van Eindhoven sterk ingezet op het behoud van de groene ruimten tussen de voormalige dorpen. Genneper Parken (tussen Stratum en Gestel), Brainport Park (tussen Strijp en Woensel) en De Karpen (tussen Woensel en Tongelre) vormen nog altijd imposante, groene wiggen, die tot diep in de stad reiken. Het behoud van de robuuste groenstructuur, die vanuit het buitengebied, via de wiggen tot aan de bomen bij de voordeur reikt, is een belangrijk uitgangspunt van het groenbeleidsplan.

Het Groenbeleidsplan heeft in principe betrekking op al het groen van Eindhoven, dus niet alleen het groen in eigendom van de gemeente. Omdat niet al het groen bescherming krijgt door een specifieke groenbestemming en de gemeente enkel directe invloed heeft op haar eigen eigendommen, is niet al het groen automatisch beschermd.

In het Groenbeleidsplan 2017 zijn richtlijnen en procesafspraken geformuleerd die een relatie hebben met een ruimtelijke procedure. Het betreft een richtlijn om alleen te bouwen en verharden als dat noodzakelijk is. In het algemeen geldt voor het bestaande groen dat de toevoeging van andere dan groene functies in principe niet mogelijk is. In beperkte mate wordt inbreuk op het groen toegestaan, mits er sprake is van versterking van de beleving, behoud van de kwaliteit van de openbare ruimte als totaal en aangetoond wordt dat er geen andere alternatieven mogelijk zijn. Een nadere afweging is ook mogelijk bij zwaarwegend maatschappelijk belang. Voorwaarde bij ingrepen in het groen is dat de groene kwaliteiten tenminste worden gehandhaafd door de nieuwe ontwikkeling integraal te ontwerpen, inclusief groen. Als groen niet gehandhaafd kan blijven moet compensatie plaatsvinden van het groen dat verloren gaat. Deze compensatie geldt alleen voor locaties die binnen het stedelijk gebied zijn gelegen.

Het betreft verder een procesafspraak over groenplannen bij ontwikkeling van gebouwen of gebieden en de procesafspraak over de groenregelingen voor bomen (Verordening Bomen en Nadere regels bomen) en de Regeling Groencompensatiefonds. Een groenplan is een toelichting van de groene inrichting van een ontwikkeling. Uitgangspunt is kwalitatief en duurzaam groen en zo min mogelijk verharding. Dit betekent behoud van het bestaande groen, evenals het (door)ontwikkelen van de groene kwaliteiten waar nodig. Het Groenbeleidsplan 2017 geeft in een kaart met zes ruimtelijke strategieƫn de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot groen.

verplicht

Figuur: Ruimtelijke Strategieƫnkaart

verplicht

Uitsnede ruimtelijke strategieƫnkaart Groenbeleidsplan 2017

Onderhavig plangebied is in het Groenbeleidsplan 2017 aangeduid als 'Stad, rood beeldbepalend', 'structureel stadsgroen' en 'natuur en landschap'. In dit gebied wordt als ordeningsprincipe de volgende strategie(en) aangehouden:

Strategie 1: Stad, rood beeldbepalend

Op het grootste deel van de infrastructuur van Park Forum West is de strategie 'Stad, rood beeldbepalend' van toepassing.In deze gebieden heeft groen een ondersteunende functie aan de stedelijke identiteit ('aankledingsgroen') of een recreatieve functie voor de woonomgeving (parken). Het beleid is gericht op behoud en ontwikkelen van deze groene elementen of functies. Het oppervlak groen binnen deze categorie zou niet verder af moeten nemen. Binnen de aangeduide groenarme buurten wordt gestreefd naar uitbreiding van het groenareaal.

Strategie 4: Structureel stadsgroen

Het noordwestelijke deel van de infrastructuur van Park Forum West valt binnen de strategie 'Structureel stadsgroen'. Deze gebieden zijn bedoeld voor groene dooradering van de stad, voor intensieve recreatie en ontspanning (parken), natuur en waterberging. Het beleid is gericht op het versterken van de functionaliteit van deze gebieden en het verbinden tot robuuste structuren. Toevoeging van niet-groene voorzieningen is slechts mogelijk als sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, als er geen alternatieven voorhanden zijn, als door een 'groen-inclusief ontwerp' de groene kwaliteit tenminste wordt gehandhaafd en als compensatie plaatsvindt van de per saldo verloren deel van de groenstructuur.

Vanwege tekortkomingen in de huidige verkeerssituatie en de komst van grootschalige logisiteke bedrijvigheid in verband met de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017) zijn aanpassingen in de infrastructuur nodig om het bedrijventerrein Park Forum West goed en veilig te kunnen bereiken en ontsluiten. De bestaande keerlus in de Parklane (noord-oostelijke zijde) zal worden verwijderd en de in- en uitgang vanaf de Parklane zal worden vervangen door een in- en uitgang met een veilige fietsersoversteek.De ruimte die ontstaat met de verwijdering van de keerlus biedt de kans om het groene middengebied tussen beide rijbanen van de Parklane te versterken, wat ten goede komt van de functie van ā€˜structureel stadsgroen’.

Voor deze aanpassingen in de infrastructuur is een groenplan opgesteld. Dit groenplan maakt als bijlage onderdeel uit van de toelichting. Uit het groenplan blijkt dat deze ontwikkeling gepaard gaat met een toename van het groenoppervlak.

Strategie 6: Natuur en landschap

De meest zuidelijke strook van het plangebied en daarmee ook de nieuwe aansluiting op de Oersebaan is tot slot gelegen binnen de strategie 'Natuur en landschap'. In deze gebieden staat het beoogde ongestoorde verloop van ecologische processen en de natuurontwikkeling voorop. Het beleid is erop gericht het contrast tussen stad en landschap te benutten door hierbij zoveel mogelijk scheiding van functies na te streven en deze gebieden te reserveren voor laagdynamisch grondgebruik: rustgebieden, behoud en ontwikkeling van natuur, landschappelijke samenhang en identiteit.

De gebieden omvatten het door het rijk en de provincie ontwikkelde Natuur Netwerk Nederland en een nadere detaillering van de door het provincie aangegeven Natuur Netwerk Brabant, ecologische verbindingszones en delen van de regionale natuurontwikkelingsgebieden. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschap zijn in deze gebieden de primaire activiteiten, gecombineerd met extensief recreatief medegebruik (natuurbeleving).

Bestaande voorzieningen of gebouwen worden gedoogd, maar zullen voor zover ze niet ten dienste staan van het behoud of de ontwikkeling van natuur en landschap worden verwijderd na functiebeƫindiging. Verstedelijking of andere ingrepen (infrastructuur) zijn in deze categorie niet aan de orde tenzij in zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor alternatieven ontbreken en met toepassing van compensatie.

Hierboven (onder structureel stadsgroen) is reeds de noodzaak aangegeven voor de aanpassingenin de infrastructuur. Alternatieven zijn er niet omdat het om een bestaand bedrijventerrein gaat waar de infrastructuur al grotendeels is aangelegd. In plaats van de huidige ingang (Oersebaan) naar Park Forum West wordt verder in westelijke richting een nieuwe in- en uitgang gerealiseerd. De te verwijderen ingang naar het bedrijventerrein biedt extra ruimte aan de ecologische zone. De huidige duiker blijft hier behouden, aangezien het fietspad er nog wel blijft liggen.Ter hoogte van de nieuwe in- en uitgang is de ecologische zone nog niet aangelegd. In het landschapsontwerp is een onderdoorgang onder de weg meegenomen, zodat amfibieƫn ongestoord de in- en uitgang kunnen kruisen. Bovendien biedt het ontwerp aan de westgrens van het plangebied de mogelijkheid om de ecologische zone in de toekomst op het grondgebied van de gemeente Veldhoven door te trekken.

Op basis van de provinciale verordening ruimte Noord-Brabant is het gebied dat volgens het voorheen geldende bestemmingsplan is aangeduid als natuur niet aangewezen als Natuurnetwerk Brabant. Ter plaatse van deze aanduiding is echter wel een gemeentelijke ecologische verbindingszone gelegen. De ecologische verbindingszone is bestemd als 'Natuur'. De gronden die in dit bestemmingsplan zijn bestemd als 'Natuur', waren ook in het voorheen geldende plan bestemd als 'Natuur'. Hieronder wordt nader ingegaan op het ontstaan en aanleggen van deze ecologische verbindingszone.

Ecologische verbindingszone

Bij de ontwikkeling van Meerhoven is destijds een landschapsvisie opgesteld, Landschapsvisie Meerhoven. In de Landschapsvisie Meerhoven is een ecologische verbindingsstructuur door Meerhoven voorgesteld. Deze structuur is te beschouwen als een verbinding tussen landelijk Strijp/Beatrixkanaal en de natuurgebieden ten noordwesten van Meerhoven, met name zinvol voor amfibieƫn. Daarnaast dient de ecologische structuur voor behoud en ontwikkeling van natuur binnen Meerhoven, waarmee onder andere betrokkenheid bij, en ruimte en rust voor, omwonenden wordt gecreƫerd.

De verbindingsstructuur bestaat uit vier takken:

1. een tak naar het noorden, tussen het toekomstige bedrijventerrein Park Forum en bedrijventerrein Flight Forum;

2. een tak naar het westen langs de toekomstige bedrijventerreinen in Park Forum;

3. een tak naar het oosten langs het park Meerland en verder tussen Flight Forum en woonwijk Zandrijk;

4. een tak naar het oosten door het park Meerland, verder tussen het centrum Meerrijk en de woonwijk Grasrijk en vervolgens tussen de woonwijken Bosrijk en Grasrijk.

De westelijke tak (2) vormt de enige rechtstreekse verbinding richting Habraken, een natuurkerngebied voor amfibieƫn. Deze verbinding loopt door het plangebied van Park Forum Oost en Zuid, tussen het Oost- en Zuidcluster en door de bosopstanden tussen de rijbanen van de Park Forum. Deze eco-zone is ingericht als natte extensief beheerde corridor, specifiek ingericht voor amfibieƫn. Verder bevindt zich daarin een sloot ten behoeve van berging van een gedeelte van het regenwater dat binnen de clusters wordt opgevangen. De minimale breedte van de eco-zone, afgezien van de duikers ter plaatse van de kruisingen met wegen, is 20 meter. De opzet van een verbindingszone specifiek voor amfibieƫn dient te zijn gebaseerd op:

  • Aanwezigheid van geĆÆsoleerde watertjes op maximaal 300 meter van elkaar verwijderd;
  • Aanwezigheid van enigszins rommelige ruigtes nabij de watertjes;
  • Aanwezigheid van min of meer natuurlijk struweel en/of kleine bosjes op geringe afstand;
  • Passagemogelijkheden (eco-duiker als in landschapsvisie, of droge duiker) onder kruisende wegen.

De watertjes dienen aan specifieke voorwaarden te voldoen met betrekking tot dimensie, oever, water en begroeiing. Daarbij is heel belangrijk dat die wateren geïsoleerd liggen en daarmee vrij blijven van vis (geïsoleerde poeltjes of slootjes). Naast de watertjes dienen ook de passages te voldoen aan specifieke voorwaarden. De verschillende elementen (watertjes, ruigtes, struweel/ bosjes) dienen elkaar op kleinschalige wijze af te wisselen. De omgeving dient voldoende schuilgelegenheden voor amfibieën te bevatten (dode takken, stenen, blad) dus niet steriel opgeruimd.

In dit plangebied is ter bescherming van de ecologische verbindingszone de bestemming 'Natuur' opgenomen, waarbinnen ook een omgevingsvergunning is opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden. Op een aantal plaatsen binnen het plangebied wordt de bestemming 'Natuur' doorbroken. Deze voorzien in een ontsluiting voor autoverkeer en fietsverkeer. Zoals hierboven reeds is aangegeven is in het landschapsontwerp een onderdoorgang onder de weg meegenomen, zodat amfibieƫn ongestoord de in- en uitgang kunnen kruisen.

Beleidsregel groencompensatie

Op 13 maart 2018 is de 'Regeling Groencompensatiefonds' vastgesteld. Bij deze regeling hoort de 'Beleidsregel Groencompensatie'. Deze beleidsregel is bedoeld als afwegingskader bij aanvragen voor (ruimtelijke) ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van groen. Bij aantasting en verlies van groen is compensatie vereist, de Beleidsregel geeft hiervoor de richtlijnen. Voor dit plan is een groenplan opgesteld. Dit groenplan maakt als bijlage onderdeel uit van de toelichting.

De maatregelen aan de infrastructuur hebben gevolgen voor bestaand groen maar in de nieuwe situatie is sprake van een groter oppervlak aan groen. Daarbij wordt in het landschapsontwerp nadrukkelijk aandacht besteed aan een kwalitatieve en goed te beheren inrichting en wordt ervoor gezorgd dat het nieuwe groen logisch aansluit op het omringende groen. In het middengebied van de Parklane wordt de structurele groenstructuur versterkt en de ecologische verbindingszone langs de Oersebaan blijft ongewijzigd functioneren.

3.7.2 Beleid Bomen     

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bomen is vastgelegd in de Verordening Bomen 2015. Deze is op 7 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 augustus 2016 in werking getreden. De Verordening en (uitwerking daarvan in) nadere regels Bomen is van toepassing op bomen die niet vallen onder de regelgeving van de Wet natuurbescherming (Wnb). De Wet natuurbescherming is van toepassing op:

- bossen die buiten de 'bebouwde kom Wnb' liggen;

- alle beplantingen van bomen die groter zijn dan 10 are;

- bomen in een rijbeplanting, als de rij uit meer dan 20 bomen bestaat.

Voor bomen geldt dus of de Wet natuurbescherming of of de Verordening Bomen 2015. Voor het vellen van bomen dient, behoudens een aantal vrijstellingen, een melding te worden gedaan bij de Provincie Noord Brabant. Er is een herplantplicht van toepassing.

Verordening Bomen

Het bomenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: behoud, versterking en ruimte voor dynamiek. Eindhoven wil een aantrekkelijke groene stad zijn en blijven. Bomen spelen daarbij een voorname rol. Een hoogwaardig bomenbestand dat een duurzame bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit en recht doet aan het groene imago van de stad is waar de gemeente naar streeft. Duurzaam behoud van de groene signatuur staat voorop. Het bomenbestand dient echter ook aan te sluiten op intensief gebruik van de openbare ruimte en de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent soms dat in een bepaalde situatie andere belangen preferabel zijn en bomen moeten wijken. Het bomenbeleid voorziet in die gevallen in de mogelijkheden tot mitigatie en compensatie.

Groene kaart Een belangrijk onderdeel van de Verordening Bomen is de Groene Kaart. Het is een topografische kaart met daarop aangegeven de beschermde houtopstand. De Groene Kaart bevat verschillende categorieƫn houtopstanden. Voor bomen in gemeentelijk eigendom (publiek eigendom) kent de Groene Kaart zes categorieƫn:

  • Monumentale bomen;
  • Waardevolle bomen;
  • Basisbomen;
  • Bomen hoofdstructuur;
  • Bomen nevenstructuur;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend.

De Groene Kaart kent daarnaast voor bomen in particulier eigendom (privaat eigendom) drie categorieƫn:

  • Waardevolle bomen;
  • Bomen in gebieden stad, groen beeldbepalend;
  • Bomen op percelen van 500 m2 of groter.

Voor het vellen van een houtopstand die deel uit maakt van tenminste ƩƩn van deze categorieƫn is, behoudens een aantal vrijstellingen, een omgevingsvergunning verplicht.

Nadere regels Bomen

De Verordening is uitgewerkt in nadere regels Bomen. Deze zijn op 19 juli 2016 vastgesteld door het college en op 4 augustus 2016 in werking getreden. De beleidsregels geven inzicht in de wijze waarop het college gebruik maakt van de aan haar in de Verordening toegekende bevoegdheden tot het aanwijzen en plaatsen van houtopstanden op de Groene Kaart. Tevens zijn richtlijnen uitgewerkt voor omgang met overlast, de compensatieplicht bij kap, de indieningvereisten bij een vergunningaanvraag, de weigeringsgronden bij beoordeling van een kapaanvraag en het aanbrengen van verlichting in houtopstanden.

Het plangebied

Bij de start van de ontwikkeling van Meerhoven is de beplanting van het projectgebied door de gemeente Eindhoven als ƩƩn bosgebied aangemerkt en in behandeling genomen. Met de behandeling van alle bomen als ƩƩn bosgebied werd gebruik gemaakt van de vrijstelling van het kapverbod. Een gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden in Meerhoven heeft hierop geen invloed.

Op 26 augustus 1997 heeft Gedeputeerde Staten de ā€œNotitie toepassing compensatiebeginsel Noord-Brabant 1997ā€ vastgesteld. Op grond van deze Notitie dient voor het plangebied Meerhoven, op basis van de gehanteerde omrekenfactoren, circa 47 ha bos gecompenseerd te worden. Op basis daarvan heeft de gemeente Eindhoven een bestuurlijke intentieverklaring met betrekking tot de boscompensatie aan het bestuur van Provincie Noord-Brabant kenbaar gemaakt. Met het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, gemeente Nuenen c.a. en gemeente Mierlo is een bestuursovereenkomsten getekend voor de feitelijke boscompensatie.

De gemeente Eindhoven compenseert circa 7 ha binnen het plangebied. De resterende 40 ha wordt gecompenseerd in het Vaarlese Bos, vastgelegd in het rapport ā€œBosplan Vaarleā€ d.d. 15 februari 2001, zoals in opdracht van SRE opgesteld.

Met ingang van 27 november 2018 is door de gemeenteraad van Eindhoven een nieuwe begrenzing van de Wet Natuurbescherming vastgesteld. Het plangebied is ook gelegen buiten de bebouwde komgrens ingevolge de Wet natuurbescherming. Voor de gebieden waar in het kader van de ontwikkeling van Meerhoven in de toekomst nog bomen worden gekapt – waaronder onderhavige ontwikkeling betreffende de aanpassing van de wegenstructuur - gelden de eerder gemaakte afspraken aangezien deze gebieden voorlopig nog vallen onder de Wet natuurbescherming.

De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Deze verandering maakt dat procedures zijn veranderd. Waar voorheen de kapmelding bij het ministerie moest worden gedaan moet deze sinds genoemde datum bij de provincie worden gedaan. De eerder genoemde vrijstelling blijft van kracht.

3.8 Detailhandel     

3.8.1 Detailhandelsnota gemeente Eindhoven     

Op 15 december 2015 is de Eindhovense detailhandelsnota "Wie kiest, wordt gekozen" vastgesteld. Zoals hiervoor beschreven heeft de detailhandelssector te maken met veel veranderingen. De veranderingen raken de consument, de ondernemer en de vastgoedeigenaar. Het is zaak om uit deze veranderingen een positieve impuls te halen. De veranderende markt zorgt immers ook voor nieuwe kansen die goede winkelgebieden verder kunnen versterken. Zeker voor een stad als Eindhoven is het belangrijk om gewenste initiatieven een plek te geven binnen de structuur. In de detailhandelsnota worden duidelijke keuzes gemaakt over waar welke vormen van detailhandel zijn toegestaan en waar niet. Voor dit plangebied, Park Forum West, is het onderdeel 'detailhandel op bedrijventerrein' van belang. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat dit bestemmingsplan alleen voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie.

