direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: 2e uitwerking Blixembosch Noordoost (velden)
Status: onherroepelijk
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80153-0501

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor `Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huisverbonden beroep, met dien verstande dat de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen, paden e.d ;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken.

3.2 Bouwregels
3.2.1 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd;
  • c. de maximale bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegegeven, met dien verstande dat het maximum aantal bouwlagen 3 bedraagt;
  • d. ondergronds bouwen is toegestaan waarbij de maximale bouwdiepte 4 m bedraagt;
  • e. de maximale dakhelling bedraagt 55 graden;
  • f. voor het aantal parkeerplaatsen gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage 1 Parkeernormen.

3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw (bg)', gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak worden gebouwd als ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' (bg);
  • b. de gezamenlijke oppervlakte bij een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' (bg) mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de maximaal te bebouwen oppervlakte voor zover ter plaatse van het 'bouwvlak' gebouwd, wordt niet in mindering gebracht op de in dit lid b aangegeven oppervlaktemaat;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte nooit meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 m bedragen indien het dak wordt uitgevoerd in de vorm van een kap;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 3,5 m bedragen indien de aan- en uitbouw of bijgebouw plat wordt afgedekt.

3.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m2 bedragen.

3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak achter het verlengde van de voorgevelrooilijn en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de maximale bouwhoogte van de erf- en terreinafscheidingen is 2 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 2 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor wat betreft:

  • a. de in lid 3.2.2 onder d genoemde maximale goothoogte van aanbouwen en bijgebouwen, indien zulks wenselijk is uit een oogpunt van een goede constructieve en/of bouwkundige aansluiting van de aan-/uitbouw of het bijgebouw bij de hoogte van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
  • b. het bouwen van aan-, uitbouwen en bijgebouwen, buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
    • 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    • 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    • 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de goothoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 3,5 m bedraagt.
  • c. het bouwen van erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bijgebouwen' mits:
    • 1. de stedenbouwkundige opbouw van het straatbeeld niet onevenredig wordt verstoord;
    • 2. de verkeersveiligheid niet nadelig wordt beïnvloed;
    • 3. het uitzicht vanuit naburige woningen niet onevenredig wordt aangetast;
    • 4. de bouwhoogte, gemeten vanaf aansluitend terrein, ten hoogste 2 m bedraagt.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat in combinatie met het wonen:

de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en/of voor een aan-huis-verbonden beroep tot een beroepsvloeroppervlakte van maximaal 75 m2, mits:

  • a. de totale oppervlakte voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan-huisverbonden beroep gezamenlijk niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • b. de verkeersaantrekkende werking niet zodanig is, dat ten gevolge daarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen op de openbare weg, noodzakelijk worden;
  • c. het niet betreft geluidszoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • d. het niet betreft seksinrichtingen en/of detailhandel met uitzondering van detailhandel in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  • e. deze activiteiten door ten hoogste twee personen worden uitgeoefend, waarvan minstens één persoon woonachtig in het betreffende pand; voor kapsalons geldt dat deze activiteit door maximaal één in het pand woonachtige persoon mag worden uitgeoefend;
  • f. de activiteiten geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren.