direct naar inhoud van 3.3 Cultuurhistorie
Plan: De Bergen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80037-0501

3.3 Cultuurhistorie

3.3.1 Nota Belvedere

Belvedère is een nationale beleidsnota uit 1999, samengesteld door de ministeries van OCW, LNV. VROM en Verkeer en Waterstaat. Het behandelt de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. In het kader van het project Belvedère is een cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van Nederland gemaakt. Op deze kaart zijn gebieden aangegeven met hoge sectorale cultuurhistorische waarden (beoordeeld naar de sectorgebieden archeologie, bouwkunde en historische landschap) en gebieden met hoge gecombineerde waarden. Met deze laatste soort worden gebieden bedoeld waar bijzondere sectorale waarden elkaar overlappen; dit zijn 70 Belvedèregebieden waarvoor nieuw beleid is gewenst.
Daarnaast zijn er 105 plaatsen in Nederland aangewezen als in cultuurhistorisch opzicht belangrijke steden. Deze vallen ook onder Belvedèregebied. Eindhoven is één van deze steden. De beleidsstrategie met betrekking tot stedelijke Belvedèregebied (zoals Eindhoven) kent twee belangrijke punten:

  • duurzame instandhouding van bestaande kwaliteiten door beleidsmatige verankering in bestemmingsplannen;
  • versterking van cultuurhistorische identiteit door het benutten van kansen bij (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven in deze gebieden.

Cultuurhistorie zou onder meer gebruikt moeten worden om de regionale identiteit en ruimtelijke kwaliteit van de woonplek te versterken. Verder worden cultuurhistorische thema's als infrastructuur en historische banden tussen dorpen en steden (zoals naar voren komend in de authentieke verscheidenheid aan functies aan de oude radialen) als belangrijk beschouwd. Gemeenten wordt onder meer gevraagd om in bestemmingsplannen aan te geven hoe en in hoeverre de cultuurhistorische samenhang wordt gehandhaafd en om de cultuurhistorische karakteristieken van Belvedèregebieden vast te leggen als ruimtelijk toetsingskader. Hierna in het onderdeel Planologisch Erfgoed Regime de Bergen is nader ingegaan op de cultuurhistorische waarden in het plangebied.

3.3.2 Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant

De provincie ziet cultuurhistorische waarden als een belangrijk element van de identiteit van Noord Brabant. Cultuurhistorische waarden verdienen het om behouden te worden, maar vooral ook om als inspiratiebron te worden gebruikt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. "Behoud door ontwikkeling" is hierbij een belangrijk uitgangspunt. De Cultuurhistorische Waardenkaart, waarop de cultuurhistorische waarden van bovenlokaal belang zijn aangegeven, kan daarbij een bruikbaar instrument zijn. Behalve inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen, is de Cultuurhistorische Waardenkaart voor de provincie tevens een beleidskader waaraan onder meer bestemmingsplannen worden getoetst.

De Cultuurhistorische Waardenkaart is opgebouwd uit verschillende kaartlagen die elk een thema in beeld brengen. Dit betreft de volgende thema's:

  • historische bouwkunst
  • historische stedenbouw
  • historische geografie
  • historisch groen
  • historische zichtrelaties
  • archeologische monumenten
  • archeologische waarden

Bij de gemeentelijke cu;ltuurhistorische waardenkaart is rekening gehouden met de daarop aangegeven cultuurhistorische waarden.

3.3.3 Vitaal Verleden

In september 2001 heeft de gemeenteraad de nota over cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ontwikkeling onder de titel Vitaal verleden vastgesteld. Hierin is het monumentenbeleid beschreven met als doel het herkenbaar maken van historische ontwikkeling van de stad, om daarmee de identiteit en de kwaliteit van de leefomgeving te versterken. Er wordt een strategie op vier fronten beoogd:

  • bewustwording van de in Eindhoven aanwezige cultuurhistorische panden (o.m. door samenstellen van een Cultuurhistorische Waardenkaart)
  • integrale planontwikkeling (o.m. door te bevorderen dat historische elementen in nieuwe architectuur worden ingepast en waar mogelijk als inspiratiebron worden gebruikt)
  • bescherming (herkenbaar houden historische ontwikkeling door o.m. bestemmingsplannen op de aanwezigheid van cultuurhistorische waarden af te stemmen en gemeentelijke beschermde stadsgezichten aan te wijzen)
  • instandhouding (o.m. door toetsing van (bouw)plannen m.b.t. monumenten door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit)

3.3.3.1 Gemeentelijk cultuurhistorische waardenkaart

Bij de vaststelling van het monumentenbeleid "Vitaal Verleden" is de opstelling van een cultuurhistorische waardenkaart in het vooruitzicht gesteld. Daarin is verankerd, dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met cultuurhistorische waarden rekening moet worden gehouden. Een voorwaarde daarvoor is dat deze waarden zijn gedefinieerd en in kaart zijn gebracht. Inmiddels is in de Monumentenverordening gemeente Eindhoven 2006 in een dergelijke kaart voorzien. Bij raadsbesluit van 18 maart 2008 is de Cultuurhistorische Waardenkaart Eindhoven vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart beoogt een beleidskader te beiden, dat bij ontwikkelingsvisies/masterplannen, kaders voor gebiedsontwikkeling, bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen, bouwplannen, de inrichting van de openbare ruimte en bij de formulering van welstandscriteria inzicht geeft waar met welke cultuurhistorische waarden rekening moet worden gehouden.

