direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Mr. de la Courtstraat 28, Vessem
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0770.WPBcourt280034-ON04

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Mr. de la Courtstraat 28, Vessem" van de gemeente Eersel.

Op het adres Mr. de la Courtstraat 28 te Vessem staat de boerderij van de familie Van de Biggelaar. Het gebouw is van het type langgevelboerderij uit 1848. Het gebouw is cultuurhistorisch waardevol.

Een gedeelte van het gebouw is in gebruik als woning. Het gedeelte dat voorheen als stal werd gebruikt (ook wel 'de deel' genoemd) wordt thans gebruikt voor opslag. Hoewel het gebouw nog in goede staat verkeert, is het behoud ervan een groot aandachtspunt. De kosten voor het onderhoud worden nu door één eigenaar gedragen. Door de boerderij functioneel te splitsen in twee woningen kunnen de kosten worden verdeeld. Hiermee ontstaat een economisch gezonde basis om het gebouw te behouden voor de langere toekomst.

Splitsing van de boerderij in twee woningen is niet rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, maar het bestemmingsplan bevat wel een wijzigingsbevoegdheid waarbinnen onder voorwaarden een splitsing mogelijk is.

Voorliggend wijzigingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPBcourt280034-ON04_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend. De plangrens is gebaseerd op de grens van de vigerende woonbestemming voor dit perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPBcourt280034-ON04_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vessem, sectie L, nummers 289 en 462, beiden gedeeltelijk.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.922 m². De gronden zijn eigendom van mevrouw W.M. van de Biggelaar.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied", vastgesteld door de gemeenteraad op 7 februari 2012.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPBcourt280034-ON04_0003.jpg"

UITSNEDE PLANKAART VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Binnen het plangebied is de bestemming 'Wonen' van toepassing. Ter plaatse is één woning toegestaan.

Binnen een deel van het plangebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.1'. Deze dubbelbestemming dient voor de instandhouding en bescherming van op of in die gronden aanwezige archeologische waarden. De dubbelbestemming vormt aandachtspunt bij de ruimtelijke afweging (zie paragraaf 5.2.1).

Het plangebied ligt verder binnen de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied overig' en 'wro-zone - wijzigingsgebied bebouwingsconcentratie'. Deze aanduidingen zijn niet van rechtstreekse invloed op het plan.

Het project kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied, omdat dat slechts één woning binnen het plangebied toestaat.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding toont de bestaande toestand van het plangebied in de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPBcourt280034-ON04_0004.jpg"

WIJDERE OMGEVING PLANGEBIED

Het plangebied ligt in het buitengebied ten zuidoosten van de kern Vessem, dat wordt gekenmerkt door een afwisseling van agrarische gronden en bospercelen. Het betreft een oude ontginningenlandschap met een kleinschalige en afwisselende verkaveling. Door het aanwezige opgaande groen is sprake van een besloten karakter.

Nabij het plangebied liggen een glastuinbouwbedrijf (Mr. de la Courtstraat 15) en een rundveehouderij (Driehuizen 1-1a). Op grotere afstand ligt een veehandels- en loonwerkbedrijf (Maaskant 4).

Binnen het plangebied staat de cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij met enkele bijgebouwen. De boerderij heeft niet de status van monument. De tuin is ingericht met erfbeplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPBcourt280034-ON04_0005.jpg"

DIRECTE OMGEVING PLANGEBIED

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk wordt het plan beschreven.

3.1 Bouwplan

Het bouwplan betreft de splitsing van de bestaande boerderij in twee woningen. Tevens wordt het erf gesplitst in twee woonpercelen. Er zijn thans nog geen concrete bouwtekeningen gereed. Volstaan wordt met onderstaande indicatieve inrichtingsschets van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0770.WPBcourt280034-ON04_0006.jpg"

INDICATIEVE INRICHTING VAN HET PLANGEBIED

De bestaande boerderij met een bebouwde oppervlakte van circa 240 m² wordt gesplitst in twee woningen. De bestaande woning blijft daarbij behouden en in het andere deel wordt een nieuwe woning gerealiseerd. De woonpercelen zijn 480 m² en 300 m² groot en beide woningen hebben een ruime, groene tuin. Er vindt geen uitbreiding van de hoofdmassa plaats. Beide bijgebouwen worden gesloopt.

Op dit moment is 335 m² aan bijgebouwen aanwezig. Volgens de sloopbonusregeling mag per woning maximaal 80m² plus 25% van het surplus behouden blijven. Dit houdt in dat na splitsing 80m² per woning plus 44m² te verdelen over de twee woningen is toegestaan. De berekening is als volgt: 335 – 160 = 175 m² en 25% van 175 = 44 m². De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter.

