direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Kom Eersel, eerste herziening, wijziging 3
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ter plaatse van de basisschool St. Willibrordus aan de Pankenstraat in Eersel is beoogd een Brede School te realiseren. Dit betekent dat naast deze school ruimte zal worden geboden aan de Dalton basisschool St. Jacobus en kinderopvang Nummereen.

Daarvoor dient het bestaande gebouw te worden gerenoveerd en verbouwd. Tevens wordt de bebouwing uitgebreid met ongeveer 1.100 m². Na afloop zijn daarmee de scholen St. Willibrordus en St. Jacobus adequaat en up-to-date gehuisvest en is tevens ruimte ingericht voor het kinderdagverblijf Nummereen.

De beoogde uitbreiding ten behoeve van de Brede School past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening', het ter plaatse geldende bouwvlak is hiervoor niet toereikend. Het bestemmingsplan biedt daarentegen wel de mogelijkheid om het bestemmingsplan te wijzigen (algemene wijzigingsbevoegdheid) ten behoeve van de vergroting van de bouwmogelijkheden voor gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', door vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak en/of verhoging van het maximum bebouwingspercentage.

Daarbij dient wel aan de wijzigingsvoorwaarden te worden voldaan. De gemeente Eersel heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid. In onderhavige toelichting zal worden aangetoond dat kan worden voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden.

1.2 Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in de kern Eersel in de gelijknamige gemeente. Het perceel ligt aan de Pankenstraat, op de hoek met de Hoolstraat in het zuidelijk deel van de kern. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Eersel, sectie F, nummers 5192 en 5193.

De directe omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit woningen. Net ten zuiden van het plangebied is de sporthal De Kraanvogel met bijbehorende parkeervoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0001.png"

Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening', vastgesteld door de raad op 26 september 2013.

Aan het perceel is de bestemming 'Maatschappelijk' toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Onder maatschappelijke voorzieningen worden verstaan: educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Tevens zijn bedrijven genoemd Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorie 1 en 2 toegestaan, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'. Ook is productiegebonden detailhandel ten dienste van deze bedrijven mogelijk, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt ter plaatse 80%. De maximale goot- en bouwhoogte mag maximaal 8 meter zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0002.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan

De beoogde uitbreiding van de Brede School past niet binnen de bouwregels van de bestemming 'Maatschappelijk', omdat de uitbreiding niet gerealiseerd kan worden binnen het ter plaatse aangewezen bouwvlak. Om de uitbreiding mogelijk te maken dient het bouwvlak dan ook te worden vergroot.

Ter plaatse van het plangebied is de 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk ter plaatse het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van de bouwmogelijkheden voor gebouwen binnen de bestemming 'Maatschappelijk', door vergroting en/of vormverandering van het bouwvlak en/of verhoging van het maximum bebouwingspercentage. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
  • 2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • 3. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
  • 4. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
  • 5. Er dient te worden aangetoond dat er geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn dan wel dat de bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.
  • 6. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.
  • 7. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter.

In onderhavige toelichting zal in verschillende paragrafen worden aangetoond dat het planvoornemen voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Dit wijzigingsplan bestaat uit regels en een verbeelding, met bijbehorende toelichting. Op de verbeelding is de bestemming weergegeven. In de regels staat de juridische regeling. In deze toelichting wordt ingegaan op de wijzigingsvoorwaarden. De verbeelding en regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 eerst ingegaan op het planvoornemen zelf en de stedenbouwkundige en ruimtelijke inpasbaarheid van het bouwplan. In hoofdstuk 3 wordt het vigerende en relevante beleid ten aanzien van de ontwikkeling beschreven. De sectorale aspecten zoals eventueel aanwezige waarden en de milieuhygiënische toetsing vindt plaats in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 gaat in op de financiële en maatschappelijke haalbaarheid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de juridische aspecten. Tot slot wordt de te doorlopen procedure in hoofdstuk 7 weergegeven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied ligt in de woonwijk Eersel Zuid, waar de bebouwing voornamelijk bestaat uit rijwoningen en twee-onder-één-kappers. De Brede School is gesitueerd op een perceel op de hoek van de Pankenstraat en Hoolstraat. De Pankenstraat is noordoost-zuidwest gericht en verbindt de Hoolstraat met de Voortseweg.

