Plan: | Reconstructie Orpheuslaan |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0772.80099-0501 |
De Interimstructuurvisie Noord-Brabant zoals deze in juni 2008 door Provinciale Staten van Noord-Brabant is vastgesteld, formuleert het provinciale beleid voor de toekomst tot 2020. De provinciale structuurvisie kan gezien worden als een schakel tussen de structuurvisie van het Rijk en die van de gemeenten.
In de Interimstructuurvisie is het hoofdbelang 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Om dit te bereiken wordt in het ruimtelijk beleid de nadruk gelegd op de volgende vijf aspecten:
Eindhoven is gelegen binnen de stedelijke regio Eindhoven-Helmond. In de Interimstructuurvisie is dit gebied aangeduid als een samenhangend en verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu moeten bieden. Bijzondere aandacht is er voor bereikbaarheid, groen, milieu, recreatiemogelijkheden dicht bij huis, en een verbrede landbouw die inspeelt op de vraag vanuit de steden. Er wordt gestreefd naar gedifferentieerde wijken, met een menging van woningtypen, bevolkingsgroepen en functies. Herstructurering en inbreiding bieden tal van mogelijkheden, maar tegelijkertijd zal onbebouwd gebied, ook op langere termijn, moeten worden benut.
Figuur: Ruimtelijke Hoofdstructuur Interimstructuurvisie
Het plangebied van Reconstructie Orpheuslaan is op de Kaart Ruimtelijke Hoofdstructuur grotendeels aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Een klein gedeelte van het plangebied, namelijk het stukje dat rondom de Dommel ligt, is aangemerkt als 'landschappelijke zone' en 'GHS-natuur/in combinatie met water'. Met dit project wordt de verkeerssituatie ter plaatse verbeterd. Dit draagt bij aan de bereikbaarheid zoals die in de Interimstructuurvisie wordt genoemd. De geplande reconstructie van de Orpheuslaan, inclusief het groenplan, zal verder geen belemmering voor de aanwezige natuurwaarden vormen. De wezenlijke kenmerken en waarden zullen namelijk in stand worden gehouden en beschermd worden. Waar nodig zal voldoende (natuur)compensatie plaatsvinden.
Conclusie
In het onderhavige bestemmingsplan is voldoende rekening gehouden met de ruimtelijke belangen van de provincie. Er is geen sprake van strijdigheid met het provinciaal beleid.
De belangen en doelen zoals verwoord in de Interimstructuurvisie zijn verder geconcretiseerd in de Paraplunota Ruimtelijke Ordening. Deze paraplunota heeft de status van beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (art. 4:81 lid 1 Awb). Een beleidsregel heeft betrekking op de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en/of de uitleg van wettelijke voorschriften bij de uitoefening van bevoegdheden die het bestuursorgaan heeft. Omdat Gedeputeerde Staten bij de toetsing van bestemmingsplannen deze beleidsregels in acht moeten nemen, worden deze inzichtelijk gemaakt voor gemeenten en andere partijen.
Inmiddels is de Paraplunota met ingang van 1 juni 2010 ingetrokken. Dit vanwege de invoering van de Verordening Ruimte, fase 1. De provincie geeft aan dat dit niet betekent dat daarmee ook alle plannen en beleidsnota’s die via de Paraplunota gebundeld waren, vervallen zijn. Zij vormen echter niet langer het directe beoordelingskader voor gemeentelijke plannen.
Conclusie
Dit plan betreft de reconstructie van een weg. Dit past binnen de belangen en doelen die beschreven zijn in de Paraplunota Ruimtelijke Ordening.
Als opvolger van de Interimstructuurvisie is gewerkt aan een nieuwe structuurvisie met een uitvoeringsagenda. Deze is 1 oktober 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. Deze nieuwe Structuurvisie bevat een overzicht van de ruimtelijke belangen, doelen en hoofdlijnen van het Brabantse ruimtelijk beleid. In de uitvoeringsagenda staat welke (juridische, financiële en/of communicatieve) instrumenten de provincie Noord-Brabant inzet om haar beleid uit de Structuurvisie te realiseren.
