direct naar inhoud van 6.6 Natuur
Plan: TU-e Science Park
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80060-0501

6.6 Natuur

6.6.1 Onderzoek Flora en Fauna

Door het onderzoeksbureau Ecologica is in februari 2009 een quickscan gemaakt voor de flora en fauna binnen het plangebied. Er zijn, mede vanwege het seizoen, tijdens dit onderzoek geen beschermde soorten aangetroffen. De eventueel voorkomende soorten zijn op 1 na allemaal algemeen beschermde soorten waarvoor voor de geplande werkzaamheden geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Alleen de lange ereprijs is strenger beschermd, maar aangezien deze alleen langs de Dommel wordt verwacht, zullen de geplande bouwwerkzaamheden geen negatieve effecten hebben op deze soort. Nader onderzoek of een ontheffing is niet nodig.

Er worden geen negatieven effecten verwacht op de enige strenger beschermde grondgebonden zoogdierensoort die het gebied zou kunnen bereiken (de eekhoorn). Een ontheffing voor deze soort is om die reden niet nodig. Voor wat betreft de vleermuizen zijn effecten te verwachten indien er bomen worden gekapt of indien er gebouwen worden gesloopt. (Dit laatste zou volgens de plannen in principe niet gebeuren.) Verder kan toegenomen verlichting ten oosten van De Rondom negatieve effecten veroorzaken. Geadviseerd wordt om geen bomen te kappen en geen extra verlichting aan te leggen. Wil men dit toch, dan dient nader onderzoek plaats te vinden in juni en september. Hieruit kunnen effecten naar voren komen op vaste verblijfplaatsen, vliegroutes en/of foerageergebied. Indien uit het aanvullende onderzoek blijkt dat niet alle negatieve effecten vermeden kunnen worden, is een ontheffing nodig.

Het is noodzakelijk maatregelen die van invloed zijn op broedvogels (zoals het verwijderen van vegetatie) buiten het broedseizoen uit te voeren, aangezien een ontheffingsaanvraag voor broedvogels vrijwel niet haalbaar is. Verder dient er te allen tijde rekening te worden gehouden met vaste verblijfplaatsen in bomen. Binnen het gebied zijn diverse soorten te verwachten met dergelijke vaste nesten. Er dient daarom nader onderzoek plaats te vinden (liefst voor april). Indien daaruit blijkt dat aangetroffen vaste nesten niet gespaard kunnen worden, zal een ontheffing moeten worden aangevraagd.

Binnen het onderzoeksgebied zijn alleen 2 algemene beschermde soorten te verwachten waarvoor een algemene ontheffing geldt voor maatregelen die vallen onder ruimtelijke ontwikkeling (zoals hier het geval is). Er hoeft daarom geen ontheffing te worden aangevraagd voor deze soorten.

Beschermde vissen zijn binnen het onderzoeksgebied alleen te verwachten in de Dommel. Aangezien de bouwwerkzaamheden op enige afstand van de Dommel plaatsvinden, zijn effecten op deze vissen niet te verwachten en hoeft dus ook geen ontheffing te worden aangevraagd.

De enige beschermde ongewervelden die te verwachten zijn, zijn bosmieren. Dit zijn algemene soorten waarvoor een algemene ontheffing geldt voor maatregelen die vallen onder ruimtelijke ontwikkeling (zoals hier het geval is). Nader onderzoek of een ontheffingsaanvraag voor deze soorten is daarom niet nodig.

Er zijn geen reptielen te verwachten op het TU-terrein. Een ontheffingsaanvraag is daarom niet nodig.

6.6.2 EHS en GHS

Een deel van het onderzoeksterrein is gelegen in de EHS en GHS. Het betreft hier de Dommel, die door Waterschap de Dommel wordt heringericht, plus enkele aansluitende bosjes waar geen maatregelen zijn gepland. Aangezien deze hele zone gelegen is ten westen van het gebied waar bouwwerkzaamheden zijn gepland, zijn geen negatieve effecten te verwachten. De grenszone tussen beide gebiedsdelen is namelijk ook nu al intensief in gebruik en sterk verlicht. Effecten worden juist verwacht aan de oostrand van het terrein, waar geen GHS-status op van toepassing is.

6.6.3 Aanvullend onderzoek

In de periode 15 mei – 15 juli 2009 en 15 augustus – 1 oktober 2009 is het onderzoeksgebied tijdens beide perioden twee maal op vleermuizen geïnventariseerd. Het veldonderzoek is uitgevoerd door Bureau Ecologica. In tabel 1 zijn alle relevante data van de gebrachte bezoeken weergegeven. Tijdens de veldbezoeken is op basis van geluid en visueel geïnventariseerd. Met behulp van een heterodyne batdetector met opname en vertragingsfunctie (type: Petterson D240x) is de echolocatie, die vleermuizen uitzenden, voor ons hoorbaar gemaakt. Wanneer op basis van frequentie, klank en ritme niet met 100% zekerheid de soort bepaald kon worden, is een opname gemaakt op een extern opnameapparaat (type: Ronald Edirol R09H). Door middel van het computerprogramma Batsound is een nadere analyse uitgevoerd. Door de dieren ook zoveel mogelijk visueel waar te nemen is de determinatie geverifieerd en is het gedrag (en daarmee vaak de functie) vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80060-0501_0028.png"

Tabel 1: Overzicht van de gebrachte bezoeken en weersomstandigheden.

