direct naar inhoud van Regels
Plan: Natuurbegraafplaats Vlierden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201613-C002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Natuurbegraafplaats Vlierden" met identificatienummer NL.IMRO.0762.BP201613-C002 van de gemeente Deurne.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ICT, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.

1.6 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.13 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.14 bosbouw

het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap en recreatie;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elke constructie, niet zijnde een gebouw, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.21 cross-uren

de tijd dat een motorcrosser gebruik mag maken van de crossbaan zoals vastgelegd in een bestaande vergunning dan wel later verleende vergunning.

1.22 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse.

1.24 diepploegen

een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag.

1.25 diepwoelen

een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm.

1.26 ecologische verbindingszone

zone die dienst doet als verspreidingsgebied respectievelijk migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingszones heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen.

1.27 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 groenblauwe mantel

gebieden die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.

1.30 houtproductie

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.31 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.32 kampeerterrein

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.33 kleinschalig kamperen

kamperen op een terrein waarop ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.

1.34 landschappelijke waarden

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.35 loonbedrijf

een bedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - diensten verleent aan (agrarische) bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden, inclusief civiel-technische grondverzetwerkzaamheden.

1.36 natuurbegraafplaats

een terrein dat deel uitmaakt van een bos- en/of natuurgebied waar lichamen worden begraven, en/of urnen worden bewaard, en/of reeds verteerde lichamen worden herbegraven, en/of crematie-as onder de leeflaag (20 cm) wordt verstrooid, waarbij uitsluitend gebruik wordt gemaakt van onbehandelde/onbewerkte natuurlijke materialen.

1.37 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.38 Natuur Netwerk Brabant

een netwerk van aaneengesloten Brabantse natuurgebieden.

1.39 nutsvoorzieningen

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.40 recreatief medegebruik

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

1.41 recycling

het terugwinnen en opnieuw voor gebruik geschikt maken van grondstoffen uit puin en afval.

1.42 silo

een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden voor mest of voer bij agrarische bedrijven.

1.43 teeltondersteunende kas

een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Schuurkassen en permanente tunnel-of boogkassen (> 1,5 meter) worden beschouwd als een teeltondersteunende kas.

1.44 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij, te onderscheiden in de volgende categorieën:


laag / tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1.50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolies, lage tunnels;


laag / permanent:
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1.50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;


hoog / tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1.50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;


hoog / permanent:
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1.50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;


overig:
vraatnetten, boomteelthekken;
boomteelthekken worden gereguleerd als ware het hoog/tijdelijke teeltondersteunde voorzieningen.

1.45 tunnel/tunnelkas

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.46 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.47 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt:

  • a. op een afstand van de weg die gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;
  • c. indien geen afstand tot de weg is voorgeschreven, de lijn welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
1.48 waterloop/watergang

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.

1.49 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.50 (woon)boerderijpand

een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.

1.51 (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde

een (woon)boerderijpand, dat, of is aangeduid als rijks- of gemeentelijk monument, of gekenschetst kan worden als een karakteristieke kop-hals-romp-boerderij of lang-of kortgevelboerderij dan wel een wederopbouwboerderij, die tot ongeveer 1955 is gebouwd, waarvan behoud van het karakter van het pand wordt nagestreefd.

1.52 zelfstandige wooneenheid

een wooneenheid, die beschikt over een eigen toegang en over eigen voor bewoning noodzakelijke voorzieningen zoals keuken, douche/badkamer en toilet.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor de waarden zoals genoemd in artikel 13.3.1;
  • c. een natuurbegraafplaats met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurbegraafplaats';
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. landschappelijke inpassing conform de landschappelijke inpassingskaart zoals is opgenomen in Bijlage 2;


met daarbij behorende:

  • i. perceelsontsluitingen;
  • j. tuinen, erven en verhardingen;
     
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken

Het volgende mag worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inbegrip van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    • 1. tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant';
    • 2. de waarden die voorkomen ter plaatse van de in 13.3.1 vermelde gebiedsaanduidingen mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
    • 4. het oprichten van perceelsafscheidingen niet is toegestaan, met uitzondering van open afrasteringen;
    • 5. silo's niet zijn toegestaan;
    • 6. permanente teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van banken, picknicktafels en dergelijke niet meer mag bedragen dan 2 m;
    • 2. de bouwhoogte van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen en voorzieningen voor bewegwijzering niet meer mag bedragen dan 3 m;

