Plan: | Kerklaan 16 Oude Pekela |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0765.BPKerklaan16-0301 |
FD Caravans is gevestigd aan de Kerklaan 14-16 te Oude Pekela. In de huidige situatie ondervindt het bedrijf een tekort in opslagcapaciteit. Het bedrijf is daarom voornemens om de huidige agrarische gronden direct ten zuidwesten van het bedrijf te gaan gebruiken voor zijn bedrijfsvoering. Het plan is om de gronden te verharden en vervolgens te gebruiken voor de (buiten)opslag van stacaravans en chalets. Daarnaast is het bedrijf voornemens om het bestaande pand te verbeteren en in de bocht van de Kerklaan een nieuwe hoofdtoegang te creëren. Er is hierbij sprake van een verplaatsing van de inrit; geen toevoeging.
De uitbreiding van het bedrijf past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is een nieuw juridisch-planologisch kader noodzakelijk. Dit bestemmingsplan dient hiervoor.
Het plangebied is afgestemd op de huidige - en toekomstige inrichting van het bedrijf. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1. De ligging van het plangebied (bron: Kadaster)
De gronden van het huidige bedrijf en de gronden ter hoogte van de uitbreiding zijn geregeld in het bestemmingsplan 'Oude Pekela'. Dit bestemmingsplan is op 29 april 2014 vastgesteld.
De gronden van de huidige inrichting van het bedrijf is voorzien van de bestemming 'Bedrijf' met daarbij de functieaanduiding 'detailhandel volumineus'. Het huidige bedrijf is op basis van het geldende bestemmingsplan al toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat deze binnen het aangewezen bouwvlak gerealiseerd moet worden.
De gronden ter hoogte van de uitbreiding zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming is de bedrijfsvoering, het verkopen van stacaravans en chalets, niet toegestaan. Ook is het niet toegestaan om hier de inrit te hebben.
Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Hiermee worden mogelijk aanwezige archeologie waarden beschermd. Paragraaf 4.10 gaat hier nader op in.
Tot slot is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' van toepassing. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een verkregen hogere grenswaarde of de vastgestelde maximaal toegestane geluidsbelasting.
Een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan is weergeven in figuur 2.
Figuur 2. Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan (bron ruimtelijkeplannen.nl)
De toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan. In hoofdstuk 6 wordt tot slot de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld.
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige en de gewenste situatie in het plangebied. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. De gewenste situatie moet goed passen in de huidige situatie. Ook dat wordt in dit hoofdstuk gemotiveerd.
FD Caravans is gevestigd aan de Kerklaan 14-16 te Oude Pekela. De Kerklaan bevindt zich aan de westrand van het dorp. Het bedrijf valt binnen de grenzen van het bestaand stedelijk gebied. In de omgeving van het plangebied komen meerdere functies voor. Zo bevinden zich een aantal woningen ten zuiden van het plangebied en bevindt zich direct ten oosten van het gebied een begraafplaats. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het bedrijventerrein 'West' van Pekela. Aan de westkant van het plangebied loopt provinciale weg N367. Tot slot bevindt zich aan de noordkant van het plangebied een groot groen park. Er is derhalve sprake van een gemengd gebied.
In het plangebied bevindt zich al jaren een bedrijf dat zich bezighoudt met de verkoop van stacaravans en chalets. Voorheen werden hier campers verkocht. Het bedrijfspand is sinds kort overgenomen door een nieuwe eigenaar. De huidige inrichting van het bedrijf heeft een oppervlakte van circa 21.400 m². Op het terrein staan een tweetal bedrijfsgebouwen én een bedrijfswoning. De gronden ten westen van het plangebied hebben in de huidige situatie een groene inrichting bestaande uit een grasveld. Rondom het plangebied bevindt zich opgaande beplanting en enige bosschages. De gronden van de toekomstige uitbreiding hebben een oppervlakte van circa 7.400 m².
Vanaf maart 2019 exploiteert FD Caravans het perceel aan de Kerklaan 14-16 te Oude Pekela ten behoeve van de verkoop en reparatie van stacaravans en chalets. Het gehele bedrijfsterrein (inclusief groen) omvat circa 21.400 m2, bevat één bedrijfsgebouw en werd door de vorige eigenaar daarvan gebruikt voor de verkoop van campers. Het bedrijfsterrein bevindt zich aan de westrand van het dorp Oude Pekela. Aan de westzijde van het bedrijfsterrein loopt de provinciale weg de N367, aan de noordzijde bevindt zich een groot park en aan de zuidzijde bevindt zich een bedrijventerrein. Kortom, het bedrijfsterrein bevindt zich in gemengd gebied.
Het westelijk deel van de huidige bedrijfsbebouwing wordt op dit moment met name gebruikt als showroom van voorraad. Het oostelijke deel van de bedrijfsbebouwing wordt deels gebruikt voor opslag en stalling van voorraad en deels als werkplaats. De werkplaats wordt gebruikt voor reparaties van stacaravans en chalets. Op het buitenterrein van het bedrijf staan stacaravans en chalets opgesteld. Dat terrein functioneert ook deels als showroom. Aan de oostzijde van het buitenterrein bevinden zich tot slot afvalcontainers. Op korte termijn wordt aan die oostzijde ook een wasplaats gerealiseerd.
De bedrijfsvoorraad wordt ingekocht op allerlei verschillende plaatsen, maar voornamelijk in Engeland, Nederland en Polen. De voorraad die afkomstig is uit Engeland wordt per schip naar de haven van Rotterdam gevoerd, waarna zij per vrachtwagen met dieplader naar de locatie in Oude Pekela worden gebracht. De voorraad die uit Nederland afkomstig is komt voornamelijk vanuit particulier aanbod en van campings. De voorraad uit Polen wordt gefabriceerd in aldaar aanwezige fabrieken. Al met al wordt circa 300 stuks per jaar geleverd en wordt circa 300 stuks per jaar verkocht. Het klantenbestand van het bedrijf bestaat met name uit eindgebruikers, campings en handelaren. De klanten van het bedrijf zijn met name afkomstig uit Nederland, Duitsland en België.
In recente jaren is het bedrijf flink gegroeid. In januari 2022 heeft het bedrijf ook een eigen lijn van chalets op de markt gebracht, waarvan op het bestaande buitenterrein showmodellen ten toon worden gesteld.
Figuur 3. Luchtfoto bestaande situatie (bron: Kadaster)
Figuur 4. Aanzicht plangebied vanaf de Kerklaan (bron: Google Maps)
De noodzaak tot uitbreiding van het bedrijfsterrein wordt allereerst ingegeven door een tekort aan capaciteit voor de stalling van de stacaravans en chalets van het bedrijf. Het bedrijf is de afgelopen jaren snel gegroeid en heeft sinds januari 2022 (ook) een eigen lijn met nieuwe chalets. Van deze nieuwe chalets heeft het bedrijf diverse showmodellen staan, die daar voor langere tijd staan en aanzienlijke opslagruimte in beslag nemen. Dat gegeven is samenhang met de groei van het bedrijf betekent dat op dit moment onvoldoende ruimte bestaat voor opslag van voorraad van nieuwe chalets en occasions. Dat gebrek aan opslagcapaciteit heeft er in het najaar van 2022 toe geleid dat het bedrijf andere locaties moest betrekken om te voorzien in die noodzakelijke opslagcapaciteit. Het bedrijf is gezien het vorenstaande voornemens de gronden direct ten westen en zuidwesten van het huidige bedrijfsterrein te verharden en daarbij te gaan betrekken.
De noodzaak tot uitbreiding van het bedrijfsterrein wordt daarnaast ingegeven door problemen met de huidige in- en uitrit, die het bedrijfsterrein ontsluit. Die huidige in- en uitrit is jaren geleden gerealiseerd door de vorige eigenaar van de gronden. De huidige ligging daarvan leidt ertoe dat het verkeer voor het bedrijfsterrein langs woningen aan de Kerklaan komt; ook is een woning direct aan de in- en uitrit gelegen. Dat gaat niet enkel om licht verkeer zoals personeel en klanten, maar ook om vrachtwagens met diepladers. Dat is niet alleen geen ideale situatie voor die omwonenden, maar de huidige in- en uitrit brengt ook de nodige uitdagingen met zich voor de aan- en afvoer van de voorraad van het bedrijf. Die voorraad wordt doorgaans aan- en afgevoerd door een vrachtwagen met dieplader, een combinatie van circa 17,5 meter. Het indraaien of uitrijden is problematisch gebleken door de voertuigen die normaal gesproken staan geparkeerd nabij de woningen aan de Kerklaan. De huidige situatie voor wat betreft de in- en uitrit heeft overigens ook geleid tot een handhavingsprocedure.
De gewenste uitbreiding van het bedrijfsterrein maakt het (ook) mogelijk om de in- en uitrit niet langer vlak langs de woningen aan de Kerklaan in stand te houden, maar deze te verplaatsen naar (eerder in) de bocht van de Kerklaan. Omdat zowel het lichte als het zware verkeer het bedrijfsterrein dan eerder kan betreden, hoeft dat verkeer niet langs de woningen aan de Kerklaan. Dat lost de hiervoor omschreven problematiek met betrekking tot de in- en uitrit volledig op: de door omwonenden ervaren overlast wordt dan in aanzienlijke mate beperkt. Zonder de uitbreiding van het bedrijfsterrein, heeft het bedrijf geen andere mogelijke locaties voor het verplaatsen van de in- en uitrit. Het verplaatsen van de in- en uitrit naar de bocht van de Kerklaan biedt daarnaast ook veel kansen voor de landschappelijke inpassing van het bedrijfsterrein. Dat terrein kan aan de zijde van de Kerklaan op adequate wijze worden omsloten door groenvoorzieningen (waarover later meer).
