direct naar inhoud van 3.2 Landelijk , provinciaal en gemeentelijk beleid
Plan: Blixembosch Noordoost
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0772.80027-0501

3.2 Landelijk , provinciaal en gemeentelijk beleid

Nationaal Ruimtelijk beleid

In 2004 heeft de ministerraad de Nota Ruimte vastgesteld. Deze nota is gebaseerd op de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en het structuurschema Groene Ruimte. Het rijksbeleid wil meer ruimte bieden voor ontwikkeling. De nadruk ligt op bouwen voor wonen, werken en voorzieningen met ruimte voor groen en water. Om de beoogde woningbouwlocaties te kunnen realiseren, is voldoende ruimte in termen van (tijdig) beschikbare harde capaciteit voor woningbouw in streek- en bestemmingsplannen essentieel.

Voor dit bestemmingsplan is vooral het beleid ter bevordering van krachtige steden van belang. Binnen dit streven kiest het rijk voor voortzetting van het beleid van bundeling van verstedelijking en economische activiteit. Dit betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, bij voorkeur in het bestaand bebouwd gebied.

Het streven is erop gericht dat 40% van het totale uitbreidingsprogramma voor wonen en werken daar tot stand komt. De nieuwe bouwopgave dient daarnaast zoveel mogelijk gerealiseerd te worden in de bundelingsgebieden (stedelijke regio’s).

Het rijk benoemt zes nationale stedelijke netwerken en dertien grotendeels binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Een deel van elk nationaal stedelijk netwerk is eveneens economisch kerngebied.

Eindhoven ligt in het stedelijke netwerk Brabantstad. Brabantstad is naar afmeting, inwoneraantal en economische prestaties het tweede nationale stedelijke netwerk van Nederland. De economie van Brabantstad heeft zich op basis van eigen kracht en vanuit haar positie tussen de Randstad Holland enerzijds en de Vlaamse Ruit en het Duitse Rijn/Roergebied anderzijds, veelzijdig en hoogwaardig ontwikkeld.

Karakteristiek voor Brabantstad is verder de verwevenheid van de steden met de groene ruimte. Om de positie van Brabantstad (en de Brainport Eindhoven) te behouden en te versterken is het van belang voldoende mogelijkheden te bieden voor woningbouw, bedrijven en instellingen, de kennisinfrastructuur verder te ontwikkelen en een betrouwbare bereikbaarheid te waarborgen.

Zuidoost-Brabant en de A2-zone vormen het oostelijk deel van de Brabantstad. Dit economische kerngebied is een belangrijk onderdeel van de toptechnologie regio Zuidoost-Nederland. Na de Randstad is de regio Zuidoost-Brabant daarmee de meest internationaal georiënteerde regio van Nederland.

Het stedelijke gebied van de gemeente Eindhoven maakt onderdeel uit van het bundelingsgebied Eindhoven-Helmond (rechtsonder in de bundeling Brabanstad).

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80027-0501_0007.jpg"

Afbeelding Nota Ruimte; stedelijke netwerken.

Realisatieparagraaf

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening vraagt van het rijk om ruimtelijke belangen duidelijk in beeld te brengen. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’). Hierin is beschreven welke instrumenten het rijk inzet voor de behartiging van rijksbelangen, zoals financiële stimuleringsregelingen, afspraken met andere overheden en juridische instrumenten zoals de amvb.

De Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid is sinds 1 juli 2008 toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie. Er is een overzicht opgenomen van 34 nationaal ruimtelijke belangen. Dit vormt de ruggengraat van de Realisatieparagraaf.

Enkele onderwerpen, die raakvlakken hebben met dit bestemmingsplan, zijn:

1. Ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra
Binnen de nationale stedelijke netwerken wordt een aantal gebieden aangewezen om de verstedelijking te bundelen, wat bijdraagt aan de versterking van de economische positie van de nationale stedelijke netwerken en aan het draagvlak voor voorzieningen in en bij de steden. Brabantstad, waar Eindhoven in gelegen is, is een van de nationaal stedelijke netwerken.

2. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
Door bundeling van verstedelijking en economische activiteiten worden steden ondersteunt in hun functie van economische en culturele motor en wordt gezorgd voor een bepaalde basiskwaliteit. In de Nota Ruimte staat onder meer beschreven dat voor het bundelingsbeleid ten aanzien van wonen in het actieplan woningproductie van november 2007 is aangekondigd dat voor de periode 2010-2020 integrale en regionale verstedelijkingsafspraken zullen worden gemaakt die een directe relatie hebben met het toekomstige stedenbeleid. Stedelijke projecten zullen hierbij zoveel mogelijk in samenhang met andere projecten in het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) worden bezien. In de beleidsagenda van de begroting 2008 deel XI is aangekondigd dat hierin ook afspraken worden gemaakt over het bieden van voldoende ruimte voor wonen (130% plancapaciteit). Het principe van de Nota Ruimte dat elke gemeente een woonkern mag bouwen voor de eigen woonbehoefte blijft gelden. Daarnaast legt de Nota Ruimte de verantwoordelijkheid voor voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, groen, water, recreatie, sport en infrastructuur bij provincies en gemeenten (§2.3.2.3 Nota Ruimte).

AMVB Ruimte
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Elke overheidslaag dient zijn of haar belangen vooraf benoemen en zorg dragen voor de realisatie en/of borging daarvan. Nationale belangen zullen geborgd worden door een algemene maatregel van bestuur (amvb) ‘Amvb Ruimte’. Het ontwerp voor de amvb (Ontwerpbesluit algemene regels ruimtelijke ordening) is op 2 juni 2009 aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden. De verwachting is dat de amvb medio 2010 in werking zal treden.

De amvb-ruimte bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en evt. concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

De amvb Ruimte heeft voor het onderhavig bestemmingsplan geen directe consequenties.

Provinciaal beleid

Provinciale Interimstructuurvisie en paraplunota

In het kader van de Wro zijn per 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’ en de Paraplunota ruimtelijke ordening in werking getreden. De Interimstructuurvisie is vastgesteld door provinciale staten en geeft een overzicht van de ruimtelijke belangen en doelen van de Provincie Noord-Brabant en de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid. Dit ruimtelijk beleid is uitgewerkt in de Paraplunota. De Paraplunota is vastgesteld door gedeputeerde staten en vormt de basis voor het dagelijks handelen van gedeputeerde staten en de inzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening. Hieronder is een afbeelding van de kaart bij de interimstructuurvisie opgenomen. Het plangebied, rood omkaderd, is daarin aangegeven als bestaand stedelijk gebied gelegen in een stedelijke regio.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80027-0501_0008.png"

Fig. Uitsnede kaart Interimstructuurvisie.

De Interimstructuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals uiteengezet in het Streekplan Noord- Brabant 2002 ‘Brabant in balans’ en het Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven, Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost Brabant (gedeputeerde staten 8-03-05). Noodzakelijke aanpassingen in verband met nieuwe wetgeving en bestuurlijke besluitvorming zijn meegenomen.

De hoofdlijnen van het te voeren provinciaal ruimtelijk beleid worden uiteengezet aan de hand van de vijf leidende ruimtelijke principes:
— meer aandacht voor de onderste lagen;

— zuinig ruimtegebruik;

— concentratie van verstedelijking;

— zonering van het buitengebied;

— grensoverschrijdend denken en handelen.

De Interimstructuurvisie geeft aan dat de mate en wijze waarop aan aspecten van zuinig ruimtegebruik vorm en inhoud wordt gegeven, dient aan te sluiten op de specifieke ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten ter plaatse. Dit vraagt om maatwerk en verdere uitwerking (p. 37).

Verder wordt aangegeven dat het provinciale beleid al jaren gericht op het concentreren van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.

Eindhoven maakt samen met Breda, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg onderdeel uit van Brabantstad. Het zijn de centrale ‘knopen’ in het internationale en nationale stedelijk netwerk. Omdat de woning- en arbeidsmarkt ook in de toekomst voor het grootste deel op een meer regionale schaal functioneren, is er op het vlak van wonen en werken primair afstemming nodig binnen de stedelijke regio’s en met de op een stedelijke regio georiënteerde omliggende landelijke regio(‘s), zoals de Randstad het Ruhrgebied en de Vlaamse Ruit.

Eindhoven maakt onderdeel uit van de Stedelijke Regio 'Eindhoven-Helmond'. Een stedelijke regio is een ruimtelijk samenhangende, verstedelijkt gebied. Binnen deze regio liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing ervan is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties. Ook hebben natuur- en landschapswaarden een rol gespeeld. De ligging aan belangrijke wegen, spoorwegen en vaarwater is eveneens van belang, omdat dit mogelijkheden biedt voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen op goed ontsloten, multimodale knooppunten. Dit sluit aan op het denken in netwerken.

