direct naar inhoud van 2.2 Stedenbouwkundige structuur
Plan: TU-e Science Park
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80060-0501

2.2 Stedenbouwkundige structuur

2.2.1 De universiteitsgebouwen

De eerste generatie gebouwen van de technische hogeschool is geheel volgens het getoonde schema ontworpen. Van Embden heeft daarbij blijkens een aantal schetsen bewust gekozen voor een positionering van de drie hoogbouwschijven in een schuine lijn ten opzichte van de noord-zuidas. Vanuit het stadscentrum van Eindhoven geeft dat een aaneengesloten gebouwenfront, vanuit het noorden juist een heel open beeld. Als zodanig zijn de drie torens opvallende landmarken in Eindhoven. Een ander beeldbepalende landmark is de schoorsteen te midden van het universiteitsterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80060-0501_0005.png"

De drie hoogbouwtorens.

In oostelijke richting zijn vervolgens verdere uitbreidingen toegevoegd, direct aansluitend op de eerste generatie. De campus is niet gebouwd volgens een star ruimtelijk concept, maar heeft een aantal groeifases meegemaakt waardoor een samenhangend weefsel ontstond. In iedere fase werd de campus uitgebreid en als het ware opnieuw uitgevonden – waarbij doorgaans op de eerdere fases werd voortgeborduurd. Er zijn vier bouwfases te onderscheiden en verschillende ensembles of clusters van gebouwen. De kern van de campus wordt gevormd door de TU/e-gebouwen uit de eerste bouwstroom. Door de overige bebouwing in lagere maatvoering haaks op de torens uit de eerste bouwstroom aan te laten sluiten is de oorspronkelijke skyline niet aangetast. De bebouwing is volgens een orthogonaal stelsel gerealiseerd. Het sportcentrum is wat verder verwijderd van het complex door de situering aan de noordkant van de Dommel.

Ondanks de verschillen in uitvoering hebben al de gebouwen op het universiteitsterrein een grote architectonische samenhang. Ze zijn alzijdig en worden onderling verbonden door loopbruggen op niveau en door pleinen en buitenruimten op maaiveld. Door het loopbruggensysteem is er een gescheiden verkeerssysteem ontstaan. Gemotoriseerd verkeer rijdt en parkeert op het maaiveld, de voetgangers maken grotendeels gebruik van het loopbruggensysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80060-0501_0006.png"

De eerste twee generaties gebouwen met het loopbruggensysteem.

2.2.2 De openbare ruimte

Het meest opvallende kenmerk van het universiteitsterrein is de groene setting. De groenstructuur is de verbindende kwaliteit van de campus. De groene lijst rondom (inclusief het Dommeldal) en de terreinbeplanting vormen het ruimtelijk bindmiddel dat de gebouwen, functies en verhalen samenbindt. De groenstructuur is onder te verdelen in een zestal zones: de groene rand, de oostzijde, de zuidzijde, de Dommelstrook, het voorterrein west en de kern van de campus. Deze zones zijn nog steeds herkenbaar als gebieden met elk een eigen sfeer.

Een belangrijk structurerend element voor de groenstructuur is de verkeersstructuur. Van oost naar west loopt er een centrale as met een breed profiel en een uitbundige groenstructuur van bomen, pleinen en gazons. De belangrijkste entrees voor het autoverkeer bevinden zich aan de John F. Kennedylaan en de Insulindelaan en doorkruisen de groene rand.

Het parkeren gebeurt op maaiveldniveau, rond de gebouwen. Ook langs de wegen op het universiteitsterrein kan er geparkeerd worden.