direct naar inhoud van 3.3 Archeologische en cultuurhistorische waarden
Plan: TU-e Science Park
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80060-0501

3.3 Archeologische en cultuurhistorische waarden

Het beekdal van de Dommel is ontstaan gedurende het Holoceen (begin 10.000 jaar geleden) toen dit stuk van Brabant bebost raakte en een stelsel van beken ontstond dat voor de afwatering naar het noorden zorgde. De Dommel (en de kleine Dommel) schuurden diepe beddingen uit, waarin zich veen ontwikkelde. De afstroming van Dommel werd geremd door dekzandruggen meer naar het noorden, waardoor bij hoge waterstanden de gronden aan weerszijden overstroomden. Daardoor konden ook vennen en poelen ontstaan. Van bewoning was geen sprake, maar in de afgelopen decennia zijn in het dal van de Dommel op verschillende plaatsen bijzondere voorwerpen uit de bronstijd (1500-800 voor Chr.) gevonden, die waarschijnlijk opzettelijk en met een ritueel doel in het beekdal zijn gedeponeerd. Op het TU/e terrein is een bronzen speerpunt uit die tijd gevonden ter plaatse van het huidige sportcomplex. Vandaar dat het Dommel-dal op de archeologische waardenkaart aangewezen is gebied met een hoge archeologische verwachting (categorie 3).

Verondersteld wordt dat in de Romeinse tijd nederzettingen ontstaan zijn in de beekdalen, maar sporen daarvan zijn op het TU/e terrein niet gevonden. In de late middeleeuwen zijn de beekdalen deels ontgonnen en heeft zich de bebouwing vaak verplaatst naar hogere gronden. Door ontbossing en ontginning in de negende en tiende eeuw trad afspoeling naar de beek af en werd een laag beekleem afgezet. Het gebied werd vanaf die tijd gebruikt als weiland, waarschijnlijk eerst als gemeenschappelijk gebied voor omliggende boerderijen. Later werd het verdeeld in langwerpige percelen. De Woenselse watermolen dateert wellicht ook al uit die tijd (late middeleeuwen) maar concrete gegevens ontbreken. De oudste datering verwijst naar de 16e eeuw. In de bodem ter plaatse van de molen kunnen nog houten paalconstructies aanwezig zijn van de verschillende generaties watermolens. Verder liggen er naar verwachting ook archeologische voorwerpen zoals delen van molenstenen en potscherven. Concrete vondsten zijn niet bekend. De laatste Woenselse watermolen is afgebroken in 1955. De locatie is aangewezen als gebied met archeologische waarde (categorie 2).

Meer recentere cultuurhistorische waarden betreffen de verschillende gebouwen, en de positionering ervan, op het universiteitsterrein behorende tot de eerste en de tweede bouwfase. De gebouwen van de eerste fase geven een kenmerkende structuur weer op het universiteitsterrein. De drie hoogbouwtorens staan in een schuine lijn gesitueerd vanaf het centrum. Deze hoogbouwtorens dienen om stedenbouwkundige en architectonische redenen te blijven bestaan in deze vorm en positionering. Nieuwe bouwhoogtorens dienen in het besef van deze cultuurhistorie gepositioneerd te worden.

De tweede bouwfase heeft een aantal middelhoge langwerpige gebouwen opgeleverd, die dwars op de hoogbouw kwamen te staan. Afsluiting van de tweede fase is het gebouw ten behoeve van de faculteit Natuurkunde. Architectonische karakteristieken van de eerste generatie, zoals alzijdigheid, gebouwen 'op een plint' en opvallende primaire kleuren voor gebouwonderdelen zoals dakranden en deuren worden gehandhaafd. Het maatsysteem en ook het loopbrugsysteem wordt voortgezet. Het architectuuridioom wordt uitgebreid met aanvullende elementen als zonneluifels en kolommen in de gevel. Naast rechthoekige 'dozen' worden ook 'kamgebouwen' en gebouwen met verschillende bouwhoogtes gerealiseerd. In de loop van de tweede bouwfase is ook de inrichting van het buitengebied opnieuw door het architectenbureau (m.n. N. Roorda van Eysinga) onder de loep genomen. Gegeven een indeling in een zestal gebieden wordt onderscheid gemaakt tussen meer natuurlijk ingerichte randen en de zorgvuldig gecomponeerde stedelijke inrichting van het buitengebied tussen de gebouwen. Hagen gazons, verlaagde en verhoogde plantperken met strakke bomenrijen zijn daarbij de inrichtingselementen.