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, hoogte en uitvoering van teeltondersteunende voorzieningen, met het oog op de landschappelijke, ecologische en hydrologische waarden van de gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Maximum aantal begraafplaatsen

Er zijn maximaal 400 begraafplaatsen per hectare toegestaan.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting inzake landschap

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een natuurbegraafplaats, als bedoeld in artikel 3.1 sub c is alleen toegestaan indien de natuurontwikkeling en landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd en in stand gehouden, conform:

  • a. het werkplan zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, en;
  • b. het inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.

3.4.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het plaatsen van kampeermiddelen, met uitzondering van het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van evenementen, die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben;
  • c. het begraven van lichamen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurbegraafplaats crematie as'.

3.4.4 Verhardingen

Verhardingen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van perceelsontsluitingen, (facilitaire) paden en parkeerplaatsen, met dien verstande dat de (facilitaire) paden en parkeerplaatsen halfverhard uitgevoerd dienen te worden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.3 onder c teneinde het begraven van lichamen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurbegraafplaats crematie as' toe te staan, mits kan worden gegarandeerd dat de minimale ontwateringsdiepte tussen maaiveld en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) meer dan 1,45 m bedraagt.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verwijderen van perceelsrandbegroeiingen in de vorm van bomen en struiken;
  • b. het aanbrengen van lage en hoge (voorzover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, in de vorm van insectengaas, afdekfolies, tunnels, wandelkappen, schaduwhallen, hagelschermen e.d.

3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • d. die worden verricht in het kader van de natuurbegraafplaats;
  • e. die worden verricht in het kader van vruchtwisseling.

3.6.3 Toetsing

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de volgende criteria:

  • a. de activiteiten zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van de natuurbegraafplaats;
  • b. rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden.

Artikel 4 Bedrijf - Buitengebied gebonden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Buitengebied gebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de tabel in 4.4.2;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. nutsvoorzieningen;


met daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en verhardingen;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is maximaal 1 bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. herbouw van de bedrijfswoning niet is toegestaan;
  • b. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
bedrijfsgebouwen  
goothoogte   maximaal 6,5 m  
bouwhoogte   maximaal 10 m  
bebouwd oppervlakte   maximaal de bestaande bebouwde oppervlakte die per bedrijf is opgenomen in tabel 4.4.2  
bedrijfswoning  
goothoogte   maximaal 6,5 m  
bouwhoogte   maximaal 9 m  
inhoud   maximaal 900 m³; indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 900 m³, geldt de bestaande inhoud als maximale inhoud
indien de bedrijfswoning deel uitmaakt van een (woon)boerderijpand, geldt de inhoud van het totale (woon)boerderijpand als maximale inhoud; verbouwing en gebruik van de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten ten behoeve van de bedrijfswoning is toegestaan  
dakhelling   maximaal 12 graden
maximaal 45 graden
indien de bestaande dakhelling meer of minder bedraagt, geldt de bestaande dakhelling als minimale/maximale dakhelling
de dakhelling geldt niet voor aan- en uitbouwen en dakkapellen  
bijgebouwen bij bedrijfswoning  
afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning   maximaal 15 m  
gezamenlijk oppervlakte   maximaal 150 m²  
goothoogte   maximaal 3 m  
bouwhoogte   maximaal 6 m  

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte erfafscheidingen   maximaal 1 m vóór de voorgevelrooilijn
maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn  
bouwhoogte antennes   maximaal 10 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 6 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' de bouwhoogte van silo's maximaal 20 m mag bedragen  

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen

Naast het bepaalde in de hierna genoemde subleden is tevens artikel Artikel 14 Algemene afwijkingsregels van toepassing.

4.3.2 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder b teneinde een vergroting binnen de planperiode toe te staan van de bestaande bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing, mits:

  • a. de bestaande bebouwde oppervlakte bedrijfsbebouwing, die is opgenomen in de tabel in 4.4.2 met niet meer dan 25% wordt vergroot;
  • b. zorg wordt gedragen voor voldoende landschappelijke inpassing;
  • c. de (situering van de) uitbreiding geen onevenredige afbreuk doet aan de in de directe omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • e. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • f. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert (zuinig ruimtegebruik);
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' de ontwikkeling gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • h. een kwaliteitsverbetering van het landschap plaatsvindt;
  • i. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende waarden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • c. woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • d. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • e. buitenopslag, behoudens buitenopslag van zand, grind en grond bij een loonwerkbedrijf, tot een maximum van 1000 m³;
  • f. activiteiten ten behoeve van recycling.