3.3.3.2 Monumenten

De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding niet als rijksmonument/gemeentelijk monument aangeduid. De reden hiervoor is dat de aanduiding van monumenten op de verbeelding geen verdere juridische betekenis heeft. De bescherming van monumenten geschiedt op basis van de Monumentenwet en/of de gemeentelijke monumentenverordening, alsmede de terzake aangescherpte regeling van de Woningwet. De rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten staan op de Monumentenlijst vermeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0006.jpg"

Het merendeel van de op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart aangeduide MIP-panden die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gesitueerd, zijn inmiddels aangewezen als rijksmonument of gemeentelijk monument. Vanwege deze aanwijzing is de bescherming van de cultuurhistorische waarde van deze panden veilig gesteld. Zoals hiervoor al is vermeld, is de bescherming van de cultuurhistorische waarde van de MIP-panden die niet de monumentenstatus hebben doch die wel zijn gesitueerd in het beschermd stadsgezicht gegarandeerd.

Thans vindt een actualisatie van de gemeentelijke monumentenlijst plaats. Enerzijds betreft dit een doorlichting van de lijst en anderzijds een inventarisatie en beoordeling van in de gemeente voorkomende cultuurhistorische objecten die in aanmerking zouden kunnen komen voor plaatsing op deze lijst. Plaatsing op deze lijst houdt in dat deze objecten zullen worden aangewezen als gemeentelijk monument. Het resterende kleine aantal MIP-panden dat geen monumentenstatus heeft en niet in het beschermd stadsgezicht ligt, wordt bij genoemde inventarisatie betrokken.

3.3.3.3 Beschermd Stadsgezicht Den Elzent

Op grond van de Monumentenwet 1988 zijn de minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Onderwijs Cultuur & Wetenschappen bevoegd om gezamenlijk beschermde stads- en dorpsgezichten aan te wijzen. In deze wet is voorts bepaald dat het rechtsgevolg van de aanwijzing is dat de gemeenteraad ter bescherming van een stads- en dorpsgezicht een bestemmingsplan moet vaststellen. Bij besluit van 16 april 2003 hebben voornoemde minister en staatssecretaris het gebied Den Elzent als beschermd stadsgezicht aangewezen. Slecht een klein gedeelte van het beschermd stadsgezicht ligt binnen het plangebied. Dit betreft het gebied tussen de grens van het beschermd stadsgezicht aan de linkeroever van de Dommel en de grens van het plangebied aan de rechteroever van de Dommel.

3.3.4 Planologisch Erfgoedregime De Bergen

In opdracht van de gemeente Eindhoven heeft Res Nova een cultuurhistorisch basisonderzoek (CBO) naar de in het gebied De Bergen voorkomende cultuurhistorische waarden uitgevoerd. Het onderzoeksrapport "De Bergen Cultuurhistorisch Basisonderzoek, Ruimtelijke karakteristieken en richtlijnen" en de rapportage van de Inventarisatie zijn als bijlagen bij de toelichting gevoegd. In aansluiting daarop is Res Nova gevraagd te adviseren over de wijze van bescherming van de cultuurhistorische waarden en de verankering van de bescherming in het bestemmingsplan. Res Nova heeft hieraan uitvoering gegeven en haar advies vastgelegd in het Advies en achtergronddocument over het planologisch erfgoedregime voor een Quartier vivant, bestemmingsplan De Bergen. Hierna zijn onderdelen van het door Res Nova opgestelde achtergronddocument opgenomen ter toelichting van de in het bestemmingsplan over de cultuurhistorie van het gebied De Bergen gemaakte keuzes.

1 Modernisering monumentenzorg 2009

Het planologisch erfgoedregime (PER©) dat met het bestemmingsplan De Bergen in Eindhoven wordt geïntroduceerd, is ontwikkeld vanuit het systeem dat ten grondslag ligt aan het Maastricht planologisch erfgoedregime uit 2005. Dit regime is in de beleidsbrief Mo(dernisering) Mo(numentenzorg) van 30 september 2009 van minister Plasterk van OC&W betiteld als een goed voorbeeld van integraal erfgoedbeleid vanwege de “synergie tussen het ruimtelijk en cultuurhistorisch kwaliteitsbeheer. Object en omgeving, kwaliteit en zorg voor het verleden: ze worden hier zoveel mogelijk binnen één kader - het bestemmingsplan - vormgegeven.”

