Plan: | Herziening Afrit Veldhoven A67 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0770.BPBafrvldhva670040-VAST |
In de huidige situatie is er structureel sprake van congestie op de Kempenbaan. Dit heeft alles te maken met de wegenstructuur in en rondom Veldhoven, waarbij de Kempenbaan fungeert als toevoerroute voor het bedrijventerrein De Run en een deel van de woongebieden van Veldhoven. Om de verkeersproblematiek in Veldhoven structureel op te lossen worden de volgende maatregelen getroffen:
Afbeelding 1.1: wegtracé
De nieuwe aansluiting van de Kempenbaan op de A67 kan niet geheel op grondgebied van de gemeente Veldhoven gerealiseerd worden. Voor het realiseren van de oprit in zuidelijke richting is een stukje grond benodigd binnen de gemeentegrenzen van Eersel.
Deze aanpassing van de huidige weg past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Daarom is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met daarbij een set regels. Deze worden vergezeld door voorliggende toelichting met bijlagen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de processen, projecten en besluiten die van belang zijn voor of in verband staan met de reconstructie van de Kempenbaan. Sommige trajecten lopen parallel aan de planvorming voor dit bestemmingsplan.
Het gaat om de volgende projecten, processen en besluiten:
De opwaardering van de Kempenbaan-West en de aansluiting van de A67 hangen samen met verschillende projecten in en rondom Veldhoven. Gedurende de planvorming van de verschillende projecten vindt er nauwgezet afstemming plaats, zodat de projecten goed op elkaar aansluiten.
Ligging
Het plangebied van dit bestemmingsplan bevat slechts een deel van de oprit van de A67 alsmede de bijbehorende berm, voorzover gelegen op de gronden binnen de gemeente Eersel. Het plangebied is 0,55 ha groot.
afbeelding 1.1: globale ligging plangebied
Tot dat het onderhavige bestemmingsplan is vastgesteld geldt in het plangebied het bestemmingsplan Buitengebied dat op 3 april 2012 is vastgesteld en onherroepelijk is sinds 20 maart 2013.
Hoofdstuk 1 bevat een beschrijving van de aanleiding en het doel voor het bestemmingsplan, de relatie met de reconstructie van de Kempenbaan-West, de ligging van het plangebied en het geldende bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 is een samenvatting van de milieueffect-rapportage beschreven voor de gehele reconstructie van de Kempenbaan-West. In hoofdstuk 3 volgt de planbeschrijving van de gehele ontwikkeling en is een samenvatting van het landschapsplan opgenomen. Het beleidskader, bestaande uit rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid is opgenomen in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 zijn vervolgens de miliehygiënische aspecten beschreven die van invloed zijn op de ontwikkeling en het plangebied omschreven. In hoofdstuk 6 is een toelichting op de planregels gegeven. Hoofdstuk 7 bevat de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Tenslotte is in hoofdstuk 8 ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In het kader van onderhavige ontwikkeling is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Dit MER is als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan "Kempenbaan - West" gevoegd. In het MER zijn de volgende projecten onderzocht:
In het MER is ook ingegaan op de aansluiting van de Kempenbaan met de Zilverbaan (toekomstige weg die de nieuwe woonwijk Zilverackers ontsluit) en een mogelijke aansluiting van de Westparallel N69 (nieuwe weg tussen Valkenswaard en de A67).
Het MER heeft een drieledig doel:
In het MER zijn alternatieven voor de aansluiting van de Kempenbaan-West op de A67 onderzocht. Op basis van een afweging van (milieu)effecten en doelbereik is een voorkeursalternatief (VKA) bepaald. Het voorkeursalternatief is vervolgens uitgewerkt tot een voorontwerp en is geoptimaliseerd tot een VO+. Dit voorontwerp heeft als uitgangspunt gediend voor onderhavig bestemmingsplan.
Onderstaand wordt nader ingegaan op de m.e.r.-procedure. De alternatieven alsmede het voorkeursalternatief worden nader toegelicht in paragraaf 2.2 en 2.3. Voor de verdere, meer inhoudelijke achtergrond, wordt verwezen naar het MER.
M.e.r.-procedure
De m.e.r.-procedure bestaat uit de volgende stappen:
Onderstaand worden deze stappen nader toegelicht:
Kennisgeving
Het voornemen om een plan te gaan opstellen of een m.e.r.-plichtige activiteit te ondernemen en hiervoor de m.e.r.-procedure te doorlopen, moet op een geschikte wijze openbaar worden aangekondigd. Deze kennisgeving is gedaan door het bevoegd gezag door een publicatie in de Ahrenberger op 13 april 2011.
Raadpleging en inspraak
Na de kennisgeving heeft raadpleging plaatsgevonden. Raadpleging is het inwinnen van advies over de effecten die worden beschouwd in het m.e.r. en op welk detailniveau deze worden beschreven. Hiertoe is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld en voorgelegd aan de te raadplegen instanties. Ook de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie-m.e.r.) heeft advies uitgebracht op 20 juni 2011 (adviesnummer 2538-20). De commissie-m.e.r. is een onafhankelijk toetsende organisatie van m.e.r.- en andere milieuspecialisten. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau is daarnaast opengesteld voor openbare inspraak en heeft van 15 april tot en met 26 mei 2011 ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van ter inzage ligging zijn in totaal 12 zienswijzen ingediend, waarvan 1 zienswijze later is ingetrokken.
Opstellen milieueffectrapport
Vervolgens met inachtneming van de zienswijzen en het advies van de Commissie-m.e.r.is het Milieueffectrapport opgesteld [Arcadis, 4 april 2013]. In dit rapport zijn de resultaten van verschillende onderzoeken opgenomen en zijn de effecten op verschillende milieuthema's beschreven. Het MER heeft reeds de procedure doorlopen (het heeft ter inzage gelegen en de c-m.e.r. heeft een toetsingsadvies gegeven, zie onderstaande stappen).
Inspraak en toetsing MER
Het MER heeft vanaf 5 april 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn drie zienswijzen ingediend. Een samenvatting en beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in de bijlagen bij het bestemmingsplan "Kempenbaan West". De juistheid en volledigheid van het MER is ook getoetst door de commissie-m.e.r..Naar aanleiding van het concept toetsingsadvies van de commissie voor de m.e.r. (d.d. 31 mei 2013) is door de gemeente Veldhoven een aanvulling van het MER Kempenbaan en aansluiting A67 opgesteld [Arcadis, 25 juni 2013]. In de aanvulling is nader ingegaan op twee onderdelen die de commissie-m.e.r. essentieel acht voor de besluitvorming:
Daarnaast is in de aanvulling ingegaan op de aanbevelingen voor het vervolgproces, te weten duurzaamheid en geluidhinder. De aanvulling op het MER is opgenomen in het bestemmingsplan "Kempenbaan - West".
Op 29 juli 2013 heeft de commissie-m.e.r. definitief toetsingsadvies uitgebracht waarin zij zowel het MER, de ingebrachte zienswijzen en adviezen en de aanvullende notitie MER Kempenbaan en Aansluiting A67 heeft betrokken [Arcadis, 25 juni 2013]. De commissie constateert dat in het MER informatie ontbreekt die zij essentieel acht voor het volwaardig meewegen van het milieubelang in de besluitvorming. De commissie-m.e.r. geeft in het toetsingsadvies advies met betrekking tot de essentiële tekortkoming. Ook geeft ze aanbevelingen voor het vervolgproces om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de verdere besluitvorming. Onderstaand wordt per advies/aanbeveling toegelicht op welke wijze hier invulling aan is gegeven.
1) De Commissie adviseert voor het besluit over het bestemmingsplan in meer detail aan te geven wat de omvang en locatie van extra stikstofdepositie door het plan zal zijn ten opzichte van de huidige situatie. De Commissie adviseert te beschrijven of, en zo ja, welke maatregelen kunnen worden genomen om eventuele gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van de gebieden te voorkomen. De Commissie adviseert daarbij aannemelijk te maken dat deze maatregelen voldoende effectief en realiseerbaar zijn.
Naar aanleiding van het advies van de commissie-m.e.r is de mate en locatie van extra stikstofdepositie als gevolg van het plan in meer detail onderzocht [Antea Group, 2014]. Hierbij is tevens ingegaan op maatregelen die genomen kunnen worden ter beperking/voorkoming van de effecten. Paragraaf 5.6 gaat hier nader op in.
2) Om een compleet beeld over de afweging van de alternatieven te geven adviseert de Commissie de aanvullende notitie bij de verdere besluitvorming over het bestemmingsplan te betrekken.
De betreffende notitie 'aanvulling van het MER Kempenbaan en aansluiting A67 opgesteld (Arcadis, 25 juni 2013)' is opgenomen in het bestemmingsplan "Kempenbaan - West".
Daarnaast zijn de verkeerseffecten op buurgemeente Eersel in beeld gebracht (zie Bijlage 2).
3) De Commissie adviseert bij de toelichting van het besluit aan te geven of er extra mitigerende maatregelen zijn die effecten op beschermde soorten kunnen voorkomen. De Commissie adviseert daarmee een sterkere onderbouwing te maken dat het verlies van leefgebieden en verblijfplaatsen van beschermde soorten geen overtreding is van verbodsbepalingen en dat de gunstige staat van instandhouding van de betrokken soorten niet in het geding is.
Hier is aanvullend specifiek aandacht aan besteed in paragraaf 5.6 van dit ontwerp-bestemmingsplan.
4) De Commissie adviseert bij de toelichting bij het bestemmingsplan aan te geven met welke inrichtingsmaatregelen aan eventuele duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente invulling kan worden gegeven. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 5.11.
5) De Commissie adviseert bij de toelichting bij het bestemmingsplan aan te geven of er los van een algehele afname van geluidhinder mogelijk nieuwe geluidbelaste locaties bij zullen komen en waar deze zich bevinden.
Hier is specifiek invulling aan gegeven in paragraaf 5.2 van dit ontwerpbestemmingsplan . Tevens blijkt dit uit het akoestisch onderzoek.
Definitief besluit
De volgende stap betreft het nemen van een definitief besluit door het bevoegde gezag (het vaststellen van dit bestemmingsplan). Daarbij geeft bevoegd gezag aan hoe rekening is gehouden met de in het MER beschreven milieugevolgen, wat is overwogen over de in het MER beschreven alternatieven, over de zienswijzen en over het advies van de Commissie m.e.r. Ook geeft het bevoegd gezag aan hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het plan zijn betrokken. Verder wordt vastgesteld hoe en wanneer er geëvalueerd wordt.
Bekendmaking besluit
Het besluit wordt bekendgemaakt. De bekendmaking vindt in principe plaats op de manier zoals dat in de wet staat op grond waarvan het besluit wordt genomen. Ook wordt het besluit medegedeeld aan de adviseurs, de overheidsorganen die bij het besluit zijn betrokken en degenen die zienswijzen hebben ingediend.
Evaluatie
Het bevoegd gezag evalueert de werkelijk optredende milieugevolgen zoals dat beschreven is in de evaluatieparagraaf van het besluit. Het bevoegd gezag neemt zo nodig aanvullende maatregelen om de gevolgen voor het milieu te beperken.
Voor de aansluiting op de A67 zijn in eerste instantie zes alternatieven ontwikkeld, waarvan er drie afvielen op grond van kosten (te duur), technische uitvoerbaarheid/logica en draagvlak (te veel sloop van gebouwen). De overgebleven alternatieven zijn hierna omschreven. Voor een nadere toelichting van de totstandkoming en trechtering van de alternatieven wordt verwezen naar het MER en de aanvulling op het MER
Alternatief 1: Oeienbosch
Bij dit alternatief wordt de Kempenbaan doorgetrokken en sluit aan de noordzijde aan op de aansluiting Zilverbaan. Aan de zuidzijde ontstaat op deze wijze de mogelijkheid om de eventuele Westparallel N69 rechtstreeks aan te sluiten op de rijksweg A67.
de Locht wordt afgesloten als doorgaande verbinding richting Veldhoven, maar de op de Locht aanwezige voorzieningen blijven wel ontsloten. Van alternatief 1 zijn twee varianten uitgewerkt: een variant zonder en een variant met aansluiting van de Westparallel N69 (weergegeven met stippellijn in de afbeelding hierna).
Afbeelding 2.1: Eerste technische verkenning alternatief 1
Alternatief 2: Oeienbosch via de Locht
Het tweede alternatief lijkt in grote mate op alternatief 1. De aansluitvorm kan in principe gelijk zijn aan dit alternatief. Het verschil tussen beide alternatieven bestaat uit de vormgeving van het onderliggende wegennet. Door de Kempenbaan aan de noordzijde van de Rijksweg niet door te trekken in westelijke richting naar De Zilverbaan, is het mogelijk een kleinere belasting van de omliggende natuur te realiseren.
Als toekomstig nadeel wordt gezien, dat bij de variant met aansluiting van de Westparallel N69 deze niet direct op de rijksweg A67 aansluit, maar eerst een volwaardige kruising krijgt met de ontsluitende infrastructuur van Veldhoven, de Locht. Ook van alternatief 2 zijn twee varianten uitgewerkt: een variant zonder en een variant met aansluiting van de Westparallel N69.
Afbeelding 2.2: Eerste verkenning alternatief 2
Alternatief 3: de Locht
Bij dit alternatief wordt de Kempenbaan aan de noordzijde doorgetrokken naar de Zilverbaan. De Westparallel N69 kan over het bestaande tracé van de Locht worden aangesloten op de aansluiting A67, waarbij de rijbewegingen richting A67 via het onderliggend wegennet tot een minimum beperkt moeten blijven. Ook van alternatief 3 zijn twee varianten uitgewerkt: een variant zonder en een variant met aansluiting van de Westparallel N69.
Afbeelding 2.3: Eerste technische verkenning alternatief 3
De gemeente Veldhoven heeft ervoor gekozen om alternatief 2 uit het MER uit te werken tot een voorkeursalternatief. De overwegingen om voor alternatief 2 te kiezen zijn de volgende:
Uitwerking voorkeursalternatief
Het voorkeursalternatief is verder uitgewerkt. Dit betreft een optimalisatie van alternatief 2, waarbij de volgende aspecten aandacht hebben gekregen:
Het voorkeursalternatief is vervolgens uitgewerkt tot een voorontwerp is geoptimaliseerd tot een VO+. Dit voorontwerp heeft als uitgangspunt gediend voor onderhavig bestemmingsplan
Onderstaande planbeschrijving ligt het gehele wegontwerp toe, zodat een integraal beeld wordt verkregen van de reconstructie van de Kempenbaan en de aansluting op de A67.