4.4.2 Agrarisch verwante bedrijven

Ter plaatse van de aanduidingen zoals opgenomen in de volgende tabel zijn de in de tabel genoemde niet-agrarische bedrijven toegestaan:

Aanduiding   Adres   Toegestane activiteit   Bestaande bebouwde oppervlakte, inclusief overkappingen, exclusief bedrijfswoning en bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen  
specifieke vorm van bedrijf - 33   Hazeldonkseweg 11   loonwerkbedrijf   1.959 m²  

4.4.3 Aan-huis-verbonden beroepen

In een bedrijfswoning en de bijgebouwen bij de bedrijfswoning is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte die in gebruik is voor het aan-huis-verbonden beroep mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • b. het beroep-aan-huis mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van de bedrijfswoning.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder e teneinde opslag van zand, grind en grond bij een loonwerkbedrijf (buitenopslag) toe te kunnen staan tot een maximum van 2.500 m³, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de opslag tijdelijk is en niet langer dan één jaar zal plaatsvinden;
  • b. zorg wordt gedragen voor voldoende landschappelijke inpassing;
  • c. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende waarden.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging naar andere bedrijfsvorm

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen teneinde een andere vorm van bedrijvigheid toe te staan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond dient te worden dat er sprake is van een ruimtelijke en milieukundige verbetering; een ruimtelijke en milieukundige verbetering betekent dat er een afname van bebouwing (niet zijnde gemeentelijk monument of een rijksmonument dan wel (woon)boerderijpand plaatsvindt alsmede een visueel ruimtelijke verbetering van de situatie en een vermindering van de milieubelasting;
  • b. niet- agrarische bedrijven zijn enkel toegestaan zoals opgenomen in maximaal de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels opgenomen Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee naar aard, omvang en invloed vergelijkbare bedrijven;
  • c. de omvang van het bestemmingsvlak mag:
    • 1. voor agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven niet meer bedragen dan 1,5 ha;
    • 2. voor niet-agrarische bedrijven niet meer dan 5.000 m²;
  • d. buitenpandige opslag is niet toegestaan;
  • e. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • f. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. bij het wijzigen naar een andere bedrijfsvorm is het oprichten of de herbouw van een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • i. er dient een, door de gemeente goed te keuren, bedrijfsplan te worden overgelegd;
  • j. uit een over te leggen onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • l. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • m. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan in de tabel in 4.4.2 onder a voor het betreffende bedrijf is opgenomen;
  • n. er mag geen opslag van niet-agrarische producten en materialen buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • o. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • p. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
  • q. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' gaat de wijziging gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied, waarbij wordt getoetst aan het kwaliteitskader zoals dat geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
  • s. bij toename van bebouwing of verharding dient aangegeven te worden hoe met water wordt omgegaan via de trits: vasthouden, bergen en afvoeren; er zal in alle gevallen minimaal hydrologisch neutraal gebouwd dienen te worden;
  • t. de waarden die voorkomen ter plaatse van de in 13.3.1 vermelde gebiedsaanduidingen mogen niet onevenredig worden aangetast.

4.6.2 Wijziging naar wonen/woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden met deze bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

Wijzigen naar wonen

  • a. na bedrijfsbeëindiging is de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderijpand voor woondoeleinden toegestaan waarbij de inhoud van de voormalige bedrijfswoning (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) niet mag worden vergroot;
  • b. voor zover sprake is van een (woon)boerderijpand, mag geen aantasting van die agrarische verschijningsvorm plaatsvinden;
  • c. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. er vindt een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats;
  • e. de bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 150 m² per woning, waarvan maximaal 25% aangebouwd aan de woning; bij sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen, mag het genoemde oppervlak van 150 m² worden verhoogd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen - zowel aangebouwd als vrijstaand - van maximaal 200 m²;
    • 2. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 150 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de omgevingsvergunning worden verbonden;
    • 3. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
      • sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
      • of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
      • de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder danwel hogere grenswaarde;
  • h. er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
  • i. de waarden die voorkomen ter plaatse van de in 13.3.1 vermelde gebiedsaanduidingen mogen niet onevenredig worden aangetast.