Detailhandel op bedrijventerreinen

Vanuit het bedrijventerreinenbeleid is het 'zuiver' houden van bedrijventerreinen van belang. Bedrijventerreinen zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die niet in woon- en/of centrumgebieden gewenst zijn vanwege hun impact op de omgeving. In principe is detailhandel op bedrijventerreinen niet toegestaan. Wel is productiegebonden detailhandel toegestaan. Dit sluit aan bij de ambitie van Eindhoven om ruimte te bieden aan experimenten en ondernemerschap.

Het gaat daarbij om ondergeschikte verkoop c.q. levering van goederen in een ter plaatse gevestigd bedrijf voor zover deze goederen in dat bedrijf zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen zijn hiervan uitgezonderd.

3.9 Bedrijvigheid     

Op 15 maart 2016 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinennota met de titel 'Aan de slag voor waardevolle locaties' vastgesteld. Deze is gepubliceerd op 2 november 2016. Met deze nota wordt richting gegeven aan het beleid voor en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen. De nota heeft betrekking op de 16 grootste (>5 ha) bedrijventerreinen van Eindhoven, inclusief campussen. De helft van de werkgelegenheid in Eindhoven en de regio hangt samen met deze 16 bedrijventerreinen. Daarmee zijn de terreinen een heel belangrijke pijler onder Brainport, de tweede economische motor van Nederland en een van de meest prominente hightech centra van Europa. Veel Brainport (gerelateerde) bedrijvigheid en economische clusters zijn op deze bedrijventerreinen - en die in de regio - gevestigd.

Doel van de nota is de grote waarde die de terreinen hebben naar de toekomst toe te borgen en verder te vergroten. Dit in het belang van het functioneren van de bedrijven en de welvaart en het welzijn van de inwoners in Eindhoven en Brainport. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het brede palet aan economische activiteiten en daarmee samenhangende wensen en eisen die aan de bedrijventerreinen in Eindhoven worden gesteld.

Het plangebied

In de nota worden de bedrijventerreinen van Eindhoven verdeeld in vier typen terreinen. Onderhavig plangebied is aangewezen als 'Modern gemengd'. Dit type terreinen kenmerkt zich door moderner en hoogwaardiger vastgoed en een verzorgde openbare ruimte. Deze bedrijventerreinen functioneren doorgaans goed en kennen over het algemeen een lager leegstandspercentage. Het zijn gewilde locaties vanwege de goede ligging en bereikbaarheid. Er vestigen zich veel industriƫle-, maak-, bouw- en groothandelsbedrijven.

Ook hier geldt dat dit bestemmingsplan alleen voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie.

3.10 Kabels, leidingen en straalpaden     

Binnen dit plangebied bevinden zich geen ruimtelijk relevante kabels, leidingen en straalpaden.

Hoofdstuk 4 Milieuparagraaf     

4.1 Bedrijven en milieuzonering     

Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieƫn bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en woongebieden. Hoe zwaarder c.q. hoger de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand. Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven tot de omgevingstypen 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied.

Bij een gemengd gebied geldt een kortere afstand dan bij een rustige woonwijk.

Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaarbare milieubelasting is een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied.

Een gemengd gebied is als volgt geformuleerd: Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot gemengd gebied.

Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie. Ook de planologische situatie in het zuiden (gemeente Veldhoven) is niet gewijzigd. Onderstaande milieuzonering Park Forum West, zoals is opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan, is dan ook in dit bestemmingsplan overgenomen.

4.1.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij de regels). Deze lijst is gebaseerd op bovengenoemde VNG-brochure. In deze lijst worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieƫn met potentiƫle milieuemissies. Op grond van deze lijst wordt een beleidsmatige selectie gemaakt van die bedrijfsactiviteiten die in het plangebied toe worden gestaan. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI -codes) in deze staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (veelal woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

In Bijlage 1 bij de regels is de Lijst van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is de lijst van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-brochure aangepast door de bedrijventypen die in het algemeen vanwege de aard van de activiteiten niet toelaatbaar worden geacht op een bedrijventerrein niet in de staat van bedrijfsactiviteiten op te nemen (bv. bioscopen, dierentuinen, sporthallen, etc.). Vervolgens is een selectie gemaakt van de bedrijven behorende tot de voor het plangebied, al dan niet met omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan), toegelaten milieucategorie (categorieƫn 2 t/m 4.2). Derhalve zijn de bedrijven in de milieucategorieƫn 1, 5.3 en 6 verwijderd uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten. Vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in deze Lijst van bedrijfsactiviteiten is uitsluitend mogelijk met een omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan).

4.1.2 Milieuzonering Park Forum West     

Er is voor onderhavig plangebied milieuzonering bepaald op basis van de gevoelige objecten in de directe omgeving van het plangebied (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Afbeelding milieuzonering Park Forum West.

Ten zuiden van onderhavig plangebied ligt eerst de Oersebaan/Strijpsebaan (hoofdinfrastructuur), dan - in zuidelijke richting - het bedrijventerrein Zandven en vervolgens een woonwijk. Op het kleinschalige woonvriendelijke bedrijventerrein Zandven in Veldhoven zijn bedrijfswoningen voorzien. Voor dit bestemmingsplan is bij deze bedrijfswoningen, in het kader van de milieuzonering, niet uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk' maar van het omgevingstype 'gemengd gebied'. De percelen waar deze bedrijfswoningen zijn voorzien liggen op ca. 110 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 2' in voorliggend bestemmingsplan. Naast bovengenoemd bedrijventerrein Zandven, in westelijke richting, liggen zogenoemde woonwagenwoningen. Deze woonwagenwoningen worden door de Oersebaan/Strijpsebaan gescheiden van onderhavig plangebied. Daarom wordt ook bij deze woonwagenwoningen uitgegaan van 'gemengd gebied'. Ten zuidwesten van onderhavig plangebied aan de Vooraard in Veldhoven ligt een drietal bedrijfswoningen en een tweetal (burger)woningen. Deze liggen op ca. 125 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 1' in voorliggend bestemmingsplan. Bij deze bedrijfswoningen wordt uitgegaan van 'gemengd gebied' en bij de burgerwoningen van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Op Park Forum Zuid, dat ten zuidoosten van Park Forum West ligt, wordt een combinatie van wonen en bedrijvigheid ontwikkeld. Binnen dit bedrijventerrein zijn bedrijfswoningen en woonvriendelijke bedrijven (milieucategorie 1+2) toegestaan. Bij deze bedrijfswoningen is ook uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. De percelen waar deze bedrijfswoningen zijn voorzien liggen op ca. 130 meter hemelsbreed vanaf de grens van het bouwvlak bestemming 'Bedrijf - 2' in voorliggend bestemmingsplan.

Vestiging van bedrijven, behorend tot een lagere en/of hogere milieucategorie dan toegestaan conform de milieuzonering, is uitsluitend mogelijk met een omgevingsvergunning (voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan). Bij de daarbij te maken afweging wordt voornoemde VNG brochure gebruikt, de op dat moment geldende relevante milieuwet- en regelgeving en het lokale milieubeleid.

4.2 Geluid     

4.2.1 Wettelijk kader     

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het betreft normen voor industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Er wordt uitgegaan van voorkeursgrenswaarden, waarvan in een aantal gevallen met ontheffing tot een bepaalde maximum hoogte, mag worden afgeweken.

De normstelling heeft tot doel nieuwe geluidhindersituaties en daarmee gezondheidsschade te voorkomen. Om dit doel te bereiken worden zones gedefinieerd, waarbinnen plannen met geluidgevoelige bestemmingen moeten worden getoetst aan de normen. Volgens de Wet geluidhinder gelden er voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Bij de voorkeursgrenswaarde mag worden verondersteld dat het percentage gehinderden beperkt is. Wanneer een maximale ontheffingswaarde wordt overschreden dan is er sprake van een locatie die in beginsel niet geschikt is voor de vestiging van een geluidgevoelige bestemming.

Bij plannen met geluidbelastingen in de bandbreedte tussen voorkeursgrenswaarde en maximale ontheffingswaarde moet er een nadere afweging worden gemaakt in hoeverre bron- en/of overdrachtmaatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelastingen te beperken. Voorbeelden van bronmaatregelen zijn een stiller wegdek en een verlaging van de snelheid bij auto's. Geluidschermen en geluidwallen zijn voorbeelden van overdrachtsmaatregelen. In dit bestemmingsplan worden geen geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

4.2.2 Wegverkeerslawaai     

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidzones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidzone van een weg moet de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen voldoen. Binnen dit bestemmingsplan wordt een nieuwe weg aangelegd. Dit betreft een aansluiting (in de vorm van een rotonde) op de Oersebaan. Daarnaast is bekeken of sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder omdat de bestaande T-splitsing vervangen wordt door een rotonde.

Binnen de zones van deze wegen liggen woonwagens (geluidgevoelige objecten), bestaande woningen en geprojecteerde woningen. Daarom is er een een indicatief akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de aanpassingen in de infrastructuur.

Er is een rekenmodel is opgesteld voor de meest kritische situatie (= nieuwe in- en uitgang (rotonde Oersebaan)). De bijdrage van het nieuwe weggedeelte ten noorden van de rotonde is lager dan de voorkeursgrenswaarde van Lden 48 dB. De aanleg van deze weg is zonder verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder mogelijk.

Ter plaatse van de maatgevende beoordelingslocatie (=woonwagenstandplaats De Wegerd 14) neemt als gevolg van deze wijzigingen aan de weg de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Oersebaan toe van Lden 50,0 naar 50,3 dB (niveaus na aftrek van 5 dB). De toename is minder dan (afgerond) 2 dB. Er is daarmee niet sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.

Geconcludeerd kan worden dat deze wijzigingen in akoestische zin zonder verdere procedures kunnen worden uitgevoerd.

4.2.3 Industrielawaai     

Het bedrijventerrein Park Forum West is niet bestemd als gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Zoneringsplichtige bedrijven (grote lawaaimakers) zijn in het plangebied niet aanwezig en in het voorliggend bestemmingsplan niet toegestaan.

4.2.4 Luchtvaartlawaai     

Het plangebied ligt op enige afstand de luchthaven Eindhoven. Dit is een militaire luchthaven met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). De Wet luchtvaart regelt het gebruik van luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen in Nederland. De wet voorziet in regels over besluitvorming en normen voor alle luchthavens. Op basis van deze wet is voor luchthaven Eindhoven een luchthavenbesluit vastgesteld.

De Wet luchtvaart regelt onder andere dat grenswaarden moeten worden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen. Deze geluidsbelasting wordt uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). De nadere regelgeving over de geluidsbelasting staat in het Besluit militaire luchthavens. De grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor het burgerluchtverkeer en voor het militaire luchtverkeer is in beginsel 35 Ke. Deze grenswaarde geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (art. 1 Besluit militaire luchthavens jo artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) en voor standplaatsen en ligplaatsen.

De ligging van de Ke contouren is opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven. In bijlage 7 is de 35 Ke contour voor het militaire luchtverkeer aangewezen en in bijlage 8 de contour van het commercieel burgerluchtverkeer. De cumulatieve Ke contouren staan in bijlage 3. De 35 Ke contour is tevens in het Barro en Rarro verwerkt. Hierbinnen zijn geen geluidsgevoelige objecten (woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede standplaatsen en ligplaatsen) toegestaan. Omdat binnen dit plangebied geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan werken deze geluidszones niet belemmerend voor de uitvoering van dit bedrijventerrein.

verplicht

Cumulatieve Ke-contouren luchthaven Eindhoven zoals opgenomen in het luchthavenbesluit Eindhoven.

4.3 Luchtkwaliteit     

4.3.1 Wettelijk kader     

Hoofdstuk 5 (met name onder titel 5.2) van de Wet milieubeheer bevat bepalingen over luchtkwaliteit. Dit hoofdstuk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt zodanig dat voldaan wordt aan de daartoe gestelde normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Hierdoor kunnen ruimtelijke ontwikkelingen doorgang vinden, terwijl ondertussen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit worden uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2015 moet voldaan worden aan de Europese grenswaarden: voor stikstofdioxide (NO2) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3, voor fijnstof (PM10) geldt een jaargemiddelde van 40 microgram/m3 en een daggemiddelde van 50 microgram/m3. Het daggemiddelde mag jaarlijks maximaal 35 keer worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een blootstellings-concentratieverplichting van ten hoogste 20 microgram per m3, gedefinieerd als gemiddelde blootstellingsindex.

4.3.2 Besluit niet in betekenende mate bijdragen     

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn voor bepaalde categorieƫn projecten grenzen vastgesteld. Op grond daarvan kan worden gesteld dat deze een 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) leveren aan de luchtverontreiniging. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor:

  • woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 1 ontsluitingsweg;
  • woningbouwlocaties die niet meer dan 3000 nieuwe woningen omvatten in de situatie met 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties die niet meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 1 ontsluitingsweg en
  • kantoorlocaties die niet meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte omvatten bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden en moet worden getoetst aan de normen.

Samengevat

Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen mits:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

4.3.3 Besluit gevoelige bestemmingen     

Met deze Amvb wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een zone van een provinciale of rijkweg als bedoeld in dit besluit en in onderhavig plangebied zijn geen gevoelige bestemmingen zoals bedoeld in dit besluit toegestaan.

4.3.4 Goede ruimtelijke ordening     

Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg. In het algemeen is het verstandig om terughoudend te zijn met de vestiging van gevoelige bestemmingen nabij drukke (snel)wegen. De Gezondheidsraad concludeert niet voor niets dat ook bij concentraties beneden de grenswaarden gezondheidsschade kan optreden.

4.3.5 Planbeschrijving en toetsing     

Het plan omvat de herstructurering van de infrastructuur van, respectievelijk ten behoeve van de ontsluiting van Park Forum West, meer concreet inhoudende:

  • het toestaan van twee-richtingenverkeer op alle wegen op het bedrijventerrein om circulatie en routering te verbeteren. Als gevolg hiervan moet een aantal bestaande bochten en kruispunten op het bedrijventerrein worden verruimd;
  • het vervangen van de in- en uitgang vanaf de Parklane door een in- en uitgang met een veilige fietsersoversteek;
  • het verwijderen van de keerlus in de Parklane ten oosten van Park Forum West in verband met kruisende verkeersbewegingen op te korte afstand van elkaar;
  • het verwijderen van de huidige ingang aan de Oersebaan en daarmee verwijdering van een onveilige fietsersoversteek.

Met deze herstructurering wordt de infrastructuur beter geschikt gemaakt voor (zware) vrachtwagenbewegingen die voortvloeit uit de uitgifte van kavels ten behoeve van de (zeer) grootschalige logistieke bedrijven hetgeen is vastgelegd in de regionale bedrijventerreinprogrammering (Stedelijk Gebied Eindhoven, 2017). Daarnaast wordt de verkeersveiligheid verbeterd en het verbeteren van het ontsluiten van het terrein.

Aangezien met dit plan niet wordt voorzien in de uitbreiding van het oppervlakte bedrijventerrein kan gesteld worden dat de ontwikkelingen ingevolge dit plan niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Immers, de vestiging van (zeer) grootschalige logistieke bedrijven is reeds mogelijk ingevolge het bestemmingsplan Park Forum West. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het bestemmingsplan zonder nader onderzoek doorgang vinden. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit plan.

4.4 Externe veiligheid     

4.4.1 Inleiding     

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beheersen van risico“s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt enerzijds door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten en/of transport met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Anderzijds door de zelfredzaamheid van personen te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

Bij ruimtelijke plannen moet ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water, door de lucht of leidingen.

Voor bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Bij transport is het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) van toepassing. Voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In deze regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenoemde "plaatsgebonden risico" en het "groepsrisico".

1. Plaatsgebonden Risico (PR):

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten';

2. Groepsrisico (GR):

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep (tenminste 10 personen) tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan de personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat er een politieke afweging moet worden gemaakt van de risico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico zal men zich altijd de vraag moeten stellen of ook de fysieke veiligheid voldoende is gewaarborgd, óók als de groepsrisicocurve de oriënterende waarde niet overschrijdt.

De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld.

4.4.2 Beoordeling plan     

In en rondom het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen, transportroutes of buisleidingen die van invloed kunnen zijn op het plan op basis van de beschreven besluiten in paragraaf 4.4.1. Hierbij is geen sprake van een invloedsgebied of plaatsgebonden risicocontour die reikt over de plangrenzen. Wel is het plan gelegen binnen de ABC-zone van de munitieopslag van luchtbasis Eindhoven. Hierbij is het plan grotendeels gelegen binnen de C-zone en voor een klein gedeelte in de B-zone. In paragraaf 4.5 wordt dit aspect behandeld.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

4.5 Veiligheid vanwege luchthaven Eindhoven     

Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de reeds geldende planologische situatie.

4.5.1 Militair munitieopslagplaats     

In de directe omgeving van het plangebied ligt een munitiedepot van Defensie. Het beleid voor de externe veiligheid rond militaire munitieopslagplaatsen was vastgelegd in de nota Van Houwelingen van 12 april 1988. Deze nota is vervangen door het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro), waarin alle militaire munitiecomplexen en de daarbij behorende veiligheidszones zijn vastgelegd. Na het vaststellen van het Barro is de nota Van Houwelingen vervallen. In het Barro wordt gewerkt met A-, B- en C-zones. Voor de verschillende zones gelden de volgende ruimtelijke beperkingen:

  • de A-zone ligt direct om het complex. De volgende objecten zijn niet toegestaan binnen de A-zone: nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Bevi, de aanleg van autowegen, autosnelwegen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen, parkeerterreinen of nieuwe recreatieve voorzieningen. Verder zijn agrarische bestemmingen uitsluitend toegestaan als die kunnen worden gebruikt zonder een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen;
  • in de B-zone zijn de volgende objecten niet toegestaan: nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Bevi;
  • in de C-zone zijn de volgende objecten niet toegestaan: bouwwerken met vlies- of gordijngevelconstructies of met grote glasoppervlakten en waarbinnen zich doorgaans een groot aantal personen bevindt.



Bovengenoemde B- en C-contouren van de munitieopslagplaats op het militaire luchtvaartterrein Eindhoven liggen geheel of ten dele over het onderhavige plangebied (zie onderstaande afbeelding).

verplicht

Afbeelding van de veiligheidszones bij munitieopslagplaats op vliegbasis Eindhoven. Kaart 12.33, bijlage 12, van Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

Op basis van het Barro c.q. het Rarro ligt de A-zone niet over dit plangebied. Op basis van de nota Van Houwelingen golden binnen B-zone de volgende ruimtelijke beperkingen. Er was niet toegestaan:

  1. hoofdverkeerswegen (wegen met een beperkt verkeer zijn toegestaan);
  2. bebouwing, waarin zich regelmatig personen bevinden, zoals woonhuizen, winkels, kantoren, fabrieken, cafƩ, e.d.;
  3. recreatieve voorzieningen waar zich grote aantallen recreanten bevinden, zoals sportvelden, jachthavens, zwembaden, kampeerterreinen en caravanparken e.d. Beperkte dagrecreatie is wel toegestaan.