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeersaantrekkende werking

Het project leidt tot een zeer beperkte toename van de verkeersaantrekkende werking (circa 6 motorvoertuigen per etmaal). De capaciteit van de omliggende wegen is toereikend.

3.2.2 Ontsluiting

De inrit schuift binnen het plangebied enkele meters naar het oosten, zodat de gesplitste woningen een grotere tuin krijgen. De aansluiting van de inrit met de openbare weg blijft ongewijzigd. Op deze manier wordt de laanstructuur en het beeld vanaf de openbare weg niet aangetast.

3.2.3 Parkeren

Per woning moeten ten minste twee parkeerplaatsen op het eigen terrein worden aangelegd. Op het terrein is achter de bestaande boerderij voldoende ruimte aanwezig op het erf om de twee extra parkeerplaatsen te realiseren.

3.3 Groen en water

Binnen het plangebied is erfbeplanting aanwezig. Door de verschuiving van de inrit dient een klein aantal opgaande planten verwijderd te worden. Op de erfgrens staat al een haag. Hierlangs wordt een rij bomen geplant zodat het geheel landschappelijk is ingepast.

Behoudens een kleine greppel langs de weg, is er in of nabij het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. Doordat de aansluiting van de inrit op de openbare weg niet verplaatst wordt, blijven ook de greppels met duikers intact.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:

  • 1. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 2. Militaire terreinen en -objecten
  • 3. De Wadden
  • 4. De kust (inclusief primaire kering)
  • 5. De grote rivieren
  • 6. De Werelderfgoederen
  • 7. Reserveringen uitbreidingen weg en spoor
  • 8. Veiligheid vaarwegen
  • 9. Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening
  • 10. De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer
  • 11. Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen
  • 12. Reservering voor rivierverruiming Maas
  • 13. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Conclusie
Het plan is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.

4.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze twee documenten getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Analyse
Het plangebied ligt binnen het 'gemengd landelijk gebied'. "De provincie beschouwt het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht naast elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is."

Het plangebied ligt in een gebied waar een menging van functies aanwezig is. De agrarische functie van de boerderij is reeds geruime tijd beëindigd. Het plan leidt tot een extra woning. De nieuwe woning vormt geen nadere beperking voor omliggende (agrarische) functies, zoals blijkt uit paragraaf 5.1.

Conclusie
Het project past binnen de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte

Op 1 juni 2012 is de Verordening ruimte 2012 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Analyse

Nieuwe woning
Conform het bepaalde in artikel 11.1 van de Verordening is de nieuwbouw van woningen buiten bestaand stedelijk gebied niet toegestaan. Echter kan in afwijking daarvan een splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing plaatsvinden, mits deze splitsing gericht is op het behoud en herstel van deze bebouwing (artikel 11.1, lid 3, onder b van de Verordening). De boerderij binnen het plangebied betreft een cultuurhistorisch waardevol pand. Zoals vermeld kan met de splitsing van de boerderij in twee woningen voldoende economisch draagvlak worden verkregen om het gebouw voor de toekomst te behouden.

Grondwaterwinning
Het plangebied ligt binnen de '25-jaarszone zeer kwetsbaar' behorende bij het grondwaterwingebied tussen Vessem en Wintelre. Conform het bepaalde in artikel 5.5, tweede lid, zijn bepaalde ontwikkelingen hierbinnen niet toegestaan. Het plan behoort niet tot deze ontwikkelingen. In paragraaf 5.3.3 zijn de effecten van het plan op de kwaliteit van het grondwater opgenomen.

Cultuurhistorisch vlak
Het plangebied ligt tevens binnen een 'cultuurhistorisch vlak'. In artikel 7.4 van de Verordening moeten cultuurhistorische waarden worden beschermd. Het plan draagt bij aan het behoud van een cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij.

Kwaliteitsverbetering van het landschap
Bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt ook het bepaalde ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 2.2 van de Verordening. In januari 2013 is een categorieindeling vastgesteld naar de mate van impact van de diverse ruimtelijke ontwikkelingen op het buitengebied. Daaraan is een 'tegenprestatie' gekoppeld. De splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in meerdere wooneenheden wordt gezien als een ontwikkeling zonder impact op de omgeving. Er is geen tegenprestatie nodig.

Conclusie
Het project past binnen de Verordening ruimte 2012.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.3 Gemeentelijk niveau

Het gemeentelijke, ruimtelijke beleid is niet specifiek van toepassing op het project. Het sectorale beleid (onder meer geur en archeologie) komt nader aan de orde in hoofdstuk 5).

