direct naar inhoud van 5.6 Natuur
Plan: 2e uitwerking Blixembosch Noordoost (velden)
Status: onherroepelijk
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80153-0501

5.6 Natuur

Door buro Ecologica is in augustus 2009 onderzoek in het plangebied uitgevoerd om de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten dieren en planten in het kader van de Flora en faunawet vast te stellen. Het onderzoek is verwoord in het rapport 'Beschermde flora en fauna Blixembosch Noordoost te Eindhoven, Quickscan in het kader van de Flora en Faunawet, gemeente Eindhoven Fase 1' (bijlage). Het onderzoeksrapport doet verslag van 'fase 1' waarin is aangegeven voor welke ingrepen een ontheffingsaanvraag nodig is. De resultaten worden hieronder samengevat weergegeven.

Vogels

Er zijn geen vaste nesten van vogels binnen het onderzoeksgebied vastgesteld.

Amfibieën

Het onderzoeksgebied bevat geen voor amfibieën geschikt open water. De in het onderzoeksgebied te verwachten amfibieën hebben betrekking op zwervers of betreffen algemene beschermde soorten waarvoor geen ontheffing nodig is. Nader onderzoek of ontheffing is niet nodig.

Reptielen, ongewervelden en vissen

Er zijn geen beschermde reptielen of ongewervelden aanwezig of te verwachten in het onderzoeksgebied. Nader onderzoek of een ontheffingsaanvraag voor deze soortgroepen is niet nodig.

Ook beschermde vissen zijn niet te verwachten aangezien er geen open water binnen het onderzoeksgebied aanwezig is. De nabijgelegen Groote beek is slechts matig geschikt. Bovendien zal deze naar verwachting niet worden getroffen door de maatregelen. Nader onderzoek of een ontheffingsaanvraag voor deze soortgroep is niet nodig.

Aandachtspunten

Verder zal met de volgende aandachtspunten tijdens de bouw en aanleg van de wijk rekening worden gehouden:

• Beschermde broedvogels die tijdens het broedseizoen in het gebied kunnen voorkomen tussen de aanwezige vegetatie. Dit betekent dat maatregelen waarbij vegetatie wordt verwijderd buiten het broedseizoen zal plaatsvinden om verstoring te voorkomen. De kans dat er helemaal geen vogels broeden is namelijk vrij klein. Binnen het plangebied is slechts zeer beperkt geschikte broedgelegenheid aanwezig. Aanwezigheid van broedvogels kan echter niet geheel worden uitgesloten. LNV geeft als richtlijn voor het broedseizoen de periode half maart tot half juni.

Algemeen wordt aangehouden dat het broedseizoen van de meeste vogels loopt van half maart tot half juli. Om rekening te houden met een klein aantal soorten die eerder of later broeden zal tussen half februari en eind augustus géén maatregelen worden getroffen. Indien besloten wordt ertoe over te gaan om het gebied vóór de broedtijd kaal te maken en vervolgens in de broedtijd door te werken, dan zal er voor gewaakt worden dat er zich in de nieuwe kale situatie geen nieuwe broedgevallen voordoen zolang er nog maatregelen worden uitgevoerd. De aanwezigheid van nesten worden tijdens alle fasen van de werkzaamheden uitgesloten.

• Ook ten aanzien van andere organisme zal de zorgplicht in acht worden genomen. Dit houdt in dat er volgens normaal gebruik zorgvuldig gewerkt zal worden, waarbij indien mogelijk verstoring wordt voorkomen. Vanzelfsprekend zullen geen dieren actief worden gedood.

Notitie vleermuizenonderzoek

Door Ecologica BV is in de periode juni-september onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen in het plangebied. De inventarisatie is uitgevoerd volgens het Vleermuisprotocol 2010.

De lanen met zomereiken aan de west - en zuidoost zijde zijn belangrijk als voedselgebied voor de gewone dwergvleermuis. Deze moeten bij de ontwikkeling van het gebied zoveel mogelijk worden gespaard.

In de laan met populieren aan de noordzijde bevond zich mogelijk een verblijfplaats van de ruige dwergvleermuis. Vliegroutes zijn aanwezig aan de westzijde waar een beek de A50 passeert, langs de genoemde populierenlaan en mogelijk aan de zuidoost zijde waar viaducten de Kennedylaan passeren. Verder steken vleermuizen mogelijk de John F. Kennedylaan over ten noorden van het industrieterrein Esp.

Notitie dassenonderzoek Blixembosch te Eindhoven

Naar aanleiding van een aantal waarnemingen door een bewoner, is door Ecologica een dassenonderzoek uitgevoerd ten noorden van de woonwijk Blixembosch en rond Aanschot. Doel was het vaststellen of de das momenteel inderdaad in het gebied aanwezig is (er zijn geen andere waarnemingen, ook niet in de NDFF). Bij het aantreffen van sporen van aanwezigheid van de das is verder getracht de vaste verblijfplaats van de das of dassen te vinden. Na vaststelling van het al dan niet aanwezig zijn van zo’n verblijfplaats, is het effect van alle ontwikkelingen en werkzaamheden op de aanwezige dassen vast te stellen en kan worden aangegeven hoe het beste met de nieuwe vestiging kan worden omgegaan.

Resultaten eerste veldbezoek

Op 31 oktober is het eerste veldonderzoek uitgevoerd. De aandacht richtte zich in eerste instantie op de wal ten noorden van de woonwijk Blixembosch. Uit die omgeving stammen de eerdere waarnemingen en de droge wal in de overigens nogal vochtige tot natte omgeving vormt de meest kansrijke locatie voor een dassenburcht.

In praktijk bleek het lastig om de aanwezigheid van dassenburchten vast te stellen. De wal zit vol konijnenholen die deels verder lijken te zijn uitgegraven en daardoor qua afmetingen voldoen aan de dimensies van een dassenburcht. Dit uitgraven gebeurt waarschijnlijk vooral door honden die veelvuldig in het gebied worden uitgelaten en loslopen, maar daarnaast blijken ook vossen in het gebied aanwezig.

Doordat zowel konijnen als vossen samen kunnen wonen met dassen, wordt herkenning van een dassenburcht aan de hand van gebruikssporen verder bemoeilijkt. Bovendien zitten veel grondholen verstopt onder meer of minder uitgebreide braamstruwelen en zijn daardoor vaak onbereikbaar voor nadere inspectie. De zoekstrategie werd daarom al snel verbreed en richtte zich niet alleen meer op het vinden van burchten maar ook op het vinden van foerageersporen en voetafdrukken. Dit laatste leverde resultaat op. Bij een modderpoel ten noorden van de wal werden onmiskenbare prenten van de das gevonden (figuur hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80153-0501_0018.png"

Figuur. Sporen van een das

Na het vinden van de prenten is in eerste instantie weer verder gezocht naar burchten, overigens zonder resultaat. Daarna zijn de weilanden van de Aanschotse beemden, ideale foerageergebieden, onderzocht op foerageersporen. Deze zoekactie bleef eveneens zonder resultaat.

Het eerste veldbezoek heeft bevestigd dat er dassen in het projectgebied aanwezig zijn. De eerdere waarnemingen zijn daarmee ook betrouwbaar. De regelmatige waarnemingen beslaan een behoorlijke tijdsperiode wat betekent dat het projectgebied in elk geval als leefgebied van de das valt te betitelen.

Aangezien das een streng beschermde soort is (FF-wet categorie 3) heeft dit als consequentie dat vaste rust- en verblijfplaatsen niet direct of indirect (via het foerageergebied) mogen worden geschaad.

Conclusie

Er heeft inmiddels overleg plaatsgevonden met de Dassenwerkgroep over deze vestiging. Gezien de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen en het voor de das relatief kleine resterende groengebied moet worden geconcludeerd dat er binnen het onderzoeksgebied geen mogelijkheden zijn voor de das om zich permanent te vestigen, waarbij er uitwisseling kan plaatsvinden tussen verschillende populaties. Op de lange termijn is het dan ook beter te voorkomen dat deze vestiging een duurzaam karakter krijgt.