De vijf grote steden (Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Tilburg en Breda) van het samenwerkingsverband BrabantStad ontwikkelen zich tot (hoog)stedelijke concentraties voor wonen, werken en voorzieningen. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de intensivering van verstedelijking in de zone langs infrastructuurassen en in de centra. De gemeenten pakken de ontwikkeling van deze zones op als integrale gebiedsopgave waarbij de provincie extra aandacht vraagt voor onder andere de positionering van de stedelijke functies ten opzichte van de wegen.
De provincie wil grootschalige stedelijke ontwikkelingen met een sterk bovenregionaal karakter concentreren in de vijf grote Brabantse steden. Daarom wordt de zoekruimte voor nieuwe grootschalige, bovenregionale voorzieningen beperkt tot de hoogstedelijke zones. De provincie wil de transformatie van een beperkt aantal complexe gebieden langs onder andere snelwegzones in de hoogstedelijke zones stimuleren.
Conclusie
Onderhavige plangebied is in de structuurvisie aangewezen als 'Kern stedelijke regio' en rondom de Dommel als 'Waterloop' en 'Groenblauwe mantel'. Het plan als zodanig past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie RO.
Figuur: Ontwikkelingsbeeld Structuurvisie Noord-Brabant
De Verordening Ruimte Noord-Brabant is opgedeeld in twee fasen. De eerste fase regelt een beperkt aantal onderwerpen. De bepalingen voor deze onderwerpen zijn gebaseerd op het bestaande beleid dat was opgenomen in de Interimstructuurvisie en de Paraplunota. De verordening bevat instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. Op 23 april 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening Ruimte fase 1 vastgesteld. De Verordening Ruimte fase 1 is op 1 juni 2010 in werking getreden.
In de tweede fase volgen onderwerpen waar nu nieuw beleid voor wordt ontwikkeld. Dit zijn onderwerpen waarvan uitwerking wordt gekoppeld aan totstandkoming van de structuurvisie. Deze tweede fase is eind 2010 door Provinciale Staten vastgesteld.
Vanuit de Verordening Ruimte, fase 1, zijn voor dit plan met name de natuuraspecten van belang. Het gaat dan om het herbegrenzen van de Ecologische Hoofdstructuur en het aanwijzen van zoekgebieden waarbinnen op termijn ecologische verbindingszones gerealiseerd moeten worden. Onderdeel hiervan is onder andere het beschermen van natte natuurparels. Hiervoor zijn in de Verordening zogenaamde attentiegebieden aangewezen.
Figuur: Kaart Verordening Ruimte, fase 1, Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waarvan de begrenzing in de Verordening geactualiseerd is, heeft tot doel om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden inclusief de verbindingen daartussen. Gemeenten worden verplicht de op de kaart opgenomen EHS goed in hun bestemmingsplannen op te nemen. In de verordening is beschreven hoe deze gebieden moeten worden beschermd. De Orpheuslaan ligt niet in een dergelijk gebied maar grenst aan de EHS en het Attentiegebied EHS.
De bescherming van waterbergingsgebieden is ook op een kaart bij de Verordening Ruimte, fase 1, opgenomen. Voor dit plangebied zijn zowel het 'regionaal waterbergingsgebied' als het 'reserveringsgebied waterberging' van belang. De Orpheuslaan doorsnijdt deze gebieden. Hierover heeft vooroverleg met het Waterschap plaatsgevonden. De resultaten daarvan zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van deze toelichting opgenomen. Conclusie is dat de waterbelangen voldoende gewaarborgd zijn in dit bestemmingsplan.
Figuur: Kaart Verordening Ruimte, fase 1, Waterberging
Conclusie
Het project 'reconstructie Orpheuslaan' past binnen de uitgangspunten van de Verordening Ruimte. Alle relevante zaken zijn afgewogen in dit bestemmingsplan.