In Eindhoven is het planologisch erfgoedregime het resultaat van beleid dat in 2001 is ingezet en de daaropvolgende jaren consistent is uitgewerkt. Het loopt geheel in de pas met de voornoemde beleidsbrief.

2 Gemeentelijk beleid voor behoud en ontwikkeling van cultuurhistorisch erfgoed

Met de nota Vitaal verleden heeft de gemeente Eindhoven in 2001 de eerste stap gezet in de richting van een ruimtelijke visie op monumentenbeleid en het beheer van cultureel erfgoed. Als systematische vervolgstappen kunnen genoemd worden:

  • de monumentenverordening uit 2006:
    hierin is naast de categorie a–monumenten van de klassieke beschermingsmethode ook een categorie b–monumenten geïntroduceerd voor de planologische bescherming van het onroerende erfgoed in brede zin.
  • de cultuurhistorische waardenkaart uit 2008:
    op deze kaart zijn de hoofdlijnen aangegeven van beschermenswaardige objecten en structuren die voor planologische bescherming (categorie b van de monumentenverordening) in aanmerking komen

Bij het gebied De Bergen vindt voor het eerst de concrete vervolgstap plaats naar feitelijke bescherming via het bestemmingsplan. De basis voor de aanpak van het gebied is:

  • De Bergen, Quartier Vivant, Ontwikkelingsvisie voor de Bergen, Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, Januari 2008
  • De Bergen, Quartier Vivant, Uitvoeringsprogramma voor de Bergen, Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, Januari 2008

Een van de conclusies was dat het bij De Bergen gaat om een “Cultuurhistorisch waardevol gebied”waarvoor een nader onderzoek plaats dient te vinden. Als uitgangspunt is daarbij geformuleerd:

Voor de Bergen is behoud van bestaande kwaliteiten daarom uitgangspunt bij planontwikkeling in het gebied. Daarbij gaat het niet alleen om de monumenten, maar ook om andere authentieke panden die dusdanige architectonische kwaliteit hebben en zo belangrijk zijn voor het straatbeeld in de Bergen dat sloop eigenlijk niet bespreekbaar is. We gaan daarom cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren om precies te kunnen aangeven welke panden en ensembles waardevol zijn en beschermd moeten worden tegen sloop en ingrijpende wijzigingen (Ontwikkelingsvisie p. 41).

In het uitvoeringsprogramma heet dit meer concreet:

De panden en ensembles worden daarna (na het cultuurhistorisch onderzoek) opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart als cultuurhistorisch waardevolle objecten en in het Bestemmingsplan beschermd via een aanlegvergunningstelsel. Dit wil zeggen dat bij voorgenomen sloop van een cultuurhistorisch waardevol object een aanlegvergunning aangevraagd moet worden, die getoetst wordt door het college van B&W (Uitvoeringsprogramma p. 36)

3 Cultuurhistorisch basisonderzoek

Het cultuurhistorische basisonderzoek (CBO) dat in 2008–2009 uitgevoerd is door Res nova, diende dus twee onderling verbonden doelen:

  • 1. Uitwerking van de ontwikkelingsvisie en het uitvoeringsprogramma van De Bergen
  • 2. Het leveren van een geobjectiveerde onderbouwing voor de bescherming van hoogwaardig erfgoed in het gebied de Bergen via het onderhavige bestemmingsplan.

Het CBO De Bergen bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een inventarisatie
    - van alle panden, ensembles, structuren en karakteristiek details
    - met een waardebepaling van de panden volgens drie normen: 1)dominant 2) beeldondersteunend / kenmerkend 3) basiskwaliteit
    - met een indicatie van verborgen waarden bij de panden die op de volgende aspecten slaat: 1) te verwachten bouwhistorische sporen 2) te verwachten karakteristieke interieurs
  • De cultuurhistorische analyse met waardenstelling en richtlijnen:
    - Venster op het verleden met een algemene analyse (hoofdstuk 2)
    - De ruimtelijke karakteristiek (hoofdstuk 3)
    - De waardenstelling volgens de criteria van de Monumentenverordening (2006), de nota Vitaal verleden (2001) en de Richtlijnen voor cultuur– en bouwhistorisch onderzoek (2007) - - Kansen en bedreiging met richtlijnen voor behoud, beheer en versterking (ontwikkeling)
  • De gebiedswaardenkaart waarop de conclusies uit de inventarisatie en het onderzoek zijn vastgelegd.

