direct naar inhoud van Regels
Plan: Peelrand (fase 2)
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BPW201602-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het uitwerkingsplan 'Peelrand (fase 2)' met identificatienummer NL.IMRO.0762.BPW201602-C001 van de gemeente Deurne.

1.2 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep

het aan huis uitoefenen van een dienstverlenend beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat in ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder aan huis verbonden beroepen worden onder andere verstaan: dienstverlening op gebied van administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch gebied, zoals huisarts, advocaat, pedicure, fysiotherapeut, verzekeringsagent, architect en dergelijke.

1.6 ambachtelijk bedrijf

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.7 bebouwingspercentage

het door bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voor zover dat ligt binnen de bestemming of een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming.

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte(bvo)

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloer­oppervlakte (vvo).

1.9 bestaand

bij bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders is bepaald.

bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod, tenzij anders is bepaald.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwvlak

een op de verbeelding kaart aangegeven vlak, waarbinnen krachtens deze regels bepaalde bebouwing mag worden gebouwd.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 bijzondere woonvormen

woongebouw met gemeenschappelijke voorzieningen ten behoeve van meerdere huishoudens.

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard en daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 GSM-installatie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende zijsprieten, schoteltjes, panelen en technische installatie(s).

1.24 GSM-mast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop/waarbij een (of meer) GSM-installatie(s) kan (kunnen) worden geplaatst.

1.25 halfvrijstaande woning

woningen die onderdeel uitmaken van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen, waaronder vrijstaande woningen, die middels bijbehorend bouwwerken aan elkaar zijn geschakeld.

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat gelet op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijk gebouw valt aan te merken.

1.27 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  • het verstrekken van nachtverblijf;
  • het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
  • het exploiteren van zaalaccommodatie.
1.28 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.29 logies

het op bedrijfsmatige wijze verstrekken van nachtverblijf en verstrekken en/of bereiden van ontbijtmaaltijden ter plaatse.

1.30 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.31 nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden.

1.32 operator/provider

aanbieder van een mobiel netwerk.

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.34 roaming

het gebruik maken van (delen van het) het mobiele netwerk van een andere operator/provider.

1.35 verkoop-vloeroppervlakte (vvo)

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.36 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, erotische massage salon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.37 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een GSM-mast.

1.38 terras

een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren worden verstrekt.

1.39 verblijfsruimte

een ruimte binnen een woning waarin één of meerdere personen normaliter gedurende een langere tijd verblijft, zoals een woonkamer of slaapkamer.

1.40 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.41 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) perceelsgrens en enig punt van een bouwwerk.

2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een bestemmingsvlak

de oppervlakte van alle op het bouwperceel/bestemmingsvlak gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

verticaal vanaf de laagst gelegen snijlijn van elk dakvlak, met elk daaronder staand buitenwerks gevelvlak, tot aan het peil.

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van het bouwwerk.

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk

vanaf de voorgevel tot en met de achtergevel van het bouwwerk.

2.8 de verticale bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk

de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren geprojecteerd op de begane grondvloer dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak

2.11 het peil
  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. wegen, paden en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat het aantal parkeerplaatsen in overeenstemming moet zijn met het bepaalde in artikel 5.3;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50%, met uitzondering van bouwpercelen met een oppervlakte kleiner dan 250 m², waarvoor het bebouwingspercentage ten hoogste 60% per bouwperceel mag bedragen.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd voor wonen.
  • b. Het bouwen van nieuwe woningen is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden', met inachtneming van het ter plaatse aangegeven maximum aantal en met dien verstande dat uitsluitend vrijstaande en halfvrijstaande woningen zijn toegestaan.
  • c. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een perceelsgrens langs de openbare weg mag niet minder dan 3 meter en niet meer dan 7 meter bedragen.
  • d. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag voor een vrijstaand hoofdgebouw aan beide zijden niet minder dan 3 meter bedragen en voor een halfvrijstaand hoofdgebouw aan één zijde, niet minder dan 3 meter bedragen.
  • e. De breedte van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de breedte van een vrijstaande woning niet minder dan 7 meter mag bedragen.
  • f. De horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 12 meter bedragen, met dien verstande dat de horizontale diepte van een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 15 meter mag bedragen.
  • g. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen.
  • h. De bouwhoogte (nokhoogte) van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11 meter bedragen.
  • i. Vanaf de maximaal toegestane goothoogte dienen de gebouwen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 25 graden en niet meer dan 60 graden mag bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken en de daaruit voortvloeiende maximale hoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels zijn toegestaan;
    • 2. overschrijding van de (denkbeeldige) 60 graden-lijn is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis.