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Amitec uit Uden een historisch en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport "Historisch bodemonderzoek'' (NEN5725), (12 juli 2013) is bijgevoegd als bijlage 1. Uit dit onderzoek volgde dat er geen aanwijzingen zijn die er op een potentiele verdachte locatie duiden. De locatie wordt als 'onverdacht terrein' beschouwd. Aangezien de locatie is gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied is een vervolgonderzoek in de vorm van een verkennend onderzoek noodzakelijk. Dit verkennend bodemonderzoek, "Verkennend Bodemonderzoek'' (NEN 5740, incl. NEN5725), (11 november 2015), is uitgevoerd en als bijlage 2 bijgevoegd. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de nieuwe functie.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreedt moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan omvat het toevoegen van een woning. Woningen hebben geen milieutechnische invloed op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot de nieuwe woning binnen het plangebied. Agrarische bedrijven (veehouderijen) zijn hierin niet opgenomen. Een beoordeling hiervan is opgenomen in paragraaf 5.1.4 Geurhinder veehouderijen.

adres en omschrijving   SBI-2008   richt-
afstand (m)  
werkelijke afstand (m)  
Mr. de la Courtstraat 15:
glastuinbouwbedrijf  
011.3, 012.3, 013.3   30     35    
Maaskant 4:
veehandel/loonwerker  
016.1   50     150    

De nieuwe woning ligt niet binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit om het leven zouden kunnen komen. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

De nieuwe woning binnen het plangebied betreft een nieuw kwetsbaar object. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Uit de Risicokaart volgt dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Op het adres Driehuizen 1-1a is een rundveehouderij gevestigd. De nieuwe woning betreft een geurgevoelig object. Volgens het bijgevoegde geuronderzoek (''Geuronderzoek'', 11 november 2015) van Amitec, zie bijlage 3, blijkt dat de geurbelasting ter plaatse van de woonboerderij voldoet aan de geurnormen. Hiermee is enerzijds aangetoond dat de nabij gelegen veehouderij niet in haar belangen wordt geschaad, en anderzijds dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woning.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Luchtkwaliteit
5.1.5.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat het toevoegen van één woning. De effecten van de woning op de luchtkwaliteit zijn uiterst beperkt. Zonder een berekening uit te voeren kan worden gesteld dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht.

Het plangebied ligt niet in een omgeving met autosnelwegen of andere wegen met een zeer hoge intensiteit. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Geluid
5.1.6.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai, industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd. In de Wet luchtvaart is de geluidsbelasting van vliegverkeerslawaai geregeld.

5.1.6.2 Analyse

Verkeerslawaai

Indien een geluidgevoelige ontwikkeling - de nieuwe woning is een geluidgevoelig object - mogelijk wordt gemaakt binnen geluidzones van wegen, zal moeten worden aangetoond dat de gevelbelasting vanwege het wegverkeerslawaai niet zodanig is dat de in de Wet geluidhinder opgenomen voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Is dit wel het geval, dan zal een procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde gevolgd dienen te worden.


Op de Meester de la Courtstraat geldt het 30 km/uur-snelheidsregime. Dergelijke straten hebben geen onderzoekszone, waardoor er vanuit de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht is.

In het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' is het wenselijk te onderzoeken of voorzien kan worden in een goed woon- en leefklimaat. Daarvan is sprake als het geluidniveau in de woningen 33 dB of minder bedraagt. Amitec uit Uden heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, zie bijlage 4. Ten tijden van dit onderzoek was de Meester de la Courtstraat een 50 km-weg. Uit het onderzoek volgt dat de maximale geluidbelasting op de noordwest- en noordoostgevel 58 dB bedraagt (zonder aftrek van 5 dB ingevolge artikel 110g Wgh). Dit is 10 dB boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De vraag is of er een goed woon- en leefklimaat in de woning gerealiseerd kan worden.

Om een binnenniveau van 33 dB te waarborgen en daarmee een goed woon- en leefklimaat te kunnen creëren, moet de geluidsisolatie van de woningen dusdanig worden uitgevoerd dat er maximaal 58 dB - 33 dB = 25 dB wordt tegengehouden. Een standaard gevel heeft een geluidsisolatie van 20 dB. De gevel moet dus ten hoogste 5 dB meer dan een standaard gevel kunnen tegenhouden. Dit is mogelijk. Daar komt bij dat de maximale snelheid op de Mr de La Courtstraat tot 30 km/uur gereduceerd is, nadat het geluidsonderzoek was afgerond is. Hierdoor zal de maximale geluidsbelasting minder dan 58 dB bedragen en de gevel dus minder dan 25 dB hoeven tegen te houden. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat een goed woon- en leefklimaat in de woning gerealiseerd kan worden.