Aanleiding
Het bedrijventerrein De Run (150 hectare) biedt ruimte aan circa 200 bedrijven, die gezamenlijk ongeveer 11.000 arbeidsplaatsen bieden. Naar verwachting zal dit aantal toenemen. Op het bedrijventerrein is een aantal, voor de Brainport-regio maar ook voor de provincie en Nederland, belangrijke bedrijven en instellingen gevestigd. Het is van belang dat deze veelal hoogwaardige bedrijven en instellingen goed ontsloten worden / blijven, ook als deze nog in omvang (aantal werknemers) toenemen. De gemeente Veldhoven wil bedrijventerrein De Run opwaarderen tot een modern, dynamisch en duurzaam bedrijventerrein, passend binnen de ambitie van Brainport Zuidoost-Brabant.
De Run moet dé toegangspoort met allure worden van de Brainport via de A2/N2 en de A67.
De huidige knelpunten liggen met name bij de kruispunten van de Kempenbaan, die dicht tegen de N2 aan liggen. Deze kruispunten kennen in de ochtend- en avondspits congestievorming. De aansluiting met de N2 is recent aangepast, als gevolg van de ombouw van de A2/Randweg Eindhoven. De op- en afrit van de N2 zijn echter alweer overbelast en het verkeer op de Kempenbaan en de toevoerwegen staat snel vast. Om de bereikbaarheid van De Run te verbeteren moeten deze knelpunten opgelost worden. Daarnaast is het lokale wegennet van Veldhoven onvoldoende in staat om de verkeersproblematiek in Veldhoven structureel op te lossen.
De nieuwe aansluiting op de A67 moet de afwikkeling van het verkeer in Veldhoven verbeteren en kan ook een rol vervullen in het oplossen van de leefbaarheids- en bereikbaarheidsproblematiek op en rond de N69. De nieuwe aansluiting op de A67 is een belangrijke schakel in de gewenste rondwegenstructuur in Veldhoven, waardoor de verkeersdruk in de bestaande kernen en de uitbreidingslocatie Zilverackers afgeleid en verminderd kunnen worden.
Uitgangspunten
Voor het wegontwerp zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Dat een nieuwe aansluiting op de A67 soelaas zal bieden aan een deel van de verkeersproblematiek in Veldhoven blijkt uit de eerder opgestelde Notitie Nut en Noodzaak aansluiting Veldhoven op A67 (BugelHajema, 2010). Destijds bleek al dat zonder de realisatie van de aansluiting op de A67 en de verbetering van de doorstroming op de Kempenbaan, een aantal gewenste uitbreidingen en ontwikkelingen van bedrijvigheid op De Run niet kan plaatsvinden, aangezien het verkeerssysteem toen al te zwaar was belast. Een nadere afweging van mogelijke alternatieven heeft destijds al plaatsgevonden.
Het gaat om de volgende alternatieven:
Geconcludeerd is dat deze alternatieven te weinig kunnen bijdragen om de knelpunten met betrekking tot de bereikbaarheid van Veldhoven-Zuid en het bedrijventerrein De Run via de Kempenbaan op te lossen. De verwachte groei van het aantal arbeidsplaatsen op De Run, onder andere door uitbreiding van het bedrijventerrein, de verwachte groei van ASML en de doorontwikkeling van het Máxima Medisch Centrum met een Health Technology Park (HTP), zal in combinatie met de ontwikkeling van het woongebied Zilverackers (Veldhoven-west), de verkeersdruk in dit deel van Veldhoven aanzienlijk verhogen. Het lokale wegennet van Veldhoven is onvoldoende in staat om de verkeersproblematiek in Veldhoven structureel op te lossen.
Ook de aanvullende maatregelen (langzaam verkeer en openbaar vervoer) zijn daar niet toe in staat.
Een aansluiting op de A67 voor de afwikkeling van het verkeer in Veldhoven is dan ook noodzakelijk gebleken.
De gemeente Veldhoven heeft met de hiervoor genoemde Notitie Nut- en Noodzaak informatie gegeven aan Rijkswaterstaat (RWS) over de noodzaak van een nieuwe aansluiting. Op basis daarvan kon RWS de minister een besluit laten nemen over het toestaan van een nieuwe aansluiting bij Veldhoven. RWS heeft aangegeven dat er geen bezwaren zijn, die een extra aansluiting op de A67 in de weg staan. Voorwaarde was echter wel dat de vormgeving een eventuele aansluiting van de Westparallel N69 op deze aansluiting niet onmogelijk maakt. RWS heeft een positief advies afgegeven richting de Minister van I&M.
Veldhoven krijgt een aansluiting op de A67 via de Locht en Kempenbaan. De huidige Kempenbaan en een deel van de Locht worden daarvoor verbreed van 2x1 naar 2x2 rijbanen. De aansluiting wordt gevormd door de aanleg van een deel van de N69 tussen A67 en de Locht. De aansluiting voor de in de nabije toekomst te realiseren N69 wordt eveneens gerealiseerd. Het werk is in 2 delen op te splitsen:
Ten behoeve van het ontwerp van de Kempenbaan West en aansluiting A67 is middels een rapport een toelichting gegeven op de totstandkoming van het integrale ontwerp. Deze is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Aansluiting A67
Het ontwerp ligt voornamelijk in bestaand bosgebied horend tot de EHS. De bestaande natuurwaarden worden zoveel mogelijk ontzien, waar dit niet mogelijk is worden natuurwaarden gecompenseerd of gemitigeerd. De Gender wordt verlegd waarbij natuurwaarden in het omliggende gebied worden geoptimaliseerd. Ten noorden van de A67 wordt de aansluiting op de nog te realiseren Zilverbaan mogelijk gemaakt. De aansluiting op de A67 wordt mogelijk gemaakt door de aanleg van een viaduct over de A67 voorzien van een tweerichtingen (brom)fietspad. De woningen aan de Locht 70 en 72 dienen te worden gesloopt.
Opwaardering de Locht en Kempenbaan-West
Beide wegen worden verbreed en worden voorzien van vrijliggende (brom)fietspaden. Het ontwerp loopt door bestaand stedelijk gebied en deels door een bestaand bosgebied. Het bosgebied wordt zo min mogelijk aangetast. De woningen en bedrijven in dit gebied blijven behouden m.u.v. de woning Heiberg 9. Het huidige viaduct de Locht over de A67 wordt geschikt gemaakt voor 2x2 rijbanen. Het langzaam verkeer krijgt een nieuw viaduct direct oostelijk van het huidige viaduct. In oostelijke richting sluit het ontwerp aan op de opgewaardeerde weg Kempenbaan-midden.
Het ontwerp van de wegvakken van de Kempenbaan-West is opgezet vanuit het principe van een gebiedsontsluitingsweg met 2x2 rijstroken en een snelheidsregime van 70 km/uur binnen de bebouwde kom. Voor het gedeelte buiten de bebouwde kom geldt een snelheid van 80 km/uur. De huidige bebouwde komgrens wordt opgeschoven tot vlak bij de nieuwe aansluiting op de N69 aan de zuid-oostzijde.
Aan de noordzijde wordt de grens van de bebouwde kom gesitueerd nabij de kruising met de Knegselseweg na aanleg van de Zilverbaan en de realisatie van Zilverackers. Hierdoor komt de Kempenbaan-West geheel binnen de bebouwde kom en zal de toegestane maximum snelheid 70 km/uur zijn.
Afbeelding 3.1: ontwerpsnelheden
Verder zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Vanuit Rijkswaterstaat (hierna: RWS) zijn specifieke uitgangspunten benoemd met betrekking tot:
De Locht blijft zijn functie als doorgaande route voor langzaam verkeer vervullen. Speciaal ten behoeve van het landbouwverkeer komt er een 4e poot op de rotonde Knegselseweg. Hiervan mag al het verkeer gebruik maken, zodat de overige wegen worden ontlast van landbouwverkeer.
Kruispunten
Voor alle kruispuntoplossingen is in het ontwerp nu uitgegaan van verkeerslichten. Gezien de vormgeving van de weg (2x2 rijstroken) en de intensiteit is het noodzakeljk om de kruispunten enerzijds voldoende capaciteit te geven voor een vlotte doorstroming en anderzijds ook de veiligheid van de kruisende stromen (ook het langzaam verkeer) goed te regelen. Gezien de specifieke spitsrichtingen van het verkeer van en naar het bedrijventerrein is het gunstiger dit middels verkeerslichten te regelen dan via een rotonde. De verkeerslichten kunnen goed inspelen op de spitsrichtingen en ook bij calamiteiten of omleidingsroutes goed op afwijkende verkeersstromen worden afgesteld. Ook bieden verkeerslichten de mogelijkheid voor prioriteit voor het openbaar vervoer en eventueel de hulpdiensten.
Afbeelding 3.2: kruispunten met VRI, weergegeven middels rode stippen
Openbaar Vervoer
In de huidige situatie lopen verschillende buslijnen over de Kempenbaan. Dat zal zo blijven. Na realisatie van de nieuwe aansluiting op de A67 kunnen de bussen uit de richting Eersel via de A67 rijden. In hoeverre er ook busverkeer over de toekomstige N69 gaat rijden is niet bekend. Voor het ontwerp is ervan uitgegaan dat busverkeer op alle wegen mogelijk is, waarvoor op dit moment nog geen specifieke voorzieningen zijn opgenomen. In een later stadium kan daarin alsnog voorzien worden als er meer zicht is op het toekomstige lijnennet en de wensen betreffende de haltevoorzieningen. De bestaande haltehavens op de Locht bij Koningshof blijven behouden. Gezien de functie van de wegen en het snelheidsregime is altijd sprake van halteren in havens. Voor de kruispunten wordt bekeken op welke richtingen OV-prioriteit moet worden aangebracht.
Afbeelding 3.3: haltevoorzieningen aan het Koningshof, weergegeven in rood
Afbeelding 3.4: haltevoorziening bij de Locht, weergegeven in rood.
Hulpdiensten
De nieuwe wegen kunnen leiden tot aanpassingen in de uitrukroutes voor de hulpdiensten. De vormgeving van de wegen (2x2 rijstroken en 70km/u) maakt het mogelijk dat hulpdiensten via deze wegen een snelle alternatieve route krijgen. Ook voor ambulances richting het MMC ontstaan nieuwe snelle routes. De hulpdiensten bepalen zelf of de uitrukroutes ook daadwerkelijk aangepast worden.
Uitwijkroutes en KAR
Bij het realiseren van een nieuwe aansluiting op de A67, zal ook door de gemeente en RWS moeten worden gekeken in hoeverre de nieuwe routes die hierdoor ontstaan, dienst kunnen doen als uitwijkroutes bij calamiteiten op het hoofdwegennet. Deze uitwijkroutes worden met U-borden bewegwijzerd. In het kader van de coördinatie alternatieve routes (grootschalige omleidingsroutes) kan deze nieuwe aansluiting een mogelijke rol vervullen. Naar verwachting stelt dit geen extra eisen aan de vormgeving van de wegen. De routes worden vastgelegd in draaiboeken en mogelijk bewegwijzerd middels U-borden.
Exceptioneel transport en Transport Gevaarlijke stoffen
De wegbeheerder stelt vast welke vormen exceptioneel en gevaarlijk transport wel of geen gebruik mag of kan maken van de nieuwe wegen (al dan niet met een ontheffing).
In principe worden de nieuwe viaducten vormgegeven voor de zwaarste verkeersklasses. Op transport van gevaarlijke stoffen wordt verder ingegaan in het rapport over Externe Veiligheid.
De Run 8000
Voor de aansluiting van De Run 8000 op de Kempenbaan-West is een aangepaste vormgeving uitgewerkt.
De huidige rotonde wordt omgebouwd tot een T-kruispunt waarbij de aansluiting op de Run komt te vervallen. De aansluiting van De Run op de Kempenbaan wordt ca 200 meter naar het oosten verplaatst en sluit ook via een T-kruispunt aan op de Kempenbaan. De fietsverbinding ter plaatse van de huidige rotonde blijft behouden.
Door toepassing van beide T-aansluitingen is het mogelijk een goede verkeersafwikkeling te realiseren.
Afbeelding 3.5: kruising de Run
Langzaamverkeer
Fietsers
De fietsstructuur parallel langs de Kempenbaan / de Locht is in het verkeerscirculatieplan van de gemeente Veldhoven aangeduid als hoofdfietsroute. In de huidige situatie is deze hoofdstructuur vormgegeven met aan twee zijden een in één richting bereden fietspad. In de toekomstige situatie wordt deze hoofdfietsroute gewaarborgd door aan de zuidzijde van de Kempenbaan tot aan het kruispunt met de N69 een in twee richtingen bereden fietspad aan te leggen.
Afbeelding 3.6 fietsoversteken
Op de kruispunten met verkeersregelinstallaties worden fietsoversteken voorzien om aansluiting op de diverse fietsroutes mogelijk te maken (zie afbeelding 3.6).
Tussen de Locht en de Knegselseweg wordt een tweerichtingen fietsverbinding langs de N69/Zilverbaan aangelegd. Bromfietsers mogen van de fietspadenstructuur langs de Kempenbaan, de Locht en de Zilverbaan gebruik maken. De routes worden hier ook geschikt voor gemaakt.
Afbeelding 3.7: fietsroutenetwerk, bron: fietseropuit.nl
Voetgangers
Aan de zuidzijde van de Kempenbaan worden tussen het kruispunt De Plank en het kruispunt De Run omwille van de aanwezigheid van de bushaltes voetpaden aangebracht. Ter plaatse van de kruispunten met VRI's kunnen de voetgangers veilig oversteken.
In zowel de huidige als nieuwe situatie ligt aan de zuidzijde van de Kempenbaan / de Locht ter hoogte van het bestaande viaduct over de A67 tot aan Koningshof een voetpad. Dit voetpad maakt ook onderdeel uit van het wandelknooppuntennetwerk.