In vergelijking met de nota Van Houwelingen zijn in de B-zone nu wel hoofdverkeerswegen toegestaan. Er zijn in die zone echter geen bedrijfsgebouwen meer toegestaan, met uitzondering van bedrijfsgebouwen behorende tot een risicovolle inrichting. Op basis van het Barro is het aantal personen dat zich regelmatig in het bedrijfsgebouw bevindt niet meer bepalend voor de vraag of het bedrijfsgebouw is toegestaan binnen de B-zone. Binnen de bestemming 'Bedrijf - 4' zijn daarom geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Bevi toegestaan.

De C-zone is op de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven met de aanduiding 'veiligheidszone - munitie'. Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen bouwwerken met een vlies- of gordijngevelconstructie en bouwwerken met meer dan 25% glasoppervlakten, toegestaan. Gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen Ʃn gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding worden beschouwd als vliesgevels. Uitzondering hierop vormen stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie.

4.6 Duurzaamheid     

De ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd in het raadsprogramma Duurzaamheid. Een duurzame stad is een stad die rekening houdt met de behoeften van de huidige generatie zonder die van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Onderstaande tekst legt concreet uit wat we als stad willen en waar dat op gebaseerd is.

  1. CO2 reductie

Het klimaat verandert door de toegenomen uitstoot van CO2. Dat gaat sneller dan we gedacht hadden. De temperatuur op aarde neemt toe waardoor de weersomstandigheden extremer worden: meer hitte, meer droogte, hevigere neerslag, meer stormen enz. Om de gevolgen van de klimaatverandering beperkt te houden, moet de CO2 uitstoot drastisch dalen. Wereldwijd zijn eind 2015 afspraken gemaakt om te pogen het probleem van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken: het klimaatakkoord van Parijs. Eindhoven onderschrijft dat akkoord door de in 2016 vastgestelde Klimaatverordening040. Hierin is vastgelegd dat de CO2 emissie van de stad teruggedrongen moet worden met 55% in 2030 en 95% in 2050. Referentiepunt daarbij is de emissie in het jaar 1990. In januari 2017 heeft de gemeenteraad in het Klimaatplan 2016-2020 de doelstellingen van de klimaatverordening uitgewerkt.

1A) Aardgasloze verwarming

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot te realiseren is op termijn een volledig aardgasloze verwarming van de gebouwde omgeving noodzakelijk. We zetten daar als gemeente op in en dit is nadrukkelijk ook het Rijksbeleid. Per 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie in werking getreden. Te bouwen bouwwerken (in gewone taal: nieuwbouw) voor kleinverbruikers – woningen, winkels, kantoren – mogen niet langer worden aangesloten op aardgasnetten. Daarnaast streeft de gemeente er nadrukkelijk naar te voorkomen dat ALLE nieuwe ontwikkelingen nog op aardgas worden aangesloten.

In het Klimaatplan 2016-2020 heeft de gemeenteraad vastgelegd dat 'zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat nieuwbouw nog wordt aangesloten op aardgas'. Het is voor bouwers en ontwikkelaars verstandig om zich te realiseren dat aardgas uitgefaseerd zal gaan worden en ook daar waar het nog niet wettelijk is bepaald nu al aardgasloos te bouwen of in ieder geval zodanig dat een alternatieve warmtevoorziening in de toekomst zonder grote ingrepen mogelijk is.

1B) Duurzame mobiliteit

Om de vereiste 95% reductie in CO2 uitstoot in 2050 te bereiken, is een volledig CO2-emissievrije mobiliteit noodzakelijk. Dit betekent dat op termijn voertuigen op fossiele brandstoffen (benzine, diesel en LPG) volledig zullen verdwijnen en vervangen zullen worden door emissievrije voertuigen (elektrisch, waterstof of anderszins). Naast emissievrije voertuigen, willen we ook minder voertuigen in het centrum van de stad om daarmee de leefbaarheid in onze groeiende stad overeind te houden. Dat betekent meer ruimte voor fietsen, wandelen smart mobility concepten, met een belangrijke rol voor autodelen, autonoom rijden en slimme openbaar vervoerconcepten.

1C) warmte- en energiebesparing

Om tot een reductie van 95% CO2 uitstoot te komen in 2050 moeten we naast het dichtdraaien van de aardgaskraan, het overgaan op emissievrije mobiliteit en het zoveel mogelijk duurzaam opwekken, ook naar grote besparingen in energie en warmte. Dit kan door isolatie, mogelijkheden voor opslag, innovatieve technieken enz.

1D) duurzame energie opwekking

Naast de reductie in CO2, willen we als stad ook graag in 2045 energieneutraal zijn. Dat betekent dat de hoeveelheid energie die we dan als stad gebruiken, bij voorkeur binnen de grenzen van stad of regio duurzaam opgewekt wordt. Om dit te realiseren is het noodzakelijk dat alle kansen voor duurzame opwekking genomen worden. Met name op gebied van zonne-energie zijn er kansen in Eindhoven.

2 Circulaire Economie

Circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. We willen een afvalloze stad worden waar producten in gesloten technologische en biologische kringlopen gebruikt worden. (Grond)stoffen, materialen en producten die we gebruiken hebben geen negatieve effecten op mens en milieu, niet bij winning of productie, niet bij transport of gebruik en dus ook niet aan het einde van de levensduur. In ons plan van aanpak CE 2018-2020 hebben we de rijksambitie om in 2050 een circulaire economie te hebben onderschreven net als de ambitie om in 2030 50% minder primaire grondstoffen te gebruiken.

2A) duurzame materialen

Materialen die in gesloten kringlopen steeds weer opnieuw gebruikt kunnen worden zonder schadelijke gevolgen voor mens of natuur, of die biologisch afbreekbaar zijn, zijn duurzame materialen.

2B) geen afval

In 2020 willen we 0% restafval hebben. In eerste instantie geldt deze ambitie voor het huishoudelijk afval maar uiteindelijk voor alle afval.

2C) flexibel en demontabel bouwen

Om te voorkomen dat gebouwen afgebroken moeten worden, moet bij het ontwerp al rekening gehouden worden met de flexibiliteit en demonteerbaarheid van het gebouw.

2D) deeleconomie/ as a service concepten

De deeleconomie biedt een nieuw model voor consumptie en bezit. In plaats van telkens nieuwe goederen aan te schaffen, kunnen we de spullen die we al bezitten delen en zo beter benutten.

Betalen voor vervoer, verlichting, werkruimte enz. voorkomt dat we zelf voertuigen, lampen, stoelen enz. moeten bezitten. Door diensten als een service aan te bieden en niet als een product, kunnen ze efficiƫnter gebruikt worden en blijft de verantwoordelijkheid voor het (hergebruik van het) product bij de leverancier.

3) Natuur

Eindhoven de groenste! Groene daken en gevels, biodiversiteit, klimaatadaptatie (het wordt steeds warmer en natter), stadslandbouw en aantrekkelijk groen voor recreatie, ontspanning en bewegen. Hoe dragen nieuwe en herontwikkelingen in Eindhoven hieraan bij? Brengt het schade toe aan bestaande natuur of biedt het kansen voor toevoeging/uitbreiding?

3A) biodiversiteit

Om biodiversiteit te behouden wordt op Europees niveau gewerkt aan een duurzaam ecologisch netwerk van grote natuurgebieden met goede verbindingen. Ook in Eindhoven willen we ecologische versnippering in onze stad tegen gaan.

3B) oppervlakte groen

We willen geen verlies van groen in de openbare ruimte en daar waar mogelijk het groen versterken, ook op of aan onze gebouwen.

4. Sociale basisbehoeften

The Natural Step neemt de 9 menselijke behoefte van Manfred Max Neef als uitgangspunt. Omdat het hier om ruimtelijke projecten en activiteiten gaat, richten wij ons op de ruimtelijke component van deze basisbehoeften. We hebben het dan over klimaatadaptatie; gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid; openbare ruimte om te ontmoeten en bewegen; bereikbaarheid van voorzieningen en het betrekken van bewoners bij projecten. Daarnaast spelen de sociale menselijke basisbehoeften wel een rol bij de aanschaf van materialen en diensten (we willen dat er maatschappelijk verantwoord ingekocht wordt).

4A) Klimaatadaptatie

Extreme regen en onweersbuien, hittegolven en droogte komen steeds vaker voor. In het Klimaatplan 2016-2020 is de ambitie opgenomen dat de gemeente Eindhoven in 2020 klimaatrobuust handelt en dat de gehele stad in 2050 klimaatrobuust is. Met de beleidsregel 'Klimaatrobuust' beogen we in Eindhoven risico op schade in de nabije toekomst te beperken. Nieuwe (her)inrichtingen en ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare en de private ruimte, waarbij de gemeente een rol heeft, worden voortaan aan de hand van deze beleidsregel ontwikkeld. We hanteren als uitgangspunt de voorkeursvolgorde gebruiken, vasthouden (infiltreren), vertragen en afvoeren van hemelwater. Groene maatregelen worden hierbij beloond met een lagere bergingsnorm en dragen tevens bij aan het voorkomen van hittestress.

4B) gezonde verstedelijking

Hieronder verstaan we: gezonde lucht, bodem en water; beperkte geluidsoverlast; externe veiligheid en mogelijkheden om te bewegen en ontmoeten in de openbare ruimte

4C) participatieve stad, betrokkenheid van burgers en bereikbare voorzieningen

We betrekken onze inwoners graag bij de ontwikkelingen en veranderingen die hen aangaan. Dit leidt tot meer draagvlak en betere eindresultaten. Onze ambities op gebied van duurzame mobiliteit mogen niet leiden tot een geringere bereikbaarheid van belangrijke voorzieningen.

Specifiek Eindhovens

Daarnaast is er nog een aantal factoren die we specifiek op dit moment en in deze stad belangrijk vinden en die we extra waarderen. Het gaat dan om de zichtbaarheid van de duurzame successen, de duurzaamheid van de betrokken partijen zelf (hun MVO beleid) en het aansluiten bij het DNA van Eindhoven: TDK (technologie, design en kennis). Wat dat laatste betreft sluit innovatie daar dus goed bij aan.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

MVO is een integrale visie op een duurzame bedrijfsvoering. Een bedrijf dat maatschappelijk verantwoord onderneemt, maakt bij iedere bedrijfsbeslissing een afweging tussen de verschillende maatschappelijke en economische effecten hiervan, en houdt hierbij rekening met stakeholderbelangen. Elke bedrijfsbeslissing heeft immers invloed op de stakeholders (belanghebbenden) van een bedrijf. Dat kunnen medewerkers of klanten zijn, maar bijvoorbeeld ook omwonenden, leveranciers, investeerders en ook 'de maatschappij' in algemene zin.

4.6.1 Planbeschrijving     

In beginsel wordt de nieuwbouw van bedrijven niet meer aangesloten op het gas. Daarnaast zal bij de herinrichting van de infrastructuur van Park Forum West zoveel mogelijk duurzame materialen toegepast worden en zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande materialen en constructies.

4.7 Bodem     

Het (industriƫle) verleden van Eindhoven heeft zijn sporen in de bodem nagelaten. In de afgelopen jaren heeft op zeer veel locaties in Eindhoven om diverse redenen milieukundig bodemonderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld in het kader van het verlenen van bouwvergunningen of in het kader van de aan- of verkoop van locaties. In het bodeminformatiesysteem van de gemeente zijn al deze gegevens geregistreerd.

Op diverse locaties in Eindhoven zijn verontreinigingen aangetroffen, het komt echter zelden voor dat er als gevolg van bodemverontreiniging sprake is van risico's voor de gezondheid van mensen. Binnen het plangebied zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend die een risico voor de gezondheid vormen.

4.8 Natuur     

De Wet natuurbescherming biedt het juridisch kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een bestemmingsplan kan aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van bestemmingen. Verspreid over het hele plangebied kunnen beschermde soorten voorkomen.

Onderhavig plan betreft een herstructurering van de infrastructuur in welk kader enkele verbindingen worden vervangen door nieuwe/andersoortige aansluitingen. Er wordt zowel wegdek aangelegd, als verwijderd.

De quickscan flora en fauna, betreffende onder meer onderhavig plangebied, die reeds in 2014 - en aldus voor de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 2017 - was uitgevoerd, is geactualiseerd met de als bijlage aan deze toelichting gehechte rapportage 'Quickscan beschermde flora en fauna Meerhoven te Eindhoven' (Ecologica, 10 mei 2017). Hieruit blijkt dat een ontheffing voor beschermde soorten niet nodig is, mits voor de alpenwatersalamander voorzorgsmaatregelen worden genomen. Indien beplantingen, steenhopen en/of puin worden geruimd is nader onderzoek naar de alpenwatersalamander nodig en dient te worden gewerkt volgens een geldige gedragscode. Ook in de noordoosthoek van Park Forum West zijn geen relevante waarden aangetroffen.

Uit de tevens als bijlage aan de toelichting gehechte 'Notitie Veldonderzoek Amfibieƫn Park Forum West' (Ecologica, 3 juli 2017) volgt dat er geen aanwijzingen zijn dat streng beschermde soorten als de heikikker, vinpootsalamander of rugstreeppad, in het recente verleden waargenomen op het Vliegveld Eindhoven, voorkomen in het onderzoeksgebied. Uit zowel bronnen, als het aanvullend veldonderzoek, komt naar voren dat enkel algemene amfibiesoorten als de bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander voorkomen in het onderzoeksgebied. Deze soorten zijn conform de provinciale verordening van provincie Noord-Brabant algemeen vrijgesteld van de verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming. Wel geldt de algemene zorgplicht ingevolge de Wet Natuurbescherming.



De algemene zorgplicht uit de Wet Natuurbescherming geldt te allen tijden. Deze zorgplicht houdt kort gezegd in dat een ieder die weet dat zijn handelen of nalaten negatieve gevolgen zal hebben voor flora en fauna, verplicht is dit handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen die de negatieve gevolgen kunnen voorkomen, beperken of ongedaan maken. Dat betekent voornamelijk dat de werkzaamheden plaats dienen te vinden buiten kwetsbare perioden van de verschillende soortengroepen.



Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect natuur geen belemmering voor onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf     

5.1 Inleiding     

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium een plaats te geven in het besluitvormingsproces voor ruimtelijke plannen. Daarin zijn zowel de actuele waterhuishouding in het plangebied beschreven als de watereisen waaraan ontwikkelingen (binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan) moeten voldoen. Ruimtelijke plannen moeten onder meer worden getoetst aan het criterium "hydrologisch neutraal" conform het landelijke en lokale waterbeleid.

Het bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur) heeft een conserverend karakter. Mogelijke ontwikkelingen binnen de planperiode spelen zich daarom hoofdzakelijk af binnen bestaande (water)structuren. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder b en c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Beleid     

5.2.1 Rijksbeleid     

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlakte- en grondwater en is gericht op de samenhang met de ruimtelijke ordening. De wet kent een vergunningstelsel (watervergunning).

5.2.1.1 Nationaal Waterplan 2016 - 2021     

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en milieu. Voor wat de ruimtelijke aspecten betreft moet dit plan worden gezien als een structuurvisie en is het bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. Het waterplan beschrijft de strategische doelen voor het waterbeheer. De condities en maatregelen voor het bereiken van deze doelen staan beschreven in het 'Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren' van Rijkswaterstaat. Lagere overheden dienen het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 in hun beleid te verwerken.

5.2.2 Provinciaal beleid     

5.2.2.1 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021     

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (hierna: PMWP) is op 18 december 2015 door Provinciale Staten vastgesteld. Het plan staat voor het samen werken aan een provincie waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving en waarin de zorg voor een duurzaam schone en veilige fysieke leefomgeving centraal staat. De agenda van Brabant plaatst provinciaal beleid in dienst van gezondheid, biodiversiteit, sociale ontwikkeling en een innovatieve, duurzame economie. Het PMWP integreert de milieu- en de wateropgave en het zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Behalve het PMWP is er een provinciaal natuurbeleidsplan (Brabant Uitnodigend Groen), een energieplan (Energieagenda) en is er beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken (Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood). Het PMWP vult deze plannen aan daar waar er grote raakvlakken zijn met het milieu- en waterbeleid. Gedacht kan dan worden aan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Op deze manier wordt gewerkt aan een integrale benadering van de duurzame fysieke leefomgeving.

Wettelijke taken

De wettelijke taken op het gebied van milieu en water worden zorgvuldig uitgevoerd. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het omgevingsrecht besteedt de provincie de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten. De gemeente Eindhoven valt onder het werkgebied van de Omgevingsdienst Oost Brabant (ODZOB). Afstemming vindt plaats in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht. De provincie bereid zich voor op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Integrale en gezamenlijke aanpak

Provincie en partners blijven samenwerken (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal). De provinciale rol hangt af van het onderwerp en van de onzekerheid die er is over doel en route. De provincie werkt waar mogelijk gebiedsgericht samen en dat moet uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Daarbij worden alle belangen zoveel mogelijk meegenomen. De provincie nodigt de Brabantse partners (gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders, bedrijven en maatschappelijke organisaties) uit om een gezamenlijke klimaatagenda voor Brabant op te stellen. De provincie heeft daarbij de rol van kennismakelaar en verbinder (integratie van projecten en uitrol van goede voorbeelden. In de klimaatagenda worden gezamenlijke ambities en maatregelen vastgelegd. Ook op Europees niveau blijft de provincie samenwerken aan de milieu- en wateropgaven.

Bij grote ruimtelijke en infrastructurele werken wordt gezocht naar oplossingen met minder milieueffecten, bijvoorbeeld door de hoogwaardige inzet van secundaire materialen. Groene inpassing krijgt veel aandacht. De gronden en provinciale wegen die bij de provincie in bezit zijn worden beheerd op een natuur- en milieuvriendelijke manier. De provincie brengt de duurzaamheidsaspecten van nieuwe grote projecten en programma's bij aanvang in beeld middels een duurzaamheidsscan.

De provincie gaat verder met het Programma DuurzaamDoor. Provincie en partners kijken samen wie welke rol kan oppakken bij het stimuleren van gedrag dat bijdraagt aan gezondheid, veiligheid en groene groei in relatie tot milieu en water.

5.2.3 Beleid Waterschap     

5.2.3.1 Waterbeheerplan 'Waardevol Water'     

Waterschap de Dommel heeft op 29 september 2015 het Waterbeheerplan ā€œWaardevol Waterā€ vastgesteld. Dit strategisch document dat op 1 januari 2016 in werking getreden beschrijft de doelstellingen voor de periode 2016-2021 en op welke wijze zij die wil bereiken. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Stroomgebiedbeheerplan de Dommel, het Nationaal en het Provinciaal Milieu- en Waterplan.