Direct ten zuiden van het plangebied is een sporthal met bijbehorende parkeervoorziening aanwezig. Tussen het plangebied en de achtertuinen van de woningen aan de Kraanvogelweg is een plantsoen en voetpad gelegen. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich tevens woningen aan de Kraanvogelweg met daarachter een speelveld en speelterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0003.png"

Luchtfoto plangebied en omgeving (bron: Bing maps 2015)

Het perceel is circa 7.550 m2 groot. Het bestaande schoolgebouw is gesitueerd op het zuidwestelijke deel van het perceel. Het bestaand bruto vloeroppervlak is 1.721 m2 op de begane grond en 708 m2 op de 1e verdieping.

Het noordoostelijke deel van het terrein is ingericht als schoolplein met diverse speelvoorzieningen. Het gehele perceel is omringd met een beplantingsstrook met bomen en struiken. Tevens is het perceel afgeschermd met een hekwerk van circa 1 meter hoog. Bij de oostelijke perceelsgrens is een fietsenstalling aanwezig.

Aan de Pankenstraat zijn nabij de ingang van de school 13 langsparkeerplaatsen gesitueerd.

2.2 Toekomstige situatie

Door de vorming van de Brede School met ruimte voor de drie gebruikers Dalton basisschool St. Jacobus, basisschool St. Willibrordus en kinderopvang van Nummereen, is renovatie van het bestaande schoolgebouw en tevens een uitbreiding van de bebouwing noodzakelijk.

Van het bestaande schoolgebouw worden onder meer de gevels gerenoveerd en vinden interne verbouwingen plaats.

De uitbreiding is gesitueerd aan de noordoostelijke zijde van het bestaande gebouw en beslaat 1.121 m2. De uitbreiding wordt gebouwd in één bouwlaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0004.png"

Gevel noord-west (zijde Pankenstraat)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0005.png"

Gevel zuid-oost (zijde sporthal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0006.png"

Gevel noord-oost (zijde Hoolstraat)

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0007.png"

Gevel zuid-west (zijde woningen Kraanvogelweg)

2.3 Stedenbouwkundige en ruimtelijke inpasbaarheid

Wijzigingsvoorwaarde 4 vereist een onderbouwing van de stedenbouwkundige en ruimtelijke inpasbaarheid van het planvoornemen.

De uitbreiding van de bestaande bebouwing die wordt gerealiseerd past qua massa, goot- en bouwhoogte en typologie, in het dorpse karakter. De uitbreiding wordt deels in één en deels in twee bouwlagen uitgevoerd, waarbij de uitbreiding qua massa ondergeschikt blijft aan de massa van het bestaande schoolgebouw. De gevel van de uitbreiding wordt in het verlengde van de gevel van het bestaande schoolgebouw gerealiseerd. Het profiel van het straat- en bebouwingsbeeld blijft daarmee gehandhaafd.

Gezien de situering, de bouwmassa's en de kwaliteitsverbetering ten opzichte van de bestaande situatie, kan geconcludeerd worden dat het planvoornemen ter plaatse zowel stedenbouwkundig als ruimtelijk goed inpasbaar is.

2.4 Verkeer en parkeren

Wijzigingsvoorwaarde 1 vereist dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. De parkeerbehoefte is in de huidige situatie afgestemd op de aanwezigheid van één basisschool. Met het realiseren van de Brede school en de uitbreiding van bebouwing zal extra parkeerbehoefte ontstaan. Het CROW heeft algemene richtlijnen voor parkeernormen en de verkeersgeneratie van verschillende functies opgesteld. Daarnaast heeft de gemeente in aansluiting op de normen van het CROW in het 'parkeerbeleidsplan gemeente Eersel' parkeernormen opgenomen voor nieuwe ontwikkelingen. Eersel is daarbij de classificeren als 'weinig stedelijk' en het plangebied ligt in het gebied dat is aangewezen als 'rest bebouwde kom'.

Voor scholen is in het parkeerbeleidsplan het volgende aangegeven:

Rondom (basis-)scholen is door brengen en halen van kinderen vaak sprake van een grote parkeervraag. De vraag speelt een aantal keren per dag en is van korte duur.

De gemeente zet in het VVP in op zo min mogelijk autogebruik voor halen en brengen. Echter, er dient wel te worden voorzien in parkeerplaatsen om de verkeersveiligheid te kunnen garanderen en halen en brengen mogelijk te maken (ook met de auto). Bij de scholen faciliteert de gemeente een kiss&ride strook, op initiatief van de scholen. De parkeerbehoefte wordt afgestemd op de parkeernorm, met als uitgangspunt dat dubbelgebruik met bewoners parkeren plaats vindt. 