Splitsing

Indien het betreft (woon)boerderijpanden met cultuurhistorische waarde, is tevens woningsplitsing toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor de woningsplitsing geldt, dat de splitsing bij dient te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van het te splitsen (woon)boerderijpand, hierbij wordt getoetst aan de gemeentelijke erfgoedkaart;
  • b. splitsing mag slechts in maximaal 2 woningen plaatsvinden;
  • c. de woning mag uitsluitend verticaal worden gesplitst;
  • d. de inhoud per gesplitste woning mag niet minder dan 350 m³ bedragen;
  • e. per gesplitste woning zijn bijgebouwen toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 150 m²; voor het overige dienen bijgebouwen, voor zover zij niet cultuurhistorisch waardevol zijn, te worden gesloopt; de sloopbonusregeling onder f. is bij splitsing niet van toepassing;
  • f. indien er sprake is van een (woon)boerderijpand met cultuurhistorische waarde, waarvan de bouwkundige staat dermate slecht is dat volledige of nagenoeg volledige herbouw noodzakelijk is, kan splitsing gepaard gaan met herbouw, zij het dat door het herbouwde pand het cultuurhistorische waardevolle karakter dient te zijn gewaarborgd;
  • g. de splitsing dient te passen binnen hetgeen in het gemeentelijk woningbouwprogramma danwel de nota grondexploitatie, zoals geldt ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan, is opgenomen over woningsplitsing/ kavelsplitsing.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie, ondergeschikt aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. een natuurbegraafplaats met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats';
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen van amfibieën, bosvogels en plantengezelschappen;
  • e. het als zodanig instandhouden van de niet-beboste gedeelten zoals heide, stuifzand, poelen, vijvers en paden;
  • f. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. (extensief) recreatief medegebruik;
  • h. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  • i. landschappelijke inpassing conform de landschappelijke inpassingskaart zoals is opgenomen in Bijlage 2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en schuilgelegenheden zijn toegestaan, behoudens maximaal één gebouw ten behoeve van bos- en natuurbeheer, beheer van de natuurbegraafplaats en extensief recreatief medegebruik, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 90 m².

5.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:

bouwhoogte informatievoorzieningen en entreevoorzieningen   maximaal 3 m  
bouwhoogte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik   maximaal 3 m  
bebouwde oppervlakte schuilgelegenheden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik   maximaal 15 m² per schuilgelegenheid  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 2 m  
bebouwde oppervlakte van schuilgelegenheden en een gebouw als bedoeld onder 5.2.1 tezamen   maximaal 90 m²  

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Maximum aantal begraafplaatsen

Er zijn maximaal 400 begraafplaatsen per hectare toegestaan.

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting inzake landschap

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de gronden ten behoeve van een natuurbegraafplaats, als bedoeld in artikel 5.1 sub b is alleen toegestaan indien de natuurontwikkeling en landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd en in stand gehouden, conform:

  • a. het werkplan zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, en;
  • b. het inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.

5.3.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • c. het begraven van lichamen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats crematie as';
  • d. voor begravingen tijdens cross-uren.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.3 onder c teneinde het begraven van lichamen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats crematie as' toe te staan, mits kan worden gegarandeerd dat de minimale ontwateringsdiepte tussen maaiveld en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) meer dan 1,45 m bedraagt.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op de in 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 5.5.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

5.5.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van bosbouw/ bosbeheer, landschapsbeheer en natuurbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van leidingen;
  • d. die worden verricht in het kader van de natuurbegraafplaats;
  • e. het kappen/vellen van bomen in het kader van de bosbouw, houtproductie en natuurbegraafplaats, mits vervangende herplant plaatsheeft;
  • f. het realiseren van een aarden wal en het aanbrengen van beplanting op de aarden wal conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels;
  • g. die noodzakelijk zijn in het kader van de uitvoering van het werkplan, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels.
5.5.3 Toetsing

De in 5.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder 5.5.4 opgenomen criteria.