Dit plan biedt ruimte voor initiatieven van derden en speelt in op kansen die zich in het waterschapgebied voordoen, waarbij de in het plan beschreven doelen leidend zijn. In de projecten zelf worden de doelen van het Waterbeheerplan uitgewerkt in concrete maatregelen. Het waterschap heeft de volgende uitgangspunten geformuleerd die richtinggevend zijn voor de plannen en oplossingen.

  • Beekdalbenadering: ook al zijn de verschillen tussen stad en buitengebied groot toch maken zij deel uit van hetzelfde beekdal waar logische natuurwetten gelden. Door dit beekdal als groter geheel steeds voor ogen te houden, kan integraler en effectiever worden gewerkt. wel is samenwerking met andere overheden, waterpartners en inwoners daarbij essentieel. Water verbindt de stad met het buitgebied.
  • De gebruiker centraal: de omgeving wordt op heel veel verschillende manieren gebruikt en de behoeften en belangen van de gebruikers veranderen continu. Ook de waarde van water verandert mee en daarop moet worden ingespeeld.
  • Samen sterker: door samen te werken met andere overheden en waterpartners, boeren en bedrijven en door samen oplossingen te zoeken en uitvoering te geven wordt het meest bereikt. Het waterschap wil daarin een inspirerende rol spelen en partijen daartoe de ruimte bieden. Door flexibel te zijn in de samenwerking met en rekening te houden met de inbreng en ideeĆ«n van andere partijen wordt de uitvoeringskracht versterkt.
  • Gezonde toekomst: ook toekomstige generaties moeten over voldoende, veilig en schoon water. Ook in de maatschappij is het streven naar duurzaamheid steeds actueler en de kringloopgedachte sluit hierop aan. Het waterschap ziet dit als een inspirerende uitdaging en wil mensen bewust maken van de waarde van water en het belang van een duurzaam gebruik ervan.
5.2.3.2 Keur Waterschap De Dommel 2015     

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.

5.2.3.3 Hydrologisch neutraal bouwen     

Hydrologisch neutraal bouwen is opgenomen in de Keur. In de Algemene Regels en in de Beleidsregels wordt nader beschreven en uitgewerkt waar dit voor staat en welke maatregelen er nodig zijn om daaraan te kunnen voldoen. Hieronder is een samenvatting voor Hydrologisch neutraal bouwen opgenomen.

Neerslag die op een onverharde bodem valt infiltreert voor een (belangrijk) deel in de bodem en komt dan uiteindelijk in het grondwater of via ondergrondse afstroming in een oppervlaktewaterlichaam terecht. Ter plaatsen van verhard oppervlak zal de neerslag niet of nauwelijks in de bodem dringen. Als het verhard oppervlak niet is aangesloten op de riolering, stroomt vrijwel al het water direct af naar het oppervlaktewatersysteem. Dit betekent dat het oppervlaktewatersysteem bij een flinke regenbui een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen en dat infiltratie in de bodem niet of slechts beperkt kan plaatsvinden.

Bij het afkoppelen van verhard oppervlak zal de neerslag die valt op de verharding niet meer worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering maar rechtstreeks op de ontvangende waterloop worden geloosd. Ook dit zorgt voor een versnelde en/of extra afvoer richting het ontvangende oppervlaktewater.

Realisatie van nieuw verhard oppervlak en het afkoppelen van verhard oppervlak moet daarom zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd en optimaal worden ingepast in het bestaande watersysteem. Dit houdt in dat de aanvrager/initiatiefnemer voldoende compenserende maatregelen moet nemen, zodat het oppervlaktewatersysteem na realisatie van de verharding voldoende robuust blijft. Hierbij wordt getoetst aan de trits ā€œvasthouden-bergen-afvoerenā€. Wateroverlast door versneld afvoeren van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan op twee manieren waarbij de voorkeur uitgaat naar zoveel mogelijk vasthouden aan de bron. Vasthouden kan door hergebruik of door het infiltreren van water in de bodem. Dit past het meest bij het principe hydrologisch neutraal ontwikkelen, zowel voor het ontvangend oppervlaktewatersysteem als het grondwatersysteem. Ingeval niet of onvoldoende kan worden geĆÆnfiltreerd is een aanvullende voorziening die het water tijdelijk bergt noodzakelijk. Het gaat hier dan om een voorziening die er voor zorgt dat water in ieder geval niet versneld wordt afgevoerd.

5.2.4 Gemeentelijk beleid     

5.2.4.1 Gemeentelijk Rioleringsplan (2019-2022)     

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) verantwoordt aan de inwoners van Eindhoven de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied.

In het GRP 2019 – 2022 wordt aangegeven op welke wijze er omgegaan wordt met de zorgplichten rondom afval-, hemel- en grondwater. Hiervoor zijn in het plan activiteiten opgenomen enerzijds gericht op het beheer en onderhoud en anderzijds op het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen binnen het plangebied waarna alsnog vertraagd kan worden afgevoerd.

5.2.5 Waterplan     

Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente Eindhoven, Waterschap De Dommel, de provincie Noord-Brabant en het (drink)waterleidingbedrijf Brabant Water. Het plan omvat drie delen. Het "Visiedocument" (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijke streefbeeld van de waterpartijen weer. De onderdelen "Taken en Bevoegdheden" en "Maatregelen" zijn achterhaald.

5.3 Beschrijving watersysteem plangebied     

5.3.1 Checklist watersysteem     

Checklist Watersysteem
A-wateren binnen plangebied Ja, de RG2
B-wateren binnen plangebied Nee, wel nabij (Veldhoven)
Keurgebied binnen plangebied? Nee
Binnen 25-100 jaarszone? Nee
Binnen boringsvrije zone? Ja, Welschap
Ecologische verbindingszone? Nee
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? Nee
Attentiegebied NNB Nee
Rioolwatertransportleiding Nee
Waterschap gemaal Nee
Verdachte/verontreinigde locaties? Nee
Infiltratie praktisch mogelijk? Nee, tenzij infiltratieonderzoek anders uitwijst
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid Ja

5.3.2 Gebied specifieke eigenschappen m.b.t. water     

Park Forum West is een in aanbouw zijnde bedrijventerrein dat onderdeel uitmaakt van de buurt Park Forum in Meerhoven. Binnen het plangebied ligt een A-watergang RG2. A-watergangen vormen een wezenlijk onderdeel voor de afwatering van Eindhoven en vallen onder de keur van Waterschap De Dommel. Het plangebied bevindt zich binnen de boringsvrije zone van waterwingebied Welschap. Binnen de boringsvrije zone mogen (diepliggende) beschermende kleilagen niet zonder meer doorboord worden. Behoudens een beschikking van Geduputeerde Staten is het verboden in boringsvrije zones de grond te roeren, inclusief het verrichten van grondboringen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Deze verbodsbepaling beperkt zich uitsluitend tot de boringsvrije zone en is gericht op het tegengaan van bodemaantastingen dieper dan 3 meter onder het maaiveld. Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en gelegen zijn binnen de boringsvrije zone worden voor ingrepen op of in de bodem door het bevoegd gezag voorschriften aan de vergunning verbonden.

5.3.3 Oppervlaktewater     

In het zuidoosten van het plangebied bevindt zich de A-watergang RG2 (genaamd Ecosloot). De A-watergang is weergegeven op de verbeelding. De watergang RG2 maakt onderdeel uit van de ecologische verbindingszone en voert regenwater af tijdens natte periode en valt bij gebrek aan neerslag droog. De watergang mondt uit in de bovenstroomse vennen in Meerland.

5.3.4 Verharding     

Het plangebied bevat zowel verharde oppervlakten als groen. Verharding bestaat hoofdzakelijk uit bedrijfspanden, terreinverharding en openbare wegen. Openbaar groen of onverharde gebieden zijn aanwezig. Rondom het gebied bestemd voor bedrijven ligt een groene bufferzone die een scheiding vormt met het bedrijventerrein. Het plangebied grenst aan bestaand stedelijk gebied.

5.3.5 Bodemopbouw     

Voor de ontwikkeling van het plangebied is het bedrijfterrein maximaal 0,58 m opgehoogd. De hoeveelheid opgehoogd grond op Park Forum West is circa 200.000 m3. De samenstelling van de opgehoogd grond bestaat uit zandige leem en fijn zand.

De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven is te typeren als slecht doorlatend. Het nemen van bodem verbeterende maatregelen is noodzakelijk om infiltratie van hemelwater binnen het plangebied mogelijk te maken. Eventueel bekende bodemverontreiniging zijn toegelicht in de bodemparagraaf van dit bestemmingsplan. Toekomstige ontwikkeling mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.

5.3.6 Grondwater     

Binnen het plangebied zijn er geen peilbuizen aanwezig. Net buiten het plangebied, in Waterrijk bevindt zich een peilbuis. Het grondwater fluctueert tussen de 17,50 m +NAP en 19,00 m +NAP. De bodem van de watergang ligt ongeveer op 19,50 m+ NAP. Slechts hogere grondwaterstanden worden lokaal beĆÆnvloed door de aanleg van de watergang. De grondwater stand wordt sterk beĆÆnvloed door de bodemopbouw. In het gebied komen leemlagen voor die tot gevolg hebben dat er een schrijngrondwaterstand op kan treden.

5.3.7 Regenwater     

Park Forum West ligt niet in de 25-jaarszone van drinkwaterwinning Welschap. Dat betekent dat hemelwater afkomstig van daken en wegen wel mag worden geĆÆnfiltreerd. Door de bodemopbouw is infiltratie slecht in beperkte maat mogelijk tenzij infiltratie onderzoek anders uitwijst. Het reeds verharde deel stroomt af naar de riolering welke, via een verbeterd gescheiden stelsel afvoert naar het oppervlaktewater dat vervolgens vertraagd afvoert naar het Beatrixkanaal.

5.3.8 Afvalwater     

Alle panden in het plangebied zijn en worden aangesloten op het vuilwaterriool dat afvoer naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de van Oldenbarneveltlaan in Eindhoven.

5.3.9 Berging     

In het bestemingsplan van 2013 is afgesproken met het waterschap dat in dit plangebied 25 mm hemelwaterberging wordt aangelegd. Deze berging bevindt zich op openbaar terrein (gemeentegrond) in de vorm van wadi's en sloten.

5.3.10 Waterkwaliteit     

Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromend regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beĆÆnvloeden (bv. olie van parkeerterrein, en uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen te werken. Conform de handreiking "afkoppelen & niet aankoppelen".

5.3.11 Boringsvrijze zone     

Het plangebied is gelegen in een 'boringvrije zone'. Een bestemmingsplan dat is gelegen in een 'boringvrije zone' strekt mede tot het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem. Het is niet noodzakelijk om inhoudelijke bescherming via het ruimtelijke spoor op te nemen omdat in de Provincie milieuverordening (PMV) al is voorzien in een systeem van melding van dergelijke activiteiten. Van opname in het bestemmingsplan van de boringvrije zone gaat dan ook vooral een signalerende functie uit.

5.4 Toekomstige situatie van het watersysteem     

5.4.1 Verharding     

Park Forum is een bedrijfsterrein met vier verschillende soorten bedrijven. In Park Forum West komt voornamelijk reguliere gemengde bedrijvigheid. Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan gemaakt volgens welk het gebied wordt bebouwd. Het plangebied wordt geheel voorzien van een verbeterd gescheiden riolering.

Voor alle nieuwe ontwikkelingen wordt voldaan aan de klimaatdoelstellingen zoals benoemd in het GRP2019-2022. Om initiatiefnemers te ondersteunen is informatie te vinden op www.eindhovenduurzaam.nl/klimaat.

Regenwater van verharde oppervlakten dienen (na het voldoen aan de opgelegde wateropgave) conform 5.4.2. er gescheiden te worden aangesloten. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Voor het verkrijgen van een sluitende grondbalans voor Meerhoven is het besloten Park Forum West op te hogen tot 21,50 m +NAP.

5.4.2 Berging     

Conform de afspraak met het waterschap wordt in dit plangebied 25 mm hemelwaterberging aangelegd. Deze bergingsopgave is geheel op gemeentegrond gerealiseerd. Daarnaast wordt in het kader van klimaatdoelstellingen 6560 m3 hemelwaterberging aangelegd op openbare terrein. Dit betekent in praktische zin dat voor iedere m2 verhard oppervlak, er geen extra waterberging gecreƫerd moet worden op privaat terrein. In Park Forum West dient in total een collectieve waterberging van 12.560 m3 nog gerealiseerd te worden.

5.4.3 Oppervlaktewater     

In Park forum West wordt een deel van de bestaande watergangen verbonden met een ecoduiker. De watergangen staan droog als het niet regent. Het plangebied wordt tevens voorzien van een poel en is onderdeel van de buffer.

Om voldoende berging in Park Forum West te realiseren wordt een ontwerp opgesteld dat voorziet in regenwater buffers. Deze buffers bevinden zich in verschillende locaties en hebben een afmeting van 1,047 ha en kunnen 12.560 m3 water bergen. De buffers stromen tijdens regenbuien vol met regenwater waarna het water als het niet meer regent geleidelijk vertraagd afgevoerd richting Beatrixkanaal.

5.5 Overleg Waterschap     

Op 10 april 2019 is met Waterschap de Dommel gestart met overleg over dit plan. Naar aanleiding van de beschreven ontwikkelingen zijn de volgende intenties vastgelegd ten aanzien van de waterhuishouding:

  1. Hemelwater afkomstig van nieuw te ontwikkelen oppervlakken zal gescheiden van het huishoudelijke afvalwater worden ingezameld.
  2. Om nadelige effecten door mogelijk verontreinigd hemelwater op de waterkwaliteit te beperken, wordt afhankelijk van het type oppervlak gekeken of deze wel of niet afgekoppeld moeten worden.
  3. Ontwikkelingen die invloed hebben op de waterhuishouding van het plangebied dienen altijd aan het waterschap te worden voorgelegd.
  4. Bij nog nader uit te werken plannen dienen de wateraspecten te worden meegenomen in de randvoorwaarden en uitgangspunten. Het waterschap wenst in de concretisering van de grote (> 5000 m2) bouwplannen betrokken te worden.



Het Waterschap de Dommel heeft positief gereageerd op deze waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving     

6.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan "Park Forum West (infrastructuur)" is te typeren als een gedetailleerd plan. De methodiek van het bestemmingsplan is gebaseerd op de SVBP2012. Waar dat noodzakelijk is wordt afgeweken van de standaard en is specifiek ingespeeld op de situatie binnen het onderhavige plangebied.

6.2 Planmethodiek     

Er is, conform de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik. Al dan niet in combinatie met een nadere - eisen - regeling.

6.3 Verbeelding     

Op de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. In verband met de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen. Dit heeft ermee te maken dat de manier van raadplegen anders is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.

6.4 Planregels     

Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van grotendeels reeds bestaande (planologische) wegenstructuur. Inherent aan deze ontwikkeling is de aanpassing van de rooilijnen c.q. bouwvlakken van de bedrijfsbestemmingen. Inhoudelijk verandert er niets aan de inhoud van de bestemming bedrijven, op vier punten na (zie hiervoor paragraaf 1.1). Verder zijn alleen wijzigingen doorgevoerd binnen de bestemming 'Verkeer' zodat tweerichtingenverkeer mogelijk wordt gemaakt. Onderstaande toelichting op de planregels zijn overgenomen van het voorheen geldende bestemmingsplan.

De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De Inleidende regels bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels.

In Begrippen  wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als in de regels gebruikte begrippen niet in dit artikel voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het normale taalgebruik.

In " Wijze van meten " worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

De regels bij de bestemmingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Bestemming ā€œ Bedrijf - 1 ā€ ( Artikel 3 )

Er is een onderscheid gemaakt in de verschillende bedrijfsbestemmingen op basis van 2 aspecten, te weten:

- of intensief gebruikte bouwwerken zijn toegestaan, en:

- de maximale milieucategorie die ter plaatse is toegestaan.

Bij het bepalen van de maximale milieucategorie zijn de richtafstanden aangehouden uit de VNG -brochure ā€œBedrijven en milieuzoneringā€ (editie 2009). De in de regels gehanteerde Lijst van bedrijfsactiviteitenis ook gebaseerd op deze VNG -brochure. De bestemming 'Bedrijf - 1' is toegekend aan de gronden die het dichtst bij de gevoelige functies/woningen liggen. Dit zijn de gronden in de zuidwesthoek van Park Forum West. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' in Bijlage 1 bij deze regels en die behoren tot:

  1. milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
  2. milieucategorieƫn 3.1 en 3.2.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

- de voorwaarde dat bedrijven moeten voorkomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel zijn genoemd op deze lijst en het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

- de maximaal toegestane milieucategorie, mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die wel direct zijn toegestaan en het niet betreft geluidzoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen.

- de voorwaarde dat bedrijven in milieucategorie 2 op een bouwperceel van minder dan 1.000 m² niet zijn toegestaan, mits de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht.

Nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen, praktijkruimten en geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn uitgesloten binnen de bedrijfsbestemmingen. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van productiegebonden detailhandel, voor zover dit deel uitmaakt van het ter plaatse gevestigde bedrijf, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen.

Bedrijventerrein Park Forum West is een bedrijventerrein waar nieuwe en bestaande risicovolle bedrijven zich onder voorwaarden mogen vestigen en uitbreiden. Er zijn regels opgenomen om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid binnen het plangebied te reguleren.

Binnen deze bestemming zijn ook nutsvoorzieningenen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie toegestaan.

Bouwregels:

De stedenbouwkundige uitgangspunten voor het gebied Park Forum West zijn vastgelegd in het definitief ontwerp Park Forum, het beeldkwaliteitsplan Park Forum West en de aanvulling Beeldkwaliteitsplan Park Forum. Deze uitgangspunten waren vertaald in het destijds geldende uitwerkingsplan Park Forum West. De bouwregels in dit bestemmingsplan zijn bijna geheel overgenomen uit het uitwerkingsplan Park Forum West, met uitzondering van de regel dat maximaal 3 kavels met dezelfde rooilijn naast elkaar zijn toegestaan.

Vanwege de, in de nabijheid gelegen, militaire munitieopslagplaats zijn binnen de zogenoemde C-zone (op de verbeelding aangeduid als 'veiligheidszone - munitie') niet toegelaten:

a. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie;

b. gebouwen met meer dan 25% glasoppervlakten.

Dit is in de bouwregels opgenomen en in artikel 14.1 (in de Algemene aanduidingsregels) in Hoofdstuk 3 Algemene regels.

Er zijn ook bouwregels opgenomen om het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid binnen het plangebied te reguleren.

In Artikel 15 van Hoofdstuk 3 (Algemene regels) is de mogelijkheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van de regels met het oog op de realisering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en/of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 150 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 5 meter. Vanwege deze mogelijkheid om af te wijken van de regels, zijn bouwregels opgenomen voor nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie. De toegestane maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte in voorliggende planregels grenzen aan de maatvoering van wat zonder vergunning mag worden gerealiseerd. De maximale oppervlakte voor dit soort voorzieningen is 15 m2.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in principe niet toegestaan met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, lichtmasten, voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.