Het CBO is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

4 Beleidsvisie & beleidskaart

Vanuit cultuurhistorisch basisonderzoek en de cultuurhistorische waardenkaart dient nu een vertaalslag naar een Beleidskaart (hierna BK) gemaakt te worden: hierin wordt het beleid zichtbaar gemaakt om het beheer van en de ontwikkelingen binnen het gebied te kunnen sturen. Omdat dit binnen planologisch verband gebeurt, ligt de garantie dat ook de overige belangen in het kader van de wettelijke omschreven “goede ruimtelijke ordening” hierbij betrokken worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0008.png"

Voordat hierop wordt ingegaan, is het belangrijk de onderlinge verhouding tussen de verschillende kaarten vast te stellen: hiërarchisch en procesmatig bezien kunnen van laag naar hoog de volgende niveaus onderscheiden worden:

  • 1. Gebiedwaardenkaart projectgebied De Bergen --> inhoudelijke afweging van waarden
  • 2. Beleidskaart (BK) --> beleidsmatige afweging van waarden en sturing door middel van het planologisch erfgoedregime
  • 3. Bestemmingsplankaart conform de SVBP --> erfgoedcontour rondom waardevolle gebied / gebieden waarbinnen het planologisch erfgoedregime geldt --> op de digitale verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming `Waarde-Cultuurhistorie'.

4.1 Uitgangspunten conform beleidsnota Vitaal verleden

Op deze BK worden één of meer erfgoedbegrenzingen aangegeven. Incidentele panden of structuren die buiten deze begrenzing vallen, vallen buiten het planologisch erfgoedregime. De omtrek en/of actieradius daarvan dient te vallen binnen een aparte erfgoedcontour die op de bestemmingsplankaart is aangeduid met de dubbelbestemming. Hierbinnen geldt het erfgoedregime, dat op grond van de nota Vitaal verleden (2001) de volgende principes hanteert:

  • Behoud en zo mogelijk versterking van de karakteristiek is uitgangspunt.
  • De band met het verleden kan niet alleen door behoud van het erfgoed zelf, maar ook door nieuwe vormen gestalte krijgen. Zo kunnen verdwenen elementen als inspiratiebron worden gebruikt voor stedenbouwkundige ontwerpen en voor nieuwe architectuur (Vitaal verleden p. 23).

In de monumentenverordening 2006 heeft dit geleid tot de volgende bepaling bij de definitie van de onroerende monumenten (behorend tot de planologische categorie B): “te behouden, te versterken of te ontwikkelen cultuurhistorische waarde” (zie hierna ook onder Ontwikkelingsaspecten)

Oftewel:

  • behoud en versterken gaan vóór vernieuwen of ontwikkelen.
  • vernieuwen en ontwikkelen geschiedt met respect voor en vanuit de cultuurhistorische waarden.

Zoals in de nota Vitaal verleden impliciet wordt aangegeven, betekent dit laatste dus dat ook – delen van – gebieden waar op zich niet zoveel materiële waarden aanwezig lijken te zijn, binnen de erfgoedbegrenzing kunnen vallen. Het gaat dan vaak om gebieden:

  • met waarden op het gebied van historische structuren en andere ruimtelijke aspecten (zichtlijnen et cetera) die bij de ontwikkeling van nieuwbouw gerespecteerd moeten worden
  • met historisch typologisch waarden die als uitgangspunt ingezet worden voor verder ontwikkeling
  • in de periferie van een hoogwaardig gebied met welke kwaliteiten bij verdere ontwikkeling rekening gehouden moet worden.

Op deze wijze kan gestuurd worden op ontwikkelingenaspecten die hierna aan de orde komen.

4.2 Ontwikkelingsaspecten

Primair staan de ontwikkelingspotenties van De Bergen omschreven in de nota Quartier vivant(2008). Welke overwegingen worden verder door het Cultuurhistorisch basisonderzoek aangedragen:

  • Niet overal is het mogelijk om 'letterlijk' vanuit de cultuurhistorie nieuwbouw te ontwikkelen. Men kan er wel voor zorgen dat nieuwe ontwikkelingen zo goed mogelijk op de aanwezige cultuurhistorie aansluiten door rekening te houden met aspecten als dimensionering, typologie (gesloten gevelwanden, open binnenterreinen bereikbaar via onderdoorgangen en steegjes), materiaalgebruik, kleurgebruik, et cetera.
    Binnen deze cultuurhistorische randvoorwaarden kunnen evengoed volledig eigentijdse invullingen worden gerealiseerd.
    Een voorbeeld van een dergelijk geslaagde inbreiding is het complex aan de Luciferstraat waar de nieuwbouw niet overheerst (wat betreft hoogte) en het idee van een open binnenplaats die via enkele kleine straatjes bereikbaar is, is behouden. Daardoor heeft het complex een hoogwaardige contemporaine uitstraling.
  • In ieder gebied zitten Einzelgänger. In De Bergen zijn dit onder andere de scholen aan de Don Boscostraat, de Anna van Egmondstraat en de Oranjestraat en de brandweerkazerne aan de Edenstraat. Door op dit fenomeen aan te sluiten kunnen eigentijdse ontwerpen ook een Einzelgangerachtige uitstraling krijgen.
    Een dergelijke Einzelganger kan, evenals een kerkgebouw dat doet, een belangrijke rol spelen in de mental map (de mentale kaart) van mensen. Het vormt niet alleen een geografisch herkenningspunt, maar kan vaak ook dienen als een sociaal ankerpunt in een samenleving (deels afhankelijk van de functie). Een voorbeeld daarvan is de Fatih–moskee aan de Willemstraat uit 1989. Hoogteaccenten zijn ook binnen de Einzelgänger in De Bergen niet mogelijk, zoals is vastgesteld in de Ontwikkelingsvisie Quartier Vivant (2008).