Lang parkeren

De Brede School biedt ruimte aan twee basisscholen en een kinderdagverblijf. De gemeente hanteert voor basisscholen een parkeernorm van (maximaal) 1 parkeerplaats per leslokaal. Voor een kinderdagverblijf wordt uitgegaan (maximaal) 1,50 parkeerplaats per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

Met de Brede School wordt in totaliteit voorzien in 21 lokalen. Dit betekent dat ten behoeve van de twee basisscholen 21 parkeerplaatsen benodigd zijn. Het kinderdagverblijf krijgt een bruto vloeroppervlak van 290 m2. Met een parkeernorm van 1,50 parkeerplaats, zal voor het kinderdagverblijf te worden voorzien in 5 parkeerplaatsen.

In totaal ligt er een opgave voor 26 parkeerplaatsen. In de huidige situatie zijn bij het schoolgebouw aan de zijde van de Pankenstraat al 13 parkeerplaatsen aanwezig. Tevens wordt ter hoogte van het plangebied in de Pankenstraat zelf aan beide zijden al voorzien in langsparkeerplaatsen met ruimte voor circa 20 auto's. Hiermee zijn in de huidige situatie reeds ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig (33 parkeerplaatsen). Daarmee wordt aan de parkeer behoefte voldaan.

Kort parkeren (halen en brengen)

Voor het halen en brengen wordt veelal gebruik gemaakt van de aangrenzende parkeervoorziening van sporthal de Kraanvogel. Echter ook met deze parkeerplaatsen zijn er in de nieuwe situatie niet voldoende parkeerplekken om het kort parkeren adequaat te faciliteren. Momenteel wordt in samenspraak met de beide scholen, ouders, omgeving en gemeente gesproken over passende oplossingen.

Oplossingsrichtingen waaraan gedacht wordt zijn het aanleggen van extra parkeerplaatsen, aanleggen van kiss&ride stroken en wisselende scholentijden voor de afzonderlijke scholen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Bij de uitbreiding van het schoolgebouw ten behoeve van de realisatie van de Brede School, wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid van bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening'. In het kader van het bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening' is reeds een beleidsmatige afweging gemaakt. Aangezien in de tussentijd geen nieuw beleid is geformuleerd dat van invloed is op deze afweging, wordt met betrekking tot het beleid verwezen naar het bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening'.

3.2 Welzijnsprestatieplan en jeugdnota

De raad van de gemeente Eersel heeft met vaststellen van het Welzijnsprestatieplan uitgesproken de voorzieningen in de dorpen te willen behouden, zoals een gemeenschapshuis, basisschool en een peuterprogramma.

In dezelfde periode is de jeugdnota gerealiseerd waardoor integrale benadering van de beleidsterreinen mogelijk werd. In beide beleidsdocumenten is het belang van adequate voorzieningen voor 0- tot 12-jarigen in het dorp (wijk) onderkend en benoemd. De adequate voorzieningen van de lokale partners worden geconcretiseerd door naast onderwijs ook voorzieningen te realiseren voor 0- tot 4-jarigen, bso, opvoedingsondersteuning, aanbod en stimulering van cultuur en sport.

Zo is politiek en lokaal een breed draagvlak ontstaan voor de multifunctionele accommodatie (mfa), brede school.

3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' (verder: de Ladder) is juridisch verankerd in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ingevolge de Ladder moet een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' in de toelichting gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen. De stappen betreffen:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ingevolge stap 1 dient allereerst sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling'. Met het realiseren van een uitbreiding van de bestaande schoolbebouwing ten behoeve van een Brede School is sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het plan voor de realisatie van de Brede School komt voort uit het Masterplan Onderwijs voor de kern Eersel waarin huisvestingsscenario's zijn beschreven gebaseerd op de actueel regionale behoefte aan onderwijsvoorzieningen. Dit heeft vervolgens geleid tot een haalbaarheidsstudie voor één of meerdere Brede Scholen in de kern Eersel. Geconcludeerd is dat voor alle drie de scholen in de kern Eersel de mogelijkheid en behoefte bestaat om, voor zover dit nog niet het geval is, het aanwezige netwerk uit te breiden en een brede school te worden. De clustering van voorzieningen in een samenhangend netwerk biedt voor alle betrokken partijen voordelen. Conform stap 2 van de ladder vindt de ontwikkeling plaats binnen bestaand stedelijk gebied door benutting van beschikbare gronden/locatie. Het betreft een herontwikkeling van een bestaand schoolcomplex binnen bestaand stedelijk gebied. Het realiseren van de Brede School vindt plaats op een locatie binnen bestaand stedelijk gebied. Het perceel van de bestaande basisschool St. Willibrordus aan de Pankenstraat wordt namelijk hiervoor getransformeerd. Deze transformatie ziet op het gebruik van het bestaande schoolgebouw, dat gerenoveerd en intern wordt verbouwd. Tevens wordt dit gebouw uitgebreid vanwege de benodigde ruimtebehoefte op alle gebruikers van de Brede School te kunnen huisvesten.

Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische en planologische verantwoording

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden diverse milieuhygiënische onderwerpen behandeld, die van invloed kunnen zijn op het bestemmingsplan. Om de haalbaarheid van de ontwikkeling aan te tonen, wordt in het navolgende per aspect aangegeven hoe de milieuhygiënische situatie ter plaatse is en wat de gevolgen zijn voor het bestemmingsplan. In het kader van het bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening' zijn de meeste aspecten reeds verantwoord, zodat alleen een verantwoording is opgenomen voor de milieuhygiënische aspecten die voor de ontwikkeling relevant zijn.

4.2 Wet geluidhinder

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron of wijziging van een bestaande geluidsbron (aanpassing weg) mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Daarbij is enerzijds gekeken naar de Brede School als veroorzaker van geluidshinder en anderzijds de Brede School als geluidsgevoelig object.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de Brede School geen geluidhinder veroorzaakt die het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen van derden onredelijk verstoord. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarbij de invloed van het stemgeluid van kinderen beschouwd. Voor woningen is het gewenste binnenniveau 35 dB. Dit betekent dat, met een karakteristieke gevelwering van 20 dB, de gevelbelasting de 55 dB niet mag overschrijden. Uit de berekeningen volgt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de woningen van derden ten hoogste 54 dB bedraagt. Ook in de tuinen is sprake van een acceptabel leefklimaat, hier bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten hoogste 47 dB.

Voor wat betreft de Brede School als geluidsgevoelig object is de gevelbelasting onderzocht ten gevolge van het wegverkeer op de wegen Pankenstraat en Hoolstraat. Ter plaatse van de nieuwe leslokalen bedraagt de gevelbelasting ten hoogste 58 dB tijdens lesuren. De nieuwe lokalen dienen, conform het Bouwbesluit, over een karakteristieke gevelwering van tenminste 20 dB te beschikken. Een hogere gevelwering kan niet worden geëist, omdat de Wet geluidhinder niet van toepassing op voornoemde wegen, die een maximum snelheid kennen van 30 km/uur. Daarmee kunnen ook geen hogere waarden worden vastgesteld.

Het gewenste binnenniveau van een leslokaal bedraagt 28 dB. Om dit te halen is een karakteristieke gevelwering van 30dB nodig voor een aantal lokalen. Bij het uitwerken van het bouwplan zal dit vormgegeven worden.

Vanuit het aspect geluid zijn er géén belemmeringen voor het planvoornemen.

4.3 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen.

Met het planvoornemen is geen sprake van een functiewijziging. De Brede School kan gerealiseerd worden binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. De bodemkwaliteit is al toereikend voor de bestemming, daarin vindt geen verandering plaats.

Ter plaatse is in maart 2015 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek (zie bijlage 2) is naar voren gekomen dat er geen verontreinigingen zijn aangetroffen op de onderzoekslocatie en de aangetroffen bodemkwaliteit ter plaatse aanvaardbaar wordt geacht.

Er zijn uit milieuhygiënisch oogpunt dan ook géén belemmeringen aanwezig om de voorgestane ontwikkeling geen doorgang te laten vinden.

4.4 Externe veiligheid

Het beleid inzake externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico's voor de omgeving met betrekking tot:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);
  • het gebruik van luchthavens.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Dit besluit heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Aan de hand van de risicokaart van Noord-Brabant zijn de risicobronnen in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0008.png"

Uitsnede risicokaart Noord-Brabant

Inrichtingen 

De externe veiligheid van inrichtingen heeft betrekking op de kans die bestaat om te overlijden buiten een inrichting als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Bij het bepalen van dit risico speelt de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen een belangrijke rol.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. De dichtstbijzijnde inrichtingen betreffen het tankstation met LPG en het zwembad met opslag van gevaarlijke stoffen aan de Postakkers op ruim 680 meter van het plangebied. Gelet op de afstand zijn deze inrichtingen niet van invloed op het plangebied.

Transport 

In 2003 is de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen verschenen. De risicoatlas wegtransport levert informatie voor de evaluatie van het externe veiligheidsbeleid en bevat een inventarisatie van de omvang van de risico's veroorzaakt door het vervoer over de weg van gevaarlijke stoffen. De risicoatlas kan worden gebruikt om na te gaan waar er aandachtspunten voor de externe veiligheid zijn, die bij lokale planontwikkeling gedetailleerd dienen te worden beoordeeld. Naast de risicoatlas is tevens de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uit januari 2010 geraadpleegd.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen hoofdtransportwegen, spoorwegen, buisleidingen en luchthavens aanwezig die voor belemmeringen zouden kunnen zorgen.

Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen die het planvoornemen niet mogelijk maken.

4.5 Luchtkwaliteit

Om de haalbaarheid van het project aan te tonen dient ingegaan te worden op de gevolgen voor de luchtkwaliteit door toedoen van onderhavig project. De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden (onderdeel van de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5 titel 2). Conform deze Wet luchtkwaliteit kan elk project dat NIBM (niet in betekenende mate) 21 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3% van de grenswaarde voor het jaargemiddelde concentratie van fijn stof en stikstofdioxide. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m³ voor zowel fijn stof als stikstofdioxide.

Een hulpmiddel voor de toepassing hiervan is de Regeling niet in betekenende mate. In deze regeling is de bovengenoemde 3%-grens uitgewerkt in concrete getallen. Zo ligt voor woningbouwplannen de grens van 3% bij 1500 woningen bij één ontsluitingsweg.

In het voorliggend wijzigingsplan worden geen woningen mogelijk gemaakt. Redelijkerwijs kan gesteld worden dat door de uitbreiding naar een Brede School ook geen extra gemotoriseerd verkeer gegenereerd wordt, dat in omvang overeenkomt met de bouw van 1.500 woningen. Dit project kan daarom aangemerkt worden als zijnde 'niet in betekenende mate'.

Dit betekent dat er geen nader onderzoek en toetsing aan de in de Wet luchtkwaliteit gestelde grenswaarden hoeft plaats te vinden.

4.6 Bedrijven en milieuzonering

Bij het opstellen van een bestemmingsplan waar nieuwe functies worden toegelaten dient een ruimtelijke scheiding te worden gemaakt tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, enerzijds ter bescherming van het leefklimaat en anderzijds ter bescherming van de bestaande bedrijfsvoering van bedrijven. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, stof, en gevaar. Er kan gebruik worden gemaakt van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009).

In deze uitgave zijn richtafstanden opgenomen tussen milieugevoelige functies en bedrijven.

Onderwijsgebouwen en kinderdagverblijven zijn milieugevoelige functies. In de omgeving van het plangebied is een milieubelastende activiteit aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden bij de voorgenomen ontwikkeling. De milieubelastende activiteit betreft de sporthal aan de Hoolstraat. Een sporthal heeft een milieucategorie 3.1 met een indicatieve richtafstand van 50 meter op basis van geluid.

In onderhavige situatie is sprake van een bestaand schoolgebouw dat op kortere afstand dan 50 meter van de sporthal is gelegen. De uitbreiding van het schoolgebouw is voorzien aan de noordoostelijke zijde van het gebouw, op een afstand groter dan 50 meter. Daarnaast zal het gebruik van de sporthal ook grotendeels buiten schooltijden plaatsvinden en in het weekend.

De school en kinderopvang zijn niet alleen een milieugevoelig object. Deze zijn op hun beurt ook een belastende functie voor de omgeving. Een school en kinderopvang vallen in milieucategorie 2. Volgens de VNG-publicatie geldt voor een basisschool en een kinderopvang in een 'rustig woongebied' een maximale richtafstand van 30 meter tot een nabijgelegen milieugevoelige functie (in dit geval woningen), in verband met het aspect geluid.

Functioneel vindt met het planvoornemen geen verandering plaats. Het gebouw en de buitenruimte blijft in gebruik voor onderwijsdoeleinden. Het bouwvlak verandert wel van vorm en wordt vergroot ten behoeve van de uitbreiding van het schoolgebouw. Maar het bestemmingsvlak wordt niet vergroot. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.2) blijkt ook dat de Brede School geen geluidhinder veroorzaakt die het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen van derden onredelijk verstoord.

Geconcludeerd kan dan ook worden dat er geen hinderlijke bedrijvigheid aanwezig is welke een belemmering vormt voor het onderhavige wijzigingsplan. Tevens vormt het planvoornemen geen belemmering voor de omgeving.

4.7 Archeologie en Cultuurhistorie

Op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) bestaat de verplichting om bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met archeologie.