Afbeelding 3.8: wandelroute netwerk, bron: routesinbrabant.nl
Landbouwverkeer
In de nieuwe situatie kan het landbouwverkeer conform de huidige situatie gebruik maken van de Kempenbaan en de Locht. De N69 en de Zilverbaan tussen het kruispunt met de Locht en de rotonde Knegselseweg is gesloten voor landbouwverkeer. De Oeienbosdijk wordt aangesloten op de rotonde Knegselseweg , deze is geschikt voor alle verkeer. Middels een vierde poot van de rotonde is voor landbouwverkeer een afzonderlijke route naar Oeienbosdijk gerealiseerd, waardoor Schoot niet meer gebruikt hoeft te worden door het landbouwverkeer.
Ten behoeve van de ontwikkeling is gekeken naar de lanschappelijke inrichting ervan. Niet alleen is de weg bekeken, maar ook de relevante ecologische aspecten, de inpassing van watergangen en beken, recreatieve verbindingen en dergelijke.
De visie op de landschappelijke inpassing is geschreven vanuit 3 invalshoeken :
Visie op het landschap
Weggebruiker op de A67
Komende vanuit Eindhoven ligt aan de noordzijde van Rijksweg A67 het bedrijvenpark De Run met ASML en Maxima Medisch Centrum. Ter hoogte van de Heerseweg richting viaduct de Locht wordt de noordzijde groener. De zuidzijde van Rijksweg A67 is landschappelijk open. Richting viaduct de Locht versmalt deze openheid en wordt je geleidelijk de groene corridor ingeleid.
In de groene corridor markeert het viaduct de Locht deze overgang naar het Kempisch landschap. Een kenmerkend landschapstype aan de westzijde van Veldhoven met grote boscomplexen, kleine vogelbosjes en diverse soorten houtwallen.
De aanwezige taludbeplanting en het achterliggende boscomplex ter hoogte van bedrijventerrein De Run vormt een groene inleiding van het stedelijk gebied naar dit kempisch landschap.
Voor de automobilist op de A67 bestaat de ruimtelijke beleving uit groene corridors waar tussen men zich verplaatst. Zowel uit de richting Eersel als Eindhoven is de middenberm beplant. Ter hoogte van het tankstation/verzorgingsplaats opent zich de ruimte. Direct na het tankstation over de verzorgingsplaats is het nieuwe viaduct N69 voorzien.
De Weggebruiker op de Locht
In de visie Kempenbaan-West vormt de Kempenbaan richting de Locht ter hoogte van de kruising met de Rijksweg A67 de overgang naar het Kempisch landschap.
Naast het bestaande viaduct de Locht komt door de verbreding van de Kempenbaan van 2 naar 4 rijstroken een nieuwe fiets-/voetgangersbrug. De verbreding van de weg en toevoeging van de brug zullen ruimtelijk van invloed zijn op de aanwezige taludbeplanting. Voor de uitbreiding dient deze te worden gerooid.
De weggebruiker op de provinciale weg N69
Na de kruising met Rijksweg A67 komen het groen en de boscomplexen van Het Klein Goor en rond Koningshof prominent in beeld. Deze groengebieden behoren, samen met de boscomplexen ten noorden van de A67 tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
In dit gebied is de nieuwe provinciale weg N69, de aansluiting op de A67 en aansluiting op rotonde Knegselseweg / Zilverbaan geprojecteerd. Door de N69 wordt de EHS verder opgedeeld in kleinere gebieden. Het Klein Goor komt centraal geïsoleerd te liggen in de driehoek N69-A67-de Locht.
Door de verhoogde ligging van de N69 naar de kruising A67 met zijn toe- en afritten is de ruimtelijke impact groot. Hiervoor moet bos worden gerooid. Resterende bosgebieden komen geïsoleerd te liggen. Hiervoor zijn mitigerende maatregelen in het Voorontwerp voorzien, bestaande uit eco-passages voor klein wild, zoals eekhoorns, en hop-overs voor vleermuizen.
Groenplan
De verbreding van de Kempenbaan-West naar 2x2 rijstroken heeft effect op de ruimtelijke kwaliteit en beleving van de weg binnen het stedelijk / industrieel gebied. De nieuwe maat en schaal van de weg met zijn toebehoren van schanskorven, geluidswal/geluidwerende voorzieningen zijn nadrukkelijk aanwezig. In het landschapsplan is de groenvisie van de gemeente vertaald.
In de groenvisie op Kempenbaan-West (gemeente Veldhoven) is een tweezijdige lijnvormige boomstructuur voorzien in combinatie met schanskorven, geluidwerende voorzieningen en wadi's.
In het wegontwerp (Voorontwerp Kempenbaan / de Locht) is de groenvisie op hoofdlijnen als volgt vertaald:
Kwaliteitsverbetering
In het kader van artikel 3.2 van de Verordening Ruimte, dient een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats te vinden akls gevolg van het gehele project om de Kempenbaan-West en de aansluiting op de A67 te realiseren. Het oppervlakte dat in aanmerking komt voor kwaliteitsverbetering bedraagt 7.171 m2.
In de Verordening ruimte 2014 is bepaald dat als een bestemmingsplan een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, deze ruimtelijke ontwikkeling gepaard dient te gaan met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
Om aan de ruimtelijke kwaliteitsverbeteringsregel te voldoen is financiële ruimte gereserveerd voor een landschapsontwikkeling binnen het plangebied van het bestemmingsplan Kempenbaan-West. Voor voorliggende ruimtelijke ontwikkeling betekent dit dat concreet een bedrag van € 17.925,-- wordt gereserveerd. De investering zal volledig op grondgebied van de gemeente Veldhoven plaatsvinden.
Deze gelden zullen worden ingezet voor kwaliteitsverbetering rondom de Gender in het Klein Goor. Hierbij dient gedacht te worden aan onder andere inrichtingsmaatregelen voor verschraling, vernatting en het tegengaan van eutrofiëring van dit gebied. Door deze maatregelen zal de natuurontwikkeling en biodiversiteit in dit gebied worden versterkt.
Deze maatregelen zijn geen onderdeel van de compensatieverplichting in het kader van de aantasting van de ecologische hoofdstructuur, maar zorgen voor een extra kwaliteitsimpuls voor het landschap en natuur in het betreffende gebied. Om dit in voorliggend bestemmingsplan ook daadwerkelijk mogelijk te maken is planologisch-juridisch de mogelijkheid hiervoor gecreëerd. Zo hebben de gronden waar de maatregelen gepland zijn de bestemming 'Natuur' gekregen in het bestemmingeplan Kempenbaan-West van de gemeente Veldhoven.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt onder andere de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Deze Structuurvisie is vastgesteld op 13 maart 2012.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor de mobiliteitsinvesteringen. Het Rijk gaat gericht investeren in projecten die bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de gebieden met de grootste economische verdiencapaciteit voor Nederland. Door weg, spoor, regionaal OV en vaarwegen in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling te bekijken, gaan bereikbaarheid, leefbaarheid en duurzaamheid hand in hand.
De SVIR is de eerste stap naar meer ruimte voor ontwikkeling, het terugbrengen van de bestuurlijke drukte en het schrappen van regelgeving. De tweede stap wordt de Omgevingswet. Deze integreert alle relevante wetten voor de ruimtelijke inrichting. Meer ruimte betekent ook minder en eenvoudigere regels en procedures.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In de SVIR worden opgaven van nationaal belang geformuleerd voor de MIRT-regio Brabant en Limburg.
Relatie met de ontwikkeling
Het onderhavig plangebied ligt deels binnen de ecologische hoofdstructuur. Met name daar waar de nieuwe aansluiting op de A67 wordt aangelegd. In de paragraaf 5.6 (natuur) wordt nader ingegaan of de gevolgen hiervan op het plan.
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de structuurvisie, aangezien verder geen nationale belangen in het geding zijn. Het voorgenomen initiatief richt zich zelfs op het verbeteren van de bereikbaarheid van de Run. Tevens richt het initiatief zich op het verbeteren van de bereikbaaheid van bedrijven die een bepaald nationaal belang vertegenwoordigen.
In het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) "Van A naar Beter" schetst het kabinet het Nederlandse verkeers- en vervoersbeleid voor de periode 2004-2020. In het NVVP wordt aandacht besteed aan mobiliteitsmanagement. Mobiliteitsmanagement is een pakket van maatregelen om optimaal gebruik te maken van bestaande infrastructuur en om de bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets te verbeteren.
Mobiliteitsmanagement wordt vooral ingezet door lokale en regionale overheden en omvat de volgende instrumenten:
Relatie met de ontwikkeling
Het NVVP doet geen gebied specifieke uitspraken. Het bestemmingsplan Kempenbaan-West in combinatie met het bestemmingsplan Kempenbaan Oost geeft invulling aan het plan door de aandacht die er is voor het openbaar vervoer en de fietser. Daarnaast is het plan faciliterend in de mogelijkheid voor het bedrijfsleven om vervoersstromen door middel van mobiliteitsmanagement actief te sturen.
Het bestemmingsplan schept de mogelijkheid deze sturing toe te passen door een alternatieve ontsluiting voor bedrijventerrein De Run mogelijk te maken.
Op 8 juni 2001 is het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) door het kabinet vastgesteld. In het NMP4 is het doel gesteld om per 2030 de afwenteling van milieuproblemen, op volgende generaties en op mensen in arme landen, te stoppen. Dit kan worden bereikt door de grote milieuproblemen in clusters aan te pakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw, stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Veranderingen kunnen worden georganiseerd via systeeminnovatie.
Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar versterken. Om de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te versterken worden drie veranderingen aangebracht:
Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definiëren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.
Relatie met de ontwikkeling
Het NMP4 doet geen specifieke uitspraken voor voorliggend plangebied. Wel worden voor de verschillende milieuaspecten aandachtspunten gegeven. Hier zal rekening mee moeten worden gehouden als er sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van dit bestemmingsplan. Voor zover mogelijk zijn de milieaspecten vertaald op de verbeelding en in de regels.
Ingevolgde artikel 3.1.6 lid 2 Bro (Ladder voor duurzame verstedelijking) dient de toelichting bij een bestemmingsplan, waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt maakt, te voldoen aan een drietal voorwaarden, ook wel 'treden' genoemd. De definitie van 'stedelijke ontwikkeling' is: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Dit plan beoogt de reconstructie van de Kempenbaan-West om zo het bedrijventerrein De Run beter te kunnen ontsluiten. Ter voldoening aan de verantwoordingsplicht van artikel 3.1.6 lid 2 Bro moeten nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard worden gemotiveerd met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.
Onderdeel a (Trede 1) verplicht overheden om nieuwe stedelijke ontwikkelingen af te stemmen op de geconstateerde actuele behoefte en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Op deze wijze wordt over- en ondercapaciteit zoveel mogelijk voorkomen.
Onderdeel b (Trede 2) vraagt om te beoordelen of de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kan worden gerealiseerd. Dit betekent dat wordt bezien of binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien door middel van herstructurering, transformatie of anderszins. Onderdeel hiervan is dat wordt bekeken of leegstaande verstedelijkingsruimte door het treffen van kwalitatieve maatregelen in de behoefte kan voorzien.
Onderdeel c (Trede 3) bepaalt dat moet worden beoordeeld in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties die al ontsloten zijn of ontsloten worden door verschillende modaliteiten op een schaal die passend is bij de beoogde ontwikkeling.
Relatie met de ontwikkeling
Met onderhavige ontwikkeling wordt aangesloten op de Ladder voor duurzame verstedelijking. De nut en noodzaak voor de ontwikkeling wordt gemotiveerd in paragraaf 1.1 en 3.2. en deel van de onderhavige ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Een klein deel wordt buiten het stedelijk gebied gerealiseerd echter zijn noodzakelijk om de congestie te kunnen oplossen en de afstemming met de geplande N69 te vervolmaken. Trede drie is bij deze ontwikkeling niet aan de orde. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de voorgenomen bestemmingswijziging passend is binnen artikel 3.1.6 lid 2 Bro.
De Structuurvisie benoemt en beschrijft ambities voor vier ruimtelijke structuren: infrastructuur, landelijk gebied, groenblauwe mantel en stedelijke structuur. Op het gebied van infrastructuur is een belangrijke ambitie het bevorderen van de bereikbaarheid (ook internationaal) en het beter verknopen van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen en het inpassen van nieuwe infrastructuur in het landschap. Investeren in bereikbaarheid wordt gekoppeld aan verbeteringen in het omliggende (landelijke) gebied. Beter benutten van bestaande infrastructuur staat voorop, daarna wordt gekeken waar uitbouw van infrastructuur noodzakelijk is. Voor de uitvoering van haar ambities benoemt de provincie in de Structuurvisie ruimtelijke ordening negen gebiedsontwikkelingen. Deze ontwikkeling hoort niet tot de eerdergenoemde negen ambitities van de provincie.
Op 14 maart 2014 is de Verordening Ruimte 2014 (VR2014) vastgesteld. De Verordening Ruimte bevat regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het maken van bestemmingsplannen. De thema's in de verordening zijn gebaseerd op de structuurvisie. De verordening is een manier om doorwerking van de provinciale belangen veilig te stellen.
Op basis van de verordening zijn de volgende thema's relevant voor het plangebied:
Langs de Oeienbosdijk is een regionale waterberging gelegen, die ook is aangeduid op de kaart van de Verordening.
Onderstaand wordt per thema de relevantie voor het bestemmingsplan beschreven.
Op onderstaande afbeeldingen zijn de relevante onderwerpen voor het plangebied per thema weergegeven.
Relatie met de ontwikkeling
Ecologische hoofdverbinding (EHS)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang. Voorbeelden van dergelijke gebieden in Brabant zijn: de bossen, de heide en vennen, de stuifduinen, de schraalgraslanden en wateren, zoals rivieren en beken. Het doel van het EHS-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten.
Doordat het rijk nog wel uitvoering geeft aan die delen van de EHS die vanwege Europese verplichtingen gerealiseerd moeten worden, ontstaat er een tweedeling in rijks- en provinciale EHS. Voor de rijks-EHS geldt op basis van het Rijksbeleid (Nota ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) de verplichting om de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied in stand te houden en te beschermen. Niet alleen het behouden, herstellen en beschermen van bestaande waarden in de EHS is belangrijk: er moet ook ruimte zijn voor ontwikkelingen. Juist daarmee ontstaan ook kansen voor de realisering en versterking van de EHS. Hiertoe zijn in het Rijksbeleid (nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) instrumenten ontwikkeld. Deze instrumenten zijn vastgelegd in het door Rijk en provincies opgestelde document “Spelregels EHS beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS” (20 augustus 2007). Deze spelregels zijn in de Verordening nader uitgewerkt. Het betreft:
De provincie hanteert dezelfde uitgangspunten voor de zogenaamde provinciale EHS. Op de kaarten van de verordening is dan ook geen verschil gemaakt tussen de rijks- of de provinciale EHS.