4.3 Beleidskaart (BK)

Op basis van de prioritering die voortvloeit uit Vitaal verleden is gekozen voor een Beleidskaart met de contouren die op bijgaande afbeelding staan aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0010.jpg"

Primaire toelichting op de contouren – De bescherming via het planologisch erfgoed wordt geconcentreerd op de volgende gebieden en objecten:

  • a. Alleen het gedeelte ten noorden van de Grote Berg én datgene dat vanaf de Grote Berg beleefbaar is, is opgenomen. Dit betekent dat ook het noordelijke deel van de Paradijslaan en de Deken van Somerenstraat is meegenomen. De begrenzing aan de noord- oost- en westzijde volgt het verloop van de Edenstraat, Mauritsstraat, Vonderweg, Willemstraat en Keizersgracht. Aan de zuidzijde is de verkaveling van de aan Grote Berg, Paradijslaan en Deken van Somerenstraat gelegen volumes gevolgd. Binnen deze variant valt dus dat gedeelte van De Bergen dat als ensemble gaaf behouden is, geheel binnen de begrenzing.
  • b. Bij het zuidelijke gedeelte worden enkele hoogwaardige individuele panden van een contour voorzien, te weten: de brandweerkazerne aan de Edenstraat / Deken van Somerenstraat (dominant); de school aan de Don Boscostraat (dominant); de school op de hoek van de Deken van Somerenstraat en de Don Boscostraat (beeldondersteunend/ kenmerkend); de dominante en beeldondersteunende/kenmerkende panden tussen het park en de Edenstraat
  • c. Het groen rondom de Dommel, de parkzone, wordt als aanleg via de primaire bestemming groen en de dubbelbestemming `Waarde Historisch groen' beschermd. Bij de voorschriften van deze bestemming wordt een aanlegvergunningenstel opgenomen dat de afweging van cultuurhistorische waarden reguleert. Dit geldt op overeenkomstige wijze voor de wegen en de wegenstructuur. Het groen en de wegen vallen dus wel onder het planologisch erfgoedregime, maar hun concrete bescherming wordt geregeld in de betreffende primaire bestemming en dubbelbestemming.
  • d. De begraafplaats blijft buiten de erfgoedcontour omdat deze al bescherming geniet als Rijksmonument. Hier ligt een zwaar vergunningenstelsel op. Bovendien biedt het aanlegvergunningstelsel op basis van de primaire bestemming "Maatschappelijk-Begraafplaats" extra bescherming.

Vergelijking met de cultuurhistorische waardenkaart van de Bergen geeft aan dat niet alle daarop geregistreerde terreinen, panden en elementen zijn overgenomen op de BK. De afweging die aan deze keuzes ten grondslag heeft gelegen wordt nader gemotiveerd na de toelichting op de bescherming van de panden (paragraaf 5)

5 Beleid voor de bescherming van de panden

5.1 Kleuraanduiding en beschermingsgraad

De volgende kleuraanduidingen gelden voor de panden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0011.jpg"

Schematisch betekent dit het volgende, waarbij de omvang van de kleur globaal staat voor de kwantiteit van de betreffende categorie gebouwd erfgoed:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0012.jpg"

Op de BK is de categorie dominant nader verfijnd, waarbij een onderscheid tussen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en overige dominante panden is gemaakt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0013.jpg"

Uit het voorgaande overzicht blijkt dat het erfgoed op verschillende gradaties en met behulp van uiteenlopende vergunningen concreet wordt beschermd. Hierna worden in het kort in relatie tot de status van beschermd monument de consequenties geschetst.

5.2 Het PER© en de monumentenverordening

Zoals bekend berust de werking van het PER© op de coördinatie van drie 'wetten': de Wro, de Woningwet 2001 (welstand) en de monumentenverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0015.jpg"

Monumentenverordening – De monumentenverordening van de gemeente Eindhoven is in 2006 geheel herzien. Daarin is geanticipeerd op de planologische verankering van de integrale cultuurhistorische waardenkaart door middel van de volgende bepaling:

gemeentelijk monument: onroerend monument, dat van algemeen belang is voor de gemeente Eindhoven en

a. overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen, óf:

b. dat is aangemerkt met de bestemming “te behouden, te versterken of te ontwikkelen cultuurhistorische waarde” op de plankaarten van de bestemmingsplannen van de gemeente Eindhoven.