Kortom: de uitbreiding van het bedrijfsterrein is niet enkel noodzakelijk om de (toekomstige) groei van het bedrijf te faciliteren, maar ook om omwonenden te ontlasten van door hen ervaren overlast.
Het bedrijf ervaart in de huidige situatie problemen met de entree en een capaciteit-tekort voor de stalling van zijn stacaravans en chalets. Op het bestaande terrein is onvoldoende opslagruimte. Daarom is het bedrijf voornemens om de gronden direct ten westen en zuidwesten van het bestaande bedrijfsperceel te gaan inrichten ten behoeve van zijn bedrijfsvoering. Dit terrein wordt vervolgens verhard.
Daarnaast is het bedrijf voornemens om het bestaande pand te verbeteren en in de bocht van de Kerklaan een nieuwe hoofdtoegang te creëren. Dit ten behoeve van een verbetering van de logistiek van aan- en afvoer van chalets c.q. stacaravans. De huidige entree komt hierbij te vervallen en wordt geblokkeerd voor vrachtverkeer. Hiermee wordt onnodig verkeer ter hoogte van de woningen aan de Kerklaan voorkomen. Er is nadrukkelijk geen sprake van nieuwe bebouwing. Met dit bestemmingsplan wordt het ter plaatse van de uitbreiding ook niet mogelijk om nieuwe bebouwing te realiseren.
De beplanting rondom het plangebied, alsmede het huidige kavelpatroon, blijft behouden. Links van de huidige entree, tot net voorbij de woning van nummer, 45, wordt groenblijvende beplanting (groen het hele jaar door) aangebracht van maximaal 1,5 tot 2 meter groeihoogte. Hiermee wordt het zicht op het bedrijf vanaf de woningen in de directe omgeving op het plangebied zoveel mogelijk voorkomen en voorziet het bedrijf in een groene uitstraling.
De gewenste begrenzing van de inrichting van het bedrijf is weergeven in figuur 5 en 6. In de figuur is ook duidelijk te zien waar de nieuwe entree en de groenblijvende beplanting wordt gerealiseerd.
Figuur 5. Gewenste begrenzing inrichting
Figuur 6. Gewenste begrenzing inrichting met functies
De ontwikkeling in het plangebied moet passen binnen de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. Dit beleid kan uitgangspunten geven voor het bestemmingsplan en de daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen. In dit hoofdstuk staat omschreven welk beleid van belang is en welke uitgangspunten dit geeft.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk is, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is wat de behoefte is van de uitbreiding. In dit geval is er sprake van een concrete ruimtevraag in verband met een capaciteitstekort op de huidige locatie. Tevens is voor de entree nog geen vergunning aanwezig. Door de toenemende groei van het bedrijf is er een capaciteitstekort ontstaan op de huidige locatie. Voor een goede en toekomstbestendige bedrijfsvoering van het bedrijf is het daarom noodzakelijk om nieuw ruimte beslag bij het bedrijf te creëren.
De uitbreiding is de meest geschikte plek, omdat deze direct aan het bestaande bedrijf grenst en deel uit maakt van het stedelijk gebied.
De omgevingsvisie wordt jaarlijks geactualiseerd. Momenteel is de geconsolideerde versie van mei 2022 leidraad voor de beoordeling van gemeentelijke plannen. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie komt in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP). Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de ontwikkeling is het thema 'ruimte' met de daarbij behorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'aantrekkelijk vestigingsklimaat' van belang.
De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Onderhavig projectgebied ligt in het stedelijk gebied. De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat ze het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van de provincie, willen behouden en versterken.
De uitbreiding van het bedrijf binnen bestaand stedelijk gebied sluit aan binnen de belangen uit de Omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020. De omgevingsverordening wordt jaarlijks geactualiseerd. Momenteel is de geconsolideerde versie van november 2022 leidraad voor de beoordeling van gemeentelijke plannen.
Voor het plangebied zijn geen provinciale ruimtelijke belangen aan de orde die van invloed zijn op de vast te stellen ruimtelijke onderbouwing. In het bestemmingsplan wordt uitgesloten dat ter plaatse van de uitbreiding gebouwen gebouwd mogen worden.