Gebruiksregels: Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen vanwege externe veiligheid.

Wijziging van het bestemmingsplan: Er is een bevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt.

Er is ook een bevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen.

Bestemming " Bedrijf - 2" (Artikel 4).

Voor deze bestemming geldt hetzelfde als bij bestemming 'Bedrijf - 1', met uitzondering van het volgende. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels en die behoren tot de milieucategorieƫn:

  1. milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
  2. milieucategorieƫn 3.1 t/m 4.1.

Daarnaast is binnen deze bestemming een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden aan de buitenrand ten westen van het plangebied. Onder voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de verplichte rooilijn van 6 meter. In paragraaf 2.2 is aangegeven waarom deze afwijkingsbevoegdheid is opgenomen. De zone van de afwijkingsbevoegdheid valt in de bestemmingen Bedrijf - 2, Bedrijf - 3 en Bedrijf - 4.

Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens "Water" aangrenzend met de bestemming "Bedrijf – 4" is het mogelijk om in afwijking van de verplichting te bouwen in de grens van het bouwvlak een rooilijn van 18 meter aan te houden (gemeten vanaf de bestemming Verkeer) mits:

  1. het bouwperceel zich volledig binnen deze zone van 450 meter bevindt;
  2. het een grootschalig logistiek bedrijf betreft;
  3. de noodzakelijkheid van deze afwijking is aangetoond;
  4. geen onvenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige uitgangspunten in dit gebied.

De gebouwen moeten op een afstand van 18 meter (vanaf de rand van de bestemming verkeer) parallel aan de bouwgrens van het bouwvlak gerealiseerd worden.

Op onderstaande afbeelding is aangegeven voor welke zone (450 meter) deze afwijkingsbevoegdheid toegepast kan worden.

verplicht

Afbeelding 'toepassingsbereik' voor het kunnen afwijken van de rooilijn van 6 meter.

Bestemming "Bedrijf - 3" ( Artikel 5 ).

Voor deze bestemming geldt hetzelfde als bij bestemming 'Bedrijf - 1', met uitzondering van het volgende. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels en die behoren tot de milieucategorieƫn:

  1. milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
  2. milieucategorieƫn 3.1 t/m 4.2.

Bouwregels: Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden er ruimere bouwregels acceptabel geacht vanwege het gevestigde sloop- en transportbedrijf ter plaatse.

Daarnaast is binnen deze bestemming een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de verplichte rooilijn van 6 meter aan de buitenrand ten westen van het plangebied. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen onder "bestemming Bedrijf - 2".

Bestemming "Bedrijf - 4" ( Artikel 6 ).

Voor deze bestemming geldt hetzelfde als bij bestemming 'Bedrijf - 1', met uitzondering van het volgende. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels en die behoren tot de milieucategorieƫn:

  1. milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
  2. milieucategorieƫn 3.1 t/m 4.1, en;
  3. het geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Vanwege de militaire munitieopslagplaats zijn o.a. bedrijfsgebouwen binnen deze bestemming niet toegestaan. Binnen deze bestemming kunnen de gronden gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten voorzover dit geen (beperkt) kwetsbaar object betreft. Omdat binnen deze bestemming meestal uitsluitend buitenopslag kan plaatsvinden, geldt een minimum bebouwingspercentage van 35 in plaats van 50.

Bouwregels: Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden er ruimere bouwregels acceptabel geacht vanwege het gevestigde sloop- en transportbedrijf ter plaatse.

Daarnaast is binnen deze bestemming een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de verplichte rooilijn van 6 meter aan de buitenrand ten westen van het plangebied. Zie hiervoor hetgeen is opgenomen onder "bestemming Bedrijf - 2".

Bestemming "Groen" (Artikel 7)

Het groen dat in de uitwerking van het gemeentelijk Groenbeleidsplan is aangemerkt als "structureel stadsgroen" is in dit plan expliciet voorzien van de bestemming 'Groen'. Deze bestemming omvat ook kleinere waterpartijen. Daarnaast wordt binnen deze bestemming paden aangelegd voor het langzaam verkeer (voet- en fietspaden). De ligging van deze paden is op de verbeelding aangeduid met 'langzaam verkeer'.

Bestemming ' Natuur ' ( Artikel 8 ).

Deze bestemming regelt het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden, van een ecologische verbindingszone. Verder zijn deze gronden bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden en de aanleg en instandhouding van watergangen en waterpartijen. Daarnaast wordt binnen deze bestemming paden aangelegd voor het langzaam verkeer (voet- en fietspaden). De ligging van deze paden is op de verbeelding aangeduid met 'langzaam verkeer'.

Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Gebruiksregels

Op of in de gronden met deze bestemming is voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.

Bestemming " Verkeer ā€ (Artikel 9)

Deze bestemming is geprojecteerd op de wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ook is deze bestemming bedoeld voor voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenstrookjes die een onderdeel zijn van de straatinrichting, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie.

Bestemming ` Water Ā“ ( Artikel 10 )

Binnen deze bestemming vallen de grotere oppervlaktewateren c.q. die oppervlaktewateren die een functie hebben in het watersysteem. Binnen deze bestemming wordt deels de vereiste waterberging gerealiseerd.

Bestemming ' Waterstaat - Waterbergingsgebied' (Artikel 11)

Het nieuwe waterbeleid heeft een strengere norm dan die van toepassing was op het voorheen geldende bestemmingsplan. Om te waarborgen dat voorzieningen voor waterberging worden aangelegd en in stand worden gehouden is deze dubbelbestemming opgenomen.

Onder de Algemene regels zijn opgenomen de Anti-dubbeltelregel , de Overige regels, Algemene gebruiksregels, Algemene aanduidingsregels (Algemene afwijkingsregels). Bij nieuwbouw moeten parkeerplaatsen worden gerealiseerd conform de geldende nota parkeernormen. In de regels wordt verwezen naar deze nota parkeernormen. Dit betreft een dynamische verwijzing. Het paraplubestemmingsplan parkeren, kamerverhuur en woningsplitsing is ook over dit plangebied gelegen. De regeling in het paraplubestemmingsplan over parkeren is in dit bestemmingsplan overgenomen in Artikel 16 Overige regels.

In de Overgangs- en slotregels zijn het Overgangsrecht  en de  Slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving     

Handhavingsnota Leefomgeving 2018-2021

In Eindhoven streven we naar een aantrekkelijke stad waar inwoners en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen. Voor het behoud van een prettige leefomgeving zijn regels nodig. Het voorkomen van overtredingen en de bereidheid om regels na te leven heeft een hoge prioriteit. Hoe dit wordt vormgegeven staat in de 'nota Handhaving Leefomgeving 2018-2021'. De nota is op 27 februari 2018 door het college vastgesteld. Het is een integraal beleidsplan waarin op hoofdlijnen de keuzes voor het handhaven van de fysieke leefomgeving staan beschreven. Op basis van de nota wordt jaarlijks een uitvoeringsplan opgesteld waarin de aanpak wordt geconcretiseerd.

Uitgangspunten

Bij de vertaling van dit beleidskader naar een concreet, jaarlijks uitvoeringsplan worden een aantal uitgangspunten in acht genomen. De belangrijkste uitgangspunten zijn:

  • Informatie gestuurd

    De gemeente Eindhoven ziet informatie gestuurde handhaving als een belangrijke pijler. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van ICT en data analyse. Door gemeentelijke en andere informatiebronnen te ontsluiten, te analyseren en te combineren kunnen we een problematiek eerder (of preventief) en gerichter aanpakken.

  • Gebiedsgericht

    Om optimaal in te kunnen spelen op vraagstukken van inwoners zet de gemeente Eindhoven binnen het ruimtelijk domein al geruime tijd in op gebiedsgericht toezicht. Dit doen we door - vanuit een actieve samenwerking met wijkteams - te kijken naar naleefgedrag, oorzaken en oplossingen gerelateerd aan geografische gebieden. Er zijn verschillende vragen, doelgroepen en belangen. Kennis wordt gedeeld en ervaringen van inwoners en bedrijven worden verzameld. Deze input is van invloed op de prioriteiten in het jaarlijkse uitvoeringsplan, waar mogelijk toegespitst op een specifieke wijk. Per wijk kunnen er dus op basis van gebiedsanalyses en bijvoorbeeld buurtcontracten verschillende bouwstenen zijn voor het uitvoeringsplan.

  • Risico- en oplossingsgerichte benadering

    De gemeente Eindhoven benadert toezicht en handhaving risico- en oplossingsgericht. De prioriteiten worden in beginsel gebaseerd op een inschatting van de veiligheids- en gezondheidsrisico's voor inwoners. Ook aspecten als leefbaarheid, duurzaamheid en omgevingskwaliteit wegen in belangrijke mate mee. Daarnaast worden prioriteiten mede gebaseerd op wat inwoners en bedrijven belangrijk vinden. Eindhoven hecht eraan om vraagstukken waar mogelijk gezamenlijk op te lossen.

    Er zijn onderwerpen die in algemene zin aandacht vragen. Brandveilig gebruik van woongebouwen verdient (nog) meer aandacht, in de context van kwetsbare groepen die langer zelfstandig blijven wonen. Ook aanpak van jeugdoverlast, duurzaamheid en de bestaande bouw zijn voorbeelden. Er wordt gezocht naar de beste oplossing die nodig is voor het versterken van de veiligheid in de leefomgeving van onze inwoners. Hiermee ontstaat een risicoanalyse op basis waarvan vervolgens de prioriteiten binnen het toezicht worden gesteld.

  • Consequent en doelmatig

    Uitvoeringsplannen en jaarverslagen bevatten een overzicht van de inzet en capaciteit voor handhaving. In het verlengde van informatie gestuurde en oplossingsgerichte handhaving vergt doelmatige handhaving een analyse van resultaten. Meetbare doelen om te beoordelen of de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk wordt ingezet. We beogen in de komende jaren een ontwikkeling door te maken in de vierslag capaciteit – prioriteit – risicoanalyse - nalevingsniveau. Dit moet onder andere leiden tot meer inzicht in de relatie tussen handhavingsinspanningen en het nalevingsniveau (effect).

Prioritering

De gemeente Eindhoven maakt keuzes om ervoor te zorgen dat de beschikbare capaciteit zo adequaat mogelijk wordt ingezet. Om goede prioriteiten te stellen is inzicht noodzakelijk in mogelijke problemen, de risico's en negatieve effecten. Hierdoor kan beter ingespeeld worden op de grootste ergernissen en notoire overtreders en draagt handhaving bij aan een verhoogd gevoel van veiligheid. Met inachtneming van de uitgangspunten zijn in de nota prioriteiten gesteld. Aan de hand van deze prioriteiten, het budget uit de programmabegroting, incidentele bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag van burgers en bedrijven, wordt jaarlijks het uitvoeringsplan voor toezicht en handhavingsprogramma opgesteld.

Uitvoeringsplan

In het uitvoeringsplan wordt op hoofdlijnen opgenomen waar de capaciteit dat jaar wordt ingezet. Daarbij is een onderverdeling gemaakt in:

  • Object en informatiegericht

    - Bouwen en Wonen

    - Openbare leefomgeving

    - Bedrijven

  • Gebiedsgericht

    - Pilot Veiligheid en leefbaarheid

    - Actiegebieden

  • Themagericht

    Bij ieder onderdeel worden jaarlijks een aantal belangrijke ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om woonoverlast bij de Activiteiten Bouwen & Wonen. Of duurzaamheid en energiebesparing bij de Activiteiten Bedrijven.

Bovengenoemde onderverdeling komt in elk uitvoeringsplan terug. Per jaar wordt aangegeven welke prioriteit een onderdeel heeft en hoeveel capaciteit er wordt ingezet.

Duidelijke regels

Om overtredingen te voorkomen en goed te kunnen handhaven is het belangrijk dat regels duidelijk zijn. Het moet duidelijk zijn wat wel en niet mag. Regels dienen niet voor verschillende uitleg vatbaar te zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geschreven, dat deze in de praktijk goed toetsbaar zijn. De juridische toelichting op het bestemmingsplan en de begrippenlijst geven nadere uitleg over de regels en over de begrippen die gebruikt worden.

Hoofdstuk 8 FinanciĆ«le aspecten     

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die voorzien in een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening , dient de gemeenteraad eveneens een exploitatieplan vast te stellen. Dit heeft te maken met de wettelijke verplichting om de kosten; die de gemeente moet maken om deze ontwikkeling mogelijk te maken, te verhalen op de eigenaar/ontwikkelaar.

Van deze verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het kostenverhaal op een andere manier is geregeld. Dit kan bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of door het afsluiten van een overeenkomst. In dit geval zijn de gronden die nog uitgegeven moeten worden in eigendom van de gemeente.

De herinrichting van de infrastructuur van, respectievelijk de ontsluiting van Park Forum West worden gedekt uit de exploitatie Meerhoven. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het vervallen van een bouwmogelijkheid binnen de veiligheidszone mogelijk kan leiden tot (grond)opbrengstderving. Daarbij leidt de aanleg van een (grotere) waterberging tot extra kosten. Beiden kunnen worden opgevangen binnnen de vastgestelde grondexploitatie Meerhoven, waarvan het gebied Park Forum West onderdeel uit maakt.



Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid     

9.1 Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro     

Op grond van artikel 1.3.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet van het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden, kennis worden gegeven. De kennisgeving van de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is geplaatst in Groot Eindhoven op 5 december 2018. De kennisgeving is tevens bij de officiƫle publicaties op de gemeentelijke website www.eindhoven.nl geplaatst. Er zijn geen stukken betreffende het voornemen ter inzage gelegd, noch de mogelijkheid open gesteld om zienswijzen tegen het voornemen in te dienen of instanties om advies te vragen.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro     

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Met de provincie heeft vooroverleg plaatsgevonden middels het digitale vooroverlegformullier. Hieruit is gebleken dat er geen provinciale belangen in het geding zijn. Tevens heeft vooroverleg plaatsgevonden met het Waterschap. De resultaten van dit vooroverleg zijn verwerkt in hoofdstuk 5 van deze toelichting. Daarnaast is het plan toegestuurd naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksvastgoedbedrijf. Hiervan is geen reactie ontvangen.

Ook is dit plan afgestemd met de gemeente Veldhoven. De gemeente Veldhoven is akkoord met de plannen en had enkele inhoudelijke opmerkingen op het bestemmingsplan. Gevraagd werd of de maximale milieucategorie van de bedrijven verandert. Dit is niet het geval. Verder is aangegeven dat voor de aanleg van de rotonde op de Oersebaan op het grondgebied van gemeente Veldhoven geen nieuw juridisch planologich kader nodig is. Dit is inmiddels aangepast in de toelichting. Daarnaast is opgemerkt dat de grondruil in het zuidwesten van het plangebied nog niet formeel geregeld is. Deze gronden behoren reeds tot het grondgebied van de gemeente Eindhoven. De gronden zijn inderdaad nog in eigendom van de gemeente Veldhoven. Dit wordt momenteel geregeld. Ook merkt de gemeente Veldhoven op dat geluidgevoelige objecten zijn gelegen in de zone van de nieuwe aan te leggen rotonde en dat niet gemotiveerd is of de Wet geluidhinder hierop van toepassing is. Inmiddels is hiervoor een indicatief akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwerkt in paragraaf 4.2.2.

9.3 Samenspraak     

Op 16 april 2019 is bij bouwbedrijf Buytels op Park Forum 1025 een inloopmiddag georganiseerd voor de ondernemers en bewoners van Park Forum West en Zuid. Op 7 mei 2019 heeft in samenwerking met de gemeente Veldhoven een inloopavond plaatsgevonden in wijkcentrum De Erikant in Veldhoven. Bedrijven en bewoners in het gebied rondom de kruising Oersebaan/Strijpsebaan zijn voor deze avond uitgenodigd. Beide inloopbijeenkomsten zijn door enkele personen bezocht. Zij hebben de plannen kunnen bekijken en hierop vanuit de gemeente een toelichting gekregen. De reacties waren positief.

9.4 Zienswijzen     

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 30 mei 2019 tot en met woensdag 10 juli 2019 op de gebruikelijke wijze ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerp van het bestemmingsplan kenbaar te maken.

Kennisgeving van de ter inzage legging en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen is in de edities van de Staatscourant en het weekblad Groot Eindhoven van 29 mei 2019 gepubliceerd. Ook is kennis gegeven van de mogelijkheid om de digitale versie van het ontwerp bestemmingsplan via de gemeentelijke website www.eindhoven.nl/bestemmingsplannen en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl te raadplegen.

Naar aanleiding van de tervisielegging zijn geen zienswijzen ontvangen.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

het bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur) met identificatienummer NL.IMRO.0772.80340-0301 van de gemeente Eindhoven.

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw     

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Bebouwing     

ƩƩn of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Bebouwingspercentage     

het percentage van een bouwperceel dat bebouwd moet worden.

1.8 Bedrijfsgebouw     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.9 Beeldkwaliteitsplan Park Forum West     

het beeldkwaliteitsplan Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij de regels, inclusief ondergeschikte wijzigingen die worden doorgevoerd in dit beeldkwaliteitsplan.

1.10 Beperkt kwetsbaar object     

  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi en met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. bedrijfswoningen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
  3. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
  4. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  5. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object vallen;
  6. objecten die met het onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin meestal aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  7. objecten met hoge infrastructurele waarde, waaronder in ieder geval telefoon- en elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.11 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)     

Besluit van 27 mei 2004, Stb. 250, houdende regels inzake milieukwaliteitseisen op het gebied van de externe veiligheid zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.12 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)     

bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vergunning;

bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bijgebouw     

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 Bouwperceelgrens     

een grens van een bouwperceel.

1.20 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk     

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bouwwerk met een vlies- of gordijngevelconstructie     

Hieronder wordt verstaan een bouwwerk:

  1. met vliesgevels, of;
  2. met gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen, of;
  3. met gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding.

Stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding, waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie, worden niet beschouwd als vliesgevels of gordijngevlconstructie.

1.23 Clusterrondweg     

De weg die het gehele bedrijventerrein Park Forum West omringt. De clusterrondweg geeft toegang tot de kavels aan de randen van Park Forum West en geeft toegang tot de doorsnijdingswegen van Park Forum West.

1.24 Dak     

iedere bovenbeƫindiging van een gebouw.

1.25 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum, internetwinkel en supermarkt.

1.26 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling     

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio“s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.27 Dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.28 Erotisch getinte vermaaksfunctie     

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.29 Extensief gebruikte bouwwerken     

bouwwerken waar een zeer gering aantal personen gedurende een langere periode van de dag in/op verblijven, zoals magazijnen of loodsen. Dus de personendichtheid van deze bouwwerken is lager dan 5 personen per hectare.

1.30 Extensief recreatief medegebruik     

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.31 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 Gebruiken     

het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken.