In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning moet door middel van een akoestisch onderzoek conform NEN 5077 worden aangetoond welke maatregelen genomen moeten worden zodat een binnenniveau van 33 dB gerealiseerd kan worden.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen nader akoestisch onderzoek naar het industrielawaai nodig.

Spoorlawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van spoorlawaai. Er is geen nader akoestisch onderzoek naar het spoorlawaai nodig.

Vliegverkeerslawaai

Het plangebied ligt op een afstand van circa 5 kilometer van de start- en landingsbaan van Eindhoven Airport en ligt tevens buiten de 35 KE-geluidcontour. Nader onderzoek naar het vliegverkeerslawaai is daarom niet noodzakelijk.

5.1.6.3 Conclusie

Op de Meester de la Courtstraat geldt het 30 km/uur-snelheidsregime. Dergelijke straten hebben geen onderzoekszone, waardoor er vanuit de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het woon- en leefklimaat beoordeeld. Hieruit blijkt dat in de woning een binnenniveau van maximaal 33 dB gerealiseerd kan worden. In het kader van de omgevingsvergunning zal dit worden aangetoond.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

De gemeente Eersel heeft eigen archeologiebeleid vastgesteld. Op de daarbij behorende archeologische beleidskaart is het plangebied aangeduid als 'categorie 4: Gebied met een hoge verwachting'. Het archeologiebeleid is overgenomen in het vigerende bestemmingsplan middels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.1', waarin is bepaald dat een archeologisch onderzoek verplicht is voor alle bodemingrepen (waaronder het bouwen) met een oppervlakte van meer dan 500 m² en een diepte van meer dan 30 centimeter.

Het plan omvat geen nieuwe bouwwerkzaamheden of andere bodemingrepen. Er is geen archeologisch onderzoek nodig.

Omdat op basis van voorliggend wijzigingsplan wel bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 500 m² zouden kunnen worden uitgevoerd is een blijvende bescherming van archeologische waarden noodzakelijk. Derhalve is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.1' overgenomen in voorliggend wijzigingsplan.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Bovendien is het in het kader van de provinciale Verordening ruimte 2012 van belang dat wordt aangetoond dat de te splitsen boerderij cultuurhistorisch waardevol is.

5.2.2.2 Analyse

De Mr. de la Courtstraat is op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart aangewezen als een lijnobject met een redelijk hoge historisch-geografische waarde en tevens als historische groenstructuur.

Het plan leidt niet tot een aantasting van de straat en de aanwezige laanbeplanting.

De langgevelboerderij Mr. de la Courtstraat 28 is in het vigerende bestemmingsplan aangeduid met 'cultuurhistorische waarden'. Deze toekenning is gebaseerd op de regeling met het oude bestemmingsplan Vessem.

5.2.2.3 Conclusie

De binnen het plangebied gelegen boerderij betreft een cultuurhistorisch waardevol object. Het plan draagt bij aan het behoud van het pand. Er vindt geen aantasting plaats van overige waardevolle objecten.

5.2.3 Flora en fauna
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle natuurgebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.

5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.


Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (circa 1000 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Kempenland-West) is het niet aannemelijk dat het plan negatieve effecten heeft op natuurgebieden.

Soortenbescherming
De te verbouwen deel zou als verblijfsplaats voor beschermde soorten (zoals vleermuizen) gebruikt kunnen worden. De aanwezigheid van deze soorten vormt geen planologische belemmering voor het plan, maar vormt wel aandachtspunt bij de bouwactiviteiten. Ten aanzien van beschermde soorten is te allen tijde de zorgplicht van toepassing.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een project. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

Gezien de omvang en ligging van het project wordt in deze waterparagraaf volstaan met het vermelden van de wijze van verwerking van het hemel- en afvalwater (watersysteem), en het effect op de grondwaterwinning in het nabijgelegen waterwinningsgebied.

5.3.2 Watersysteem
5.3.2.1 Hemelwater

Het project omvat een interne verbouwing van een bestaand gebouw. Er worden geen gebouwen toegevoegd. De waterhuishoudkundige situatie blijft onveranderd.

5.3.2.2 Afvalwater

Het vuile afvalwater vanuit de nieuwe woning zal op de bestaande riolering in het gebied geloosd worden. In het kader van de toevoeging van de woning is het vestigen van een zakelijk recht hieromtrent aan de orde.