De structuurvisie is een richtinggevend instrument voor het ruimtelijk beleid voor het grondgebied van de gehele gemeente. Op basis van de Structuurvisie gemeente Pekela ligt het plangebied binnen de bebouwde kom en grenst het aan een gebied waar bedrijven zich kunnen ontwikkelen/vestigen. Dit bestemmingsplan is gericht op de beoogde uitbreiding van een bestaand bedrijf en past daarmee binnen het beleid van de gemeente om ruimte te bieden voor ontwikkeling bedrijven.
De gronden van het huidige bedrijf en de gronden ter hoogte van de uitbreiding zijn geregeld in het bestemmingsplan 'Oude Pekela'. Dit bestemmingsplan is op 29 april 2014 vastgesteld. In dit bestemmingsplan is in artikel 34.2 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te veranderden in de bestemming Bedrijf, met dien verstande dat:
Aan deze voorwaarde kan niet voldaan worden. Het bestaande bedrijf is nu met de aanduiding uit artikel 4,1 onder lid c geregeld. Ofwel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' is detailhandel in campers toegestaan.
De Flora- en faunawet is overgegaan in de Wet natuurbescherming. Het is niet aannemelijk dat het plangebied een waardevol habitat vormt voor beschermde soorten. Er worden geen ingrepen aan beplantingen, gebouwen en watergangen voorgesteld. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.
Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
Hoofdstuk 4 gaat in op de relevante milieuaspecten. Waar nodig is aanvullend onderzoek uitgevoerd.
De gronden van de huidige locatie en de gronden van de uitbreiding van het bedrijf krijgen de bestemming 'Bedrijf' met daarbij de functieaanduiding 'detailhandel volumineus'.
In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee geborgd wordt dat de landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd.
De herontwikkeling van het plangebied zorgt voor een beperkte toename van de parkeervraag. In het plangebied is voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte te kunnen voldoen. De klanten van het bedrijf parkeren op eigen terrein en niet op de openbare weg.
34.4 De onder 34.1 en 34.2 bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe bebouwing nodig. Alleen nieuwe gronden ten behoeve van opslag. Ten behoeve van de ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Daardoor vindt geen onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld plaats.
Zowel in de huidige- als toekomstige situatie is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van woningen in de omgeving. Paragraaf 4.3 gaat hier nader op in.
Zowel in de huidige- als toekomstige situatie is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van woningen in de omgeving. Paragraaf 4.3 gaat hier nader op in.
Paragraaf 4.2 gaat hier nader op in. Er ontstaan geen onveilige verkeerssituaties.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in functies die ertoe kunnen leiden dat er onveilige sociale situaties ontstaan.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in gevoelige functies die er voor kunnen zorgen dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden beperkt worden.
Bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen dient, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, te worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer of een oppervlakte van 100 hectare of meer.
Het betreft een perceelsgebonden, kleinschalige ontwikkeling in een omgeving met een gemengd karakter die geen milieugevolgen heeft. De aard en omvang van het project is daardoor beperkt. Door een goede landschappelijke inpassing valt het nieuwe en tevens beperkte ruimtebeslag ruimtelijke gezien niet op. De ruimtelijke impact/uitstraling is daardoor beperkt. Daarnaast vinden geen grote infrastructurele ingrepen plaats. Er is daarom in het kader van de mer-procedure geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Daarnaast blijkt uit de volgende milieuparagrafen dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure.
Verkeer
Het plangebied wordt ontsloten via de Kerklaan. Dit is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom. Hier geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. In westelijke richting rijdt men door richting de N367. Via de N367 is de N972 en N33 en vervolgens de A7 makkelijk te bereiken.
De ontwikkeling heeft een beperkte toename van de verkeersgeneratie ten gevolge. Het doel is om de inrit te verplaatsen en te legaliseren en met stacaravans en chalets te kunnen stallen om de groei van het bedrijf te kunnen opvangen.
De Kerklaan beschikt over voldoende capaciteit om de toename van het verkeer te kunnen opvangen. De toename aan verkeer zal dan ook opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De afwikkeling van het verkeer zal daardoor niet voor problemen zorgen. Ook wordt met het verplaatsen van de oprit het verkeer langs de woningen aan de Kerklaan weggenomen en daarmee wordt verkeersoverlast voorkomen.
Parkeren
De herontwikkeling van het plangebied zorgt voor een beperkte toename van de parkeervraag. In het plangebied is voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte te kunnen voldoen. De klanten van het bedrijf parkeren op eigen terrein en niet op de openbare weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Bij het plangebied is vooral sprake van een uitwaartse werking; detailhandel in stacaravans en chalets betreft geen bedrijfshindergevoelig object en dus hoeft geen onderzoek naar mogelijke hinder van omringende bedrijven gedaan te worden.
