direct naar inhoud van 3.2 Nationaal beleid
Plan: Bedrijventerrein GDC-Noord 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80040-0303

3.2 Nationaal beleid

 

3.2.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte is het beleid uit het Structuurschema Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening meegenomen. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland. Randvoorwaarde is een goed functionerende verkeers- en vervoerinfrastructuur met een betrouwbare bereikbaarheid, vooral op de hoofdverbindingsassen voor de weg, het water en het spoor. De prioriteit ligt op deze assen als verbinding tussen de stedelijke netwerken en de economisch belangrijke gebieden (de Randstad met de mainports Schiphol en Rotterdam, de brainport Eindhoven/Zuidoost Brabant en de greenports). De A2 is één van die belangrijke verbindingen, de kennisas van Nederland en een internationale hoofdas naar het Zuidoosten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80040-0303_0015.png"

Figuur 3.1 Uitsnede Oost-Brabant Kaart III Uitvoeringsagenda Nota Ruimte: Economie

Doorslaggevende aspecten voor de versterking van de internationale concurrentiepositie zijn voldoende aanbod van aantrekkelijke vestigingslocaties en de aanpak van de verkeerscongestie. De knelpunten doen zich vooral voor in de grote steden en de mainports. In de nota krijgen vooraanstaande kennisclusters in de regio's een belangrijke rol. Deze clusters moeten hun innovatieve mogelijkheden en potenties ten volle kunnen benutten. De regio 'Eindhoven/Zuidoost-Brabant' is in de nota, vanwege haar internationale positie, als 'brainport' aangewezen. De snelweg A2 vervult als 'kennisas' een belangrijke rol voor veel kennisclusters en innovatiecentra.

Nederland staat voor een grote opgave om ruim 21.000 hectare bedrijventerrein te herstructureren en daarnaast nog eens ongeveer 23.000 hectare nieuw bedrijventerrein te realiseren. De inzet van het Rijk richt zich hierbij voornamelijk op de 'topprojecten', die van nationaal belang zijn.

Per 1 juli 2008 hebben de destijds vigerende planologische kernbeslissingen (PKB's) op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie gekregen. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de destijds vigerende PKB's nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikte heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid vastgesteld. Hierin zijn alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan gebundeld. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen de medeoverheden over de voorbereiding van bestemmingsplannen en projectbesluiten overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in geding zijn. De Realisatieparagraaf geeft helderheid over de nationale belangen en daarmee ook over de vraag of over een ruimtelijk plan vooroverleg met het rijk noodzakelijk is.

Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB's en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. De Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie. Er is een overzicht opgenomen van 34 nationaal ruimtelijke belangen. Dit vormt de ruggegraat van de Realisatieparagraaf. Bij negen onderwerpen die ontleend zijn aan de Nota Ruimte en bij drie andere PKB's wordt de nieuwe amvb bevoegdheid ingezet. Enkele onderwerpen die raakvlakken hebben met dit bestemmingsplan zijn:

PKB   Onderwerp   Beleidskader  
Nota Ruimte   Bundeling en verstedelijking en econimische activiteiten   Optimale benutting van bestaand bebouwd gebied, regime voor nieuwbouw in het buitengebied (inclusief uitzonderingsbepaling voor recreatiecomplexen) en locatiebeleid bedrijven en voorzieningen.  
Tweede structuurschema Militaire terreinen   Planologische regeling indirect ruimtebeslag   Beperkingen rondom zend- en ontvangstinstallaties, radarstations, laagvlierroutes jachtvliegtuigen, munitieopslag en rondom schietterreinen.  

Ontwikkeling van nationele stedelijke netwerken en stedelijke centra
Binnen de nationale stedelijke netwerken worden een aantal gebieden aangewezen om de verstedelijking te bundelen, wat bijdraagt aan de versterking van de economische positie van de nationale stedelijke netwerken en aan het draagvlak voor voorzieningen in en bij de steden. Brabantstad, waar Eindhoven in gelegen is, is een van de nationaal stedelijke netwerken. De bundelingspercentages voor woningen, bedrijventerreinen en arbeidsplaatsen dient ten minste gelijk te blijven. Deze opdracht wordt verankerd in bestuurlijke afspraken.

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten ondersteunt de steden in hun functie van economische en culturele motor en zorgt voor en bepaalde basiskwaliteit. In de Nota Ruimte staat onder meer beschreven dat provincies het integrale lokatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen concretiseren. Het locatiebeleid bevat ten minste regels die waarborgen dat bestaande en nieuwe bedrijven en voorzieningen uit het oogpunt van veiligheid, hinder en verkeersaantrekkende werking niet inpasbaar zijn in woonbebouwing ruimte wordt geboden op specifieke daarvoor te bestemmen bedrijventerreinen. Verder is opgenomen dat aan nieuwe en bestaande bedrijven met omvangrijke goederenstromen en/of een omvangrijke verkeersaantrekkende werking ruimte wordt geboden op locaties met een goede aansluiting op verkeers- en vervoersverbindingen. In een amvb worden regels gesteld aan de toelichting van bestemmingsplannen om doorwerking van de hierboven beschreven passages te borgen.

Ten aanzien van de SER-ladder voor bedrijventerreinen is afgesproken dat provincies zorgen voor borging van deze SER-ladder. De SER introduceerde de ladder in 1999 in zijn Commentaar op de Nota Ruimtelijk Economisch Beleid. Voor het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur stelde de SER voor de volgende ladder als denkmodel te hanteren:

Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.