Het plangebied is volgens de 'Archeologische verwachtingen- en waardenkaart' van de gemeente Eersel grotendeels gelegen binnen een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde (categorie 7). Voor een smalle strook aan de zuidzijde van het perceel geldt een hoge verwachtingswaarde (categorie 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPEbs2022-VAST_0009.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart is tevens vertaald in bestemmingsplannen. Uit het bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening' volgt dat over een deel van plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.2' is gelegen. De bijbehorende regels bepalen dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport overlegd moet worden waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

Het planvoornemen ziet op de renovatie en verbouwing van het bestaande schoolgebouw. De uitbreiding van het schoolgebouw zal echter niet plaatsvinden binnen het gebied dat is aangewezen voor 'Waarde - Archeologie 4.2'.

Het gebied met de lage archeologische verwachtingswaarde is niet vertaald in het bestemmingsplan. Hiervoor geldt dat het bodemprofiel zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden, of in ieder geval zodanig zijn aangetast dat zij niet meer voor onderzoek of bescherming in aanmerking komen. Op deze terreinen rusten geen beperkingen ten aanzien van archeologie.

Uit de Cultuurhistorische waarden en beleidskaart van de gemeente blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen een cultuurhistorisch waardevol gebied of ensemble. De aangrenzende Hoolstraat is wel aangewezen als object met een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Het profiel van de Hoolstraat wordt door het planvoornemen niet veranderd. Met de realisatie van het planvoornemen worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.

De conclusie is dat er voor wat betreft het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen bestaan voor het onderhavige initiatief. Derhalve wordt voldaan aan wijzigingsvoorwaarde 5.

4.8 Flora en fauna

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Gebiedsbescherming

Ten aanzien van flora en fauna dient in eerste instantie rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de gebiedsbescherming en is vanaf 1 oktober 2005 in werking getreden. Op grond van deze gebiedsbescherming vallen beschermde natuurmonumenten en de gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) onder het regime van de Natuurbeschermingswet 1998.

Gezien de aard van de voorgenomen activiteiten (een vormverandering en uitbreiding van een bestaand bouwvlak binnen de bestemming Maatschappelijk ten behoeve van de realisatie van een Brede School) versus de ligging van beschermde natuurgebieden worden schadelijke effecten niet verwacht. Natura 2000-gebied bevindt zich op geruime afstand en het projectgebied ligt niet in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Soortenbescherming

Naast gebiedsbescherming is de soortenbescherming van belang. De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het besluitgebied. Er mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.

In het kader van de bouw van de Brede School en alle werkzaamheden die daarmee samenhangen is in september 2014 een quickscan natuur uitgevoerd door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (zie bijlage 3).

Uit het quickscan onderzoek blijkt dat op basis van een locatiebezoek en raadpleging van vrij beschikbare verspreidingsgegevens, de volgende beschermde soortgroepen mogelijk door de voorgenomen bouwactiviteiten worden geraakt:

  • grondgebonden zoogdieren in het aanwezige plantsoen (licht beschermd met vrijstelling/ ontheffing);
  • vleermuizen (zwaar beschermd met specifiek de mogelijkheid van aanwezige verblijfplaatsen en vliegroutes op de locatie);
  • broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten in eventueel te kappen bomen (bescherming alleen in broedseizoen).

Geadviseerd wordt een nader onderzoek uit te voeren of er een ontheffing voor de aantasting van verblijfplaatsen en vleermuizen nodig is. Voor vogels wordt aangegeven dat er geen ontheffing nodig is indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden. Voor de overige soortgroepen geldt dat er geen ontheffing en nader onderzoek noodzakelijk is.

Op basis van voornoemd advies is door Bureau Meervelt in oktober 2014 een inspectie uitgevoerd met betrekking tot de aanwezigheid van vleermuizen op de ontwikkelingslocatie. Uit het inspectie onderzoek vleermuizen (zie bijlage 4) blijkt dat de bestaande bebouwing niet wordt gebruikt als verblijfplaats voor vleermuizen en de aanwezige bomen geen onderdeel zijn van een vliegroute op basis waarvan een ontheffing volgens de Flora- en faunawet vereist is.

Uiteraard geldt voor de initiatiefnemer dat voor alle soorten -beschermd of niet beschermd- altijd de algemene zorgplicht uit de Flora en faunawet overeenkomstig artikel 2 van deze wet van toepassing is. Dit houdt in, dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor de flora en fauna kan ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen.

Algemeen kan gesteld worden dat het aspect flora en fauna géén belemmering vormt voor de uitvoering van de voorgestane planontwikkeling c.q. het bouwplan.