Het detailhandelsbedrijf heeft op het gebied van milieu een uitstraling op de omgeving. De richtafstand bepaalt de afstand van deze uitstraling. Voor een detailhandelsbedrijf is dit 30 meter (milieucategorie 2) ten opzichte van de woningen van derden, gebaseerd op het aspect geluid. In dit geval is sprake van een gemengd gebied. Er is namelijk sprake van een omgeving waar verschillende bedrijfsfuncties voorkomen. De geldende richtafstanden kunnen hierdoor met één stap terug gerekend worden. De aan te houden richtafstand bedraagt in dit geval 10 meter.
Aan de zuidkant van het plangebied bevinden zich een aantal woningen. De grens van de inrichting van het bedrijf tot de gevel van de dichtstbijzijnde woning bedraagt circa 18 meter. Aan de richtafstand wordt, net als in de huidige situatie, derhalve voldaan. Als gevolg van dit bestemmingsplan komt het bedrijf niet dichter bij woning. Het bedrijf is voornemens om in de bocht van de Kerklaan een nieuwe hoofdtoegang te creëren. Dit ten behoeve van een verbetering van de logistiek van aan- en afvoer van chalets c.q. stacaravans. De huidige entree komt hierbij te vervallen en wordt geblokkeerd voor vrachtverkeer. Hiermee wordt onnodig verkeer, en dus ook geluidsoverlast, ter hoogte van de woningen aan de Kerklaan voorkomen. Zowel in de huidige- als toekomstige situatie is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van woningen in de omgeving.
Om aan te tonen dat voldaan kan worden aan de geluidsrichtwaarden uit de VNG-publicatie én het Activiteitenbesluit is een geluidsonderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 6. Daarbij is ook de bedrijfswoning aan de Kerklaan 18 meegenomen. Uit de resultaten blijkt dat kan worden voldaan aan de richtwaarden uit de VNG-publicatie voor een ‘gemengd gebied’. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) wordt bij de omliggende woningen hoofdzakelijk bepaald door het verplaatsen van caravans van/naar o.a. de laad losplaats met behulp van de inzet van een heftruck of verreiken. Deze activiteiten zijn ook maatgevend voor de optredende maximale geluidniveaus (LAmax).
Er zijn vanuit akoestisch oogpunt geen knelpunten geconstateerd om de inrichting uit te breiden. Voor de verandering van de bedrijfsvoering wordt bij de uitvoeringsfase een veranderingsgezind op grond van het Activiteitenbesluit ingediend. Daarbij wordt het akoestisch onderzoek als bijlage meegestuurd.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van een weg worden geprojecteerd, moet worden bepaald of ter plaatse van deze functies wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is niet aan de orde. Ter plaatse van de omliggende woningen wordt het verkeer door het verplaatsen van de entree weggenomen. Daardoor ontstaat er een betere akoestische situatie.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden hiervoor is de verhardingstoename. Hiervoor heeft het waterschap een uitgangspuntennotitie opgesteld. Deze is als bijlage 1 toegevoegd.
Droogleggingsnorm
Het plangebied voldoet aan de droogleggingsnorm.
Compenserende waterberging
Door de toename verhard oppervlak dient er compensatie in het watersysteem te worden gerealiseerd. De gemeente dient hiervoor, in afstemming met de initiatiefnemer, in de waterparagraaf aan te geven op welke wijze de benodigde hoeveelheid compenserende waterberging (opgave) zal worden ingepast en onderdeel zal zijn van het plan. Het waterschap kan in het vooroverleg nader advies geven.
Compenserende maatregelen kunnen op meerdere manieren en in combinatie met elkaar worden gerealiseerd. Naast uitbreiding van het bestaande oppervlaktewater (ruimte)kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vertraagde afvoer in/op het bouwoppervlak via een groen dak, een waterdak en opvang hemelwater voor hergebruik. Indien de locatie hiervoor geschikt is kan infiltratie overwogen worden, zoals; een grindkoffer, infiltratiekratten, een infiltratieriool en/of een zaksloot. Indien infiltratie wordt overwogen, is in de meeste gevallen aanvullend onderzoek nodig over de toepasbaarheid en eventuele effecten naar de omgeving.
Met de ontwikkeling is sprake van een extra verhard oppervlak van circa 7.400 m². Extra verhard oppervlakte moet gecompenseerd worden. Dempen van schouwsloten dient te worden gecompenseerd in vervangende waterberging. De toename aan verharding van 7400 m2 dient gecompenseerd in een extra ruimte voor water binnen het plangebied (of daar buiten) voor ca. 600 m3 aan opvang hemelwater. Het mag op de eigen kavel maar ook elders in het peilgebied worden gerealiseerd.