3.2.2 Tweede structuurschema militaire terreinen

In het Tweede structuurschema militaire terreinen (SMT-2) zijn randvoorwaarden aan het ruimtelijk beleid van gemeenten gesteld. Het gaat om de bestemmingen die Defensieterreinen krijgen (direct ruimtebeslag) en beperkingen die bijvoorbeeld in het belang van de veiligheid of het voorkomen van geluidhinder moeten worden gesteld aan het gebruik van gebieden (indirect ruimtebeslag). Het indirecte ruimtebeslag rondom militaire luchtvaartterreinen zoals de verschillende geluidzones en obstakelvrije zones en de daaruit voortvloeiende beperkingen dienen in bestemmingsplannen te worden opgenomen. Per vliegbasis wordt een luchthavenbesluit genomen als bedoeld in de Wet luchtvaart, welke in dit soort beperkingen zal gaan voorzien.

3.2.3 AMvB Ruimte

Een zeer beperkt aantal belangen, namelijk de kaderstellende onderdelen uit de PKB, zal worden geborgd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Vanuit het oogpunt van het versterken van de samenhang en de doorwerking van het nationaal ruimtelijke beleid, de herkenbaarheid voor de andere overheden en het terugdringen van bestuurlijke lasten kiest het kabinet ervoor om deze bestaande kaders te borgen in één AMvB Ruimte. Omdat een deel van deze kaders in ontwikkeling is, zal de AMvB Ruimte in tranches worden opgesteld en inwerkingtreden. Het ontwerp van de eerste tranche van de AMvB Ruimte zal binnenkort aan de Eerste en Tweede Kamer worden overgelegd. Naar verwachting zal de eerste tranche van de AMvB Ruimte op 1 januari 2011 in werking treden.

3.2.4 Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit geeft de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Bij nieuwe uitbreidingen van steden en dorpen moet gestreefd worden naar een optimale benutting van de bestaande infrastructuur. Ook is de keuze van de woon- en werklocaties essentieel. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. Kernpunten in de nota zijn:

  • betrouwbaar en vlot wegverkeer (betrouwbare en acceptabele reistijden);
  • betrouwbare reistijd (in 2020 in spitsuren 95% van bestuurders op tijd op bestemming);
  • acceptabele reistijd (maximale reistijden in spitsuren);
  • alternatieve routes (toename betrouwbaarheid);
  • veiligheid en leefbaarheid (waarborgen en verbeteren verkeersveiligheid en leefbaarheid).

3.2.5 Natuurbeleidsplan

In het Natuurbeleidsplan zijn het vergroten van het oppervlak aan natuurgebieden, opheffen van versnippering en isolatie van natuurgebieden en het voorkomen van aantasting van potenties voor natuurontwikkeling voor het eerst als belangrijke beleidslijnen opgenomen. Het natuurbeleid spitst zich toe op het tot stand brengen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Daartoe zijn natuurkerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones aangegeven. Dit beleid is verder uitgewerkt door de provincie Noord-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80040-0303_0016.png"

Figuur 3.2 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Uit de atlas van de Rijksdienst voor het Landelijk Gebied (RLG-altas) volgt dat een deel van het plangebied deel uitmaakt van de EHS. De zuidwestelijke punt van het plangebied (letter A in figuur 3.2) is aangeduid als “bestaand bos- en natuurgebied”.
De beek Ekkersrijt vormt de noordgrens van het plangebied (zie figuur 3.2). Deze beek maakt geen onderdeel uit van de EHS. Het gebied tussen de A2 en de beek (letter B) wel en is aangeduid als “bestaand bos- en natuurgebied”. Dit gebiedt maakt onderdeel uit van de te ontwikkelen ecologische verbindingszone parallel aan de verbreede A2.
Knooppunt Batadorp (letter C) is eveneens aangewezen als “bestaand bos- en natuurgebied” binnen de EHS. Dit knooppunt is gelegen buiten de grenzen van het plangebied.

3.2.6 Nationaal milieubeleidsplan 4

Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) is geen alles omvattend milieubeleidsplan, maar kijkt dertig jaar vooruit en naar wereldwijde dimensies van het milieuvraagstuk. In het NMP4 is een overzicht gegeven van maatregelen die nodig zijn om “een gezond en veilig leven in een aantrekkelijke omgeving te midden van vitale natuur te realiseren in 2030”. Het NMP4 benoemt zeven grote milieuproblemen: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de gezondheid, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en onbeheersbare risico's.

3.2.7 Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding beschrijft de hoofdlijnen van het rijksbeleid voor de waterhuishouding. Hoofddoelstelling is “het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd”. Hierbij zijn van belang:

  • ruimte voor gebiedsgericht beleid (o.a. duurzaam stedelijk waterbeheer);
  • terugdringen van de verdroging;
  • waterbodemproblematiek i.r.t. de verontreiniging van oppervlaktewater met diffuse bronnen.

3.2.8 Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw

De rijksnota Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw heeft als doelstelling een ander waterbeleid te realiseren. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast (stijgende zeespiegel en rivierafvoer, bodemdaling, toename neerslag) niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging.

Voor het stedelijk gebied bestaan aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen vooral in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Deze aandachtspunten dienen te worden ondervangen via twee drietrapsstrategieën:

  • Voor waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
  • Voor waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.