Erfgoedcontour: contour op de verbeelding (plankaart) met de waarde cultuurhistorie. Hiermee wordt op de plankaart met de dubbelbestemming aangegeven de binnen deze contour gelegen cultuurhistorisch waardevolle panden, structuren, elementen en aspecten. Daarin zijn ook opgenomen de objecten die de status van beschermd monument hebben'

Welstandsbeleid – De gemeente Eindhoven heeft in 2008 gebiedsgerichte welstandscriteria vastgesteld voor het gebied De Bergen Noord (ingesloten door de Grote Berg, de Willemsstraat en de Keizersgracht). Deze zijn getoetst door de monumentencommissie en bieden een adequaat instrument om de in het cultuurhistorische basisonderzoek geanalyseerde waarden duurzaam te beheren. Ook op ontwikkeling vanuit de bestaande karakteristiek wordt ingezet.

Voor het buiten dit welstandsgebied liggende beschermde erfgoed dient geverifieerd te worden of de algemene welstandscriteria voldoende zijn. Ten minste zal het cultuurhistorisch basisonderzoek binnen de welstandsnota een status moeten krijgen, wil men op de kwaliteiten van de BK effectief kunnen sturen.

6 Afweging van de keuzes in de beleidskaart (BK)

Vergelijking met de cultuurhistorische waardenkaart voor De Bergen geeft aan dat enkele terreinen en objecten buiten de contouren vallen. De afweging is met name gemaakt op het vereiste uit de beleidsnota Vitaal verleden (2001), waarin onder het kopje Centrale doelstellingstaat vermeld:

“Het doel van het beleid ten aanzien van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ontwikkeling en van het monumentenbeleid in het bijzonder is:

het herkenbaar houden van de historische ontwikkeling van de stad, om daarmee de identiteit en de kwaliteit van de leefomgeving te versterken.”

Bij de uitwerking van dit beleid is op grond daarvan bepaald dat de gemeente zich bij de bescherming concentreert op samenhangende clusters van bebouwing en/of stedelijk weefsel en/of structuren (wegen, groen et cetera). Hier zijn de volgende criteria uit Vitaal verleden inbegrepen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0016.jpg"

Op grond hiervan is de nadruk komen te liggen op de bescherming van ensembles en niet langer op individuele objectbescherming. Als daar uitzondering op wordt gemaakt en er alsnog objecten worden aangewezen, is dat vanwege de uitzonderlijke:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0017.jpg"

Vanuit dit standpunt zijn in de beleidskaart de volgende keuzes gemaakt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0019.jpg"

Hoewel de gebouwen onder het vierde bulletpoint op zich dus wel waarden bevatten, zullen ze op grond van nader beleid als uitvloeisel van Vitaal verleden niet worden beschermd.

Zoals bij de legenda van de BK is aangegeven worden het groen en de wegenstructuur via een primaire bestemming met aanvullende bepalingen bij het aanlegvergunningenstelsel beschermd, terwijl het kerkhof reeds als rijksmonument beschermd is.

De BK is als bijlage van de planregels gevoegd en is middels de dubbelbestemming `Waarde-Cultuurhistorie' van toepassing als toetsingskader.

7 Technische aspecten van het planologisch erfgoedregime

De afgelopen jaren heeft een aantal ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en jurisprudentie zich in sneltreinvaart doorgezet. Het voert te ver om deze in de toelichting op het bestemmingsplan te bespreken.

7.1 Specifieke beschermingsniveau en vergunningenstelsels

Uit het overzicht in paragraaf 5.1. blijkt dat het erfgoed op verschillende gradaties en met behulp van uiteenlopende vergunningen concreet wordt beschermd. In paragraaf 5.2 is dit nader uitgelegd in relatie tot de status van gemeentelijk monument.

7.2 Verborgen waarden (interieur)

Dankzij de archeologische wetgeving in het kader van de implementatie van Valletta is jurisprudentie ontstaan, waardoor de mogelijkheid om interne waarden te beschermen, nog realistischer is geworden dan voorheen het geval was. Ook bij het bodemarchief gaat het immers om verborgen zaken en waarden. Door daarvan een beredeneerde en goed onderbouwde indicatie op te nemen in het bestemmingsplan kunnen en mogen deze beschermd worden.

Op analoge wijze kan dat dan ook met verborgen interieurwaarden, waaronder bouwhistorische waarden. Met betrekking tot de laatste is een diepgaand onderzoek verricht in opdracht van de Eerste Kamer door Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen te Enschede dat begin dit jaar gepubliceerd is.

3.3.5 Archeologie

Het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behouden het beheer van het archeologisch erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het archeologisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voorhistorisch-geografische en historisch-bouwkundige waarden. Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992).

Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. Zo is als essentieel element opgenomen dat in ruimtelijke planvorming rekening gehouden dient te worden met het archeologisch erfgoed. Voor archeologisch waardevolle terreinen en voor gebieden met een (middel)hoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed moeten bij voorgenomen ruimtelijke activiteiten de archeologische waarden door middel van een vooronderzoek in kaart worden gebracht. Gestreefd moet worden naar behoud ter plaatse door middel van inpassing. Alleen in het uiterste geval, als behoud ter plaatse niet mogelijk is, kan worden overgegaan tot archeologische opgravingen. De veroorzaker van de verstoring is verantwoordelijk voor de kosten die nodig zijn om de archeologische informatie die in de bodem ligt opgeslagen, veilig te stellen.

De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het archeologisch beleidsplan uit 2008-2012 (vastgesteld door de raad in september 2008). De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt fundamentele over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen nagenoeg ontbreken.

Voor de vroegste geschiedenis van de stad zijn we zelfs volledig aangewezen op de archeologische ondergrond. De stadsbranden van 1486 en 1554 hebben de middeleeuwse stadsarchieven vrijwel compleet verwoest. De gemeente Eindhoven kent ook archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd.

Aansluitend op het Verdrag van Malta is in het gemeentelijke beleid opgenomen dat plannen met betrekking tot de ruimtelijke ordening structureel en in een vroeg stadium worden getoetst op archeologische waarden.

Belangrijke instrumenten zijn op rijksniveau de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en op provinciaal niveau de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant (CHW).

Op de AMK staan terreinen waarvan bekend is dat ze daadwerkelijk een archeologische waarde hebben. Voor een deel zijn deze archeologische monumenten beschermd ex artikel 3 van de Monumentenwet 1988. Voor een deel betreft het archeologische monumenten waarvoor deze bescherming (nog) niet gerealiseerd is, maar waarvoor wel een planologische bescherming noodzakelijk is.

Op de IKAW en de CHW staan gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde en gebieden waar geen verwachtingswaarde van bekend is. Deze laatste categorie betreft veelal stads- en dorpskernen. Deze terreinen zijn echter archiefplaatsen bij uitstek van de bewoningsgeschiedenis van Noord-Brabant en verdienen het om op lokaal niveau beschermd te worden. De gemeentelijke archeologische waardenkaart (laatste versie is vastgesteld door de raad in maart 2008) is actueler en gedetailleerder dan de rijks- en provinciale kaarten. Het beleid van de gemeente Eindhoven is uit te gaan van de gemeentelijke waardenkaart.

Gemeentelijk beleid en gemeentelijke kaart

Ingevolge het beleidsplan Archeologie 2008-2012 worden de archeologische gebieden met een archeologische waarde of verwachting, die op de archeologische waardenkaart van de gemeente Eindhoven staan onderverdeeld in 5 categorieën. Per categorie gelden andere consequenties bij voorgenomen bouw- of andere bodemverstorende activiteiten.

