direct naar inhoud van Artikel 10 Verkeer
Plan: TU-e Science Park
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80060-0501

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor `Verkeer´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. loopbruggen tussen aangrenzende gebouwen;
  • d. behoud en bescherming van de beeldbepalende bomenrij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1';

met daarbij behorende:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen, voor zover het betreft invalidenparkeerplaatsen, parkeerplaatsen voor hulpdiensten, laden en lossen, taxi's en voor fietsverkeer;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. verkeersvoorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover het niet betreft erf-en terreinafscheidingen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van loopbruggen tussen aangrenzende gebouwen, waarbij onder de loopbruggen een onbebouwde vrije ruimte van minimaal 4,5 m hoog behouden dient te blijven.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gericht op geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer is 10 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is 4 m met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erfafscheidingen 2 m is.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, voor de verkeersveiligheid of sociale veiligheid.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de figuur 'dwarsprofiel' dient de indeling van het profiel van de weg en naastgelegen gronden overeenkomstig het bijbehorende weergegeven wegprofiel te worden uitgevoerd.

10.5 Aanlegvergunning
10.5.1 Aanlegvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - beeldbepalende bomenrij' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het planten, rooien of kappen van de bomen en gewassen;
  • c. het aanleggen van verhardingen;
  • d. het aanleggen van boven- en ondergrondse leidingen.

10.5.2 Uitzondering aanlegvergunningvereiste

Het in lid 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingplan;
  • d. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend.

10.5.3 Criteria verlenen aanlegvergunning

De in lid 10.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de beeldbepalende bomenrij ontstaat of kan ontstaan.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' en de bestemming 'Verkeer' wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk - Universiteit', voorzien van een bouwvlak en een aanduiding 'onderdoorgang', met dien verstande dat:

  • a. per wijzigingsgebied maximaal één maal gebruik kan worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een bebouwingsvrije doorgang van minimaal 10 m behouden blijft;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld behouden blijft;
  • d. voldoende doorzichten tussen de bebouwing, met name in de noord-zuidrichting, dan wel een voldoende open inrichting van het terrein behouden blijft;
  • e. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van verkeersveiligheid;
  • f. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.