Plan: | Buitengebied, herziening Tasbroekwegje 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0770.BPBtasbrwegje40051-VAST |
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Tasbroekwegje 4' van de gemeente Eersel;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0770.BPBtasbrwegje40051-VAST, met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, dan wel een vlakvormige verzameling van gebouwen bij een kruispunt van wegen in het buitengebied, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties;
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een op zichtzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmasse, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem, tilapia e.d.);
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
groenelementen met landschappelijke waarden die bepalend zijn voor het om liggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit met name inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag;
een sportbedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden;
het ontplooien van activiteiten bij een agrarisch bedrijf, die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;
een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het trainen van paarden, het geven van instructie aan ruiter en paard en pensionstalling;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;
het stallen van paarden van derden;
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;
een kampeermiddel in de vorm van een caravan, waarvoor geen omgevingsvergunning voor bouwen voor benodigd is, indien deze ook als een bouwwerk valt aan te merken.
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de rekenaantallen zoals die zijn opgenomen in het Parkeerbeleidsplan van de gemeente Eersel d.d. 23 januari 2014, dan wel de opvolger daarvan.
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen;
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor Agrarisch - Overig agrarisch bedrijf gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn overige agrarische bedrijven toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" met de aanduiding 'paardenhouderij' mag een paardenhouderij worden uitgeoefend.
In een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen is een bed&breakfast toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
Ten dienste van het agrarisch bedrijf is inpandige statische opslag toegestaan als nevenactiviteit, tot een maximale vloeroppervlakte van 400 m2. Inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, steilranden en landschapselementen dienen te worden gehandhaafd. Ook mogen de openheid en/of het reliëf van de open en bolle akkers niet onevenredig worden aangetast.
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - beekdal" is het beleid gericht op behoud en bescherming van de hydrologie en de landschappelijke openheid.
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:
Gebouwen algemeen | Min. |
afstand tot perceelgrens | 3 m |
afstand tot de as van de weg | 15 m |
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan |
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak | Min. | Max. |
goothoogte | n.v.t. | 5,5 m |
bouwhoogte | n.v.t. | 11 m |
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard |
12° | 60° |
Bedrijfswoning | Min. | Max. |
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot | n.v.t. | 3,5 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum |
bouwhoogte | n.v.t. | 9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum |
inhoud | n.v.t. | maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderij- lichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt. |
dakhelling | 0° | 60° |
Bijgebouwen bij bedrijfswoning | Min. | Max. |
gezamenlijke oppervlakte per woning | n.v.t. | 80 m2 |
goothoogte | n.v.t. | 3,20 m |
bouwhoogte | n.v.t. | 6 m |
afstand bijgebouwen tot bedrijfswoning | n.v.t. | 15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum |
dakhelling | 0° | 45° |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | Max. |
bouwhoogte mestbassins | 8,5 m |
bouwhoogte silo's of waterbassins | 15 m |
bouwhoogte erfafscheidingen | 1,5 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m achter de voorgevel |
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen | 3,20 m |
oppervlakte van een carport c.q. overkapping | 20 m2 |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m |
bouwhoogte lichtmasten ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen niet toegestaan'' | 10 m |
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren |
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de voorgeschreven minimum afstand van bebouwing tot de weg te verkleinen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van het bepaalde onder 3.2.4 onder b. teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van het bepaalde onder 3.2.3 teneinde een grotere bouwhoogte toe te staan voor het treffen van milieutechnische maatregelen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De landschappelijke inpassing ter plaatse van de bestemming 'Groen - landschappelijke inpassing' dient te zijn aangelegd binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan. De landschappelijke inpassing wordt aangelegd conform Bijlage 1 van de regels en dient ook in stand te worden gehouden.
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van het bepaalde in 3.1.2 onder b en 3.2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van het bepaalde in 3.1.2 onder b en 3.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van het bepaalde in 3.1.2 onder e en 3.2.2 teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan afwijking verlenen van het bepaalde in 3.5.2 onder i ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van het bepaalde in 3.5.2 onder j ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding "bouwvlak", danwel, indien geen aanduiding "bouwvlak" is opgenomen, de bestemmingsgrens, overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welk:
De in lid 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden | criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 | 1. het aanbregen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; |
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; | |
Het vellen of rooien van houtgewas | 1. het verwijderen moet noodzakelijk zijn |
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; |
Het bevoegd gezag kan deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden. Dit houdt in dat de binnen het gebied voorkomende akkercomplexen, steilranden en landschapselementen dienen te worden gehandhaafd. Ook mogen de openheid en/of het reliëf van de open en bolle akkers niet onevenredig worden aangetast.