Resultaten
In totaal zijn twee soorten vleermuizen waargenomen, namelijk de: gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii).

Gewone dwergvleermuis
Gedurende het voorjaar is de gewone dwergvleermuis relatief veel waargenomen. Het gaat hierbij voornamelijk om foeragerende dieren. In het voorjaar zijn drie dieren passerend waargenomen, van een duidelijke vliegroute was echter geen sprake. In de nazomer is één (in de vlucht) roepende gewone dwergvleermuis waargenomen. Dit indiceert een paarverblijfplaats in de omgeving. Aangezien het echter slechts om één waarneming gaat is het redelijkerwijs uit te sluiten dat de paarverblijfplaats binnen het onderzoeksgebied aanwezig is. Er is dan ook geen vaste rust- en/of verblijfplaats, vliegroute of essentieel foerageergebied waargenomen.

Ruige dwergvleermuis
De ruige dwergvleermuis is tweemaal foeragerend binnen het onderzoeksgebied waargenomen. Er is dan ook geen vaste rust- en/of verblijfplaats, vliegroute of essentieel foerageergebied waargenomen.

Onderzoek vaste vogelnesten
Tijdens het veldbezoek op 14 april 2009 is gelet op de aanwezigheid van vaste nesten. Dit betreffen vogelnesten die jaarrond beschermd zijn zoals bijvoorbeeld nesten van roofvogels, gierzwaluw en ooievaar. De locaties van aangetroffen nesten zijn met GPS vastgelegd (tabel 2). Het betreffen nesten van ekster en spechten (waarschijnlijk grote bonte en groene specht). Holtes, nesten in aanbouw of niet voltooide nesten zijn eveneens genoteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80060-0501_0029.png"

Tabel 2: locaties vaste nesten.

Gedurende de loop van het seizoen (Ministerie LNV, DR., per brief d.d. 25-08-09) is de zienswijze op de flora- en faunawet gewijzigd. Hieruit komt naar voren dat er voor de ekster en spechten geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. De soorten worden weliswaar mogelijkerwijs getroffen door de werkzaamheden maar er zijn ruim voldoende uitwijkmogelijkheden. Het plangebied blijft rijk aan geschikte bomen. Indien een bestaand nest wordt aangetast of verwijderd zal er spoedig in de omgeving een nieuw nest worden gebouwd. Bovendien betreffen het algemene soorten die ook buiten het onderzoeksgebied in de gemeente zijn aan te treffen. Op populatieniveau zijn er dan ook geen effecten te verwachten. Overige jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen.

Wettelijk gezien kan er voor broedvogels binnen het broedseizoen vrijwel nooit een ontheffing worden verleend. Daarom is het van groot belang met deze dieren rekening te houden. Dit betekent dat graafwerkzaamheden en maatregelen waarbij vegetatie wordt verwijderd in principe buiten het broedseizoen plaats moeten vinden. Daarnaast moet er voor worden gewaakt dat er zich in de kale situatie geen broedgevallen voordoen zolang er nog maatregelen genomen moeten worden.

Conclusie
Er zijn twee soorten vleermuizen waargenomen, namelijk de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis.
Er zijn geen vaste rust- en/of verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Ook zijn er geen vliegroutes of foerageergebieden aangetroffen die onderdeel uitmaken van de essentiële leefomgeving voor lokale populaties van vleermuizen.
Gezien het vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur kan gesteld worden dat het onderzoeksgebied afdoende is geïnventariseerd.

Er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd voor de onderzochte soorten. Ook indien nesten van ekster of specht wordt getroffen door de werkzaamheden is een ontheffing niet nodig. Werkzaamheden waarbij vegetatie wordt verwijderd, dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden.

6.6.4 Aanbevelingen

Los van de conclusies dienen de volgende aanbevelingen te worden gevolgd:

  • Beschermde broedvogels kunnen in het gebied voorkomen tussen de aanwezige vegetatie, in de gebouwen en in de bomen. Daarom is het van groot belang met het broedseizoen van deze beschermde vogelsoorten rekening te houden. Dit betekent dat maatregelen waarbij broedvogels kunnen worden verstoord buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden om verstoring te voorkomen. De kans dat er helemaal geen vogels broeden is namelijk klein. LNV geeft als richtlijn voor het broedseizoen de periode half maart tot half juni. Algemeen wordt aangehouden dat het broedseizoen van de meeste vogels loopt van half maart tot half juli. Om rekening te houden met een klein aantal soorten die eerder of later broeden wordt aangeraden tussen half februari en eind augustus géén maatregelen te treffen. Indien besloten wordt ertoe over te gaan om het gebied vóór de broedtijd kaal te maken en vervolgens in de broedtijd door te werken, is het van belang ervoor te waken, dat er zich in de nieuwe kale situatie geen nieuwe broedgevallen voordoen zolang er nog maatregelen moeten worden uitgevoerd. Sluit de aanwezigheid van nesten uit tijdens alle fasen van de werkzaamheden.
  • De zorgplicht dient ook voor andere organismen in acht te worden genomen. Dit houdt in dat er volgens normaal gebruik zorgvuldig gewerkt moet worden, waarbij indien mogelijk verstoring wordt voorkomen. Actief doden van dieren is altijd verboden.