Op de inrichtingstekening in hoofdstuk 2 is aangegeven waar watercompensatie gaat plaatsvinden. In dit bestemmingsplan is geborgd dat binnen deze gronden watercompensatie moet plaatsvinden door deze gronden de bestemming Groen te geven. Binnen deze bestemming zijn waterpartijen toegestaan.
Waterveiligheid
Waterveiligheid betreft het voorkomen, zo mogelijk uitsluiten, van levensbedreigende overstromingsrisico's voor mens en dier en het voorkomen van schade aan have en goed. Risico's die met name zullen optreden bij het doorbreken van een zeekering (primaire kering) of boezemkade (secundaire kering). Binnen dit thema zijn, indien van toepassing, alle waterschapsbelangen beschreven die vanwege de waterveiligheid extra bescherming genieten of anderzijds van belang zijn voor de waterveiligheid.
Schouwsloten
Binnen het plangebied liggen schouwsloten. Een schouwsloot ligt binnen het plangebied en heeft zijn afwatering naar het noordwesten op de schouwsloot langs de Provinciale weg N367. Schouwsloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap, maar een belangrijke lokale functie vervullen voor de afwatering van een groter gebied, meerdere eigenaren en/of belangen van derden. Vanwege deze afwateringsfunctie is het van belang dat een schouwsloot goed onderhoud heeft. De eigenaren van schouwsloten zijn verplicht het benodigde
doorstroomprofiel jaarlijks schoon te houden en het waterschap ziet hierop toe via de schouw. Het profiel van een schouwsloot mag niet zonder toestemming van het waterschap gewijzigd worden (Keur Waterschap Hunze en Aa's).
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit te waarborgen heeft het waterschap de zorg voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water, waarin systeem-specifieke dieren en planten voorkomen. In de eerste plaats is dit van belang voor de grotere beken, kanalen en meren waarvoor binnen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen en maatregelen zijn opgesteld voor aangewezen waterlichamen. Daarnaast is een goede waterkwaliteit van belang voor het recreatief medegebruik als zwemmen en kanoën en voor het stelsel van kleinere watergangen voor water aan- en afvoer. In dit thema zijn, indien van toepassing, alle voor dit plan specifieke waterschapsbelangen beschreven die impact hebben op de waterkwaliteit.
Vervuiling van het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Om deze reden vraagt het waterschap op de toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk te beperken en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen. Afstromend hemelwater dat vervuilt is geraakt moet zo veel mogelijk gescheiden worden afgevoerd, of moet worden gezuiverd. Dit volgt de trits ; ''schoonhouden, scheiden, zuiveren''.
Als opslagterrein is het van belang welke materialen opgeslagen worden en of hiervan verontreinigingen van het verhard oppervlak naar het oppervlaktewater kunnen plaatsvinden. Dit dient voorkomen te worden.
Bij de uitvoering van de plannen wordt hiermee rekening gehouden. Verder wordt toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk beperkt en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen.
Proces
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt aan het waterschap voorgelegd. Bij de uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten zoals beschreven in deze paragraaf.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In Nederland zijn via de Wet natuurbescherming de Natura 2000-gebieden beschermd. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Voor ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het beleid voor het NNN is opgenomen in de provinciale verordening.
Het meest nabij gelegen stikstof gevoelige Natura 2000 gebied is de Lieftinghsbroek (dit is tevens een NNN-gebied). Dit gebied ligt op ruim 13 kilometer afstand. Overige gebieden bevinden zich op meer dan 18 kilometer afstand. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden en de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op voor dit natuurgebied. Het plangebied is door de Provincie niet aangewezen als Leefgebied akkervogels. Verstoring van akkervogels is daarom ook niet aan de orde.
Soortenbescherming
Ook de bescherming van soorten is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Vanuit deze wet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor sommige soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Voor de ontwikkeling is een quickscan soortenbescherming uitgevoerd. Deze is als bijlage 2 toegevoegd. Uit de QuickScan is gebleken dat algemene broedvogels, gebouwbewonende vleermuizen, steenmarter, bunzing, haas, grote bosmuis en poelkikker mogelijk aanwezig zijn. Voor algemene broedvogels heeft het de voorkeur om buiten het vogelbroedseizoen te werken. Indien toch gestart wordt met de werkzaamheden aan het begin of te midden van het vogelbroedseizoen, dienen maatregelen gevolg te worden zoals beschreven in de quickscan. Voor de steenmarter, bunzing, haas, grote bosmuis en poelkikker dient een nader onderzoek plaats te vinden. Voor de gebouwbewonende vleermuizen en niet beschermde of vrijgestelde vissen en amfibieën dient een specifieke werkwijze te worden gevolgd zoals beschreven in de quickscan.
Voor het verstoren of vernietigen van nest- of verblijfsplaatsen van beschermde diersoorten dient een ontheffing te worden aangevraagd. Om deze ontheffing te verkrijgen, dient er in ieder geval gemitigeerd te worden voor het verlies aan nest- of verblijfsplaatsen, welke mogelijk middels het nader onderzoek zullen worden aangetoond. Bij het aanbieden van deze mitigatie dient tevens rekening gehouden te worden met soort-specifieke eisen en aanvullende voorschriften vanuit de ontheffing. Met name de vaak verplichte gewenningsperiode kan ervoor zorgen dat het planvoornemen langer uitgesteld moet worden dan vooraf gedacht, de vertraging kan hierbij oplopen tot een jaar. Wanneer men echter de alternatieve verblijfplaatsen aanbiedt, voordat het nader onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de gewenningsperiode alvast beginnen en kunnen de werkzaamheden mogelijk eerder worden uitgevoerd.
Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
In de huidige situatie voldoet het plangebied en haar omgeving aan de normen voor luchtkwaliteit. Het plangebied ligt in bestaand bebouwd gebied, in een gedeelte waar sprake is van verschillende functies en relatief veel verkeersbewegingen.
Een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit komt voor uit de verkeer aantrekkende werking van een functie. Met de uitbreiding is geen sprake van een grote verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige situatie. Er zal naar verwachting sprake zijn van een beperkte toename van verkeer. De toename zal echter van dien orde zijn, dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de gemeente Pekela zijn geen knelpunten bekend ten aanzien van de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.
Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen gerealiseerd. Het aspect externe veiligheid heeft geen gevolgen voor de uitvoering van dit project.
Over de N367 worden volgens het vigerende bestemmingsplan gevaarlijke stoffen vervoerd. De PR 10-6-contour is 0 meter, het plasbrandaandachtsgebied is 30 meter en de groepsrisico contour is 355 meter. In dit kader is de omgevingsdienst om een advies gevraagd en indien nog om een verantwoording van het groepsrisico. In dit kader heeft de omgevingsdienst aangeven dat voor het bestemmingsplan geen verantwoording van het groepsrisico benodigd is omdat het aantal personen niet zal wijzigen.
Verder heeft de veiligheidsregio aangegeven dat de veiligheidszone 2 van de provinciale weg (N367) van toepassing is. Over het plangebied ligt veiligheidszone 2 van de N367. Veiligheidszone 2 is 355 meter breed. Binnen veiligheidszone 2 is van toepassing: een nadere verantwoording van het groepsrisico en inzicht bieden in de manier waarop rekening is gehouden met advies van de Veiligheidsregio Groningen. Risicobronnen verschillen onderling. Zowel qua kans als qua effect. Voor alle provinciale wegen geldt echter eenzelfde wetgeving. De N367 bij Oude Pekela hoort bij de provinciale wegen met een beperkte omvang van vervoer gevaarlijke stoffen. De veiligheidsregio adviseert de maatregel te nemen om ontvluchting van de risicobron af mogelijk te maken door (nood) uitgangen te plaatsen op het zuidoosten, af van de provinciale weg N367. Verantwoording van het groepsrisico en bouwkundige maatregelen ziet de veiligheidsregio niet als proportioneel, voor deze ontwikkeling. Verder ziet de Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding verder inhoudelijk advies te geven ten behoeve van het bestemmingsplan. Bij de uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met de gevraagde maatregel.
Het aspect externe veiligheid geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om de bodemkwaliteit te onderzoeken. Bij functiewijzigingen moet gekeken worden of de bodemkwaliteit voldoende is ten dienste van de beoogde nieuwe functie.
De gronden van de uitbreiding is momenteel bestemd voor agrarische doeleinden. Het is niet aannemelijk dat de gronden door het agrarische gebruik verontreinigd zijn. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie. Daarnaast worden er op de gronden van de beoogde uitbreiding geen bouwwerken voorgesteld waarin (nagenoeg) voortdurend mensen zullen/kunnen verblijven (Woningwet, artikel 8, derde lid). Ofwel er zullen hier niet structureel meer dan twee uur per (werk)dag mensen aanwezig zijn. In dit kader is wel een historisch vooronderzoek (NEN5725 (Historisch bodemonderzoek)) uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 3. De onderzoekslocatie is (behoudens de twee dempingen) onverdacht op het voorkomen van noemenswaardige vormen van bodemverontreiniging. De gegevens van het bodemonderzoek van Klijn en de bodemkwaliteitskaart, wordt voldoende representatief geacht in het kader van het vaststellen van het bestemmingsplan. In het geval van grondverzet of aanvraag van een bouwvergunning, is het uitvoeren van een bodemonderzoek (NEN 5740) noodzakelijk.