4.9 Watertoets

4.9.1 Waterhuishoudkundige en civieltechnische aspecten

Bestaande situatie

Aan de Pankenstraat is de basisschool St. Willibrordus gehuisvest. Het perceel is circa 7.550 m2 groot en nagenoeg volledig verhard door de bebouwing, het schoolplein en parkeervoorzieningen. Het hemelwater wordt afgevoerd via het ter plaatse aanwezige gemengde rioolstelsel. Wat betreft het afvalwater is het schoolgebouw aangesloten op het rioolstelsel onder de Pankenstraat. Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Voor zover bekend is in het plangebied, of de directe omgeving, geen sprake van wateroverlast.

Toekomstige situatie

Met het planvoornemen vindt uitbreiding van de bebouwing plaats op gronden die in de huidige situatie reeds verhard zijn ten behoeve van het schoolplein. In de afvoer van het afvalwater zal in de toekomstige situatie niets veranderen, de bestaande aansluiting op het rioolstelsel ter plaatse blijft gehandhaafd.

Het scheiden van vuil en (schoon) hemelwater dient echter ten alle tijden uitgangspunt te zijn. Afvoer van schoon hemelwater naar het gemengde rioolstelsel wordt in principe niet meer toegestaan. Het schone hemelwater kan (in de toekomst) separaat van het afvalwater worden afgevoerd. Afvalwater en hemelwater zullen bij de perceelsgrens zodoende gescheiden worden aangeboden.

Hemelwater

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. Voor de toetsing van ruimtelijke plannen hanteert het waterschap als beleidsuitgangspunt 'hydrologisch neutraal ontwikkelen'. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Er mogen geen hydrologische knelpunten gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied.

Concreet betekent dit dat:

  • de afvoer uit het gebied niet groter is dan in de referentiesituatie;
  • de omvang van grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt;
  • de grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties;
  • de (grond)waterstanden in het plangebied moeten aansluiten op de (nieuwe) functie(s) van het plangebied zelf;
  • het plangebied moet zo worden ingericht, dat de gevolgen van vastgestelde toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, die van invloed zijn op de (grond)waterstanden, niet leiden tot knelpunten in het plangebied.
4.9.2 Toetsaspecten

Afvoer uit het gebied

Voor onderhavige ontwikkeling hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden aangezien sprake is van een hydrologisch neutrale ontwikkeling. Er vindt immers geen toename aan verharding plaats ten opzichte van de bestande situatie.

 

Onderhavige ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de kwaliteit van het grondwater, aangezien er geen functionele verandering plaatsvindt.

 

Oppervlaktewaterstanden (zomer en winterperiode) 

Het plan zal vanwege de geringe schaalgrootte naar verwachting geen invloed hebben op de oppervlaktewaterstanden in de omgeving.

 

Berging in en buiten de voorzieningen (overlast) 

Doordat in de huidige situatie het plangebied volledig verhard is, kan de conclusie worden getrokken dat het hoeveelheid afvoerend verhard oppervlak afneemt waardoor er geen waterberging hoeft te worden aangelegd.

 

Grondwateraanvulling (zomer en winterperiode)

Door de schaalgrootte van het project in relatie tot de omgeving is de invloed hiervan op het grondwateraanvulling naar verwachting zeer beperkt.

 

Grondwaterstanden

Door de schaalgrootte is de invloed van berging/infiltratie op het grondwatersysteem zeer beperkt.

 

Afvalwater

Het afvalwater afkomstig van het schoolgebouw wordt afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel. Via dit gemengde rioolstelsel zal het vuilwater worden afgevoerd naar de regionale rioolwaterzuiveringsinstallatie.

 

Materiaalgebruik

Afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden. Het betreft uitlogende materialen zoals zink en lood. Dat betekent dat slechts duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt worden. Derhalve is onderhavig plan niet van invloed op de kwaliteit van het grondwater.

4.9.3 Overleg met het waterschap

In het kader van het vooroverleg is dit wijzigingsplan voorgelegd aan waterschap De Dommel.

Bij schrijven van 3 maart 2015 (bijlage 1) heeft het waterschap ingestemd met voorliggend plan.

Volgens de voorwaarden behorende bij de toepassing van de wijzigingsgbevoegdheid voor deze locatie dient er rekening gehouden te worden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit). Uit de reactie van het waterschap blijkt dat hiermee in voldoende mate rekening is gehouden.

Het waterschap constateert dat het plangebied is aangesloten op het gemengde riool en geeft aan dat het verhard oppervlak door de planontwikkeling ten opzichte van de bestaande situatie niet toeneemt. Daarnaast wordt met de vernieuwbouw hemelwater en huishoudelijk afvalwater gescheiden aangeboden op de erfgrens, waardoor er hydrologisch gezien er sprake is van een 'gering waterbelang' met dit plan.