In paragraaf 5.6 wordt nader toegelicht hoe met de compensatie in het kader van de EHS wordt omgegaan. Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding opgenomen ter bescherming van de EHS.
Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw uit de Structuurvisie RO (in deze verordening: de ecologische hoofdstructuur) en het landelijk gebied, alsook het stedelijk gebied. De mantel beschermt het kerngebied groenblauw en zorgt voor verbinding met het omliggende gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw.
Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten de EHS.
De groenblauwe mantel biedt daarbij ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de 'ja-mits benadering'. Het is in eerste instantie aan de gemeenten om te beoordelen welke huidige waarden er in een gebied aanwezig zijn en of de beoogde ontwikkeling een bijdrage levert aan de kwaliteit daarvan. Daarbij is vooral de versterking van leefgebieden voor plant- en diersoorten in de groenblauwe mantel van belang. De groenblauwe mantel biedt in beginsel geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal-)intensieve vormen van recreatie en landbouw (zoals de bouw van kassen, (bezoekers-)intensieve recreatie, of concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties). In een aantal specifiek afgewogen gebieden is een aanduiding integratie stad-land over de groenblauwe mantel gelegd. In die gebieden is onder voorwaarden een beperkte stedelijke ontwikkeling mogelijk mits dit tevens bijdraagt aan de ontwikkeling van groene waarden in het gebied.
In artikel 6.17 van de Verordening wordt bepaalt dat de toelichting van een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg een onderbouwing bevat waarin wordt omschreven dat de ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.1, eerste lid (bescherming groenblauwe mantel), gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. In paragraaf 3.5 en 5.6 wordt nader ingegaan hoe de aanwezige waarden gecompenseerd worden als gevolg van de gehele ontwikkeling. Voor het onderhavige bestemmingsplan is verantwoording niet noodzakelijk daar de aanwijzing van de groenblauwe mantel niet op dit plangebied van toepassing is.
Afbeelding 4.2: uitsnede Groen-Blauwe mantel en EHS
Deze visie zet een nieuwe koers uit voor versterking van de Brabantse natuur en het Brabantse landschap. De provincie wil de ecologische hoofdstructuur afmaken en natuur en landschap vanuit hun intrinsieke waarde beschermen en een plek geven in de samenleving zodat ze ten goede komen aan alle Brabanders. Natuur en landschap zijn immers essentieel voor een goed en gezond leef- en vestigingsklimaat. De basis moet hiervoor op orde zijn, namelijk een samenhangend netwerk van natuurgebieden en een grote variëteit aan dier- en plantensoorten. Goed milieu- en waterbeheer is hiervoor een randvoorwaarde, daarom wordt ingezet op:
Relatie met de ontwikkeling
Ten behoeve van de ontwikkeling is een landschapsplan opgesteld waarin ook de groenvisie van de gemeente is verwerkt. Verwezen wordt naar paraagraaf 3.5.
Om de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aan te tonen zijn verschillende gebiedsonderzoeken uitgevoerd tijdens het opstellen van het MER. Een deel van de gebiedsaspecten hoeft niet nader te worden onderzocht (o.a. archeologie en cultuurhistorie). Andere onderzoeken dienen vanwege de bestemmingsplanprocedures nader uitgewerkt te worden om de specifieke gevolgen van het wegontwerp te kunnen toetsen (o.a. geluid, lucht, bodem, water en ecologie). Deze onderzoeken zijn uitgevoerd voor het bestemmingsplan Kempenbaan-West van de gemeente Veldhoven. Omdat het gehele trace van het wegontwerp bij de onderzoeken is betrokken, hebben ze ook op onderhavig plan (deels) betrekking. De beschrijving van de onderzoeken is onderstaand opgenomen. Omdat vooral het aspect natuur ook op dit deel van de ontwikkeling betrekking heeft, zijn voor dat aspect ook de rapportages bijgevoegd. Per aspect is een beschrijving gegeven van het relevante beleid, de opzet van het onderzoek en de conclusie van het onderzoek. Daar waar gesproken wordt over projectgebied wordt het gehele ontwikkelingsgebied bedoeld. Wanneer gesproken wordt plangebied, wordt het gebied van het onderhavige bestemmingsplan bedoelt.
Voor de verkeerskundige onderbouwing van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar de verkeersanalyses uit de m.e.r. (opgenomen in bijlage 1 van het MER). Daarnaast zijn in Bijlage 5 van deze toelichting ook de verkeersmodelcijfers van het plangebied opgenomen uit het SRE verkeersmodel 3.0 zoals die ook worden gebruikt bij de MER/PIP-studie van de N69 die door de Provincie Noord-Brabant wordt ontwikkeld. Het SRE 3.0 verkeersmodel is een nieuw verkeersmodel met actuelere inzichten met betrekking tot de groei van inwoners en arbeidsplaatsen, en afgestemd op recentere telcijfers. Dit nieuwe regionale verkeersmodel wordt sinds het voorjaar 2013 voor nagenoeg alle nieuwe verkeersstudies in de regio gebruikt.
Er kunnen hierdoor verschillen optreden tussen de verkeerscijfers die in het MER, het bestemmingsplan Kempenbaan Oost en de bestemmingsplannen voor Zilverackers en de Zilverbaan zijn gebruikt en de cijfers die nu in het bestemmingsplan worden gebruikt. Voor deze oudere studies zijn de modelberekeningen nog met het SRE verkeersmodel 2.0 uitgevoerd. In algemene zin komen de verkeerseffecten zoals beschreven in het MER echter overeen met de verkeerseffecten zoals deze voor dit bestemmingsplan zijn voorzien.
Het bestemmingsplan Kempenbaan-West geldt voor een periode van tien jaar. De maatregelen die nu juridisch worden geregeld, kunnen niet los worden gezien van de totale ontwikkeling van de Kempenbaan. De reden dat verschillende onderdelen planologisch zijn opgeknipt hangt onder andere samen met subsidies die beschikbaar zijn gesteld en de einddata die hierin zijn gesteld voor de realisatie. Het bestemmingsplan Kempenbaan-Oost is daarom, vooruitlopend op de reconstructie van het westelijke deel, vorig jaar reeds onherroepelijk geworden om uitgevoerd te kunnen worden als voorlopige verzachting van bestaande verkeersproblemen op De Run. Binnen het ontwerp van de verschillende plandelen is rekening gehouden met de navolgende fasering zodat wat nu wordt gerealiseerd past binnen de eindsituatie van de Kempenbaan, maar tevens kan functioneren wanneer plannen voor naastliggende delen uiteindelijk niet gerealiseerd blijken te worden.
Bij het opwaarderen van het westelijke deel van de Kempenbaan in combinatie met het realiseren van een nieuwe aansluiting op de A67 treedt er een verschuiving van de verkeersstromen op de Kempenbaan op. Door de aansluiting op de A67 zal er minder verkeer van en naar de aansluiting op de N2 rijden. Daarnaast zal een groot deel gebruik maken van de nieuwe aansluiting op de A67. Grofweg neemt het verkeer over het oostelijk deel van de Kempenbaan af, maar aan de westzijde toe. Bij het ontwerp van de wegen en kruispunten is hiermee rekening gehouden zodat een veranderende verkeersstroom binnen het nu geregelde ruimtebeslag past.
Daarnaast zal een deel van het verkeer voor bijvoorbeeld Koningshof, Baetsen en Hurks gebruik gaan maken van de nieuwe aansluiting en niet meer van de Kempenbaan. Dit geldt ook voor doorgaand (sluip)verkeer uit/naar Eersel en Steensel dat minder gebruik zal gaan maken van de Kempenbaan maar de snellere route via de A67 gaat gebruiken.
Een ander effect dat gaat optreden wordt veroorzaakt door de doorkoppeling van de Zilverbaan aan de Locht – Kempenbaan. De westelijke woonwijken van Veldhoven en de toekomstige woonwijk Zilverackers krijgen de mogelijkheid om rechtstreeks te ontsluiten op de A67. Hierdoor zal er een verlichting optreden op de wegen als de Heerbaan en andere lokale ontsluitingswegen die verkeer vanuit de westelijke wijken richting de N2 / Eindhoven leiden.
Voor de kernen Steensel en Knegsel van de gemeente Eersel is in de m.e.r.-studie geconstateerd dat de effecten hier positief zijn (zie Bijlage 2). Door de nieuwe aansluiting op de A67 ontstaan voor de bewoners van deze kernen een betere mogelijkheid om op de A67 te komen. Daarnaast zal meer doorgaand verkeer bij normale wegomstandigheden langer op de A67 blijven rijden en minder ‘’sluipen’’ via het onderliggende wegennet.
In de Bijlage 5 staan de verkeersintensiteiten en IC-waarden opgenomen voor de situatie in 2030 plan (voorliggend bestemmingsplan) en de situatie 2030 plan+ (voorliggend bestemmingsplan én aantakking N69). De modelsituaties zijn verder identiek en gaan dus uit van dezelfde bevolkingsprognoses en bouwprogramma's.
Op twee locaties in en rondom het plangebied volgt een IC-waarde hoger dan 80. Een van de locaties betreft het wegvak van De Run 6800 tussen Heiberg en de Kempenbaan. In de ochtendspits aan het einde van de plan+ periode is de IC-waarde daar naar verwachting 95 richting het zuiden en in de avond 80 richting het noorden. Dit is verklaarbaar omdat de verwachte ontwikkelingen van De Run meegenomen zijn in de verkeerscijfers. Met de uitbreidingen van het bedrijventerrein zal ook de infrastructuur en de bijbehorende verkeersmaatregelen aangepast worden. De geplande VRI Kempenbaan-De Run 5600-De Run 6800 kan de geprognosticeerde verkeersstromen verwerken. Daardoor is de verwachting dat op dit wegvak geen structurele filevorming ontstaat in de toekomst.
De N69 zuidelijk van de Locht kent ook een I/C-verhouding van boven de 80. Het betreft een waarde van 83 in de ochtendspits richting het noorden in de eindprognose plan+. Dit is een overschrijding van 3. In overleg met de provincie is tijdens de verkeersveiligheidsaudit deze waarde geaccepteerd om redenen van verkeersveiligheid. De verwachte verkeersstromen zouden een afwikkeling van meer dan 3 rijstroken per rijrichting vergen. Echter is dit qua verkeersveiligheid een onwenselijke situatie.
Het realiseren van de N69 in de 2030 plan + situatie zorgt voor een verkeersafname ten westen van de nieuwe aansluiting A67. Er treedt een verschuiving op van de locaties waar zich structurele congestie voordoet. Waar in de plansituatie 2030 sprake is van structurele congestie ten westen van de nieuwe aansluiting A67, is in de plan+ situatie 2030 op de A67 ten oosten van de nieuwe aansluiting sprake van structurele congestie. Een aanpassing aan de A67 is niet in voorliggend bestemmingsplan voorzien. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu is bevoegd om de urgentie van de situaties op de rijkswegen te beoordelen en eventuele aanpassingen door te voeren.
De geluidswetgeving vanwege wegverkeerslawaai is uitgewerkt in de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder. De geluidwetgeving is van toepassing op de aanleg van een nieuwe weg, de wijziging van een bestaande weg of de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van een weg.
Een weg heeft een wettelijke geluidszone (art. 74 Wgh) die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot een bepaalde afstand aan weerszijde van de weg. De zone is het gebied waarbinnen een akoestisch onderzoek verricht moet worden. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied en het aantal rijstroken. Als buitenstedelijk gebied wordt aangemerkt het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Het stedelijk gebied is het gebied binnen de bebouwde kom, met uitzondering van het gebied binnen de geluidszones van autowegen en autosnelwegen.
De grenswaarden van de Wet geluidhinder gelden voor de geluidsgevoelige objecten die liggen binnen de geluidszone van de weg. De Wet geluidhinder maakt onderscheid tussen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.
De andere geluidsgevoelige gebouwen zijn als volgt gedefinieerd:
De geluidsterreinen zijn gedefinieerd als:
Grenswaarden bij de aanleg van een nieuwe weg
De aanleg van een nieuwe weg geldt als een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder.
De voorkeursgrenswaarde bij de aanleg van een nieuwe weg bedraagt 48 dB. Voor de maximaal toegestane waarde wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Met de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 juli 2012 zijn de grenswaarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen gelijk getrokken. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de grenswaarden die gelden voor bestaande geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone van een nieuw aan te leggen weg.
Tabel 1: Overzicht van grenswaarden die gelden bij de aanleg van een nieuwe weg voor bestaande geluidsgevoelige bestemmingen
Grenswaarden bij reconstructie van een weg
Voor alle geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een te wijzigen weg moet bij een wijziging van de weg onderzocht worden of er sprake is van reconstructie zoals dat is gedefinieerd in de Wet geluidhinder. Er is sprake van een reconstructie indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstige maatgevende jaar zonder maatregelen, met 2 dB of meer wordt verhoogd ten opzichte van hoogst toelaatbare geluidsbelasting. Het toekomstig maatgevende jaar is meestal het tiende jaar na de wijziging.
De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting is bepaald in artikel 100 van de Wet geluidhinder en artikel 3.3 van het Besluit geluidhinder. In deze artikelen wordt onderscheid gemaakt tussen bestemmingen waarvoor reeds een hogere waarde is vastgesteld en bestemmingen waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld. Daarnaast is voor het bepalen van de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting van belang of de weg en/of de geluidsgevoelige bestemming aanwezig of geprojecteerd waren op 1 januari 2007.
De ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting is 48 dB, tenzij er een hogere waarde is vastgesteld of de weg reeds aanwezig of geprojecteerd was op 1 januari 2007.
Indien reeds een hogere waarde is vastgesteld en de heersende waarde is hoger dan 48 dB, geldt als de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting de laagste waarde van:
Indien geen hogere waarde is vastgesteld en de weg reeds aanwezig of geprojecteerd was op 1 januari 2007 en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, dan is de heersende geluidsbelasting de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor geluidsgevoelige bestemmingen die op 1 januari 2007 aanwezig of geprojecteerd waren. In Tabel 2 is een overzicht opgenomen van de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting.