3.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Een bijgebouw mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. De voorgevel van een bijgebouw dient ten minste 2 meter achter de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw worden geplaatst. Op hoeksituaties van wegen moeten de bijgebouwen bovendien zijn gelegen achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw. Een en ander geldt niet voor bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan.
  • c. Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt.
  • d. Bij een vrijstaand hoofdgebouw mag slechts tegen één zijgevel een bijgebouw worden gebouwd.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en/of tegen de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, mag per bouwperceel, onder voorwaarde dat het maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden, ten hoogste bedragen:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2;
    • 4. 150 m2 voor bouwpercelen groter dan 1.000 m2.
  • f. De horizontale diepte van een hoofdgebouw met een tegen de achtergevel aangebouwd bijgebouw, mag niet meer dan 15 meter bedragen, met dien verstande dat deze diepte bij een vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan 18 meter mag bedragen.
  • g. De goothoogte van bijgebouwen mag, met uitzondering van bijgebouwen welke zijn gelegen op het perceelsgedeelte waarop ook hoofdbebouwing is toegestaan, ten hoogste 3,20 meter en de nokhoogte ten hoogste 6,5 meter bedragen.
  • h. De bijgebouwen mogen worden voorzien van een plat dak of een kap met een dakhelling van niet meer dan 45 graden.

3.2.4 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen of in gronden aansluitend aan deze gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.5 Openbare nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nuts- en verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen.
  • b. De nokhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw en de denkbeeldige lijn door de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1 meter mag bedragen.
  • b. De hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 8 meter.
  • c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
  • d. De bouw van zwembaden is toegestaan.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 onder c met betrekking tot de afstand van het hoofdgebouw tot een perceelgrens langs de openbare weg, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad.
  • b. het bepaalde in 3.2.2 onder i met betrekking tot de minimale en maximale dakhelling, mits:
    • 1. het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad;
    • 2. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. het bepaalde in artikel 3.2.6 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op hoeksituaties van wegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen naast het hoofdgebouw, mits niet minder dan 2 meter achter de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw en voor de denkbeeldige lijn door de voorgevel van het om de hoek gelegen hoofdgebouw, mag ten hoogste 2 meter bedragen;
    • 2. de belangen van rechthebbenden van aan het bouwperceel aanliggende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
  • a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
  • b. Bij woningen zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    • 1. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 2. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2;
    • 3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
    • 4. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
    • 5. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • c. Van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen, mag de oppervlakte van dierenverblijven of hobbykassen niet meer bedragen dan 30 m2.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 3.1 voor het aan huis uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
    • 1. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 2. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2;
    • 3. de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die niet voorkomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2;
    • 4. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;
    • 5. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
    • 6. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
  • b. Van het bepaalde in 3.5.1 onder b., sub 2. tot maximaal 75 m2, mits de omvang van de activiteit niet meer gaat bedragen dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen aanduidingsvlakken, bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als balkons, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt.

5.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

5.3 Parkeren

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende aanvraag wordt voldaan aan de als bijlage in deze regels opgenomen "Nota parkeernormen Gemeente Deurne 2013". Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt, moet rekening worden gehouden met deze wijzigingen.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
7.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede mede aangewezen voor het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen 'Maria Antoinette'.

7.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mag de bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken:

  • a. binnen een afstand van 100 meter uit de molen, niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter van de molen, niet meer bedragen dan 1/30 van die afstand tussen bouwwerk en die molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

Naam   Adres   Plaats   Onderkant verticaal staande wiek  
Maria-Antoinette   Zeilbergsestraat 98   Deurne   3,8 m (inclusief belthoogte van 3,15 m)  

7.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 teneinde hogere bouwwerken op te richten overeenkomstig de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders van Deurne aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

7.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • het beplanten met bomen, heesters en andere hoogopgaande beplanting;
  • het ophogen van gronden.

b Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.1.4 onder a kan slechts worden verleend, indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

c Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.1.4 onder a is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden die:

  • het normale onderhoud en gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het vaststellen van het uitwerkingsplan.

7.2 overige zone - attentiegebied peelrandbreuk
7.2.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied peelrandbreuk' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), in de eerste plaats bestemd voor het behoud en bescherming van aardkundige waarden, alsmede voor de veiligheid in verband met aardverschuivingen.

7.2.2 Bouwregels

Het oprichten van gebouwen is alleen toegestaan als het gebouw uitsluitend aan één zijde van de Peelrandbreuk, dat wil zeggen geheel op slenk dan wel horst, is gebouwd, zoals blijkt uit een sonderingsonderzoek.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Indien niet op grond van een andere regel van deze regels afgeweken kan worden en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. andere dan de voorgeschreven minimum- en maximummaten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
    • 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 5,50 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,20 meter;
  • c. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwpercelen, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  • d. voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    • 1. inpassing in het landschap; bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
    • 2. inpassing in stedenbouwkundig opzicht; GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
    • 3. de bouwhoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de bouwhoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het uitwerkingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende uitwerkingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende uitwerkingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Peelrand (fase 2)'.