Vooral voor de steden ligt er een belangrijke intensiveringsopgave voor dergelijke knooppunten. Stedelijke regio’s ontwikkelen zich tot complete stedelijke gebieden. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu bieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80027-0501_0009.jpg"

Fig. Interimstructuurvisie

Structuurplan Regio Eindhoven

Het toetsingskader voor ruimtelijke plannen door de provincie is, onder meer, het Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven, Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost Brabant (gedeputeerde staten 8-03-05). Hieronder is een uitsnede uit het structuurplan opgenomen waarbij 'Blixembosch Noordoost' is aangeduid als 'te ontwikkelen' woongebied. Blixembosch Noordoost is daarbij globaal met een rode cirkel omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80027-0501_0010.jpg"

Fig. Uitsnede afbeelding Structuurplan Regio Eindhoven

Het programma voor wonen

De op te stellen bevolkings- en woningbehoefteprognose geven per stedelijke en landelijke regio het aantal te bouwen woningen. Voor de stedelijke regio’s zijn deze woningbouwaantallen taakstellend, voor de landelijke regio’s zijn ze indicatief. Bij de verdeling van het woningbouwprogramma over de stedelijke en de landelijke regio’s geldt het uitgangspunt dat voor elke gemeente (voor zover gelegen binnen de landelijke regio) ten hoogste zoveel woningen mogen worden gebouwd als nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei, ofwel de groei die optreedt als het saldo van alle verhuisbewegingen op nul wordt gesteld. Dit wordt ook wel ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’ genoemd. Door de toepassing van dit uitgangspunt wordt gewaarborgd dat de gezamenlijke positie van de stedelijke regio’s in de Brabantse woningvoorraad wordt versterkt. Dit is een belangrijke doelstelling voor het provinciale verstedelijkingsbeleid. Omdat het te verwachten migratieoverschot voor de hele provincie wordt toegerekend aan de stedelijke regio’s en de migratiecomponent een steeds groter deel uitmaakt van de bevolkingsgroei in Noord-Brabant, vangen de stedelijke regio’s namelijk het leeuwendeel van de bevolkingsgroei en de daarmee samenhangende woningbehoefte op. In de paragraaf Volkshuisvesting hieronder is een relatie gelegd met de woningbouwbehoefte en onderhavig plan.

Gemeentelijk beleid

Interim structuurvisie Gemeente Eindhoven

De Wro verplicht gemeenten een structuurvisie voor het gehele grondgebied vast te stellen. Daarin regelt de gemeenteraad op hoofdlijnen het gebruik van de ruimte voor het hele grondgebied en voor de lange termijn: welke grondgebruik wordt waar gerealiseerd, wanneer en hoe.

Het gemeentebestuur van Eindhoven heeft besloten eerst een interimstructuurvisie op te stellen op basis van eerder vastgestelde beleidskaders. Het gaat daarbij om ruimtelijke beleid dat uiterlijk in juni 2009 door de gemeenteraad in programma’s of gebiedsvisies is vastgesteld. Deze zijn op hoofdlijnen in de Ontwerp-Interimstructuurvisie 2009 opgenomen en op elkaar afgestemd.

De Ontwerp-Interimstructuurvisie 2009 doet geen uitspraken over beleid dat nog in ontwikkeling of in voorbereiding is. In 2011 zal een definitieve structuurvisie worden opgesteld, waarin ook het nieuwe ruimtelijke beleid zal worden vastgesteld.

De interimstructuurvisie is op 1 december 2009 door de raad vastgesteld. Het voornemen is om een definitieve structuurvisie in 2011 vast te stellen. Daarin zullen ook nieuwe ontwikkelingen worden opgenomen, waarover de raad nu nog geen besluit heeft genomen.

Hieronder is een afbeelding van de interimstructuurvisie aangegeven. Het plangebied is globaal in het rood omkaderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0772.80027-0501_0011.jpg"

Figuur Uitsnede interimstructuurvisie Gemeente Eindhoven

Het plangebied is in de interimstructuursvisie aangeduid als 'bebouwd gebied' en 'transformatiegebied'. Zo'n gebied is bedoeld voor alle functies die noodzakelijk zijn voor een woongebied.

Voor verdere verstedelijking met nieuwe woon- of werkgebieden is in Eindhoven nauwelijks nog ruimte. In Landelijk Strijp is plaats voor de Brainport Innovation Campus (zie onder Economie), en in het uiterste noorden van de stad zijn drie afrondende projecten voorgenomen (Blixembosch Noord-Oost, Castiliëlaan, Esp-Noord).

Conclusie ten aanzien van beleid

Het onderhavige bestemmingsplan past binnen de hierboven beschreven landelijk, provinciale en gemeentelijke uitgangspunten.