1.33 Geluidzoneringsplichtige inrichting     

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.34 Gevaarlijke stoffen     

gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag (overslag e.d.), risico's met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

1.35 Groepsrisico (GR)     

een maat voor de kans, dat door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen of met een vliegtuig, een (grote) groep mensen, die niet rechtstreeks bij de activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Het GR kan toenemen door uitbreiding van risicovolle activiteiten enerzijds en door het verhogen van de personendichtheid anderzijds.

1.36 Groothandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.37 Hoofdgebouw     

een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt..

1.38 Internetwinkel     

Internetwinkels worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij:

  • de transactie via internet of andere media tot stand komt, en;
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of
  • de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.

1.39 Intensief gebruikte bouwwerken     

bouwwerken waar meerdere personen gedurende een langere periode van de dag in/op verblijven, zoals kantoren, fabrieken of werkplaatsen. Dus de personendichtheid van deze bouwwerken is hoger dan 5 personen per hectare.

1.40 Invloedsgebied     

gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd.

1.41 Kantoor     

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.42 Kunstobject     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van ƩƩn der beeldende kunsten.

1.43 Kunstwerk     

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.44 Kwetsbaar object     

  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde:
    1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens met een dichtheid van maximaal twee objecten per hectare en voor zover die objecten niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
    2. bedrijfswoningen;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren:
    1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. sociale werkplaatsen, of;
    4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi of;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting zoals genoemd in artikel 2 van het Bevi.

1.45 Landschappelijke waarden     

het geheel van waarden in verband met bijzondere waarneembare landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden die wordt bepaald door de onderliggende samenhang en beĆÆnvloeding van levende en niet levende (abiotische) natuur.

1.46 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

de bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG zoals deze gold ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 1 behorende bij deze regels.

1.47 Natuurwaarde     

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.48 Nota Parkeernormen 2016     

parkeernormen vastgesteld op 17 mei 2016, gepubliceerd en in werking getreden op 10 juni 2016 (gemeenteblad van Eindhoven 2016, nr. 41).

1.49 Nutsvoorzieningen     

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.50 Peil     

0.30 m' boven de kruin van de weg.

1.51 Permanente bulkopslag     

Opslag langer dan 2 jaar op hetzelfde perceel van meer dan 1 m³.

1.52 Plaatsgebonden risico (PR)     

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.53 Productiegebonden detailhandel     

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of hersteld, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.54 Prostitutiebedrijf     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin tegen vergoeding seksuele handelingen worden verricht.

1.55 PR10-6/jaar contour     

een contour die het plaatsgebonden risico aanduidt, en waarbinnen de kans bestaat van 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.56 Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)     

regeling van de Staatssecretaris van VROM van 8 september 2004, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.57 Rijstrook     

gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.

1.58 Risicovolle inrichting     

  1. inrichtingen zoals genoemd in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (Bijlage 2 van de regels) respectievelijk artikel 1b van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) (Bijlage 3 van de regels);
  2. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I van de regeling provinciale risicokaart (Bijlage 4 van de regels) of onder het Registratiebesluit Externe Veiligheid;
  3. inrichtingen met toxische gassen;
  4. inrichtingen met een brandbaar gas in een drukhouder met een inhoud van meer dan 1 m3.

1.59 Seksinrichting     

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 Uitbouw     

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.61 Verminderd zelfredzame functies     

Functies voor verminderd zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijf, gastouderopvang, basisschool, bejaardenhuis, verpleeghuis, ziekenhuis.

1.62 Verminderd zelfredzame personen     

Personen die in het algemeen uitsluitend met individuele begeleiding een onveilige zone kunnen verlaten.

1.63 Vlies- of gordijngevelconstructie     

Gevels in de vorm van stalen sandwichpanelen Ʃn gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding worden beschouwd als vliesgevels. Uitzondering hierop vormen stalen gevels opgebouwd uit binnendozen met damwandbekleding waarbij de binnendozen onderdeel uitmaken van de stabiliteitsconstructie.

1.64 Water     

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.65 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit (zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, sloten, greppels en vijvers, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen etc.).

1.66 Wet geluidhinder     

Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan.

1.67 Wet milieubeheer     

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiƫne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.68 Wet ruimtelijke ordening     

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, inclusief ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, installatieruimten, reclame-objecten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De hoogte van een windturbine:     

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.3 Ondergeschikte bouwonderdelen     

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, reclameaanduidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.4 Peil     

0,30 meter boven de kruin van de weg.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf - 1     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - 1Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de "Lijst van bedrijfsactiviteiten" in Bijlage 1 bij deze regels en behorende tot:
    1. de milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
    2. de milieucategorieƫn 3.1 en 3.2;
  2. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  3. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van het volgende:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, praktijkruimten en zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van produktiegebonden detailhandel zoals genoemd in artikel 3.1, lid b.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  3. gebouwen moeten in de grenzen van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' liggen, worden gebouwd;
  4. het bepaalde in sub c is niet van toepassing als ter plaatse van het betreffende bouwperceel ook een gevellijn ligt. In laatstgenoemde situaties moeten gebouwen of in de grens van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt, worden gebouwd of parallel daaraan in de grens van de gevellijn worden gebouwd;
  5. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  6. het minimale bebouwingspercentage bedraagt 50;
  7. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  8. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
  9. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Dit is niet van toepassing bij bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens of tenminste 6 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
  10. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een gebouw tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
  11. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn zoals bedoeld in sub d;
  12. reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de noordelijke zijde van het perceel, tenzij het betreffende perceel grotendeels ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. In laatstgenoemde situaties moeten reclameobjecten worden gerealiseerd vanaf de zuidelijke zijde van het perceel;
    2. bij bouwpercelen die liggen op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg moeten de reclame-objecten zich primair richten op de clusterrondweg;
    3. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

3.2.2 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan op bouwpercelen die liggen aan de clusterrondweg Ʃn georiƫnteerd zijn op de clusterrondweg;
  2. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte is 15 m2;
  4. gebouwen moeten op 6 meter uit de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd;
  5. het bepaalde in artikel 3.2.1, sub d, moet van toepassing zijn op het bouwperceel. Hierdoor zijn of worden bedrijfsgebouwen in de grens van de gevellijn gebouwd.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, met dien verstande dat:
    1. op de perceelsgrens aan de openbare weg mogen erf- en terreinafscheidingen uitsluitend in de grens van het 'bouwvlak' of de gevellijn en het verlengde daarvan worden gebouwd;
    2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding is 2 meter:
  2. lichtmasten, waarbij de maximale hoogte van lichtmasten 10 meter bedraagt;
  3. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, waarbij de maximale bouwhoogte van deze voorzieningen 5 meter bedraagt;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de buitenopslag van goederen mits dit noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en met dien verstande dat deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels. Dit betekent dat voor deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regels gelden:
    1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten vier gevels/wanden hebben in de vorm van een 'doos'. Een dak is niet noodzakelijk;
    3. De minimale bouwhoogte bedraagt 4 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 19 meter, met dien verstande dat de buitenopslag volledig aan het zicht moet zijn onttrokken vanaf het aansluitende terrein;
    4. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
    5. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Dit is niet van toepassing bij bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens of tenminste 6 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    6. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een bouwwerk tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    7. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn;
    8. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;

 

3.3 Afwijken van de bouwregels     

3.3.1 Achterperceelsgrens     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.1, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.

3.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.3 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. als de hoogte meer dan 19 meter bedraagt, moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

3.4.1 Risicovolle inrichtingen     
  1. een risicovolle inrichting is uitsluitend toegestaan voor zover de PR 10-6/jaar contour van die inrichting binnen de eigen bouwperceelsgrenzen ligt. In afwijking hiervan mag de PR 10-6/jaar contour buiten de eigen bouwperceelsgrens liggen voor zover de contour over water, infrastructuur of openbaar groen ligt;
  2. binnen een PR 10-6/jaar contour zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan;
  3. permanente bulkopslag van meer dan 1 m3 van tot vloeistof verdichte brandbare gassen moet ondergronds plaatsvinden;
  4. het invloedsgebied van een risicovolle inrichting moet binnen de plangrens liggen, tenzij het invloedsgebied buiten de plangrens over water, infrastructuur, openbaar groen of het aangrenzende bedrijventerrein Park Forum Oost ligt.

3.4.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 3.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 3.1 sub b;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  5. het gebruik van gronden voor opslag van goederen, tenzij deze buitenopslag noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en deze buitenopslag voldoet aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels. Dit betekent dat de bouwregels gelden zoals opgenomen in artikel 3.2.3, lid d;
  6. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels     

3.5.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten en hogere categorie     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

3.5.2 Categorie 2     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:

  1. de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiƫnisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht;
  2. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

3.5.3 Risicovolle inrichtingen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

3.6 Wijzigingsbevoegdheid     

3.6.1 Wijziging voor opnemen PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:

  1. de PR10-6/jaar contour niet buiten het bedrijventerrein ligt. Deze contour mag wel buiten het bedrijventerrein liggen, voor zover deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
  2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
  3. de PR10-6/jaar contour niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen, e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een PR10-6/jaar contour;
  4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
  5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

3.6.2 Wijzigen of verwijderen aanduiding PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:

  1. vervalt en/of binnen de eigen bouwperceelsgrenzen komt te liggen. In deze situaties kan de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding helemaal worden verwijderd;
  2. verkleint en/of verplaatst, mits:
    1. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet buiten het bedrijventerrein ligt, tenzij deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
    2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
    3. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een plaatsgebonden risicocontour (PR10-6/jaar);
    4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
    5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

 

Artikel 4 Bedrijf - 2     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - 2Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels en behorende tot:
    1. de milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
    2. de milieucategorieƫn 3.1 t/m 4.1;
  2. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  3. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van het volgende:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, praktijkruimten en zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van produktiegebonden detailhandel zoals genoemd in artikel 4.1, lid b.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Bedrijfsgebouwen     

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  3. gebouwen moeten in de grenzen van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' liggen, worden gebouwd;
  4. het bepaalde in sub c is niet van toepassing als ter plaatse van het betreffende bouwperceel ook een gevellijn ligt. In laatstgenoemde situaties moeten gebouwen of in de grens van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt, worden gebouwd of parallel daaraan in de grens van de gevellijn worden gebouwd;
  5. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  6. het minimale bebouwingspercentage bedraagt 50;
  7. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  8. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
  9. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Dit is niet van toepassing bij:
    1. bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens of tenminste 6 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    2. bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  10. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een gebouw tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
  11. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn zoals bedoeld in sub d;
  12. reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de noordelijke zijde van het perceel, tenzij het betreffende perceel grotendeels ligt ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 2' of 'specifieke bouwaanduiding - 3'. In laatstgenoemde situaties moeten reclameobjecten worden gerealiseerd vanaf de zuidelijke zijde van het perceel;
    2. bij bouwpercelen die liggen op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg moeten de reclame-objecten zich primair richten op de clusterrondweg;
    3. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

4.2.2 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor duurzame energie     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan op bouwpercelen die liggen aan de clusterrondweg Ʃn georiƫnteerd zijn op de clusterrondweg;
  2. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte is 15 m2;
  4. gebouwen moeten op 6 meter uit de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd;
  5. het bepaalde in artikel 4.2.1, sub d, moet van toepassing zijn op het bouwperceel. Hierdoor zijn of worden bedrijfsgebouwen in de grens van de gevellijn gebouwd.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, met dien verstande dat:
    1. op de perceelsgrens aan de openbare weg mogen erf- en terreinafscheidingen uitsluitend in de grenzen van het 'bouwvlak' of de gevellijn en het verlengde daarvan worden gebouwd;
    2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding is 2 meter:
  2. lichtmasten, waarbij de maximale hoogte van lichtmasten 10 meter bedraagt;
  3. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, waarbij de maximale bouwhoogte van deze voorzieningen 5 meter bedraagt;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de buitenopslag van goederen mits dit noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en met dien verstande dat deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels. Dit betekent dat voor deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende regels gelden:
    1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten vier gevels/wanden hebben in de vorm van een 'doos'. Een dak is niet noodzakelijk;
    3. De minimale bouwhoogte bedraagt 4 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 19 meter, met dien verstande dat de buitenopslag volledig aan het zicht moet zijn onttrokken vanaf het aansluitende terrein;
    4. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
    5. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Dit is niet van toepassing bij bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens of tenminste 6 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    6. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een bouwwerk tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    7. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn;
    8. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;

 

4.3 Afwijken van de bouwregels     

4.3.1 Bouwgrens     

Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens 'Water' grenzend aan de bestemming 'Bedrijf - 4' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, sub c, en toestaan dat op een afstand van 18 meter parallel aan de grens van het bouwvlak (rooilijn van 18 meter), gemeten vanaf de bestemming "Verkeer", wordt gebouwd, mits:

  1. het bouwperceel zich volledig binnen de genoemde zone van 450 meter bevindt;
  2. het een grootschalig logistiek bedrijf betreft;
  3. de noodzakelijkheid van deze afwijking is aangetoond;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige uitgangspunten in dit plangebied.

4.3.2 Achterperceelsgrens     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2.1, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.

4.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2.3 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. als de hoogte meer dan 19 meter bedraagt, moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed.

4.4 Specifieke gebruiksregels     

4.4.1 Risicovolle inrichtingen     
  1. een risicovolle inrichting is uitsluitend toegestaan voor zover de PR10-6/jaar contour van die inrichting binnen de eigen bouwperceelsgrenzen ligt. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de eigen bouwperceelsgrens liggen voor zover de contour over water, infrastructuur of openbaar groen ligt;
  2. binnen een PR10-6/jaar contour zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan;
  3. permanente bulkopslag van meer dan 1 m3 van tot vloeistof verdichte brandbare gassen moet ondergronds plaatsvinden;
  4. het invloedsgebied van een risicovolle inrichting moet binnen de plangrens liggen, tenzij het invloedsgebied buiten de plangrens over water, infrastructuur, openbaar groen of het aangrenzende bedrijventerrein Park Forum Oost ligt.

4.4.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 4.1 sub b;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  5. het gebruik van gronden voor opslag van goederen, tenzij deze buitenopslag noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en deze buitenopslag voldoet aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels. Dit betekent dat de bouwregels gelden zoals opgenomen in artikel 4.2.3, lid d;
  6. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels     

4.5.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten en hogere categorie     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

4.5.2 Categorie 2     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:

  1. de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiƫnisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht;
  2. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

4.5.3 Risicovolle inrichtingen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

4.6 Wijzigingsbevoegdheid     

4.6.1 Wijziging voor opnemen PR10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:

  1. de PR10-6/jaar contour niet buiten het bedrijventerrein ligt. Deze contour mag wel buiten het bedrijventerrein liggen, voor zover deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
  2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
  3. de PR10-6/jaar contour niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen, e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een PR10-6/jaar contour;
  4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
  5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2. 

4.6.2 Wijziging aanduiding PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:

  1. vervalt en/of binnen de eigen bouwperceelsgrenzen komt te liggen. In deze situaties kan de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding helemaal worden verwijderd;
  2. verkleint en/of verplaatst, mits:
    1. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet buiten het bedrijventerrein ligt, tenzij deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
    2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
    3. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een PR10-6/jaar contour;
    4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
    5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

 

Artikel 5 Bedrijf - 3     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - 3Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels en behorende tot:
    1. de milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
    2. de milieucategorieƫn 3.1 t/m 4.2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3 - 1' tevens voor bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1, uitsluitend voor zover genoemd onder SBI-code 383202, nr. A2, en behorende tot categorie 5.1 of 5.2;
  3. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder a of b, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  4. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. wegen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van het volgende:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, praktijkruimten en zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van produktiegebonden detailhandel zoals genoemd in artikel 5.1, lid c.

5.2 Bouwregels     

5.2.1 Specifieke bouwaanduiding - 1     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  3. de daken van de gebouwen mogen geen gebogen vorm hebben;
  4. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  5. het minimale bebouwingspercentage bedraagt 35.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen     

Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van bedrijfsgebouwen de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  3. gebouwen moeten in de grenzen van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' liggen, worden gebouwd;
  4. het bepaalde in sub c is niet van toepassing als ter plaatse van het betreffende bouwperceel ook een gevellijn ligt. In laatstgenoemde situaties moeten gebouwen of in de grens van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt, worden gebouwd of parallel daaraan in de grens van de gevellijn worden gebouwd;
  5. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  6. het minimale bebouwingspercentage bedraagt 50;
  7. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  8. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
  9. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Dit is niet van toepassing bij:
    1. bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens of tenminste 6 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    2. bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
    3. bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens of tenminste 6 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
  10. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een gebouw tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
  11. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn zoals bedoeld in sub d;
  12. reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de noordelijke zijde van het perceel, tenzij het betreffende perceel grotendeels ligt ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 2' en 'specifieke bouwaanduiding - 3'. In laatstgenoemde situaties moeten reclameobjecten worden gerealiseerd vanaf de zuidelijke zijde van het perceel;
    2. bij bouwpercelen die liggen op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg moeten de reclame-objecten zich primair richten op de clusterrondweg;
    3. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

 

5.2.3 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor duurzame energie t.p.v. 'specifieke bouwaanduiding - 1'     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  2. de maximale oppervlakte is 15 m2.

5.2.4 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor duurzame energie     

Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan op bouwpercelen die liggen aan de clusterrondweg Ʃn georiƫnteerd zijn op de clusterrondweg;
  2. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte is 15 m2;
  4. gebouwen moeten op 6 meter uit de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd;
  5. het bepaalde in artikel 5.2.2, sub d, moet van toepassing zijn op het bouwperceel. Hierdoor zijn of worden bedrijfsgebouwen in de grens van de gevellijn gebouwd.

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.p.v. 'specifieke bouwaanduiding - 1'     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met dien verstande dat:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens aan de openbare weg zijn toegestaan mits:
    1. deze uitsluitend in de grenzen van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' liggen, worden gebouwd;
    2. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen 6 meter is.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijn toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, met dien verstande dat:
    1. op de perceelsgrens aan de openbare weg mogen erf- en terreinafscheidingen uitsluitend in de grenzen van het 'bouwvlak' of de gevellijn en het verlengde daarvan worden gebouwd;
    2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding is 2 meter:
  2. lichtmasten, waarbij de maximale hoogte van lichtmasten 10 meter bedraagt;
  3. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, waarbij de maximale bouwhoogte van deze voorzieningen 5 meter bedraagt;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de buitenopslag van goederen mits dit noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en met dien verstande dat deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten voldoen aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels. Dit betekent dat voor deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels gelden:
    1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten vier gevels/wanden hebben in de vorm van een 'doos'. Een dak is niet noodzakelijk;
    3. De minimale bouwhoogte bedraagt 4 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt 19 meter, met dien verstande dat de buitenopslag volledig aan het zicht moet zijn onttrokken vanaf het aansluitende terrein;
    4. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
    5. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd. Dit is niet van toepassing bij bouwpercelen waarvan het grootste deel van het bouwperceel ligt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Bij deze bouwpercelen moet tenminste 6 meter uit de noordelijke zijdelingse perceelsgrens of tenminste 6 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    6. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een bouwwerk tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
    7. per bouwperceel moet tenminste 70% van de totale perceelbreedte worden bebouwd. Dit geldt ter hoogte van de grens van het bouwvlak, die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt of ter hoogte van de gevellijn;
    8. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;

 

5.3 Afwijken van de bouwregels     

5.3.1 Bouwgrens     

Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens 'Water' grenzend aan de bestemming 'Bedrijf - 4' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, sub c, en toestaan dat op een afstand van 18 meter parallel aan de grens van het bouwvlak (rooilijn van 18 meter), gemeten vanaf de bestemming "Verkeer", wordt gebouwd, mits:

  1. het bouwperceel zich volledig binnen de genoemde zone van 450 meter bevindt;
  2. het een grootschalig logistiek bedrijf betreft;
  3. de noodzakelijkheid van deze afwijking is aangetoond;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige uitgangspunten in dit plangebied.