5.5.4 Schema
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden   Criteria voor vergunningverlening  
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het afgraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;
- het verwijderen van houtopstanden;
- het diepwoelen of - ploegen van de bodem;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;  
- de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van bos- en/of natuurbeheer dan wel van de natuurbegraafplaats;
- de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor de uitoefening van de natuurbegraafplaats en het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
- de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast  

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.2.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;

uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,30m beneden het maaiveld.

6.2.2 Toetsing
  • a. de in 6.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/ werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord. Tevens is het bepaalde onder 6.2.3 van toepassing.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/ werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.2.3 Archeologisch onderzoek

De in 6.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. geen archeologische waarde aanwezig is.

Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen dan wel te wijzigen naar een dubbelbestemming voor Archeologie waar een minder streng beschermingsregime geldt, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel de verwachtingswaarde bijgesteld kan worden naar een lagere verwachtingswaarde; en/of
  • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen.

uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,50m beneden het maaiveld.

7.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 7.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. tot 0,5 m beneden het maaiveld;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)';
  • c. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)' en dieper dan 0,5 m onder maaiveld, tot een oppervlakte van maximaal 1.000 m².

7.2.3 Toetsing
  • a. de in 7.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/ werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/ werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.2.4 Archeologisch onderzoek

De in 7.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. geen archeologische waarde aanwezig is.

Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen dan wel te wijzigen naar een dubbelbestemming voor Archeologie waar een minder streng beschermingsregime geldt, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel de verwachtingswaarde bijgesteld kan worden naar een lagere verwachtingswaarde; en/of
  • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.


Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.2.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen.

uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,50m beneden het maaiveld.

8.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 8.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. tot 0,5 m beneden het maaiveld;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)';
  • c. buiten de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)' en dieper dan 0,5 m onder maaiveld, tot een oppervlakte van maximaal 2.500 m².

8.2.3 Toetsing
  • a. de in 8.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/ werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/ werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.2.4 Archeologisch onderzoek

De in 8.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. geen archeologische waarde aanwezig is.

Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen dan wel te wijzigen naar een dubbelbestemming voor Archeologie waar een minder streng beschermingsregime geldt, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel de verwachtingswaarde bijgesteld kan worden naar een lagere verwachtingswaarde; en/of
  • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.


Artikel 9 Waarde - Archeologie 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.2.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verwijderen of het aanbrengen van diep wortelende beplantingen of bomen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • c. het ontginnen, (af)graven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • g. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen.

uitgezonderd werken en werkzaamheden tot 0,30m beneden het maaiveld.

9.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 9.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. tot 0,3 m beneden het maaiveld;
  • b. dieper dan 0,5 m onder maaiveld, tot een oppervlakte van maximaal 250 m²;
  • c. het realiseren van een aarden wal en het aanbrengen van beplanting op de aarden wal conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.

9.2.3 Toetsing
  • a. de in 9.2.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/ werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige gehoord.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag, in geval de bedoelde werken/ werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/ werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken/ werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.2.4 Archeologisch onderzoek

De in 9.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. geen archeologische waarde aanwezig is.

Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen dan wel te wijzigen naar een dubbelbestemming voor Archeologie waar een minder streng beschermingsregime geldt, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel de verwachtingswaarde bijgesteld kan worden naar een lagere verwachtingswaarde; en/of
  • b. de wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Artikel 10 Waarde - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de nabijgelegen natte natuurparel.

10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.2.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de onder 10.2.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

10.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 10.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van het normale beheer en gebruik van de gronden;
  • d. welke plaatsvinden ten behoeve van het natuurbegraven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats crematie as' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurbegraafplaats crematie as' het alleen betreft werkzaamheden ten behoeve van het begraven van crematie as en het verstrooien van crematie as onder de leeflaag;
  • e. welke betreffen het aanleggen van halfverharde parkeerplaatsen en halfverharde (facilitaire) paden.

10.2.3 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde watergezag om advies.

10.2.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevings-vergunning voor werken en werkzaamheden  
a. het verzetten van grond van meer dan 100³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds aanwezige drainage;
c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
e. werken en werkzaamheden ten behoeve van het natuurbegraven, uitsluitend voor zover het betreft het begraven van lichamen, én voor zover het de gronden betreft ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats crematie as' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurbegraafplaats crematie as'.

 
Voor a tot en met e geldt als criteria:
indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/werkzaamheden de waterhuishoudkundige situatie in de NNB niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden aangetast.

