In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kom Vessem, herziening Kuilenhurk 24 en De Hoefse Weg Vessem met
identificatienummer NL.IMRO.0770.BPVklhrk24hfwg5017-ONTW van de gemeente Eersel.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande
dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch,
kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning
en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
1.7 achtergevelrooilijn:
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak op de verbeelding is
aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw - zonder
bijbehorende bouwwerken - alsmede het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
- het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
- het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
nader te onderscheiden in:
- grondgebonden bedrijf;
- kassenbedrijf;
- niet-grondgebonden bedrijf.
1.9 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere
menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage:
een in de regels dan wel op de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of
bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast:
een voorziening met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een
korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan
overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden
en/of arbeid.
1.13 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen daaronder niet begrepen.
1.14 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één
persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.17 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de
bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.
1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een
(dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en
dergelijke.
1.19 Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.
1.20 bestaand:
- bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde
vergunning;
- gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan
rechtskracht heeft verkregen.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een
dak.
1.24 bos:
één of meer bomen, hakhout, boomvormers of andere houtachtige gewassen die onderdeel uitmaken van een
houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen, inclusief de
daarbij behorende kruid- en struiklaag, waarbij wordt verstaan onder:
- kruidlaag: de laag planten tot 135 cm hoog;
- struiklaag: de laag van 135 tot 800 cm hoog;
- boomlaag: de laag vanaf 800 cm hoog.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.28 bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde
hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen
en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met
de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de
architectuur.
1.34 dak:
een gesloten bovenbeëndiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van
goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 discotheek:
een gebouw ten behoeve van horeca met dansmogelijkheid waar voor muziek wordt gezorgd.
1.37 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.38 dunning:
een onderhoudsmaatregel in bossen waarbij de beste bomen worden bevoordeeld door het verwijderen van
concurrerende bomen, waarbij de kroonsluiting van een bos na de onderhoudsmaatregel niet minder dan 60%
bedraagt.
1.39 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.40 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend
zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.41 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving,
zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.
1.42 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van
een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke
doeleinden/tradities.
1.43 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is
toegestaan.
1.44 galerie:
tentoonstellingsruimte voor kunstwerken.
1.45 garagebedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van
motorvoertuigen, alsmede voor verkoop van olie, smeermiddelen en motorbrandstoffen.
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
1.47 gesloten bebouwing:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.48 gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen
en/of bijzondere woonruimten.
1.49 geomorfologisch:
de vorm van het landschap, ontstaan door geologische processen en beïnvloedt door menselijk handelen.
1.50 huishouden:
één persoon of meerdere personen die een gezamenlijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge
verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.51 gestapeld:
bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen
en/of bijzondere woonruimten.
1.52 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf in
permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven.
1.53 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren
van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een ander bedrijf.
1.54 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.55 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige
bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming
het belangrijkst is.
1.56 horeca:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren
voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
- horecabedrijf categorie A
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het
verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en
alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
- horecabedrijf categorie B
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan
niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat
overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
- horecabedrijf categorie C
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide
geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en
dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
- horecabedrijf categorie D
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter
plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore
brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met
levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een
(eet)café, feestzaal;
- horecabedrijf categorie E
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter
plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al
dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot
gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek.
1.57 kantoor:
kantoor met baliefunctie: een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor,
reisbureau en uitzendbureau;
kantoor zonder baliefunctie: een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een kantoor in
assurantiën en verzekeringen.
1.58 laanstructuur:
een weg die aan beide zijden wordt begeleid door bomen.
1.59 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die
wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.60 landschapselement:
groenelementen met landschappelijke waarden die bepalend zijn voor het om liggende landschap en in
hoofdzaak bestaan uit met name inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag.
1.61 lichte bedrijvigheid:
het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in
de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Staat van
bedrijfsactiviteiten, functiemenging.
1.62 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten
behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.63 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en
biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.64 nevengeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 50% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.65 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt
toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie
herkenbaar blijft.
1.66 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.67 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men
uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank
en etenswaren.
1.68 overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van
belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.69 parkeerbeleidsplan:
parkeerbeleidsplan gemeente Eersel, vastgesteld op 27 februari 2014, dan wel de rechtsopvolger hiervan.
1.70 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse wordt vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
1.71 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen
vergoeding.
1.72 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het
publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele
diensten aan anderen (prostitutie).
1.73 recreatie:
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.
1.74 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.75 recreatief medegebruik:
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie,
waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
1.76 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig
was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)
prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.77 standplaats:
een locatie die is bedoeld voor het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te
koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten, gebruikmakend van
fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.78 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen
dan wel aanlokken.
1.79 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld, inclusief de ter plaatse door
de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen, gevormde
ruimte(n).
1.80 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen en
voedingsmiddelen – inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en in beperkte mate
huishoudelijke artikelen worden verkocht.
1.81 terras:
een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan
worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe
consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
1.82 twee-aaneen
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, waarbij
onderscheid kan worden gemaakt in geschakelde hoofdgebouwen en twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.83 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.84 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse
perceelsgrenzen.
1.85 vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
1.86 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.87 water:
het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook
als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.88 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en
waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en
infiltratie van hemelwater.
1.89 wonen:
het bewonen van een woning/wooneenheid.
1.90 woning/wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van
één huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden
vormen.
1.91 zorginstelling:
instelling waar niet zelfstandige bewoning plaatsvindt, waarbij sprake is van 24-uurs begeleiding en zorg.