5.3.2 Achterperceelsgrens     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.2, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.

5.3.3 Bebouwingspercentage     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.1, sub e, bepaalde en toestaan dat tenminste 25% van een bouwperceel wordt bebouwd.

5.3.4 Bouwwerk, geen gebouwen zijnde     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.6 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. als de hoogte meer dan 19 meter bedraagt, moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed.

5.4 Specifieke gebruiksregels     

5.4.1 Risicovolle inrichtingen     
  1. een risicovolle inrichting is uitsluitend toegestaan voor zover de PR10-6/jaar contour van die inrichting binnen de eigen bouwperceelsgrenzen ligt. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de eigen bouwperceelsgrens liggen voor zover de contour over water, infrastructuur of openbaar groen ligt;
  2. binnen een PR10-6/jaar contour zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan;
  3. permanente bulkopslag van meer dan 1 m3 van tot vloeistof verdichte brandbare gassen moet ondergronds plaatsvinden;
  4. het invloedsgebied van een risicovolle inrichting moet binnen de plangrens liggen, tenzij het invloedsgebied buiten de plangrens over water, infrastructuur, openbaar groen of het aangrenzende bedrijventerrein Park Forum Oost ligt.

5.4.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 5.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 5.1 sub c;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  5. met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', het gebruik van gronden voor opslag van goederen. Het gebruik van gronden voor buitenopslag van goederen is toegestaan als deze buitenopslag noodzakelijk is vanwege sectorale (milieu)regelgeving en voldoet aan het beeldkwaliteitsplan van Park Forum West zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels. Dit betekent dat de bouwregels gelden zoals opgenomen in artikel 5.2.6, lid d;
  6. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels     

5.5.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten en hogere categorie     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

5.5.2 Categorie 2     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:

  1. de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiƫnisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht;
  2. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

5.5.3 Risicovolle inrichtingen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

5.6 Wijzigingsbevoegdheid     

5.6.1 Wijziging voor opnemen PR10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:

  1. de PR10-6/jaar contour niet buiten het bedrijventerrein ligt. Deze contour mag wel buiten het bedrijventerrein liggen, voor zover deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
  2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
  3. de PR10-6/jaar contour niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen, e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een PR10-6/jaar contour;
  4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
  5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

5.6.2 Wijziging aanduiding PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:

  1. vervalt en/of binnen de eigen bouwperceelsgrenzen komt te liggen. In deze situaties kan de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding helemaal worden verwijderd;
  2. verkleint en/of verplaatst, mits:
    1. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet buiten het bedrijventerrein ligt, tenzij deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
    2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
    3. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een plaatsgebonden risicocontour (10-6/jaar);
    4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
    5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

 

Artikel 6 Bedrijf - 4     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Bedrijf - 4Ā“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels en behorende tot:
    1. de milieucategorie 2, uitsluitend voor zover het betreft groothandelsbedrijven of bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw of bedrijven op een bouwperceel van tenminste 1.000 m²;
    2. de milieucategorieƫn 3.1 t/m 4.2;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4 - 1' tevens voor bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1, uitsluitend voor zover genoemd onder SBI-code 383202, nr. A2, en behorende tot categorie 5.1 of 5.2;
  3. productiegebonden detailhandel deel uitmakend van bedrijven vermeld onder sub a of sub b, met uitzondering van detailhandel in voedings – en genotmiddelen;
  4. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  5. wegen;

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. infrastructurele voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met inachtneming van het volgende:

  1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, praktijkruimten en zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van productiegebonden detailhandel zoals genoemd in artikel 6.1, lid c;
  2. beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zijn niet toegestaan.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Specifieke bouwaanduiding - 1     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  3. de daken van de gebouwen mogen geen gebogen vorm hebben;
  4. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter.

6.2.2 Gebouwen     

Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak“ worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen gebouwen toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;
  3. gebouwen moeten in de grenzen van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' liggen, worden gebouwd;
  4. het bepaalde in sub c is niet van toepassing als ter plaatse van het betreffende bouwperceel ook een gevellijn ligt. In laatstgenoemde situaties moeten gebouwen of in de grens van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' ligt, worden gebouwd of parallel daaraan in de grens van de gevellijn worden gebouwd;
  5. de minimale en maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 4 meter respectievelijk 19 meter;
  6. het minimale bebouwingspercentage bedraagt 35;
  7. de hellingshoek van de daken van de gebouwen bedraagt maximaal 5°;
  8. indien twee of meer bouwvolumes per bouwperceel worden gebouwd, dan moet het verschil in bebouwingshoogte van deze bouwvolumes tenminste 1,5 meter bedragen;
  9. per bouwperceel moet tenminste 6 meter uit de zuidelijke zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  10. bij bouwpercelen die liggen op een hoek moet een gebouw tenminste 1 meter uit de achterperceelsgrens worden gebouwd;
  11. reclame-objecten mogen uitsluitend op de daken van de gebouwen worden gerealiseerd aan de zijde die het dichtst ligt bij de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat:
    1. de reclameobjecten moeten worden gerealiseerd vanaf de noordelijke zijde van het perceel;
    2. bij bouwpercelen die liggen op een hoek van de clusterrondweg en een doorsnijdingsweg moeten de reclame-objecten zich primair richten op de clusterrondweg;
    3. de verhouding bouwhoogte van een reclame-object en bouwhoogte van een gebouw is 1:5.

6.2.3 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor duurzame energie t.p.v. 'specifieke bouwaanduiding - 1'     

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  2. de maximale oppervlakte is 15 m2.

6.2.4 Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor duurzame energie     

Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie de volgende regels:

  1. gebouwen zijn niet toegestaan op bouwpercelen die liggen aan de clusterrondweg Ʃn georiƫnteerd zijn op de clusterrondweg;
  2. de maximale bouwhoogte is 3 meter;
  3. de maximale oppervlakte is 15 m2;
  4. gebouwen moeten op 6 meter uit de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd;
  5. het bepaalde in artikel 6.2.2, sub d, moet van toepassing zijn op het bouwperceel. Hierdoor zijn of worden bedrijfsgebouwen in de grens van de gevellijn gebouwd.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.p.v. 'specifieke bouwaanduiding - 1'     

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met dien verstande dat:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens aan de openbare weg zijn toegestaan mits:
    1. deze uitsluitend in de grenzen van het 'bouwvlak', die het dichtst bij de bestemming 'Verkeer' liggen, worden gebouwd;
    2. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen 6 meter is.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan met uitzondering van:

  1. erf- en terreinafscheidingen op de perceelsgrens, met dien verstande dat:
    1. op de perceelsgrens aan de openbare weg mogen erf- en terreinafscheidingen uitsluitend in de grenzen van het 'bouwvlak' of de gevellijn en het verlengde daarvan worden gebouwd;
    2. de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding is 2 meter:
  2. lichtmasten, waarbij de maximale hoogte van lichtmasten 10 meter bedraagt;
  3. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, waarbij de maximale bouwhoogte van deze voorzieningen 5 meter bedraagt;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn geen bouwwerken toegestaan:
    1. met een vlies- of gordijngevelconstructie;
    2. met meer dan 25% glasoppervlakten;

 

6.3 Afwijken van de bouwregels     

6.3.1 Bouwgrens     

Aan de westzijde van het plangebied, over een lengte van 450 meter, gemeten in zuidelijke richting vanaf de bestemmingsgrens 'Water' grenzend aan de bestemming 'Bedrijf - 4' kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, sub c, en toestaan dat op een afstand van 18 meter parallel aan de grens van het bouwvlak (rooilijn van 18 meter), gemeten vanaf de bestemming "Verkeer", wordt gebouwd, mits:

  1. het bouwperceel zich volledig binnen de genoemde zone van 450 meter bevindt;
  2. het een grootschalig logistiek bedrijf betreft;
  3. de noodzakelijkheid van deze afwijking is aangetoond;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de stedenbouwkundige uitgangspunten in dit plangebied.

6.3.2 Achterperceelsgrens     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2.2, sub j, bepaalde en toestaan dat bij bouwpercelen die liggen op een hoek een gebouw op de achterperceelsgrens wordt gebouwd.

6.3.3 Bebouwingspercentage     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2.2, sub f, bepaalde en toestaan dat tenminste 25% van een bouwperceel wordt bebouwd.

6.3.4 Bouwwerk, geen gebouw zijnde     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2.6 bepaalde en toestaan dat er bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  2. als de hoogte meer dan 19 meter bedraagt, moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed.

6.4 Specifieke gebruiksregels     

6.4.1 Risicovolle inrichtingen     
  1. een risicovolle inrichting is uitsluitend toegestaan voor zover de PR10-6/jaar contour van die inrichting binnen de eigen bouwperceelsgrenzen ligt. In afwijking hiervan mag de PR10-6/jaar contour buiten de eigen bouwperceelsgrens liggen voor zover de contour over water, infrastructuur of openbaar groen ligt;
  2. binnen een PR10-6/jaar contour zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan;
  3. permanente bulkopslag van meer dan 1 m3 van tot vloeistof verdichte brandbare gassen moet ondergronds plaatsvinden;
  4. het invloedsgebied van een risicovolle inrichting moet binnen de plangrens liggen, tenzij het invloedsgebied buiten de plangrens over water, infrastructuur, openbaar groen of het aangrenzende bedrijventerrein Park Forum Oost ligt.

6.4.2 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 6.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan vermeld in lid 6.1 sub c;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. gebruik van bedrijfsgebouwen voor kantoordoeleinden, anders dan ten dienste van het aldaar gevestigde bedrijf;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  6. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels     

6.5.1 Lijst van bedrijfsactiviteiten en hogere categorie     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels of bedrijven in een hogere categorie toestaan, mits:

  1. het betrokken bedrijf naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met bedrijven die ter plaatse zijn toegestaan, en;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, intensief gebruikte bouwwerken of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

6.5.2 Categorie 2     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, onder a, en tevens bedrijven toestaan die voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 bij deze regels in categorie 2 en het bedrijven betreft op een bouwperceel van minder dan 1.000 m², mits:

  1. de vestiging van deze bedrijven op een bedrijventerrein uit milieuhygiƫnisch oogpunt noodzakelijk wordt geacht;
  2. het niet betreft geluidszoneringsplichtige inrichtingen, intensief gebruikte bouwwerken of zelfstandige kantoorvestigingen, en;
  3. voor het overige het bepaalde in deze bestemming van toepassing blijft.

6.5.3 Risicovolle inrichtingen     

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1, sub d, en toestaan dat het invloedsgebied van een risicovolle inrichting buiten de plangrens ligt, mits het groepsrisico wordt verantwoord conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

6.6 Wijzigingsbevoegdheid     

6.6.1 Wijziging voor opnemen PR10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de gehele PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding aan te duiden. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting gedeeltelijk buiten de eigen bouwperceelsgrenzen ligt en voor zover de contour buiten de eigen bouwperceelsgrens niet uitsluitend over water, infrastructuur of openbaar groen ligt. Het bevoegd gezag kan deze wijzigingsbevoegdheid gebruiken, mits:

  1. de PR10-6/jaar contour niet buiten het bedrijventerrein ligt. Deze contour mag wel buiten het bedrijventerrein liggen, voor zover deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
  2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
  3. de PR10-6/jaar contour niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen, e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een PR10-6/jaar contour;
  4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
  5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2. 

6.6.2 Wijziging aanduiding PR 10-6/jaar contour van risicovolle inrichting     

Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3.6 jo. 3.9a Wro, door de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding te wijzigen en/of te verwijderen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt als de op de verbeelding aangegeven PR10-6/jaar contour die buiten de eigen bouwperceelsgrens ligt:

  1. vervalt en/of binnen de eigen bouwperceelsgrenzen komt te liggen. In deze situaties kan de aanduiding van de PR10-6/jaar contour van een risicovolle inrichting op de verbeelding helemaal worden verwijderd;
  2. verkleint en/of verplaatst, mits:
    1. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet buiten het bedrijventerrein ligt, tenzij deze contour buiten het bedrijventerrein uitsluitend over water, openbaar groen of infrastructuur ligt;
    2. de PR10-6/jaar contour niet over kwetsbare objecten ligt;
    3. de PR10-6/jaar contour als gevolg van deze wijziging niet over beperkt kwetsbare objecten ligt, tenzij deze beperkt kwetsbare objecten extensief worden gebruikt zoals magazijnen, loodsen e.d. Beperkt kwetsbare objecten die intensief worden gebruikt, zoals kantoren, fabrieken en werkplaatsen, zijn niet toegestaan binnen een plaatsgebonden risicocontour (10-6/jaar);
    4. de PR10-6/jaar contour niet over gebouwen/terreinen ligt die zijn bestemd voor verminderd zelfredzame functies;
    5. de warmtestraling door brand op de perceelsgrens, behoudens de perceelsgrens die direct grenst aan openbaar groen, water of infrastructuur, niet hoger is dan 15 kW/m2.

Artikel 7 Groen     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Groen“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. paden;
  4. speelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  7. kunstobjecten;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': (fiets)paden ten behoeve van het langzaam verkeer;

met daarbij behorende:

  1. verhardingen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels     

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximum bouwhoogte van lichtmasten is 10 m;
  2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 5 m.

Artikel 8 Natuur     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Natuur“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;
  2. het behoud, herstel en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. de aanleg en instandhouding van watergangen en waterpartijen;
  5. beheer en/of zuivering van oppervlakte- en rioolwater;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': (fiets)paden ten behoeve van het langzaam verkeer;

met daarbij behorende:

  1. extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. openbare nutsvoorzieningen;
  4. verhardingen;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels     

8.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat voor bouwwerken voor informatievoorziening, entreevoorziening dan wel schuilvoorziening een maximale bouwhoogte geldt van 3 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

8.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik na realisatie van de ecologische verbindingszone voor:
    1. het diepwoelen of -ploegen van de bodem;
    2. het aanleggen en verharden van wegen, niet zijnde fiets-, onderhouds- of voetpaden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan in het totaal 200 m².
  2. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

8.4.1 Werk en werkzaamheden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming `Natuur“ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het aanbrengen van ondergrondse (infrastructurele) leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  3. het verwijderen van houtgewas, het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en boomgroepen;
  4. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.

8.4.2 Uitzonderingen     

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  1. welke het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
  2. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend.

8.4.3 Toelaatbaarheid     

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden zoals beschreven in lid 8.1.

Artikel 9 Verkeer     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Verkeer“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, bestaande uit maximaal 2 rijstroken;
  2. voet- en fietspaden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. geluidwerende voorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen en voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels     

9.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer geldt dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 5 meter is.

 

9.3 Specifieke gebruiksregels     

9.3.1 Strijdig gebruik     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals vermeld in lid 9.1 wordt in ieder geval gerekend conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Artikel 10 Water     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor `Water“ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. alle oppervlaktewateren, zoals riveren, beken en andere waterlopen, alsmede sloten, greppels, (infiltratie)vijvers ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
  2. waterberging;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  2. groenvoorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels     

10.2.1 Gebouwen     

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 5 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.1 wordt in ieder geval gerekend:

  1. het aanleggen van woonschepen;
  2. het opslaan, storten of bergen van voorwerpen, stoffen, materialen of chemicaliƫn en soortgelijke producten, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  3. conform het luchthavenbesluit Eindhoven oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare, natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden, vishouderijen met extramurale bassins, extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal en afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Artikel 11 Waterstaat - Waterbergingsgebied     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. de aanleg en instandhouding van voorzieningen voor waterberging met een inhoud van minimaal 12.560 m3;

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels     

11.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximum bouwhoogte van 3 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels     

13.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming     

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig die bestemming.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels     

14.1 Veiligheidszone - munitie     

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn niet toegestaan:

  1. bouwwerken met een vlies- of gordijngevelconstructie;
  2. bouwwerken met meer dan 25% glasoppervlakten.

14.2 Milieuzone - boringsvrije zone     

Binnen de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn, onverminderd het elders in dit bestemmingsplan bepaalde, de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels     

15.1 Binnenplans afwijken     

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10 % van die maten, afmetingen en percentages. Als deze afwijking de bouwhoogte van gebouwen betreft moet bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies zijn ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat de aanduiding 'bouwvlak' wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 meter is;
  4. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten 25 meter is, mits bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS), te weten de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie, schriftelijk advies is ingewonnen waaruit kan worden opgemaakt dat de ILS niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beĆÆnvloed;
  5. de regels met het oog op de realisering van nutsvoorzieningen en/of voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer tot maximaal 150 m2 (bvo) en een bouwhoogte van maximaal 5 meter.

Artikel 16 Overige regels     

16.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren     

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels Nota Parkeernormen 2016 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
  2. Als de onder sub a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

16.2 Afwijken van parkeereis     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 indien:

  1. uit een parkeeronderzoek blijkt dat meer of minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn;
  2. het voldoen aan de in lid 16.1 genoemde parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerplaatsen wordt voorzien.

16.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in lid 16.1 indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 17 Overgangsrecht     

17.1 Overgangsrecht bouwwerken     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken     

het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur).

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten     

Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels van het bestemmingsplan Park Forum West (infrastructuur)

SBI-

code
Nr Omschrijving Afstanden in meters Cate-gorie
geur

stof geluid gevaar

grootste

afstand
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 30 10 50 10 50 D 3.1
016 2 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. <= 500 m2 30 10 30 10 30 2
016 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven:

b.o. > 500 m2
30 10 50 10 50 3.1
016 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven:

b.o. <= 500 m2
30 10 30 10 30 2
0162 KI-stations 30 10 30 C 0 30 2
02 - BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
021, 022, 024 Bosbouwbedrijven 10 10 50 0 50 3.1
03 - VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 C 10 50 3.1
032 0 Vis- en schaaldierkwekerijen:
032 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 100 30 50 C 0 100 3.2
032 2 - visteeltbedrijven 50 0 50 C 0 50 3.1
10, 11 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2
101 2 - vetsmelterijen 700 0 100 C 30 700 5.2
101 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 C 50 R 300 4.2
101 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:

p.o. > 1000 m2
100 0 100 C 50 R 100 3.2
101 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:

p.o. <= 1000 m2
50 0 50 C 30 50 3.1
101 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken:

p.o. <= 200 m2
30 0 50 10 50 3.1
101, 102 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
108 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant- en klaarmaaltijden p.o. < 2.000 m2 50 0 50 10 50 3.1
102 0 Visverwerkingsbedrijven:
102 1 - drogen 700 100 200 C 30 700 5.2
102 2 - conserveren 200 0 100 C 30 200 4.1
102 3 - roken 300 0 50 C 0 300 4.2
102 4 - verwerken anderszins: p.o. > 1000 m2 300 10 50 C 30 300 D 4.2
102 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m2 100 10 50 30 100 3.2
102 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m2 50 10 30 10 50 3.1
1031 - Aardappelproductenfabrieken:
1031 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 30 200 C 50 R 300 4.2
1031 2 - vervaardiging van snacks met p.o, < 2.000 m2 50 10 50 50 R 50 3.1
1032, 1039 0 Groente- en fruitconservenfabrireken:
1032, 1039 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2
1032, 1039 4 - met drogerijen 300 10 200 C 30 300 4.2
1032, 1039 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 10 100 C 10 300 4.2
104101 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke olieƫn en vetten:
104101 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100 C 30 R 200 4.1
104101 2 - p.c. > 250.000 t/j 300 50 300 CZ 50 R 300 4.2
104101 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke olieƫn en vetten:
104102 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100 C 100 R 200 4.1
104101 2 - p.c. >= 250.000 t/j 300 10 300 CZ 200 R 300 4.2
1042 0 Margarinefabrieken:
1042 1 - p.c. < 250.000 t/j 100 10 200 C 30 R 200 4.1
1042 2 - p.c. >= 250.000 t/j 200 10 300 CZ 50 R 300 4.2
1051 0 Zuivelproductenfabrieken:
1051 1 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 t/u 200 100 500 CZ 50 R 500 5.1
1051 2 - geconcentreerde producten, verdamp.cap. >= 20 t/u 200 30 500 CZ 50 R 500 5.1
1051 3 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1051 4 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 t/j 100 0 300 CZ 50 R 300 4.2
1051 5 - overige zuivelproductenfabrieken 50 50 300 C 50 R 300 4.2
1052 1 Consumptie-ijsfabrieken p.o. > 200 m2 50 0 100 C 50 R 100 3.2
1052 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m2 10 0 30 0 30 2
1061 0 Meelfabrieken:
1061 1 - p.c. >= 500 t/u 200 100 300 CZ 100 R 300 4.2
1061 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 C 50 R 200 4.1
1061 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 C 50 200 D 4.1
1062 0 Zetmeelfabrieken:
1062 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 C 30 R 200 4.1
1062 2 - p.c. >= 10 t/u 300 100 300C Z 50 R 300 4.2
1091 - Veevoerfabrieken:
1091 1 - destructiebedrijven 700 30 200 C 50 700 D 5.2
1091 2 - beender-, veren-, vis- en vleesmeelfabriek 700 100 100 C 30 R 700 D 5.2
1091 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 100 200 C 30 300 4.2
1091 4 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water 700 200 300 CZ 50 700 5.2
1091 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200C 30 200 4.1
1091 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 100 300 CZ 50 R 300 4.2
1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 C 30 200 4.1
1071 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 1 - v.c. < 7500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2
1071 2 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2
1072 Banket-, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2
1081 0 Suikerfabrieken:
1081 1 - v.c. < 2.500 t/j 500 100 300 C 100 R 500 5.1
10821 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 1 - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m2 500 50 100 50 R 500 5.1
10821 2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m2 100 30 50 30 100 3.2
10821 3 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m2 30 10 30 10 30 2
10821 4 - suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30 R 300 4.2
10821 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. > 200 m2
100 30 50 30 R 100 3.2
10821 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden:

p.o. <= 200 m2
30 10 30 10 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1083 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 1 - koffiebranderijen 500 30 200 C 10 500 D 5.1
1083 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1
1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 D 4.1
1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 200 4.1
1089 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1089 2 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 300 4.2
1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1
110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200 C 30 300 4.2
110102 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
110102 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 C 30 R 200 4.1
110102 2 - p.c. >= 5.000 t/j 300 50 300 C 50 R 300 4.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 C 0 30 2
1105 Bierbrouwerijen 300 30 100 C 50 R 300 4.2
1106 Mouterijen 300 50 100 C 30 300 4.2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2
12 - VERWERKING VAN TABAK
120 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 C 30 200 4.1
13 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
132 0 Weven van textiel:
132 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
132 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
1393 Tapijt-, kokos- en vloetmattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
14 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN

(EXCL. KLEDING)
151, 152 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50D 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
16 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2
16102 0 Houtconserveringsbedrijven:
16102 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1
16102 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
162 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
162 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 0 30 50 0 50 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
17 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1711 Vervaardiging van pulp 200 100 200 C 50 R 200 4.1
1712 0 Papier- en kartonfabrieken:
1712 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 C 30 C 50 3.1
1712 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 CZ 50 R 200 4.1
1712 3 - p.c. >= 15 t/u 200 100 300 CZ 100 R 300 4.2
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 0 Golfkartonfabrieken:
17212 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 C 30 R 100 3.2
17212 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 CZ 30 R 200 4.1
58 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE

VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
1814 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30D 2
19 - AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 A Smeerolieƫn- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2
19202 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 300 4.2
19202 C Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50 R 300D 4.2
20 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2011 0 Vervaardiging van industriƫle gassen:
2011 1 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht 10 0 700 CZ 100 R 700 5.2
2011 2 - overige gassenfabrieken, niet explosief 100 0 500 C 100 R 500 5.1
2011 3 - overige gassenfabrieken, explosief 100 0 500 C 300 R 500 5.1
2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 C 200 R 200D 4.1
2012 0 Anorg, chemische grondtsoffenfabrieken:
2012 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 100 30 300 C 300 R 300D 4.2
2012 2 - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 50 500 C 700 R 700 D 5.2
20141 A0 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
20141 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 10 200 C 300 R 300D 4.2
20141 B0 Methanolfabrieken:
20141 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 C 100 R 200 4.1
20141 B2 - p.c. >= 100.000 t/j 200 0 300 CZ 200 R 300 4.2
20149 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
20149 1 - p.c. < 50.000 t/j 300 0 200 C 100 R 300 4.2
20149 2 - p.c. >= 50.000 t/j 500 0 300 CZ 200 R 500 5.1
2015 Kustmeststoffenfabrieken 500 300 500 C 500 R 500 5.1
2016 Kunstharsenfabrieken e.d. 700 30 300 C 500 R 700 5.2
202 0 Landbouwchemicaliƫnfabrieken:
202 2 - formulering en afvullen 100 10 30 C 500 R 500 D 5.1
203 Verf-, lak- en vernisfabrieken 300 30 200 C 300 R 300D 4.2
2110 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2110 1 - p.c. < 1.000 t/j 200 10 200 C 300 R 300 4.2
2110 2 - p.c. >= 1.000 t/j 300 10 300 C 500 R 500 5.1
2120 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1
2120 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200 C 100 R 300 4.2
2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 C 50 R 300 4.2
2052 - Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
2052 2 - met dierlijke grondstoffen 500 30 100 50 500 5.1
205902 Fotochemische productenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2
205903 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1
205903 B Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 200 30 100 C 200 R 200 D 4.1
2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 30 300 C 200 R 300 4.2
22 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER

EN KUNSTSTOF
221101 Rubberbandenfabrieken 300 50 300 C 100 R 300 4.2
221102 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
221102 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 R 200 4.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2
222 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 200 4.1
222 2 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 300 4.2
222 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststof bouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1
23 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 0 Glasfabrieken:
231 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
231 2 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 t/j 30 100 300 CZ 50 R 300 4.2
231 3 - glaswol en glasvezels, p.c. < 5.000 t/j 300 100 100 30 300 4.2
231 4 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j 500 200 300 CZ 50 R 500 5.1
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
232, 234 0 Aardewerkfabrieken:
232, 234 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
232, 234 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
233 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1
233 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 R 200 4.1
2351 0 Cementfabrieken:
2351 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 300 500 C 30 R 500 5.1
235201 0 Kalkfabrieken:
235201 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1
235201 2 - p.c. >= 100.000 t/j 50 500 300 Z 50 R 500 5.1
235202 0 Gipsfabrieken;
235202 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 R 200 4.1
235202 2 - p.c. >= 100.000 t/j 50 500 300 Z 50 R 500 5.1
23611 0 Betonwarenfabrieken:
23611 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrillers 10 100 200 30 200 4.1
23611 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 10 100 300 30 300 4.2
23611 3 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d 30 200 700 Z 30 700 5.2
23612 0 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
23612 2 - p.c. >= 100.000 t/j 30 200 300 Z 30 300 4.2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2363, 2364 0 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 R 100 3.2
2363, 2364 2 - p.c >= 100 t/u 30 200 300 Z 50 R 300 4.2
2365, 2369 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips):
2365, 2369 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 100 3.2
2365, 2369 2 - p.c. >= 100 t/d 30 200 300 Z 200 R 300 4.2
237 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 10 30 100 0 100 D 3.2
237 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m2 10 30 50 0 50 3.1
237 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 10 100 300 10 300 4.2
237 4 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j 30 200 700 Z 10 700 5.2
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1
2399 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2399 A1 - p.c. < 100 t/u 300 100 100 30 300 4.2
2399 A2 - p.c. >= 100 t/u 500 200 200 Z 50 500 5.1
2399 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2399 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 100 200 300 CZ 30 300 4.2
2399 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 C 50 200 4.1
2399 C Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2
2399 D0 Asfaltcentrales p.c. < 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1
2399 D1 - asfaltcentrales, p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2
24 - VERVAARDIGING VAN METALEN
241 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
241 1 - p.c. < 1.000 t/j 700 500 700 200 R 700 5.2
245 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
245 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 500 30 500 5.1
243 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
243 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 300 30 300 4.2
243 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 50 700 Z 50 R 700 5.2
244 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
244 A1 - p.c. < 1.000 t/j 100 100 300 30 R 300 4.2
244 A2 - p.c. >= 1.000 t/j 200 300 700 Z 50 R 700 5.2
244 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
244 B1 - p.o. < 2.000 m2 50 50 500 50 R 500 5.1
2451, 2452 0 IJzer- en staalgieterijen/-smelterijen:
2451, 2452 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2
2451, 2452 2 - p.c. >= 4.000 t/j 200 100 500 CZ 50 R 500 5.1
2453, 2454 0 Non-ferro-metaalgieterijen/-smelterijen:
2453, 2454 1 - p.c. < 4.000 t/j 100 50 300 C 30 R 300 4.2
2453, 2454 2 - p.c. >= 4.000 t/j 200 100 500 CZ 50 R 500 5.1
25, 31 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDDELEN)
251, 331 0 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
251, 331 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
251, 331 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
251, 331 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 50 200 300 Z 30 300 4.2
2529, 3311 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2529, 3311 1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 300 30 R 300 4.2
2529, 3311 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 100 500 Z 50 R 500 5.1
2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1
255, 331 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1
255, 331 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 D 3.2
255, 331 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 D 3.1
2561, 3311 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 10 - stralen 30 200 200 30 200 D 4.1
2561, 3311 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2
2561, 3311 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2
2561, 3311 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2
2561, 3311 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2561, 3311 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2561, 3311 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2561, 3311 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2
2561, 3311 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) 30 30 100 50 100 3.2
2562, 3311 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2
2562, 3311 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m2 10 30 50 10 50 D 3.1
259, 331 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 A1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
259, 331 A2 - p.o. >= 2.000 m2 50 100 500 Z 30 500 5.1
269, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
259, 331 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig p.o. < 200 m2 30 30 50 10 50 3.1
27, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 0 Machine- en apparatenfabrieken:
27, 28, 33 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 D 3.2
27, 28, 33 2 - p.o. >= 2.000 M2 50 30 200 30 200 D 4.1
28, 33 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 300 D 4.2
26, 28, 33 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
26, 27, 33 - VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 200 30 30 50 200 4.1
271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1
273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 R 200 D 4.1
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
274 Lampenfabrieken 200 30 30 300 R 300 4.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
26, 33 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 D 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
26, 32, 33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
29 - VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
291 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 C 30 R 200 D 4.1
291 2 - p.o. >= 10.000 m2

200 30 300 Z 50 R 300 4.2
29201 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 R 200 4.1
29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
30 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN

(EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
301, 3315 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2
301, 3315 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1
301, 3315 4 - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW

100 100 500 CZ 50 500 5.1
3831 Scheepssloperijen 100 200 700 100 R 700 5.2
302, 317 - Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2
302, 317 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW

50 30 300 Z 30 R 300 4.2
303, 3316 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
303, 3316 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2
31 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1
38 - VOORBEREIDING TOT RECYCLING
383201 Metaal- en autoschredders 30 100 500 Z 30 500 5.1
383202 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
383202 A1 - v.c. < 100.000 t/j 30 100 300 10 300 4.2
383202 A2 - v.c. >= 100.000 t/j 30 200 700 10 700 5.2
383202 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 300 4.2
383202 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300 C 50 300 4.2
35 - PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 A0 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)

35 A1 - kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 700 700 CZ 200 700 5.2
35 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen >= 75 MWth

100 100 500 CZ 100 500 5.1
35 A3 - gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 100 500 CZ 100 R 500 5.1
35 A5 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 30 30 500 CZ 100 R 500 5.1
35 B0 bio-energieinstallaties elektrisch vermogen

< 50 MWe:
35 B1 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2
35 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van

overige biomassa
50 50 100 30 R 100 3.2
35 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2
35 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1
35 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100C 50 100 3.2
35 C4 - 200 - 1000 MVA 0 0 300 CZ 50 300 4.2
35 C5 - >= 1000 MVA 0 0 500 CZ 50 500 5.1
35 D0 Gasdistributiebedrijven:
35 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300 C 100 300 4.2
35 D2 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW

0 0 500 C 200 R 500 5.1
35 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, cat. A 0 0 10 C 10 10 1
35 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 C 10 30 2
35 D5 - gasontvang- en verdeelstations, cat. D 0 0 50C 50 R 50 3.1
35 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2
35 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2
36 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 A0 Waterwinning-/bereiding bedrijven:
36 A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1
36 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2
36 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2
36 B3 - >= 15 MW 0 0 300 C 10 300 4.2
41, 42, 43 - BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
41, 42, 43 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 2 Aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. > 1000 m2
10 30 50 10 50 3.1
41, 42, 43 3 - aannemersbedrijven met werkplaats:

b.o. < 1000 m2
0 10 30 10 30 2
45, 47 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTOR- FIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
451 Groothandel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 100 3.2
45204 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
45204 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accesoires 0 0 30 10 30 2
473 0 Benzineservicestations:
473 1 - met LPG > 1000 m3/jr 30 0 30 200 R 200 4.1
473 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 R 50 3.1
473 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
46 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
4621 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1
4621 1 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 100 100 300 Z 50 R 300 4.2
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
4623 Groothandel in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsolieƫn 10 0 30 50 R 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
46499 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2
46499 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1
46499 3 - professioneel vuurwerk, netto expl.massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) 10 0 30 500 V 500 5.1
46499 5 - munitie 0 0 30 30 30 2
46711 0 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
46711 2 - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 50 500 500 Z 100 500 5.1
46712 0 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
46712 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 R 200 D 4.1
46712 2 - vloeistoffen, o.c >= 100.000 m3 100 0 50 500 R 500 D 5.1
46712 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2
46713 Groothandel in minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
46721 0 Groothandel in metaalertsen:
46721 1 - opslag opp. < 2.000 m2 30 300 300 10 300 4.2
46721 2 - opslag opp. >= 2.000 m2 50 500 700 Z 10 700 5.2
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
4673 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 10 50 10 50 3.1
4673 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m2 0 10 30 10 30 2
46735 4 zand en grind:
46735 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
46735 6 - algemeen: b.o. <= 200 m2 0 10 30 0 30 2
4674 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
4674 2 - algemeen: b.o. < = 2.000 m2 0 0 30 0 30 2
46751 Groothandel in chemische producten 50 10 30 100 R 100 D 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
4677 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 10 30 100 30 100 3.2
4677 1 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m2 10 10 50 10 50 3.1
4677 0 Overige groothandel in afval en schroot:

b.o. > 1000 m2
10 30 100 10 100 D 3.2
4677 1 - overige groothandel in afval en schroot:

b.o. <= 1000 m2
10 10 50 10 50 3.1
466 0 Groothandel in machines en apparaten:
466 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
466 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 0 0 30 0 30 2
47 - DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 50 3.1
55 - LOGIES, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 C 10 30 2
49 - VERVOER OVER LAND
491, 492 0 Spoorwegen:
491, 492 1 - stations 0 0 100 C 50 R 100 D 3.2
491, 492 2 - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) 30 30 300 C 300 R 300 D 4.2
493 Bus-, tram- en metrostations en -remises 0 10 100 C 0 100 D 3.2
493 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2
493 Touringcarbedrijven 10 0 100 C 0 100 3.2
494 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 0 0 100 C 30 100 3.2
494 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1000 m2 0 0 50 C 30 50 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 C 10 30 D 2
52 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52102, 52109 A Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1
52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 C 10 30 2
5221 1 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 C 0 30 2
5221 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2
5223 B Helikopterlandplaatsen 0 50 500 50 500 5.1
53 - POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2
61 B0 Zendinstallaties:
61 B1 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 C 100 100 3.2
77 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 D 2
58, 63 B Datacentra 0 0 30 C 0 30 2
72 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2
82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 50 30 200 C 50 R 200 4.1
84 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
8422 Defensie-inrichtingen 30 30 200 C 100 200 D 4.1
8425 Brandweerkazernes 0 0 50 C 0 50 3.1
37, 38, 39 - MILIEUDIENSTVERLENING
3700 A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
3700 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100 C 10 200 4.1
3700 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200 CZ 10 300 4.2
3700 A3 - >= 300.000 i.e. 500 10 300 CZ 10 500 5.1
3700 B rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2
381 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
381 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1
381 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2
382 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 A1 - mestverwerking/korrelfabrieken 500 10 100 C 10 500 5.1
382 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
382 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
382 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2
382 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 200 300 CZ 50 300 D 4.2
382 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2
382 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2
382 C0 Composteerbedrijven:
382 C1 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr 300 100 50 10 300 4.2
382 C2 - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr 700 300 100 30 700 5.2
382 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2
382 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1
382 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 200 4.1
94 - DIVERSE ORGANISATIES
94991 B Honderdressuurterreinen 0 0 50 0 50 3.1
59 - CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 C 10 30 2
96 - OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 C 30 50 3.1
96011 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2
96013 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2
9603 0 Begrafenisondernemingen:
96032 3 - crematoria 100 10 30 10 100 3.2
9609 A Dierenasiels en -pensions 30 0 100 C 0 100 3.2