Indien grond vanaf de locatie wordt afgevoerd, is bij hergebruik elders het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Indien de grond elders wordt toegepast, dient toestemming te worden verkregen van het bevoegd gezag en kan onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit gevraagd worden. Daarnaast kan een analyse of PFAS worden gevraagd.
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Archeologie
Op basis van het huidige bestemmingsplan geldt voor het gehele plangebied een onderzoeksplicht bij ingrepen groter dan 200 m². Het bedrijf is voornemens om het bestaande pand te verbeteren, het terrein aan de westzijde te verharden en in de bocht van de Kerklaan een nieuwe hoofdtoegang te creëren. Verder is sprake van het toevoegen van water in verband met de benodigde watercompensatie. Daarom wordt voor de ontwikkeling een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Deze wordt in een volgde versie van het bestemmingsplan toegevoegd.
Cultuurhistorie
Het plangebied maakt geen deel uit van een cultuurhistorisch waardevol gebied. Ook zijn in en rondom het plangebied geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande landschappelijke structuur van het gebied en doet hieraan zodoende geen afbreuk. Vanuit dit aspect bestaan dus geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels die een planologische relevantie hebben. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Overigens lopen er door het plangebied wel enkele kabels -en leidingen. Doormiddel van het uitvoeren van een Klic-melding zijn deze in kaart gebracht. Bij de daadwerkelijke uitvoering van de plannen, zoals de landschappelijke inpassing, dient hier rekening mee gehouden te worden.
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk wordt de juridische systematiek toegelicht.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de wetgeving. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld.
De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden en voldoen aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd en in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
Binnen het bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen en aanduidingen gehanteerd:
De gronden van de huidige locatie en de gronden van de uitbreiding van het bedrijf krijgen de bestemming 'Bedrijf' met daarbij de functieaanduiding 'detailhandel volumineus'. Binnen de bestemming zijn bedrijven, overeenkomstig de bestaande bedrijfsvoering en bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven, toegestaan. En ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' is tevens detailhandel in stacaravans en chalets toegestaan.
De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak gerealiseerd te worden. Het bouwvlak blijft met dit bestemmingsplan ongewijzigd ten opzichte van het huidige planologische regiem. Buiten het bouwvlak is geen bebouwing toegestaan. Dit betekent dat ter plaatse van de uitbreiding van het bedrijf geen bebouwing is toegestaan.
De bestemming 'Groen' geldt voor onder andere groenvoorzieningen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, en openbare nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming is het toegestaan kleine gebouwtjes ten behoeve de openbare nutsvoorzieningen te bouwen.
Net als in het huidige bestemmingsplan krijgen de gronden de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Hiermee wordt het behoud van mogelijk aanwezige archeologie waarden beschermd. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m² moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een verkregen hogere grenswaarde of de vastgestelde maximaal toegestane geluidsbelasting.
Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg plaats te vinden met de betrokken adviespartners en overheden. Het bestemmingsplan is derhalve voorgelegd aan de overlegpartners. Hierop hebben de provincie, de omgevingsdienst en de veiligheidsregio gereageerd. De reacties zijn als bijlage 7, 8 en 9 bij dit bestemmingsplan opgenomen en waar relevant in dit bestemmingsplan verwerkt.
De reactie van de provincie heeft geleid tot een aanpassing van paragraaf 3.2. Verder is een ecologisch onderzoek en is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 2 en 3. De paragrafen 4.6 en 4.9 zijn hierop aangepast.
De reactie van de omgevingsdienst heeft geleid tot een aanpassing van paragraaf 4.3 én een aanpassing van het geluidsonderzoek. Bijlage 6 is daarom vervangen door het aangepaste geluidsonderzoek. Verder is paragraaf 4.9 tekstueel aangevuld en is een bodemonderzoek uitgevoerd. Tot slot is paragraaf 4.8 aangevuld.
De inhoudelijke reactie van de Veiligheidsregio Groningen is verwerkt in paragraaf 4.8.
Verder is een informatieavond voor de omgeving georganiseerd.
Het ontwerpplan wordt vervolgens gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gebracht zienswijzen in te dienen.
Het plan wordt ten slotte door de gemeenteraad - al dan niet gewijzigd - vastgesteld. Tegen de vaststelling is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt bepaald door de financiële haalbaarheid ervan en door de wettelijk vastgelegd grondexploitatieregeling (kostenverhaal).
De onderhavige ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De kosten worden gedragen door de particuliere initiatiefnemer. De gemeente heeft geen financiële bemoeienis met het project. Het bestemmingsplan wordt daarom economisch uitvoerbaar geacht.
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouw categorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
In dit geval wordt tussen de initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst opgemaakt en ondertekend, waarbij eventuele planschade voor rekening van de ontwikkelaar is.