Tabel 2: Ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting bij reconstructie van een weg
Indien sprake is van een reconstructie moeten maatregelen onderzocht worden. Het doel daarbij is om de toekomstige geluidsbelasting zo veel mogelijk terug te brengen tot de ten hoogst toelaatbare waarde. Daarbij moet eerst gekeken worden naar maatregelen aan de bron (stiller wegdek) en vervolgens naar maatregelen in de overdracht (geluidsschermen of -wallen). Indien maatregelen niet voldoende zijn of op bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan een hogere waarde worden vastgesteld. De maximaal vast te stellen hogere waarde is vermeld in Tabel 3.
De toename van de geluidsbelasting mag niet meer dan 5 dB bedragen, tenzij de geluidsbelasting van een gelijk aantal woningen elders, met een ten minste gelijke waarde vermindert.
Tabel 3: Maximaal vast te stellen hogere waarde bij reconstructie
Binnenwaarden
Wanneer een hogere waarde wordt vastgesteld, dan gelden de normen voor het binnenniveau zoals weergegeven in Tabel 4. De optredende binnenwaarde wordt bepaald door de berekende geluidsbelasting op de gevel (zonder aftrek conform artikel 110g Wgh) te verminderen met de karakteristieke gevelwering.
Tabel 4: grenswaarden voor binnenniveau
De geluidsbelasting is per weg of wegdeel berekend en getoetst voor een aantal situaties, te weten:
Genoemde situaties worden in dit hoofdstuk getoetst aan de vigerende wettelijke grenswaarden. Dit betreft een samenvatting van het akoestisch onderzoek. Binnen het projectgebied zijn, in de huidige situatie, geen hogere waarden vastgesteld. Daarnaast bevinden zich ook geen saneringswoningen binnen het projectgebied.
Reconstructie
Kempenbaan/Locht
Uit de berekeningsresultaten voor de Kempenbaan/de Locht blijkt dat voor 157 geluidsgevoelige bestemmingen een toename van afgerond 2 dB of meer is berekend. Hierdoor is er sprake van een reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder. Voor 38 van de 157 geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van de Kempenbaan/Locht bedraagt de toename meer dan 5 dB. Ter plaatse van de Kempenbaan en/of de Locht dienen derhalve geluidsreducerende maatregelen te worden overwogen. Zie Hoofdstuk 5 van het akoestisch onderzoek voor een nadere uitwerking van de mogelijke maatregelen.
De plank
De toekomstige geluidsbelasting vanwege De Plank na aftrek conform artikel 110g Wgh en artikel 3.5 RMG 2012 overschrijdt de voorkeursbelasting van 48 dB op geen van de geluidgevoelige bestemmingen binnen het onderzoeksgebied. Ten gevolge van De Plank is er derhalve geen relevante toename van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen en hoeven geen geluidsreducerende maatregelen te worden overwogen.
Heiberg
De toekomstige geluidsbelasting vanwege de Heiberg na aftrek conform artikel 110g Wgh en artikel 3.5 RMG 2012 overschrijdt de voorkeursbelasting van 48 dB op geen van de geluidgevoelige bestemmingen binnen het onderzoeksgebied. Ten gevolge van de Heiberg is er derhalve geen relevante toename van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen en hoeven geen geluidsreducerende maatregelen te worden overwogen.
Heerseweg
Ten gevolge van de wijzigingen op het omliggende wegennet, vindt ter plaatse van de Heerseweg een afname plaats van de lokale verkeersintensiteiten en daarmee ook van de geluidsbelasting op nabij gelegen geluidsgevoelige bestemmingen. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op geen enkele geluidsgevoelige bestemming sprake is van een relevante toename van de geluidsbelasting ten gevolge van de Heerseweg.
De Run
Ten gevolge van de wijzigingen op het omliggende wegennet vindt ter plaatse van De Run een afname plaats van de lokale verkeersintensiteiten en daarmee ook van de geluidsbelasting op nabij gelegen geluidsgevoelige bestemmingen. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op geen enkele geluidsgevoelige bestemming sprake is van relevante toename van de geluidsbelasting ten gevolge van De Run.
Nieuwe wegen
De Run
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op een viertal woningen binnen de geluidzone van de weg wordt overschreden. Ter plaats van het nieuwe gedeelte van De Run dienen derhalve geluidsreducerende maatregelen te worden overwogen.
N69/Zilverbaan
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op een zevental woningen binnen de geluidzone van de weg wordt overschreden. Aan de zuidzijde van de aansluiting op de A67 zijn er voor de woningen de Locht 68, 80, 119 en 119 A al hogere waarden vastgesteld vanwege de N69 in het hogere waardebesluit behorende bij het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) Nieuwe Verbinding Grenscorridor N69. Ter plaatse van de nieuw te realiseren N69/Zilverbaan dienen derhalve ten behoeve van de overige 3 woningen geluidsreducerende maatregelen te worden overwogen.
Maatregelen
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat er op verschillende plaatsen binnen het projectgebied geluidsreducerende maatregelen dienen te worden afgewogen. Er zijn maatregelen onderzocht voor de reconstructiesituaties aan de Kempenbaan/Locht en de Heiberg.
Daarnaast zijn ook maatregelen onderzocht voor het nieuwe gedeelte van De Run en de nieuw te realiseren N69/Zilverbaan. Indien na afweging blijkt dat bronmaatregelen resulteren in onvoldoende reductie van de geluidsbelasting, wordt er gekeken naar overdrachtsmaatregelen, zoals het plaatsen van schermen.
Voor een aantal woningen binnen het projectgebied is het niet mogelijk doelmatige maatregelen te treffen en is het voor deze woningen noodzakelijk hogere waarden vast te stellen. Als gevolg van de opwaardering van de Kempenbaan/Locht (reconstructie) en de aanleg van De Run en de N69/Zilverbaan (nieuwe weg), dienen voor in totaal 20 tot 30 woningen een hogere waarde te worden vastgesteld. Het definitieve aantal is afhankelijk van welke variant gekozen zal worden in verband met de schermen langs de Kempenbaan nabij De Run 8100 en nabij de Heerseweg/Heiberg en het scherm lang de nieuw aan te leggen weg De Run.
De vast te stellen hogere waarden zijn niet hoger dan de maximaal te ontheffen grenswaarden (68 dB voor reconstructiewoningen, 63 dB voor nieuwe wegaanleg). De vast te stellen hogere waarden dienen vastgesteld te worden door de B&W van de gemeente Veldhoven (bevoegd gezag).
Binnen het plangebied zijn geen geluidreducerende maatregelen nodig, danwel woningen gelegen waarvoor een hogere grenswaarden dient te worden vastgesteld.
Door de aanpassingen aan de wegen nemen in combinatie met de autonome ontwikkeling de geluidsbelastingen op de gevels van woningen binnen de gedefinieerde onderzoeksgebieden met meer dan 2 dB toe. De opwaardering van de Kempenbaan/Locht zorgt voor een reconstructiesituatie op 157 woningen. De aanleg van een nieuw gedeelte van De Run en de N69/Zilverbaan resulteert in een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op respectievelijk vier en zeven woningen.
Voor de woningen waarvoor sprake is van een reconstructie of overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zijn maatregelen afgewogen. Uit de afweging volgt dat er geluidsmaatregelen getroffen kunnen worden voor de Kempenbaan/Locht door het toepassen van geluidsarm asfalt (met akoestische eigenschappen minimaal gelijkwaardig aan dunne deklagen B; ter plaatse van de kruising van de Kempenbaan met De Run wegdektype SMA-NL5) en het plaatsen van een drietal schermen: aan de noordzijde van de Kempenbaan een geluidsscherm met een hoogte van 5,0 m over een lengte van circa 700 m en ter hoogte van de overgang van de Kempenbaan in de Locht aan weerszijden van de weg schermen met een hoogte van 3,0 tot 4,0 m. Het scherm aan de noordzijde heeft een totale lengte van circa 360 m en heeft een hoogte van 4,0 m voor wat betreft de noordoostelijk gelegen helft en een hoogte van 3,0 m voor de helft aan de kant van het viaduct. Het scherm aan de zuidzijde heeft een hoogte van 3,0 m en een lengte van circa 65 m.
Door het realiseren van een aanvullend scherm met een hoogte van 3,0 tot 4,0 m en een lengte van circa 155 m aan de zuidzijde van de weg nabij De Run 8100 kan hier een aantal hogere waarden voorkomen worden.
Door het realiseren van een aanvullend absorberend scherm aan de zuidzijde van de Kempenbaan met een hoogte van 4,0 m en een lengte van circa 65 m kan ter hoogte van de Heerseweg/Heiberg een aantal hogere waarden voorkomen worden.
Op het moment van schrijven is de gemeente nog in overleg met een aantal van de bewoners en bedrijven die hier gesitueerd zijn over de wenselijkheid van deze aanvullende schermen. Er is derhalve nog geen beslissing genomen over het al dan niet realiseren van deze aanvullende schermen.
Het nieuw aan te leggen weggedeelte van de Run wordt voorzien van een SMA-NL5 wegdekverharding over een lengte van circa 240 m. Tevens wordt ter hoogte van de woning Heerseweg 37 een scherm/schutting van 2,5 m hoog en circa 25 m lang aangelegd. Hiermee worden de aanwezige overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde vanwege het nieuw aan te leggen wegdeel van de Run op de Heerseweg 37 weggenomen. Ook hier geldt dat de gemeente nog in overleg is met de bewoners over de wenselijkheid van het scherm en is er derhalve nog geen beslissing over genomen.
Er worden geen maatregelen getroffen aan de N69/Zilverbaan. Een maatregel die getroffen kan worden is geluidsarm asfalt. Voor het toepassen van deze maatregel zijn echter overwegende bezwaren van verkeerskundige aard aanwezig waardoor ervoor geopteerd wordt om hogere waarden vast te stellen.
Na afwegen van de maatregelen dienen voor in totaal 20 tot 30 woningen een hogere waarde te worden vastgesteld op locaties waar het treffen van maatregelen niet heeft geleid tot een situatie waarbij de toename volledig is weggenomen (reconstructiesituaties) of voor situaties waar de voorkeursgrenswaarde na het treffen van maatregelen nog steeds wordt overschreden. De vast te stellen hogere waarden zijn opgenomen in Hoofdstuk 6 van het akoestische onderzoek.
Binnen het plangebied zijn geen geluidreducerende maatregelen nodig, danwel woningen gelegen waarvoor een hogere grenswaarden dient te worden vastgesteld.
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer:
Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen. De volgende AMvB's en regelingen zijn of kunnen relevant zijn bij luchtkwaliteitonderzoeken:
In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl2007) zijn regels vastgelegd voor de wijze van uitvoering van luchtkwaliteitonderzoeken. Bepaald is onder andere waar en hoe de luchtkwaliteit vastgesteld dient te worden. Tevens is vastgelegd dat gebruik gemaakt dient te worden van enkele generieke invoergegevens welke jaarlijks worden vastgesteld. Tot deze gegevens behoren onder andere de achtergrondconcentraties, de emissiefactoren voor het wegverkeer en de meteorologie.
In het kader van de ruimtelijke planprocedures voor de ontwikkeling is een onderzoek uitgevoerd naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Daarbij zijn de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uitgerekend op een groot aantal beoordelingspunten langs de in het onderzoek betrokken wegvakken.
De concentraties luchtverontreinigende stoffen zijn berekend langs de betrokken lokale wegvakken op maximaal 10 meter uit de wegrand. Waar de gevel van de naastgelegen bebouwing binnen 10 meter van de wegrand ligt, is gerekend op de gevel. Aannemelijk is dat als op 10 meter uit de wegrand wordt voldaan aan de grenswaarden, ook op grotere afstand van de weg wordt voldaan aan de grenswaarden. Ook langs de A67 zijn aan weerszijden van de weg meerdere toetspunten gelegd zodat ook de concentraties langs deze snelweg beoordeeld zijn.
Stikstof
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties (40,5 µg/m3 ) op geen van de beoordelingspunten wordt overschreden.
De uurgemiddelde concentratie NO2 mag niet meer dan 18 keer per jaar groter zijn dan 200 µg/m3 . Uit de berekeningen blijkt dat op geen van de beoordelingspunten sprake is van meer dan 18 overschrijdingen van de deze grenswaarde.
Fijnstof
Uit het onderzoek blijkt dat de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties (40,5 µg/m3) op geen van de beoordelingspunten wordt overschreden. Ook blijkt dat op geen van de beoordelingspunten sprake is van meer dan 35 overschrijdingen van de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie PM10.
Op basis van dit luchtkwaliteitonderzoek kan worden geconcludeerd dat op alle beoordelingspunten wordt voldaan aan de grenswaarden, zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Derhalve kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRnvgs), welke naar verwachting per 1 januari 2015 wordt vervangen door het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen staat het huidige beleid beschreven in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor inrichtingen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Verantwoordingsplicht
In de cRnvgs, het Bevb en het Bevi is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Vanuit de 'circulaire' dient aandacht aan de verantwoording gegeven te worden wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico toeneemt.
Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten.
Voor de externe veiligheidsberekening van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Kempenbaan dienen de volgende uitgangspunten te worden bepaald:
Voor het bepalen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is gebruikgemaakt van de risicoberekeningmethodiek RBM II, versie 2.3.0.
Naast het bepalen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor de Kempenbaan is gekeken naar eventuele interactie met overige risicobronnen.
Plaatsgebonden risico
De toetsingswaarde van het plaatsgebonden risico is de 10-6-contour, deze is voor het betreffende traject in geen van de situaties berekend. Derhalve kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan de normstelling van het plaatsgebonden risico conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Groepsrisico
Het groepsrisico bevindt zich in zowel de huidige, autonome als de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt in de toekomstige situatie wel toe ten opzichte van de huidige en autonome situatie. Aangezien het groepsrisico toeneemt, is verantwoording van het groepsrisico conform de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. Voor de verantwoording wordt verwezen naar het externe veiligheidsonderzoek.
Verantwoording groepsrisico
In de rapportage externe veiligheid worden, met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico, de volgende aspecten benoemd:
In het kader van de verantwoording van het groepsrisico wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio.