5.3.3 Effect plan op de grondwaterwinning

Tussen Vessem en Wintelre wordt grondwater gewonnen voor de drinkwatervoorziening. Om de grondwaterkwaliteit op peil te kunnen houden gelden binnen een omliggende zone beperkingen in het gebruik voortvloeiend uit de proviciale milieuverordening.

Het plan omvat geen ontwikkelingen die een negatief effect hebben op de grondwaterkwaliteit, mits geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt.

5.3.4 Reactie waterschap

Het plan is ter toetsing aan het waterschap voorgelegd. Het waterschap is akkoord met het initatief, zoals blijkt uit de in bijlage 5 opgenomen brief.

Hoofdstuk 6 Financiële aspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Toetsing plan aan wijzigingsregels

Zoals in paragraaf 1.3 vermeld, bevat voorliggend wijzigingsplan de onderbouwing voor de woningsplitsing van een bestaand boerderijgebouw.

De voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zijn beschreven in artikel 20.9.1 van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Hieronder is dit artikel geciteerd:

"Artikel 20.9.1 - Wijziging t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande (woon)boerderijen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"; of
    • 2. (voormalige) (woon)boerderijen;
  • b. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 700 m3 bedraagt;
  • c. de bestemmingswijziging vindt niet plaats ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied primair" of ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied secundair";
  • d. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • e. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • f. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • h. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m² per woning; indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 80 m² vermeerderd met maximaal 25% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 200 m² per woning; hierbij dient in ieder geval het meerdere dan wat ingevolge deze regeling is toegestaan, te worden gesloopt; sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden en monumentale panden is niet toegestaan;
  • i. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • j. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;
  • k. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Hiertoe kan de bestemming Artikel 10 Groen - Landschappelijke inpassing worden opgenomen;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • o. de regels van Artikel 20 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard."

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst.

ad a.   Het te splitsen pand is aangeduid met 'cultuurhistorische waarden'.  
ad b.   De inhoud van het boerderijgebouw bedraagt circa 950 m³ en derhalve meer dan 700 m³.  
ad c.   Het plangebied ligt buiten de genoemde zones.  
ad d.   De woningsplitsing leidt niet tot vergroting van het boerderijgebouw.  
ad e.   Het plan kan een beperkte aanpassing van de gevels omvatten, waarbij de agrarische verschijningsvorm van het boerderijgebouw behouden blijft.  
ad f.   De woningsplitsing betreft slechts een interne verbouwing (met mogelijk een beperkte gevelaanpassing). Er is geen sprake van een nieuwe situering van het gebouw.  
ad g.   Voorliggend wijzigingsplan staat maximaal twee woningen toe.  
ad h.   Deze voorwaarden zijn opgenomen in de planregels.  
ad i.   Op de Meester de la Courtstraat geldt het 30 km/uur-snelheidsregime. Dergelijke straten hebben geen onderzoekszone, waardoor er vanuit de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht is.  
ad j.   Het plan voldoet aan de geurregelgeving, zie paragraaf 5.1.4.  
ad k.   Het plan leidt tot een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking. De extra woning resulteert in 6 extra voertuigbewegingen per etmaal. Dit aantal is verwaarloosbaar voor de Mr. de la Courtstraat. Aan de voorwaarde wordt voldaan.  
ad l.   Langs de zuidoostzijde van het woonperceel is langs de bestaande haag een rij bomen gepland, waardoor de bebouwing niet overheersend is in het landschapsbeeld. De bestaande beplanting binnen het plangebied blijft zoveel mogelijk behouden. Daarnaast wordt aan de voorzijde van de boerderij ruimte vrijgemaakt voor de groene inrichting van ruime tuinen. Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. Er wordt geen specifiek artikel opgenomen voor de inpassing.  
ad m.   Zoals opgenomen in paragraaf 5.1.2, vormt het plan geen belemmering voor omliggende bedrijvigheid.  
ad n.   Het plan voldoet aan de geurregelgeving, zie paragraaf 5.1.4.  
ad o.   Binnen het plangebied blijft de bestemming 'Wonen' onverminderd van kracht.  

Conclusie
Samenvattend kan worden gesteld dat aan de alle voorwaarden voor de wijziging wordt voldaan.

7.2 Planregels

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied" (NL.IMRO.0770.BPB200900001-URVS), vastgesteld door de gemeenteraad op 7 februari 2012.

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels. Het wijzigingsplan vormt daarom geen zelfstandig bestemmingsplan.

De gronden gelegen binnen het plangebied, zoals aangeduid op de verbeelding van dit wijzigingsplan, behouden de bestemming 'Wonen'. Op de verbeelding wordt de aanduiding toegevoegd dat twee woningen zijn toegestaan.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan
  • 2. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 3. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan