Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Klein Dongenseweg 40
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0766.BPW202200021-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
 
het wijzigingsplan 'Klein Dongenseweg 40' van de gemeente Dongen.
 
1.2 wijzigingsplan
 
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0766.BPW202200021-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanduiding
 
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
 
1.4 aanduidingsgrens
 
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan- en uitbouw
 
een aan een hoofdgebouw gebouwd, ondergeschikt gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
1.6 aan-huis-gebonden beroep
 
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.7 achtererf
 
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
 
1.8 agrarische deskundige
 
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen of een andere als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
 
1.9 archeologisch deskundige
 
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
 
1.10 archeologisch onderzoek
 
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
 
1.11 archeologische waarde
 
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
1.12 bebouwing
 
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.13 bedrijf
 
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.14 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
 
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
 
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, oppervlaktematen en voorgevelrooilijnen
 
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen alsmede voorgevelrooilijnen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
 
1.16 bestemmingsgrens
 
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.17 bestemmingsvlak
 
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.18 Bevi-inrichtingen
 
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.19 bouwen
 
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.20 bouwgrens
 
de grens van een bouwvlak.
 
1.21 bouwperceel
 
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.22 bouwperceelgrens
 
de grens van een bouwperceel.
 
1.23 bouwvlak
 
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.24 bouwwerk
 
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.25 bijgebouw
 
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.26 cultuurhistorische waarde
 
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.
 
1.27 dakkapel
 
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
1.28 dakopbouw
 
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
1.29 gebouw
 
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.30 geluidsgevoelige objecten
 
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.31 hoofdgebouw
 
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.32 indicatie-orgaan
 
een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van zorg en indicatiestelling.
 
1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
 
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
 
1.34 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
 
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
 
1.35 landschapswaarde
 
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
 
1.36 NEN
 
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
1.37 nutsvoorzieningen
 
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.38 overkapping
 
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.39 paardrijactiviteiten
 
het houden van paarden en / of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en / of pony's in pension te stallen en te weiden.
 
1.40 peil
 
de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwvlak en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.41 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
 
de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die van deze regels onderdeel uitmaakt.
 
1.42 voorgevel van een gebouw
 
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw; indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel) bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.
 
1.43 voorgevelrooilijn
 
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel.
 
1.44 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf
 
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
 
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, watertanks en CO2-opslagtanks;
geen bouwwerken zijnde, zoals mestzakken of foliebassins.
 
1.45 Wgh-inrichtingen
 
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
 
1.46 zijerf
 
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 Bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 Bouwhoogte van overige bouwwerken

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 Goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten: 
  1. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  2. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

2.6 Inhoud van een bouwwerk

tussen peil, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 Oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 Vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven; 
en tevens voor: 
  1. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, natuurvriendelijke oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1 Buiten het bouwvlak
  1. buiten bouwvlakken zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde – met uitzondering van overkappingen en voorzieningen voor opslag – , tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het gebruiken van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  2. het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  3. fruitteelt ter plaatse van gronden die zijn gelegen binnen een afstand van 50 meter van de plangrens, rondom de kern Dongen en binnen een afstand van 50 meter van de bestemming Wonen-3 is niet toegestaan;
  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn slechts toegestaan voor een periode van minder dan 6 maanden per jaar;
  5. voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn buiten bouwvlakken niet toegestaan;
  6. het gebruik van gronden of gebouwen voor de huisvesting van (seizoens)arbeiders is niet toegestaan;
  7. het gebruik van de gronden indien niet binnen 1 jaar na ingebruikname van de woning de erfbeplanting is aangeplant, onderhouden en duurzaam in stand wordt gehouden overeenkomstig het erfbeplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

3.4.1 Vergroting of vormverandering bouwvlak glastuinbouwbedrijf in doorgroeigebied en LOG
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de vergroting en / of vormverandering van een bouwvlak met de aanduiding 'glastuinbouw' in het gebied met de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-1' ten behoeve van de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf, met inachtneming van het volgende: 
  1. de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 5,5 ha waarvan ten hoogste 5 ha benut mag worden voor kassen;
  2. wijziging wordt slechts toegepast indien tevens aannemelijk is dat bij vergroting geen sprake is van een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit, onder andere gelet op:
    1. een lengte-breedte verhouding van kassen die passend is binnen de structuur van het landschap en passend binnen de structuur van het bebouwingslint waarin het bedrijf is gelegen;
    2. de onderlinge afstanden tussen kassen in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied;
    3. de locatie van bijbehorende voorzieningen als silo's en bassins;
    4. de wijze waarop rekening wordt gehouden met aanwezige natuur-, landschaps- of cultuurhistorische elementen in de directe omgeving;
  3. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
  4. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  5. wijziging is alleen toegestaan indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  6. wijziging wordt slechts toegepast voor een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  7. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende bestemmingen optreden voor wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  8. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.

Artikel 4 Wonen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, op voormalige agrarische bedrijfslocaties;
  2. de uitoefening van nevenfuncties, ondergeschikt aan het wonen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 
  1. op deze gronden mogen hoofdgebouwen (woningen) met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. per bestemmingsvlak is ten hoogste één woning toegestaan, tenzij anders bepaald;
  3. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerkgoothoogtebouwhoogteoppervlakteinhoud
hoofdgebouw (inclusief aan- en uitbouwen)6 m10 m 600 m3
bijgebouwen en overkappingen3,5 m7 m80 m2 
erfafscheidingen voor de voorgevel 1 m  
erfafscheidingen elders 2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m60 m2 
bouwlagen onder peil   maximaal 1 bouwlaag uitsluitend on het hoogdgebouw
  1. de voorgevel van een aan- of uitbouw en van een bijgebouw wordt ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  2. indien de inhoud van de bestaande woning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer bedraagt of mag bedragen, dan geldt de bestaande inhoud als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
  3. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  4. de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Ontheffing oppervlakte bijgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder c voor het vergroten van de maximale oppervlakte bijgebouwen ten behoeve van het stallen van (klein)vee of de opslag van materieel ten behoeve van het onderhoud van het perceel tot een gezamenlijk oppervlakte van de bijgebouwen van ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 100 m².
4.3.2 Ontheffing bouwen tot perceelsgrens
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2 onder f voor de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw op een kleinere afstand tot of in de zijdelingse perceelsgrens, mits ontheffing niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 60 m²;
  2. het gebruik van een gebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
  3. het gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning is niet toegestaan;
  4. met betrekking tot de toegestane nevenfuncties, zoals genoemd in 4.1 onder b, is tabel 4.1 van toepassing, met dien verstande dat:
    1. uitsluitend de genoemde nevenfuncties zijn toegestaan, binnen de bestaande bebouwing en tot de omvang zoals vermeld in tabel 4.1;
    2. nevenfuncties aangeduid met een + op de betreffende gronden rechtstreeks zijn toegestaan;
    3. nevenfuncties aangeduid met een – op de betreffende gronden niet zijn toegestaan;
    4. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in tabel 4.1, tot een maximum van 500 m².
  5. onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
    1. het gebruik van en het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken op het perceel Klein Dongenseweg 40, zonder de landschappelijke inpassing binnen 24 maanden na sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen te hebben gerealiseerd en vervolgens aldus in stand gehouden;
    2. het gebruik van en het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken op het perceel Klein Dongenseweg 40, zonder de landschappelijke inpassing binnen 24 maanden na realisatie van de nieuwe bebouwing te zijn aangelegd en vervolgens aldus in stand gehouden;
    3. Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1;
Tabel 4.1
nevenfunctieop de gronden met de aanduiding 'wro-zone-ontheffingsgebied-2.4'op de overige grondenmaximale omvang binnen bestaande bebouwing
verbrede landbouw   
verkoop aan huis van (eigen) agrarische producten++100 m2
verkoop aan huis van boerderij- en streekproducten++100 m2
agrarisch natuur- en landschapsbeheer++-
blauwe diensten++-
sociale functie (resocialisatie therapie, kinderopvang, zorgboerderij)OO
400 m2
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten   
vis-, escargots- of wormenkwekerij++
400 m2
agrarisch handels- en exportbedrijf vergelijkbaar met categorie A, B1 of B2 van de Staat van BedrijfsactiviteitenO-
400 m2
agrarisch hulp- en nevenbedrijf in categorie A, B1 of B2 van de Staat van BedrijfsactiviteitenO-
400 m2
opslag en stalling van agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing++
1.000 m2
agrarische loonbedrijvenOO
1.000 m2
veehandelsbedrijven, foeragehandelOO
400 m2
veearts, hoefsmederijOO
400 m2
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)OO
400 m2
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten en de verkoop ervanOO
400 m2, met maximaal 100 m2 vloeroppervlakte voor verkoop
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten   
hoveniersbedrijf, boomverzorgingsbedrijfO-
400 m2
tuincentrumO 
400 m2
opslag en stalling van niet-agrarische producten, goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie A, B1 of B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwingOO
1.000 m2
overige bedrijven in maximaal categorie B2 van de Staat van BedrijfsactiviteitenO-
400 m2
recreatieve functies  -
kinderboerderijO-
400 m2
paardrijactiviteiten++
400 m2
manege / rijschoolOO
400 m2
fietsenverhuurO-
400 m2
wandel-, fiets-, of ruiterpaden over het terrein++-
kleinschalige horecagelegenheid (waaronder theetuin, boerderijterras)O-
100 m2
verblijfsrecreatieve eenheden in woningen (logies met ontbijt, maximaal 2 kamers)++
100 m2
verblijfsrecreatieve eenheden in voormalige agrarische bedrijfsbebouwingO-
100 m2
georganiseerde activiteiten (survivalactiviteiten, kinderfeestjes, boerengolf)++
400 m2
kampeerboerderijO-
400 m2
overige dienstverlening   
verzorging van mens of dier (zoals kapsalon, schoonheidssalon, trimsalon)O-
100 m2
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen++
100 m2
museum / tentoonstellingsruimteO-
400 m2
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst- en antiekhandel)O-
400 m2
dierenpension, hondenfokkerijOO
400 m2

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Ontheffing mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder b voor het bieden van mantelzorg in een woning, aan- of uitbouw of een bijgebouw, met in achtneming van het volgende: 
  1. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en verblijfsklimaat;
  2. ontheffing wordt slechts verleend indien sprake is van een medische noodzaak, onderschreven door een indicatie-orgaan;
  3. per woning is slechts 1 aan- of uitbouw of bijgebouw tot een maximale omvang van 80 m² is als mantelzorgruimte toegestaan;
  4. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.5.2 Ontheffing ten behoeve van nevenfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder d ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor de in tabel 4.1 voor de betreffende gronden en de betreffende functie met een O aangegeven nevenfuncties met inachtneming van het volgende: 
  1. de nevenfunctie dient milieuhygiënische inpasbaar te zijn;
  2. ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed;
  4. voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 3 meter;
  5. zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;
  6. op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  7. de opslag van goederen, anders dan in gebouwen niet is toegestaan;
  8. in afwijking van het bepaalde onder g is voor de nevenfuncties agrarisch loonbedrijf en hoveniersbedrijf een buitenopslag van 100 m² toegestaan;
  9. de bestaande bebouwing mag voor de nevenfunctie worden benut tot de maximum oppervlakte aangegeven in de tabel;
  10. bij een combinatie van nevenfuncties mag de bestaande bebouwing ten behoeve van de nevenfuncties worden benut tot de totaal opgetelde maximum oppervlakte van de betreffende nevenfuncties, aangegeven in de tabel, tot een maximum van:
    1. 500 m²;
    2. 2000 m² bij een combinatie van een agrarisch loonbedrijf of opslag en stalling met een andere nevenfunctie;
  11. ontheffing wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor bouwvergunning is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

6.1.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van plankaart en bestemmingsregels worden overschreden door: 
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
6.1.2 Overschrijding ten behoeve van aan- of uitbouw
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1.1. ten behoeve van de overschrijding van bouwgrenzen door een aan- of uitbouw aan een woning: 
  1. tot een maximum oppervlakte van 6 m² indien de diepte van de voortuin kleiner of gelijk is aan 2m;
  2. tot een maximum oppervlakte van 15 m² indien de diepte van de voortuin groter is dan 2 m; 
met dien verstande dat: 
  1. de goothoogte van de aan- of uitbouw maximaal 3 m mag bedragen;
  2. de afstand van de aan- of uitbouw tot de bestemming Verkeer ten minste 0,5 m dient te bedragen;
  3. er geen onevenredige beperkingen voor de omringende bestemmingen mogen optreden.

6.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels: 
  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

  1. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
  2. burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels voor: 
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

9.2 Nieuwe woningen in bebouwingsconcentraties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden met de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-2' wijzigen in de bestemming Wonen-1 en / of Tuin met in achtneming van het volgende:
  1. wijziging is alleen toegestaan indien elders stallen ten behoeve van de intensieve veehouderij, kassen of andersoortige ongewenste bebouwing wordt gesloopt en milieuwinst wordt behaald zoals bedoeld in de 'Beleidsnota Verbrede inzet van de aanpak ruimte voor ruimte' of 'Beleidsregel ruimte voor ruimte 2006';
  2. er mogen geen onevenredige beperkingen optreden voor omliggende agrarische bedrijven wat betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  3. landschappelijke en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. er mogen geen onevenredige gevolgen optreden voor de waterhuishouding;
  5. wijziging wordt slechts toegepast indien tevens aannemelijk is dat de woning past in de omgeving en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit onder andere gelet op:
    1. de ligging en situering; indien van toepassing passend in de slagenverkaveling;
    2. goot- en bouwhoogte, kapvorm en richting;
    3. vormgeving en materiaal gebruik;
    4. de onderlinge afstanden tot naastgelegen bebouwing in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied;
    5. de grootte van het perceel: het perceel waarop de woning wordt gebouwd heeft een oppervlakte van ten minste 1.000 m²;
  6. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid mogen niet negatief worden beïnvloed;
  7. de toelaatbare goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 11 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: 
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

12.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het wijzigingsplan 'Klein Dongenseweg 40'.