Plasbrandaandachtsgebied
In de Regeling basisnet (welke naar verwachting per 1 januari 2015 van kracht wordt) is voor verschillende transportroutes een plasbrandaandachtsgebied (PAG) vastgesteld van 30 meter, gemeten vanaf de buitenste kantstrepen van de weg. Voor de Kempenbaan geldt geen PAG, voor de Rijksweg A67 wel.
Met het in werking treden van het Bevt gelden er voor het bouwen binnen het PAG aanvullende eisen. Naast de aanvullende bouwvoorschriften die gelden ingevolge het Bouwbesluit 2012 geldt er conform het Bevt een verplichting om in de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning te onderbouwen waarom nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden binnen het PAG.
PRB-leiding/LPG-tankstation
Binnen de PR 10-6-contour van de PRB-leiding en het LPG-tankstation, gelegen in het projectgebied bevinden zich geen kwetsbare- of beperkt kwetsbare objecten. Aan de eisen van respectievelijk het Besluit externe veiligheid buisleidingen/Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt zodoende voldaan.
Binnen het invloedsgebied van de PRB-leiding en het LPG-tankstation bevinden zich geen bestemmingen voor groepen personen, waardoor het aantal slachtoffers in geval van een incident kleiner is dan 10. Voor beide risicobronnen geldt dat er daarom geen sprake is van een groepsrisico. Verantwoording van het groepsrisico in relatie tot deze risicobronnen is daarom niet aan de orde.
Eersel heeft in samenwerking met de andere 4 Kempengemeenten door de SRE een erfgoedkaart en archeologisch beleidsplan op laten stellen. Aanleiding voor de gemeenten om een erfgoedkaart te maken, ligt in de landelijke verplichting vanuit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) en de Modernisering Monumentenwet (2012) om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden en verwachtingen. De regionale erfgoedkaart van de Kempen heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot, Reusel-De Mierden.
De erfgoedkaart bestaat uit drie delen:
Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart
opgesteld.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:
De verschillende gebieden worden door middel van dubbelbestemmingen overgenomen in de betreffende bestemmingsplannen, waarbij regels gelden om het bodemarchief te beschermen. Omdat de rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) zijn beschermd via de Monumentenwet, is voor deze monumenten geen aanvullende beschermende regeling opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. De monumenten zijn op de verbeelding wel voorzien van een dubbelbestemming (‘Waarde - Archeologie 1’), maar deze heeft uitsluitend een signalerende functie. Voor gebieden zonder archeologische verwachting (categorie 7) gelden geen beperkingen ten aanzien van archeologie, zodat het opnemen van een dubbelbestemming voor deze categorie niet zinvol is. De dubbelbestemmingen voor de overige categorieën (categorie 2 tot en met 6) bevatten een beschermende regeling. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeester en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig het erfgoedplan, per dubbelbestemming. Hierna is een overzicht opgenomen met de dubbelbestemmingen die in voorliggend bestemmingsplan voorkomen.
Per dubbelbestemming is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn:
Afbeelding 5.1 schema beleidsplan
Binnen het plangebied van het wegontwerp voor de reconstructie van de Kempenbaan en de aansluiting op de A67 ligt een terreinen van archeologische waarde. De gronden zijn aangewezen met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4.1. Op basis hiervan geldt voor initiatieven die een groter oppervlak beslaan dan 500 m2 en dieper reiken dan 0.3 meter een onderzoeksplicht.
De archeologische waarden binnen het plangebied worden beschermd via de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4.1 met bijbehorend vergunningenstelsel om de gewenste bescherming te kunnen bieden.
Modernisering Monumentenzorg (MoMo)
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo is het Bro (artikel 3.6.1. lid 2) gewijzigd. Wat voor archeologie al gold, geldt vanaf dat moment voor al het cultureel erfgoed. De volgende regel is dan van kracht:
"In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met aanvullend eigen beleid".
Provinciale cultuurhistorische waardenkaart
De provincie Noord-Brabant heeft ten behoeve van de cultuurhistorische waarde een waardenkaart opgesteld. De kaart bevat cultuurhistorische landschappen en overige cultuurhistorische informatie.
De belangrijkste waardevolle elementen in het gebied waar de ontwikkeling plaatsvindt betreft een aantal geografische lijnen met redelijk hoge waarden en het cultuurhistorisch landschap: Oude Zandlandschap Oerle/Knegsel.
Het cultuurhistorisch landschap maakt deel uit van het grotere gebied de Kempen. De Kempen is een zwak golvend dekzandlandschap dat bestaat uit dekzandvlakten en -ruggen. Het gebied de Kempen wordt doorsneden door de bovenlopen van de Grote en Kleine Dommel, Beerze en Reusel. De dekzandruggen hebben een zandige bodem waar regenwater infiltreert, dat in de beekdalen als kwel naar boven komt. Plaatsen met leem in de ondergrond hadden een gebrekkige afwatering, zodat daar vennen en kleine veenmoerassen ontstonden.
De Locht wordt als cultuurhistorische drager binnen het gebied niet aangetast. De archeologische monumenten ter plaatse en in de directe omgeving blijven ook intact. Het bos aan de noordzijde met daarbinnen de cultuurhistorisch waardevolle lijnen wordt wel aangetast door de nieuwe aansluiting.
Afbeelding 5.1: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant
Het plan tast de cultuurhistorische landschappen binnen het plangebied niet aan.
In deze paragraaf worden de belangrijkste beleidstukken, de uitkomsten van onderzoek naar de relevante natuurlijke aspecten en effecten, en tot slot de conclusies beschreven. Voor een compleet overzicht van de huidige situatie en effecten van de ontwikkeling wordt verwezen naar de natuurtoets, het compensatieplan en wijziging van de EHS-begrenzing en de passende beoordeling, die als Bijlage 3, Bijlage 4 en Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Soortenbescherming
Flora- en Faunawet
In de Flora- en Faunawet is omschreven hoe dier- en plantensoorten in Nederland beschermd zijn. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende voorwaarden verbonden. Wel geldt dat in alle gevallen de zorgplicht voor de instandhouding en bescherming van natuurwaarden in acht moet worden genomen. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
De beschermde soorten zijn ingedeeld in drie tabellen. Voor iedere tabel bestaat een apart beschermingsniveau. Voor soorten in Tabel 1 hoeft de initiatiefnemer alleen aan te tonen dat het werk geen gevaar oplevert voor het voortbestaan van de soorten en geldt een algemene vrijstelling. De Tabel 2- en 3-soorten dienen zo goed mogelijk te worden ontzien. Tabel 3-soorten omvatten tevens de habitatrichtlijnsoorten. Wanneer de Tabel 2- en 3-soorten niet ontzien kunnen worden (middels mitigerende maatregelen) dient ontheffing te worden aangevraagd. De voorwaarden voor een dergelijke ontheffing zijn voor Tabel 3-soorten strenger dan voor Tabel 2-soorten.
Voor zover vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie Economische Zaken (EZ). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet 1998
De gebiedsbescherming voor Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingsweg 1998. In de Natura 2000-gebieden zijn de Beschermde Natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijn-gebied opgenomen. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de natuurlijke waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.
Bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de basis voor de vaststelling van het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Het stelsel van de Wro gaat er vanuit dat plannen van een hogere overheid doorwerken naar lagere overheden. De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is verankerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (structuurvisie op rijksniveau) en in de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant.
Bij toetsing van de ingreep aan de EHS zijn de 'Spelregels EHS', een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies, van toepassing. Hierin wordt onder meer geëist dat voor ingrepen binnen de EHS moet worden aangetoond dat, bij significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden, geen reële locatiealternatieven voorhanden zijn en sprake is van een groot openbaar belang. Indien hieraan wordt voldaan dan moet de schade zoveel mogelijk worden beperkt door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade worden gecompenseerd.
Effectbepaling Flora- en faunawet
De effecten van de Kempenbaan West op beschermde soorten zijn beoordeeld aan de hand van een gebiedsdekkende natuurinventarisatie en enkele aanvullende onderzoeken. Daarbij is geconstateerd dat weliswaar beschermde soorten worden geraakt, maar dat de effecten op de strikt beschermde soorten (Tabel 3) beperkt is. Er is een ontheffing noodzakelijk in het kader van de Flora- en faunawet voor artikel 11:
Voor verzachting van de effecten op de overige soorten moeten diverse mitigerende maatregelen worden genomen. Mitigatie wordt beschreven voor de volgende soorten:
In het wegontwerp zijn diverse ontsnipperingsmaatregelen opgenomen, zoals faunapassages voor kleine (zoog)dieren en amfibieën/ reptielen, een eekhoornbrug en een oversteekvoorziening voor de vleermuizen.
Effectbepaling Natura 2000
De realisatie en ingebruikname van de Kempenbaan-West beïnvloedt mogelijk Natura 2000-gebieden. Significant negatieve gevolgen zijn op voorhand niet uit te sluiten voor de volgende instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden:
Om de effecten te toetsen is een passende beoordeling uitgevoerd voorafgegaan door een berekening van de stikstofdepositie (Bijlage 7). Deze wijst uit dat de toename van stikstofdepositie vanuit de nieuwe weg geen negatief effect heeft op het Natura 2000-gebied Kempenland-West. Dit gebied ondervindt geen toename van stikstofdepositie.
Gezien de hogere planbijdrage in overspannen situatie en de uitbreidings- en verbeterdoelstelling voor de meeste habitattypen zijn significant negatieve effecten alleen met zekerheid uit te sluiten in het Natura 2000-gebied Leenderbos, Grote Heide & De Plateaux als er voor een aantal habitattypen mitigerende maatregelen worden genomen. Het betreft de volgende effectgerichte maatregelen: het kappen van bomen op de zandverstuivingen, vennen en de droge heide en het maaien van een oppervlakte natte heide in het gedeelte van het Natura 2000-gebied dat ook een planbijdrage ondervindt. Deze effectgerichte maatregelen in de vorm van aanvullend beheer zijn haalbaar en effectief. In de Passende beoordeling is hiervoor een stikstofbalans opgesteld waaruit blijkt dat de hoeveelheid stikstof die uit het systeem wordt gehaald minstens even groot is als de toename als gevolg van het plan.
Conclusies instandhoudingdoelen Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux
Met inzet van de voorgestelde maatregelen worden significant negatieve effecten voorkomen. Voor de effectgerichte maatregelen zal de gemeente met de beherende organisaties een convenant sluiten om de uitvoering van deze mitigerende maatregelen juridisch en financieel te borgen.
Effectbepaling EHS
De realisatie van de Kempenbaan en de aansluiting op de A67 leidt tot een fysieke aantasting van de EHS in 11,66 hectare binnen de gemeente Veldhoven. Daarnaast is sprake van 0,33 hectare ruimtebeslag in de EHS binnen de gemeente Eersel. Het betreft in hoofdzaak bos en een kleine oppervlakte grasland. In totaal een fysieke aantasting van 11,99 ha.
Deze aantasting is overeenkomstig de spelregels voor de EHS vertaald naar een compensatieopgave van 19,77 hectare.
Binnen de gemeente Veldhoven zijn verdeeld over 3 locaties percelen aangewezen waar de compensatie zal worden gerealiseerd. Het betreft een locatie nabij de Zilverackers noordelijk van de A67 (4 percelen, totale oppervlakte van 3,87 hectare) en een locatie nabij natuurgebied Groot Goor zuidelijk van de A67 (2 percelen, totale oppervlakte van 11,65 hectare). De resterende compensatieoppervlakte verrekent de gemeente met reeds gerealiseerde compensatie (buiten de EHS, conform overgangsbepalingen) uit het project 'Zilverackers' van 4,46 ha.
In totaal wordt er 19,98 ha EHS gecompenseerd.
De verdeling van de compensatieverplichting over de verschillende doeltypen volgt in eerste instantie de regel dat in de compensatie dezelfde typen terugkomen als de typen die zijn aangetast. Om ecologische redenen wordt er echter voor gekozen om een deel van het aangetaste type 'Droog bos met productie' niet als droog bos te compenseren. Bij de natuurtypenverdeling is niet zozeer gekeken naar het opnieuw terugbrengen van de natuurtypen die worden aangetast door de aanleg, maar met name naar de hydrologische situatie en de ecologische potenties van de EHS compensatielocaties. Doordat deze voornamelijk in de beekdalen liggen worden relatief meer natte / vochtige natuurtypen teruggebracht, zoals schraalgrasland en vochtig bos, dan droog bos met productie wat het natuurdoeltype is dat het meest wordt aangetast. Dit type wordt wel teruggebracht op de compensatielocaties met een hogere ligging.
Conclusie Flora- en faunawet:
Conclusie Natuurbeschermingswet (Natura 2000):
Conclusie EHS:
Wet bodembescherming
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Het grootste deel van de herinrichting van de Kempenbaan valt binnen de reeds ter plaatse geldende bestemming 'Verkeer'. Slechts op een beperkt aantal ondergeschikte locaties past het verkeerskundige ontwerp van de weg niet binnen de begrenzing van deze bestemming. Daarom wordt op deze locaties de bestemming gewijzigd van 'Groen' naar 'Verkeer'.
Ter plaatse van de nieuwe aansluiting wijzigt de geldende bestemming naar een 'minder gevoelige' bestemming. Aan de hand hiervan is er vanuit gegaan dat het initiatief vanuit het aspect bodem toelaatbaar is. In het kader van de realisatie van de weg wordt een nader bodemkundig onderzoek.
Wat betreft bodem zijn er geen belemmeringen voor het initiatief.
Rijksbeleid
Kaderrichtlijn Water
De kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te waarborgen en te verbeteren. Hiertoe hebben de waterbeheerders oppervlaktewaterlichamen moeten classificeren. Aan de classificatie hangt een maatregelenpakket om de kwaliteit te verbeteren.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Deze bestaat uit een samentrekking van de Wet op de waterhuishouding, Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet, Wet droogmakerijen en indijkingen, Wet op de waterkering, Wet beheer rijkswaterstaatswerken (natte deel), Waterstaatswet (natte deel) en de Regeling waterbodems uit de Wet bodembescherming. Alle wateraspecten waarvoor een vergunning nodig is kunnen in één watervergunning worden meegenomen.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is bedoeld om te waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat het bevoegd gezag en het waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. In dit kader is het hoogheemraadschap Holland Rijnland in een vroeg stadium bij de planvorming betrokken. De watertoets is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verankerd en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan (waar water werkt en leeft, Provincie Noord-Brabant 2009) vormt de strategische basis voor het Brabantse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn.