Het waterschap stemt dan ook in met voorliggend wijzigingsplan.

4.10 Kabels en leidingen

Uit het vigerende bestemmingsplan blijkt niet dat er planologisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig zijn op het onderhavige plangebied en in de directe omgeving ervan.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid

5.1 Financiële haalbaarheid

De gemeente is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om kostenverhaal toe te passen in geval het een bouwplan betreft voor het toevoegen van één of meerdere woningen. Hiervoor dient een exploitatieplan vastgesteld te worden, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de ontwikkeling zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente Eersel zal daarom met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst sluiten. Op deze wijze wordt zeker gesteld dat het verhaal van kosten anderszins is verzekerd. Bijgevolg hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

In de anterieure overeenkomst wordt ook de betaling van de eventuele tegemoetkoming in de planschade, die het nieuwe planologisch kader kan veroorzaken, geregeld. De kosten voor het volgen van de ruimtelijke ordeningsprocedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend. Het plan is voor de gemeente Eersel dus haalbaar.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het concept ontwerp wijzigingsplan wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in het kader van het vooroverleg naar de betreffende overleginstanties gezonden.

Het ontwerp wijzigingsplan wordt in procedure gebracht ex artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. De resultaten van de tervisielegging worden te zijner tijd in deze toelichting vermeld.

Hoofdstuk 6 Juridische opzet

6.1 Algemeen

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening bepaalt een drietal zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  • de Woningwet.

Met voorliggend wijzigingsplan wordt uitvoering gegeven aan een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Kom Eersel, eerste herziening'.

Het betreft de hieronder beschreven wijzigingsbevoegdheid:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 4’ het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de nieuwbouw van een school met bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • 1. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • 2. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • 3. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.
  • 4. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit).
  • 5. Er dient te worden aangetoond dat er geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn dan wel dat de bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.
  • 6. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.
  • 7. De bouwhoogte van de school mag niet meer bedragen dan 8 m.

Bij het opstellen van de inhoud van de regels is aangesloten op het vigerende bestemmingsplan. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het wijzigingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels terug gelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.

6.2 De verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemmingen van de binnen het plangebied gelegen gronden;
  • het bouwvlak;
  • de goothoogte, de bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

6.3 De regels

De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.4 Bestemming

De gronden hebben de bestemming 'Maatschappelijk' overeenkomstig de bestemming in het moederplan. De gronden en gebouwen worden gebruikt voor educatieve voorzieningen, in de vorm van twee basisscholen en een kinderdagverblijf, en passen binnen de maatschappelijke voorzieningen die binnen de bestemming zijn toegestaan. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale toegestane hoogte van gebouwen (8 meter) is op de verbeelding aangegeven.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 De te volgen procedure

Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure van de Awb, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter visie legging een besluit moeten nemen.

In het kader van de ter visie legging van het ontwerpwijzigingsplan is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de college van burgemeester en wethouders) kenbaar te maken. Na vaststelling van het wijzigingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze te zijn ingediend of dient het plan ten opzichte van het ontwerp te zijn gewijzigd. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan (moederplan). Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit het moederplan.

Het wijzigingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk plan de volgende procedure:

Ontwerp:

  • publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro;
  • een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

Vaststelling:

  • vaststelling door het college;
  • publicatie en terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan gedurende de beroepstermijn

Beroep

  • beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State door belanghebbenden.

Inwerkingtreding

  • na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan).

In het kader van de ter visie legging van het ontwerp-wijzigings is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de college van burgemeester en wethouders) kenbaar te maken. Na vaststelling van het wijzigingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze te zijn ingediend of dient het plan ten opzichte van het ontwerp te zijn gewijzigd. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.

7.2 Vooroverleg

In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg is onderhavig wijzigingsplan voorgelegd aan waterschap De Dommel. Bij schrijven van 3 maart 2015 heeft het waterschap ingestemd met voorliggend plan.

Aangezien er geen sprake is van een provinciaal belang is het plan niet voorgelegd aan de provincie.

7.3 Ontwerp en vaststelling

Het ontwerpwijzigingsplan lag met ingang van 2 april 2015 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage bij de publieksbalie van de gemeente Eersel. Tevens was het plan in te zien op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl en op de website van de gemeente www.eersel.nl. Binnen de zienswijzentermijn zijn géén zienswijzen binnengekomen. Het plan is daarom ongewijzigd vastgesteld bij besluit van 21 mei 2015 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel.

Het vaststellingsbesluit van het college van burgemeester en wethouders is als bijlage 5 van de toelichting bij het plan gevoegd.