  • 1. Archeologisch rijksmonument, archeologisch gemeentelijk monument
    Terrein dat rijks- of gemeentelijke bescherming heeft wegens daar aanwezige monumenten (zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde op landelijk of gemeentelijk niveau). Rijksbescherming is vastgelegd in de wet (art. 3 Monumentenwet). De bescherming is erop gericht het monument op locatie (in situ) te behouden en verbiedt daarom bodemverstorende activiteiten zonder vergunning. Een vergunning zal alleen verleend worden als daarvoor een zwaarwegend belang bestaat, waarbij getracht zal worden de aanwezige monumenten zoveel mogelijk te ontzien of zichtbaar te maken.
  • 2. Gebied met archeologische waarde
    In deze gebieden is sprake van vastgestelde archeologische waarden, bijvoorbeeld omdat bij eerdere onderzoeken is aangetoond dat er archeologische sporen en vondsten aanwezig zijn die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. Voorafgaand aan elke ruimtelijke ingreep die een verstoring van de ondergrond tot gevolg heeft is archeologisch onderzoek verplicht en wordt een vergunning vereist. Resultaten van archeologisch (voor)onderzoek worden om advies voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke Kwaliteit als het onroerende resten met een mogelijk monumentale waarde betreft, om te bepalen of behoud wenselijk en mogelijk is. Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven.
  • 3. Gebied met hoge archeologische verwachting
    Binnen deze gebieden wordt op basis van de geomorfologische en bodemkundige opbouw, historische gegevens en eerder aangetroffen vondsten een hoge concentratie van archeologische sporen en vondsten verwacht, die als behoudenswaardig kunnen worden gekarakteriseerd. Hier geldt bij verstoringen die groter zijn dan 100m2 en dieper gaan dan 50 cm (wettelijke normen) een bouwverbod met ontheffingsmogelijkheid in combinatie met een aanlegvergunning. Voorafgaand aan een vergunningverlening kan een rapportage worden verlangd waarin de archeologische waarde van het gebied is vastgesteld. Resultaten van archeologisch (voor)onderzoek worden om advies voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke Kwaliteit (Eindhoven) of Monumentencommissie (Helmond) als het onroerende resten met een mogelijk monumentale waarde betreft, om te bepalen of behoud wenselijk en mogelijk is. Conform het rijks- en provinciaal beleid is behoud van archeologische waarden 'in situ' het uitgangspunt. Als dat niet mogelijk is, wordt een archeologische vindplaats opgegraven.
  • 4. Gebied met middelhoge archeologische verwachting
    Binnen deze gebieden wordt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, historische gegevens en aangetroffen archeologische vondsten een middelhoge concentratie van archeologische sporen en vondsten verwacht. In deze gebieden is de verwachte dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager dan in de gebieden met een hoge verwachting. Bij verstoringen die groter zijn dan 2500m2 en dieper gaan dan 50 cm is archeologisch onderzoek, voorafgaand aan de ruimtelijke ingreep verplicht. Hiermee wordt afgeweken van de wettelijke grens van 100m2 omdat in deze gebieden een zeer dunne spreiding van archeologische overblijfselen aanwezig is.
  • 5. Gebied met een lage of geen archeologische verwachting
    Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op behoudenswaardige archeologische resten uiterst klein wordt geacht. Hieronder vallen tevens de gebieden waar het bodemprofiel als gevolg van sanering, ontgronding, onderkeldering of zware fundering zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden, of in ieder geval zodanig zijn aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of bescherming in aanmerking komen. Hieronder vallen ook de zogenaamde gedeselecteerde gebieden: gebieden waar het bevoegd gezag (gemeente, provincie of RACM) heeft vastgesteld dat geen verder onderzoek hoeft plaats te vinden, bijvoorbeeld na archeologisch vooronderzoek of opgraving. Voor deze gebieden gelden vanuit het oogpunt van de archeologie geen voorschriften voor een vergunning. Wel zal bij m.e.r.-plichtige projecten en projecten die onder de Tracéwet vallen nader onderzoek worden verlangd. Deze situaties vallen onder het regime van de Wet Milieubeheer en de Tracéwet.

Rijks- en Provinciale kaarten

Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van het rijk wordt een deel van het plangebied (rond de Grote en Kleine Berg) aangemerkt als een terrein met een hoge archeologische waarde. Aanbevolen wordt om dit soort terreinen planologisch te beschermen.

Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden van het rijk en de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is de archeologische verwachting van het plangebied niet in kaart gebracht, wat zoals hierboven beschreven voor veel stads- en dorpskernen geldt.

Archeologische Waardenkaart van de gemeente Eindhoven

Het archeologiebeleid van de gemeente Eindhoven is er op gericht om, uitgaande van de gemeentelijke Archeologische Waardenkaart, via het bestemmingsplan te waarborgen dat archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden veilig worden gesteld. Binnen het plangebied De Bergen zijn twee gebieden archeologisch gewaardeerd. Dit is het gebied rond de Grote en de Kleine Berg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0020.jpg"

gebieden met archeologische waarden

Dit gebied valt onder de categorie 2, gebied met archeologische waarde. Het gebied op de gemeentelijk kaart komt grotendeels overeen met het gebied dat met een hoge archeologische waarde op de AMK van het rijk staat. Alleen een groot deel van het gebied ten noorden van de Heilige Geeststraat is niet meegenomen op de gemeentelijke kaart. In dat gebied is een proefopgraving geweest in de 90-er jaren en het gebied is daarna bebouwd. Volgens de gemeentelijke kaart is dit deel geen archeologisch waardevol of verwachtingsgebied meer.

Het tweede archeologisch gewaardeerde gebied betreft de in landschappelijk opzicht nog intacte delen van het Dommeldal. Dankzij de hoge waterstand zijn in het beekdal van de Dommel constructies van hout (zoals brugpijlers ) en andere organische materialen goed bewaard gebleven. Deze resten kunnen zich ook in dit deel va het plangebied bevinden. In de afgelopen decennia zijn in het dal van de Dommel op verschillende plaatsen bijzondere voorwerpen gevonden., die waarschijnlijk opzettelijk en met een ritueel doel in het beekdal zijn gedeponeerd. Dit betreft met name bronzen voorwerpen uit de bronstijd (circa 1500-800 voor Cr.) en muntschatten uit de 2e en 3e eeuw na Chr. Het Dommeldal valt onder de categorie 3, gebied met hoge archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80037-0501_0021.jpg"

gebieden met te verwachten archeologische waarden

Het 'gebied met archeologische waarde' en 'het gebied met hoge archeologische verwachting zijn op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'waarde-archeologie'. Door middel van een bouwverbod en aanlegvergunningvereisten in de voorschriften, worden de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden beschermd en veiliggesteld.