Het Waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaatveranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbende (water)partijen in Brabant. Het Provinciaal Waterplan beschrijft het provinciale waterbeleid voor de periode 2010 tot 2015. Het Provinciaal Waterplan heeft beleidskaders als randvoorwaarden, die richting geven aan het waterbeleid. Op Europees niveau is in dat verband de Kaderrichtlijn Water belangrijk.
Daarin is aangegeven hoe met waterkwaliteit en ecologische waterdoelstellingen moet worden omgegaan. Op Rijksniveau speelt vooral de Waterwet een rol, omdat die wet de verantwoordelijkheden regelt in het waterbeheer en de hoofdrichting bepaalt van het waterbeleid.
Regionaal beleid
Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.
Het Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Krachtig Water' 2010 - 2015 vastgesteld, in dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015.
Het plan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap, en maakt een indeling in zes thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodem en mooi water.
Voor het thema 'Droge voeten' worden gestuurde waterbergingsgebieden aangeduid, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, wordt geen overstromingsnorm toegepast.
Voor het thema 'Voldoende water' worden de plannen voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden uiterlijk in 2015 vastgelegd.
Er worden maatregelen genomen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden.
Voor het thema 'natuurlijk water' wordt bij de inrichting en het beheer van de watergangen ingezet op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water en de functies 'waternatuur' en 'verweven' uit het Provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen, wordt verder ingezet op beekherstel, de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières van vismigratie. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk per gebied uitgevoerd, in één samenhangend maatregelenpakket met herstel van Topgebieden en verbetering van de water(bodem)kwaliteit.
Voor het thema 'Schoon water' wordt het proces van samenwerking met gemeenten in de waterketen doorgezet. Gezamenlijk worden optimalisatiestudies uitgevoerd en afspraken vastgelegd in afvalwaterakkoorden. Verder worden een deel van de rioolwaterzuiveringen vergaand verbeterd om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Bron- en effectgerichte maatregelen worden genomen om kwetsbare gebieden te beschermen.
Bij het thema Schone waterbodems worden vervuilde waterbodems aangepakt in samenhang met beekherstel. Afhankelijk van de soort verontreiniging wordt gesaneerd, beheerd of geaccepteerd.
Voor het thema 'Mooi water' worden bij inrichtingsprojecten de waarde van water voor de mens vergroot. Dit wordt gedaan door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
Aan de basis van dit waterbeheerplan staan de waterprogramma's. Deze kwamen in 2007-2008 in samenwerking met andere overheden en belangenpartijen in het gebied tot stand en richten zich op alle waterdoelen in het beheergebied.
Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de verordening Keur Waterschap De Dommel (datum intrede 1 september 2013). De Keur is een aanvulling op regels uit de Waterwet en is van toepassing op de rivieren, beken, sloten, grondwater en waterkeringen die in beheer zijn bij het waterschap. Maar ook op alle sloten en watergangen die eigendom zijn van anderen (onder andere agrariërs en tuinders). In de beleidsnotitie “Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk” (juli 2006) heeft Waterschap De Dommel in samenwerking met Waterschap Aa en Maas een definitie, randvoorwaarden en uitgangspunten gegeven voor Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen.
In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben. Zo mogen bijvoorbeeld geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied. Daarbij is een vertaalslag gemaakt naar vijf toetsaspecten waaraan een plan of ontwikkeling getoetst kan worden.
De definitie van 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' is vertaald in een aantal toetsbare criteria:
Bij de planvorming ten aanzien van Kempenbaan-West en aansluiting A67 en hiermee bij het opstellen van het waterhuishoudingsplan is in het kader van de watertoets het waterschap betrokken. Samen met het waterschap zijn de eisen en uitgangspunten opgesteld welke de basis zijn voor het waterhuishoudingsplan. Het eisen en uitgangspunten zijn teveel omvatten om in de waterparagraaf op te nemen. Hiervoor wordt verwezen naar het waterhuishoudingsplan. Daarnaast hebben diverse overleggen plaatsgevonden op basis waarvan het waterhuishoudingsplan is bijgesteld op basis van de opmerkingen, randvoorwaarden en eisen van het waterschap. In de diverse verslagen zijn de gemaakte afspraken en bespreekpunten vastgelegd.
Huidige situatie
Het plangebied van de ontwikkeling ligt aan de zuidwestzijde van Veldhoven en voor een klein gedeelte in Eersel. Het plangebied wordt globaal aan de westzijde begrenst door de gemeentegrens Veldhoven - Eersel, aan de zuidzijde door de Locht, aan de noordzijde door de Knegselseweg en aan de oostzijde door de rotonde bij De Run 6800. Het plangebied grenst aan de oostzijde aan Kempenbaan Midden ook wel het wegvak "Beter Benutten" genoemd waarvoor Arcadis in 2012 reeds een definitief ontwerp heeft opgesteld inclusief een waterhuishoudingsplan.
Voor een uitgebreide beschrijving van de huidige situatie wordt verwezen naar het waterhuishoudingsplan.
Toekomstige situatie
Door middel van het waterhuishoudingsplan wordt invulling gegeven aan de waterhuishouding van de weg en zijn omgeving in de toekomstige situatie.
In het waterhuishoudingsplan is het totale plangebied (Kempenbaan West en aansluiting A67) opgedeeld in 4 deelgebieden. Voor deze vier deelgebieden (zie onderstaande figuur) is onderstaand de toekomstige waterhuishoudkundige situatie beknopt toegelicht. Voor een uitgebreide beschrijving van de toekomstige situatie wordt verwezen naar het waterhuishoudingsplan.
Afbeelding 5.2: overzicht plangebied Kempenbaan-West en aansluiting A67
Kempenbaan-West
Dit deelgebied betreft het gebied gelegen binnen de bebouwde kom van Veldhoven. Het gebied wordt begrensd door het viaduct over de A67 aan de (zuid)westzijde en de aansluiting op traject "Beter Benutten" aan de (noord)oostzijde. Het toekomstig ontwerp van de Kempenbaan West bevat twee keer twee rijstroken en aan de zuidzijde een (vrij liggend) fietspad.
De bestaande rotonde bij de kruising met de Plank wordt omgevormd tot kruispunt waarbij de zuidelijke aansluiting voor autoverkeer komt te vervallen. In plaats daarvan wordt een nieuwe aansluiting gerealiseerd ten oosten van de Heerseweg. Bij de totstandkoming van het ontwerp is gebleken dat er geen plaats meer is voor de afwateringssloot. Deze wordt gedempt, wat betekent dat in het ontwerp nieuwe voorzieningen moeten komen voor de berging en afvoer van hemelwater en zorg draagt voor de grondwaterpeilbeheersing (toepassen van drainage) daar waar de afwateringssloot ontwaterend werkt voor de omgeving.
Langs de Kempenbaan-West wordt regenwater opgevangen en naar wadi's getransporteerd. Het toekomstig watersysteem is ontworpen om de berging binnen Kempenbaan West optimaal te benutten. Net als in de bestaande situatie loopt de afwatering van west naar oost met het verloop van het maaiveld mee. Het watersysteem bestaat uit een hemelwaterriolering met bergingslocaties langs de zijde van Kempenbaan-West. De waterscheidingen en de transportroute van het watersysteem zijn zo gekozen, dat bovenstrooms vrijkomend hemelwater ook bovenstrooms wordt geborgen. Het hemelwatersysteem kent, net zoals in de huidige situatie, een overloop op de Gender.
De Locht
Dit deelgebied betreft het gebied gelegen ten zuidwesten van het viaduct over de A67 tot en met de kruising met de nieuw te realiseren N69 met viaduct over de A67. Het ontwerp bestaat uit twee keer twee rijstroken met een eenzijdig tweerichtingen fietspad aan de (zuid)oostzijde. Vanaf de nieuw te realiseren kruising met de N69 in de richting van Eersel ligt aan beide zijde van de weg een eenzijdig fietspad. Het bestaande viaduct wordt gebruikt voor de twee keer twee rijstroken. Een nieuw kruispunt wordt gerealiseerd met een aansluiting richting het nieuwe viaduct over de A67 en richting het zuiden, de N69.
In de toekomstige situatie staat de weg over het gehele traject in de banden en wordt het afstromende hemelwater van de weg en fietspaden afgevoerd naar de greppels langs de weg waar het hemelwater wordt opgevangen en kan infiltreren. Hierbij kunnen kolken worden aangebracht met een verzamelleiding waarin het hemelwater wordt afgevangen en afgevoerd richting de greppels of kan er voor gekozen worden de banden te onderbreken en het hemelwater via de onderbreking oppervlakkig richting de greppels af te laten stromen. De bestaande greppels aan beide zijde van de weg worden hiervoor zoveel als mogelijk gehandhaafd en benut.
Het huidige greppelsysteem langs de Locht blijft zo veel als mogelijk gehandhaafd en benut. Daar waar door de uitbreiding van de weg bestaande greppels worden gedempt worden deze teruggebracht. Nabij de kruising N69/Locht wordt een wadi gerealiseerd om afstromend hemelwater van een deel van de N69 en de kruising op te vangen en te infiltreren.
Viaduct A67, N69 en Zilverbaan
Dit deelgebied betreft het nieuw te realiseren viaduct over de A67 met bijbehorende aansluitingen op de N69 aan de zuidzijde en de Zilverbaan aan de noordzijde. Een nieuw viaduct wordt gerealiseerd met in totaal 7 rijbanen (inclusief opstelstroken) en nieuwe aansluiting doormiddel van een rotonde aan de noord (Zilverbaan) en kruising zuidzijde (Locht) en op de snelweg.
Om verdroging tegen te gaan wordt in het gebied ten noorden en ten zuiden van de nieuwe aansluiting A67 geen afwateringsgreppels aangelegd. Het wegwater infiltreert via de wegbermen.
Over nagenoeg het gehele traject watert het afstromende hemelwater van de weg en fietspaden in de toekomstige situatie via de berm en het talud van het grondlichaam af. Bij afstroom richting de middenberm (in buitenbochten middels verkanting) wordt een goot met kolken aangebracht om het water naar de berm van het grondlichaam te brengen waar het kan infiltreren. Het afstromende wegwater van het nieuwe viaduct over de A67 wordt via goten afgevoerd naar de koppen van grondlichaam en vervolgens naar de toekomstige infiltratievoorzieningen in de oksels van de op- en afritten op de A67. De rotonde aan de noordzijde (aansluiting Zilverbaan) komt in de banden en watert af naar een wadi nabij de rotonde, waar het afstomende wegwater kan infiltreren in de bodem. Een deel van het afstromende wegwater van de N69 ten zuiden van de A67 stroomt af naar de wadi welke gepland is ten noorden van de Locht en ten oosten van de N69.
Aansluitingen op A67 en aanpassing A67
Dit deelgebied betreft de nieuw te realiseren aansluitingen op de A67 en de benodigde aanpassingen aan de A67. Vanaf het nieuwe viaduct worden de nieuwe aansluitingen op de snelweg A67 gerealiseerd. Tevens worden nieuwe in- en uitvoegstroken op de A67 aangelegd ten behoeve van de nieuwe op- en afritten.
Over nagenoeg het gehele deelgebied watert het afstromende hemelwater van de nieuwe op- en afritten van de A67 af via de berm en het talud van de grondlichamen. Een deel van de afrit vanuit Eindhoven zal afwateren via de hemelwaterriolering welke in het midden van de A67 gelegen is.
Gender
De bestaande loop van de Gender ligt onder de geplande oprit op de A67 en wordt daarom richting het zuiden verlegd. Voor de kruising met de A67 wordt de bestaande duiker (ø 1300 mm) gebruikt en verlengd. In de toekomst kruist de Gender ten zuiden van de A67 het nieuwe wegtracé van de N69. Hier wordt een ecopassage aangebracht waar ook de doorgang van de Gender door geregeld wordt. Ook de stuw in de Gender net bovenstrooms van de A67 wordt verplaatst door de verlegging.
Voor de toekomstige situatie geldt een aangepaste hydrologische situatie. De Gender wordt teruggebracht naar zijn oorspronkelijke ligging in het laagste terreingedeelte en mag inunderen (overstromen). Het noordelijk aanliggende terrein blijft nat grasland. Ten zuiden van De Gender wordt bos omgevormd naar nat grasland. Deze aangepaste hydrologische situatie is doorgerekend met Sobek. De toelichting, gehanteerde uitgangspunten en resultaten hiervan zijn opgenomen het waterhuishoudingsplan.
Wat betreft water zijn er geen belemmeringen voor het voorgenomen initiatief. Tijdens de verdere planuitwerking wordt rekening gehouden met het aspect water. Overleg hierover heeft reeds plaatsgevonden en zal plaatsvinden tussen gemeente en waterschap.
In het projectgebied van de ontwikkeling ligt een leiding (nafta-leiding). Uit berekeningen (uitgevoerd door PPS- Pipelinens) is gebleken dat deze niet gehandhaafd kan blijven op de huidige locatie. De leiding wordt verlegd. De nieuwe leiding wordt geboord onder de snelweg met op- en afritten en komt westelijk van de oude leiding te liggen. Deze leiding ligt niet binnen de plangrenzen van onderhavig bestemmingsplan, maar is wel van invloed geweest op het wegontwerp.
De nafta-leiding en De Gender kruisen elkaar. Bij het bepalen van het nieuwe tracé van de leiding heeft afstemming met De Gender plaatsgevonden. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe situatie weergegeven waarbij in licht blauw de oude situering is weergegeven. In het bestemmingsplan worden de nieuwe en de oude situering opgenomen om de belangen van de leiding in beide gevallen veilig te stellen.
Afbeelding 5.3: verplaaatsing leiding. Rode lijn is oude leiding. Blauwe lijn is nieuwe leiding.
In het plangebied van onderhavig bestemmingsplan liggen geen relevante planologische leidingen.
Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden.
In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de categorieën ingedeeld. Voor het bepalen van de afstand tot woningen kan het gebied in twee typen worden ingedeeld, te weten 'rustige woonwijk / rustig buitengebied' of 'gemengd (buiten)gebied'. Bij gemengde gebieden wordt de hinder één categorie teruggebracht. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de categorisering ten opzichte van de twee typen gebieden:
Tabel 1 Categorisering en richtafstanden
Milieucategorie | Richtafstanden tot gemengd gebied | Richtafstanden tot rustige woonwijk | |
1 | 0 | 10 | |
2 | 10 | 30 | |
3.1 | 30 | 50 | |
3.2 | 50 | 100 | |
4.1 | 100 | 200 | |
4.2 | 200 | 300 | |
5.1 | 300 | 500 | |
5.2 | 500 | 700 |
De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning.