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - beekdal" is het beleid gericht op behoud en bescherming van de hydrologie en de landschappelijke openheid.
Gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in én buiten natuurgebieden. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Niet alleen voor een goed waterbeheer (waaronder hoogwaterbescherming en waterberging) maar ook voor de ontwikkeling van de natuur.
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
Voor het oprichten van bouwwerken geldt het volgende:
- 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
- 2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
- 3. nieuwe teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het bouwwerken betreft) niet zijn toegestaan.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en hun omgeving en ten behoeve van het behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek.
Het bevoegd gezag kan afwijking toestaan van het bepaalde in 4.2.2 onder a sub 1 teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding "bouwvlak" een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welk:
De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden | criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
Het aanbregen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2 | 1. het aanbregen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; |
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; | |
Het vellen of rooien van houtgewas | 1. Het verwijderen dient noodzakelijk te zijn voor de goede uitvoering van de bestemming of voor de realisatie van de bestemming 'Groen - landschappelijke inpassing'; |
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; |
De voor Groen - Landschappelijke inpassing aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals doorgangen en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van erfafscheiding.
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de in het schema onder 5.4.4 opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 5.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen verhardingen als doorgang | de wegen en overige verhardingen van overige moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming; de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang | het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het( agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming; het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
Het bevoegd gezag kan deze bestemming wijzigen ten behoeve van vormverandering van de aanduiding "bouwvlak" zoals opgenomen in 3.8.1, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals (on)verharde paden en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:
a Bescherming van waarden
Binnen de bestemming 'Natuur' is het beleid gericht op het beschermen van de landschappelijke en ecologische waarden.
b Extensief recreatie medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
c Aardkundige waarden
Gestreefd wordt naar behoud en bescherming van aardkundige waarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - aanlegvergunning aardkundig waardevol" de aan het gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen, dienen te worden beschermd.
d Water
Ter plaatse van de aanduiding "water" geldt het volgende:
e Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als 'Water' bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
Binnen drie jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan dienen de gronden behorende tot deze bestemming gerealiseerd zijn conform de bestemmingsomschrijving en in stand worden gehouden, bestaande uit een kruiden- en faunarijk grasland.
In aanvulling op het bepaalde van artikel 7.10 Wro wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in het schema onder 6.4.4 opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 6.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 6.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Omgevingsvergunningplichtige omgevingsvergunning | Criteria voor verlening van de werkzaamheden |
het verwijderen van houtopstanden | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; |
het diepploegen en diepwoelen van de bodem | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; |
De voor Waarde - Archeologie 4.1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 7.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 7.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 7 Waarde - Archeologie 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor Waarde - Archeologie 5.1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 8.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 8.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het bevoegd gezag is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 8 Waarde - Archeologie 5.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor Waarde - Archeologie 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld of getoetst wordt aan een daartoe opgestelde archeologische beleidsadvieskaart.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 9.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 9.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Artikel 9 Waarde - Archeologie 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor Waarde - Beschermingszone natte natuurparel aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het in 10.2.1 opgenomen omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.2.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunningen mogen alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen negatief effect hebben op de waterhuishoudkundige situatie.
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.2.1 hoort het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied natuurnetwerk brabant' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur, kruiden- en faunarijk grasland [N12.02]' worden gronden aangeboden voor de realisatie van natuur. De realisatie van natuur wordt door het Waterschap de Dommel uitgevoerd. Genoemde aanduiding in het eerste deel van de vorige volzin is opgenomen teneinde het verzoek tot wijziging van de begrenzing structuur 'Natuur Netwerk Brabant' voor te leggen aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant. Dit bestemmingsplan kan pas vastgesteld worden nadat Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant een positief besluit heeft genomen op het verzoek. Het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Ten behoeve van het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid gelden de volgende bepalingen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijking toestaan van het bepaalde in 14.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1.1 met maximaal 10 %.
Het bepaalde in 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Tasbroekwegje 4'