Voor punt e geldt daarbij als criteria:
Indien een minimale ontwateringsdiepte boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van 1,45 meter is gegarandeerd.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen

Voorzover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

12.2 Parkeren
12.2.1 Parkeernormen
  • a. bij nieuw- of verbouw of wijziging van het gebruik dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de 'Nota parkeernormen 2013', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen, die als Bijlage 4 bij deze regels is gevoegd;
  • b. bij gebruik van de gronden voor de functie natuurbegraafplaats zoals bedoeld in artikel 3 en 5, dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernormen zoals bedoeld in sub a.

12.2.2 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.1 mits de afwijking in overeenstemming is met het vastgestelde gemeentelijke parkeerbeleid zoals weergegeven in de 'Nota parkeernormen 2013' inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel de nota die volgend op voornoemde wordt vastgesteld, waarbij voornoemde nota is komen te vervallen.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied
13.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' mag, in afwijking van hetgeen overigens binnen de diverse bestemmingen is toegestaan, de hoogte van 114 m niet door bebouwing worden overschreden.

13.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de in 13.1.1 voorgeschreven hoogte onder voorwaarde dat de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. Hierover wordt vooraf schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de radar (i.c. de regionale directie van de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie).

13.2 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken ten behoeve van:

  • a. het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, voor zover deze, indien het gebouwen betreft, geen grotere inhoud hebben dan 50 m³ en geen grotere hoogte dan 4 m;
  • b. het oprichten van antennes met een grotere hoogte dan ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan, voor zover deze grotere hoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik, met dien verstande dat dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld aanvaardbaar moet zijn.

13.3 Overige wetgevingszones
13.3.1 Wetgevingszone waarden
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en bescherming van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning laanbeplanting' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en herstel van de aanwezige laanbeplanting als landschapswaarde;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning waardevol relief' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en bescherming van karakteristieke hoogteverschillen.

13.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in 13.3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder d opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

b. Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • 3. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van bosbouw/ bosbeheer, landschapsbeheer en natuurbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhoud en beheer van leidingen;
  • 4. welke worden verricht in het kader van de natuurbegraafplaats;
  • 5. welke betreffen het aanleggen van halfverharde parkeerplaatsen en halfverharde (facilitaire) paden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurbegraafplaats', met uitzondering van de gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning laanbeplanting'.

c. Toetsing

De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de onder d opgenomen criteria.

d. Schema omgevingsvergunning werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden   Criteria voor vergunningverlening  
1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel':
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
- het afgraven, vergraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;
- het vellen of rooien van houtgewas;
- het dempen van poelen, sloten en greppels;
- het graven van poelen, sloten en greppels;
de aanleg van drainage.

 
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.  
2. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning laanbeplanting':
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het vellen of rooien van houtgewas;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.

 
er mag geen aantasting plaatsvinden van de aangeduide landschapselementen.  
3. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning waardevol reliëf':
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen;
- het afgraven, ophogen, of egaliseren van de bodem;
- het verwijderen van houtopstanden;
- het diepwoelen of - ploegen van de bodem;
- het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
- de aanleg van beplanting;
- het aanbrengen van lage en hoge (voorzover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunenden voorzieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden (insectengaas, afdekfolies, tunnels, wandelkappen, schaduwhallen, hagelschermen e.d.)  
er mag geen aantasting plaatsvinden van het zichtbare reliëfverschil en de landschappelijke openheid.  

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Omgevingsvergunning algemene afwijking maatvoering en situering

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast. Deze afwijkingsregel is niet van toepassing op de gezamenlijk bebouwde oppervlakte van maximaal 90 m² als bedoeld in artikel 5.2.2.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Wijziging Natuur Netwerk Brabant

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Natuur' en/of 'Water', indien en voor zover de gronden worden ingericht en beheerd als natuurgebied, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inrichting dient zodanig te zijn dat de belendende agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • b. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • c. de eigenaar is bereid en in staat om het terrein als natuurgebied in te richten;
  • d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Wijziging van het met het plan strijdig gebruik van de gronden en/of opstallen, is verboden tenzij door de wijziging de afwijking van het plan naar de aard niet wordt vergroot.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Natuurbegraafplaats Vlierden"