De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden.
De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.
Milieuzones
In het projectgebied zijn enkele activiteiten aanwezig waarvoor een milieucontour in de vigerende bestemmingsplannen is opgenomen. Op de vigerende dan wel aangrenzende bestemmingsplannen zijn de volgende relevante milieucontouren aangetroffen.
Bedrijventerrein De Heibloem
Het bedrijventerrein De Heibloem heeft een geluidszone. Deze zone valt niet over het plangebied.
Pluimveehouderij Heiberg 28/31a
In de directe nabijheid van het projectgebied ligt een pluimveehouderij (Heiberg 28/31a) en daaraan gekoppeld is sprake van een milieuzone geur. Binnen deze geurcontour mogen geen voor geur gevoelige objecten worden gesitueerd. De geurcontour ligt deels over het projectgebied. Hiervoor is een zone opgenomen in het bestemmingsplan "Kempenbaan - West". Binnen deze zone zijn geen geurgevoelige functies toegestaan. De zone is niet gelegen in dit bestemmingsplan.
IHCS/ILS
Het plangebied ligt in de zone van 90-165 meter van de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) en het instrument landingsysteem (ILS), waarbij de hoogte van bouwwerken wordt beperkt tot 62,4 meter. Deze zones hangen samen met het vliegveld Eindhoven. Het bestemmingsplan voorziet niet in bouwwerken met een dergelijke hoogte. In het plan is bij de relevante flexibiliteitsbepalingen (afwijkingen) en uitwerkingsregels aangegeven dat rekening moet worden gehouden met deze zone. Op deze manier is bij de betreffende uitwerking en afwijkingen bekend dat rekening gehouden moet worden met deze zone.
Dit heeft geen consequenties voor het plangebied.
LPG tankstation A67
Aan de Rijksweg A67/E34 te Veldhoven is tankstation Oeienbosch gelegen. Binnen de inrichting bevindt zich een LPG-installatie zonder doorzetbeperking. De veiligheidscontour van dit tankstation is over het plangebied gelegen.
In het bestemmingsplan Buitengebied 2009 van de gemeente Veldhoven is expliciet de functieaanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' opgenomen. Hieraan is in het bestemmingsplan Buitengebied 2009 geen contour gekoppeld. Het tankstation komt binnen de plangrens van het nieuwe bestemmingsplan "Kempenbaan - West" te liggen. De bestemming wordt aangepast aan de actuele situatie. Dat wil zeggen inclusief de verkoop van LPG en de bijbehorende veiligheidscontour.
Wat betreft bedrijven en milieuzoneringen zijn er geen beperkingen voor het initiatief dat mogelijk wordt gemaakt in voorliggend bestemmingsplan.
De gemeente Veldhoven heeft hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. Dit betekent onder andere dat het gebruik van de weg, het milieu zo beperkt mogelijk belast en dat de weg in de toekomst blijft voldoen aan de wensen van gebruikers.
Bij de aanpassing van de Kempenbaan is duurzaamheid een belangrijk aandachtspunt. De weg wordt dan ook uitgevoerd conform de duurzaamheidsnormen van de gemeente Veldhoven.
Duurzaamheid kan op verschillende manieren tot uiting komen. Soms is dat heel concreet in de zin van het gebruik van duurzame, levensloopbestendige materialen, en soms heeft duurzaamheid betrekking op het respect waarmee gehandeld wordt voor de omgeving. Hierna is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan duurzaamheid in het kader van de realisatie van het project 'Kempenbaan-West'.
Materialen & Grondstoffen
Water & Bodem
Natuur & Ruimte
Daarnaast is er de wens kwelwater in het gebied vast te houden en verdroging tegen te gaan.
Het minimaliseren van bermen en taluds beperkt de schade aan de EHS en bestaande beplanting en minimaliseert de mitigerende maatregelen. Zo worden hop-overs voor bijvoorbeeld vleermuizen zo klein mogelijk gehouden
Leefomgeving
Profit
Het bestemmingsplan vindt zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening. In artikel 3.1 van deze wet is bepaald dat de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststelt. De uitvoering is een taak van burgemeester en wethouders.
Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening bestaat een bestemmingsplan uit (plan)regels en de verbeelding. Deze twee onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden en motivatie uiteen worden gezet.
Het bestemmingsplan is een gemeentelijk instrument waarin regels zijn opgenomen voor het gebruik (in de ruime zin van het woord) van gronden en bouwwerken. Zowel de burger als de overheid moet zich houden aan het bestemmingsplan. Door middel van een bestemmingsplan kan een gemeente haar doelstellingen op ruimtelijke ordeningsgebied handen en voeten geven. Dit geschiedt door het leggen van bestemmingen en daarbij aan te geven wat wel en niet is toegestaan.
Door het Ministerie van VROM, in samenwerking met onder meer de VNG, is de publicatie Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP 2012 (18 april 2012) opgesteld. Hierin zijn bindende afspraken en aanbevelingen met betrekking tot de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan vastgelegd. De bindende afspraken hebben onder meer betrekking op naamgeving van bestemmingen, opbouw van voorschriften en opbouw en kleurstelling van de verbeelding.
In deze toelichting zal achtereenvolgens worden ingegaan op:
Op de verbeelding is het gebied ingetekend waarop het bestemmingsplan betrekking heeft. Deze verbeelding heeft een directe juridische binding. Voor zover het ondergrondgegevens betreft, zoals ingetekende gebouwen e.d., kunnen aan de verbeelding geen rechten worden ontleend. De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de bouwmogelijkheden. Zo wordt op de verbeelding aangegeven welke bestemming(en) voor de gronden geldt/gelden.
De opbouw van de (plan)regels sluit aan op de SVBP2012 en luidt als volgt:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de manier waarop de in het plan genoemde maten moeten worden bepaald.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen. De bestemmingen zijn in alfabetische volgorde geplaatst.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
In dit hoofdstuk staan de algemene regels vermeld. Het gaat hier bijvoorbeeld om de Anti-dubbeltelregel, de algemene afwijkings- en wijzigingsregels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In dit laatste hoofdstuk staan de overgangsregels en de slotregel.
Opbouw bestemmingsbepalingen:
Voor de enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen geldt een vaste opbouw. Niet alle elementen hoeven hierbij steeds te worden opgenomen.
De volgende onderdelen komen (deels) terug bij de diverse bestemmingen:
Bestemmingsnaam; aangesloten is bij de voorgeschreven benamingen uit de SVBP 2012. De bestemmingen staan in alfabetische volgorde.
Bestemmingsomschrijving; hierin komt tot uiting welke doeleinden aan de betreffende gronden zijn toegekend. Het betreft een verdere uitwerking van de bestemmingsnaam.
Bouwregels; hierin zijn de situerings- en maatvoeringseisen opgenomen voor bouwwerken.
Nadere eisen; via het stellen van nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders in specifieke situaties sturing geven aan ontwikkelingen.
Afwijken van de bouwregels; onder dit kopje worden mogelijkheden geboden voor kleine afwijkingen in maatvoering en situering.
Specifieke gebruiksregels; deze regeling geeft een nadere invulling aan de gebruiksmogelijkheden.
Afwijken van de gebruiksregels; onder dit kopje zijn regels opgenomen onder welke voorwaarden van verboden gebruik kan worden afgeweken.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; via dit instrument wordt voorkomen dat de bestemming wordt gefrustreerd door werken en werkzaamheden binnen het bestemmingsgebied. Activiteiten die een nadeel kunnen toebrengen, zijn slechts toegestaan indien hiervoor een vergunning is verkregen.
Wijzigingsbevoegdheid; dit instrument biedt de mogelijkheid om grotere afwijkingen van het bestemmingsplan door te voeren.
In artikel 1 is een aantal begrippen nader uitgelegd. Door het opnemen van definities wordt inzicht gegeven in de betekenis van de gebruikte term. Het doel is het scheppen van duidelijkheid en eenduidigheid. De begripsbepalingen zijn in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingsplan.
In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is het doel het wegnemen van onduidelijkheden. De termen zijn in alfabetische volgorde opgenomen.
De bestemming Groen is opgenomen voor de bermen die gelegen zijn in het plangebied. De gronden zijn primair aangewezen voor groenvoorzieningen. Daarnaast zijn op deze gronden ook onderhoudswegen toegestaan. In verband met flexibiliteit zijn in de bestemming Groen dezelfde functies toegestaan als in Verkeer. Hierdoor kan een uitwisseling met de bestemming Verkeer plaatshebben.
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
De verkeersbestemming heeft betrekking op de verharde wegen in het plangebied. De bestemming maakt de beoogde verkeersaanpassingen mogelijk.
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4.1
Dit artikel zien toe op het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Daartoe worden beperkingen gesteld in de bouwmogelijkheden en is tevens een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Met de anti-dubbeltelbepaling wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of een mededeling op een melding plichtig bouwwerk is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen of het doen van een mededeling mag worden meegenomen. De anti-dubbeltelbepaling heeft uitsluitend betrekking op situaties die plaatsvinden onder het geldende bestemmingsplan. Het is dus niet zo dat gronden die zijn meegeteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen/bouwvergunning onder een vorig bestemmingsplan, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen onder het nieuwe bestemmingsplan ook buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Voor zover het gaat om wet- en regelgeving wordt in de begripsbepalingen aangegeven dat het handelt om de regeling zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan en mits niet strijdig met het voorheen geldende bestemmingsplan met de daaronder begrepen overgangsbepaling. De regeling is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het strijdig gebruik mag worden gecontinueerd. Hierop zijn echter twee uitzonderingen gemaakt.
Gebruik dat reeds onder het hiervoor geldende bestemmingsplan illegaal is aangevangen en ook volgens het nieuwe bestemmingsplan niet kan, blijft illegaal en mag dus niet worden gecontinueerd. Hetzelfde geldt voor gebruik dat voor een periode van langer dan een jaar is onderbroken; dan mag het niet meer worden gecontinueerd.
In dit artikel is voorts bepaald dat de bestaande bouwwerken en vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze van de overige bepalingen af. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel opnieuw op te bouwen. Evenmin is het geoorloofd om een bouwwerk geleidelijk aan geheel te vernieuwen. In geval een bouwwerk door een calamiteit geheel verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van twee jaren na de calamiteit is aangevraagd. Deze bouwwerken mogen voorts, via afwijking, eenmalig nog met maximaal 10% worden uitgebreid.
In dit artikel is de benaming van het plan opgenomen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Hierna wordt inzicht gegeven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
Het realiseren van het plandeel zoals in onderhavig bestemmingsplan is vastgelegd maakt deel uit van het totale project voor de reconstructie van de Kempenbaan-West en de aansluiting A67. De kosten voor het project bestaan uit onder meer kosten voor de aanleg van de weg en kunstwerken, mitigerende en landschappelijke maatregelen, boscompensatie, kosten voor grondverwerving en planvorming en bedragen in totaal ca. € 40 miljoen. Dit bedrag wordt voor het grootste deel gedekt door inkomsten uit subsidies en bijdragen. Het Rijk heeft subsidie beschikbaar gesteld voor projecten binnen het regionaal programma Brainport Avenue. Het project ‘aansluiting A67’ ontvangt in dit kader € 15 miljoen.
Binnen ditzelfde programma is overeengekomen dat Veldhoven € 10,5 miljoen subsidie ontvangt voor de reconstructie van de Kempenbaan. Daarnaast zijn subsidies beschikbaar uit het programma Regionale Strategische Projecten van de Stadsregio Eindhoven en door de provincie Noord Brabant voor de aankoop van gronden. Met de Provincie Noord Brabant is overeengekomen dat zij de kosten dragen die voortkomen uit de aantakking van de Westparallel op de toekomstige aansluiting op de A67.
Daarnaast wordt een deel van de kosten gedekt uit de voorziening Bovenwijkse infrastructurele Voorzieningen van de gemeente. Deze voorziening wordt gevoed met een verplichte bijdrage per verkochte m² grond bij ruimtelijke ontwikkelingen in Veldhoven. Het overgrote deel van de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeentegrenzen vindt plaats op gemeentegrond. De verplichte bijdrage van die ontwikkelingen is daarmee geborgd. Indien de ontwikkeling door een particulier(en) gedaan wordt, wordt op basis van gemeentelijk beleid, betaling van deze bijdrage per verkochte m2 grond vooraf contractueel vastgelegd. Daarmee is ook deze bijdrage geborgd. De voorziening is toereikend voor de geplande bijdrage in de kosten door de gemeente.
Over de stand van zaken van de voorziening en de subsidie inkomsten wordt jaarlijks gerapporteerd in de programmabegroting van de gemeente. De programmabegroting wordt door de gemeenteraad vastgesteld.
Het ontwerp bestemmingsplan doorloopt de voorgeschreven procedure van de Wet ruimtelijke ordening.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan Kempenbaan-West van de gemeente Veldhoven is als concept, samen met het wegontwerp voorgelegd aan de relevante instanties. Door 3 van de instanties zijn inhoudelijke opmerkingen gemaakt. Deze opmerkingen zijn indien relevant verwerkt in het bestemmingsplan. In Bijlage 8 Nota vooroverleg is de ‘Nota ‘Vooroverleg bestemmingsplan Kempenbaan-West’ opgenomen. Hierin is een reactie gegeven op de binnengekomen vooroverlegreacties en aangegeven, indien aan de orde, hoe het bestemmingsplan is aangepast en/of aangevuld.
Conform het gestelde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage te worden gelegd. De ter inzageligging van het ontwerpbestemmingsplan ‘Herziening Afrit Veldhoven A67' is gepubliceerd in de Hint en de Staatscourant van 5 november 2014. Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 6 november tot en met 17 december 2014. Naast de ter inzage ligging van het ontwerpbestemmingsplan in het gemeentehuis was het ontwerpbestemmingsplan ook digitaal raadpleegbaar op de landelijke site www.ruimtelijkeplannen.nl.
Tijdens de termijn van ter inzage ligging is één zienswijze ingediend. In de Nota beoordeling zienswijze is deze kort samengevat en is aangegeven of de zienswijzen heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De nota beoordeling zienswijze maakt deel uit van het raadsbesluit.