Plan: | Zuidelijke Omlegging |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0762.BP201013-CO02 |
Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar het rapport van ARCADIS "Zuidelijke omlegging Deurne - onderzoeken ten behoeve wijziging bestemmingsplan" van 9 oktober 2008, nr. 073949608:0.12., dat als externe bijlage is bijgevoegd.
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een Watertoets uitgevoerd voor het gebied. In het kader hiervan is ook overleg met het Waterschap geweest. Het ontwerp is getoetst aan de richtlijnen van het Waterschap en goed bevonden. In voornoemd rapport van ARCADIS is de notitie van de Watertoets opgenomen.
De belangrijkste contateringen worden hieronder nog even uiteengezet.
Het tracé zal circa 1.950 meter bedragen met een verhard oppervlak van totaal 10.500 m2. Het oppervlak is globaal bepaald. Nadat de definitieve ontwerpen zijn gemaakt, dient het totaal verhard oppervlak exact te worden berekend. Voor de dimensionering van de afwateringssloten zal het totaal verhard oppervlak meegenomen worden en niet alleen het toenemend verhard oppervlak om zo voldoende afwatering te garanderen.
De belangrijkste verkeerskundige onderdelen ten aanzien van water bij de Zuidelijke
Omlegging Deurne zijn:
Ten aanzien van de toekomstige ont- en afwatering gelden de volgende uitgangspunten:
Op de waterkansenkaart van waterschap Aa en Maas (2005) is het gebied aangeduid als gebied waar weinig maatregelen nodig zijn om hydrologisch neutraal te bouwen. Op enkele plekken is volgens de kaart hydrologisch neutraal bouwen niet mogelijk zonder ingrijpende maatregelen.
Tijdens het veldwerk is een relatief hoge grondwaterstand gemeten, echter uit de langjarige gegevens van TNO-NITG blijkt dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand relatief diep is (GHG>1,5 m-mv). Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat maatregelen ten behoeve van de ontwatering niet noodzakelijk zijn. Geadviseerd wordt de grondwaterstand te monitoren om de ontwatering met zekerheid vast te stellen.
Op de onderzoekslocatie zal het water worden geretendeerd in bermsloten aan één zijde van het tracé. Door het waterschap zijn indicatieve berekeningen uitgevoerd. Hierbij is uitgegaan van een landelijke afvoercoëfficiënt van 0,33 l/s/ha en een oppervlak van 10.500 m2. Bij een neerslaggebeurtenis van T=10 is de benodigde berging bepaald op 534 m3. Bij een neerslaggebeurtenis T=100 en een afvoercoëfficiënt van 0,66 l/s/ha is de benodigde berging berekend op 1.517 m3.
Langs het tracé is circa 1.050 meter beschikbaar voor de bermsloten. Dit betekent dat bij een talud van 1:1 en een slootdiepte van 0,5 meter een bodembreedte van 50 cm en een bovenbreedte van 1,5 meter benodigd is. De benodigde berging bij T=10 kan geheel geborgen worden. Bij een T=100 situatie zal het water in de bermen treden. Van wateroverlast zal geen sprake zijn.
Bij de eerste circa 280 meter van het tracé vanaf de rotonde ter hoogte van de Vloeieindsedreef is geen ruimte voor sloten langs het tracé. De gemeente heeft voor locaties waar weinig ruimte beschikbaar is de voorkeur voor een oplossing waarbij het water via de berm afgevoerd wordt naar een IT-riool. Het IT-riool zal het grootste gedeelte van het jaar infiltrerend werken. Enkel bij waterstanden boven de GHG zal het riool drainerend werken voor het wegcunet en de berm, zodat grondwater niet onnodig wordt afgevoerd. Daarnaast dient er gelet te worden op voldoende gronddekking van het IT-riool. Andere mogelijkheden zijn het hemelwater via een greppel of een leiding af te voeren naar de bermsloten verderop langs het tracé en het water hier te bergen.
Gezien het grote aantal vervoersbewegingen op de weg is het belangrijk de kwaliteit van het afstromende hemelwater te bewaken. De PAK en olie afkomstig van de weg wordt gezuiverd door het toepassen van een bermpassage. Een bodempassage is een duurzame en onderhoudsvriendelijke methode. Het water blijft zichtbaar en hierdoor kan bij calamiteiten direct worden ingegrepen.
Bronneringen ten behoeve van de aanleg van de weg en tunnels zijn meldingsplichtig en, afhankelijk van het waterbezwaar, eveneens vergunningsplichtig. Voor de aanleg van nieuwe lozingswerken/watergangen en/of het verleggen van watergangen is een ontheffing op de Keur van het waterschap noodzakelijk. Het tracé doorkruist de leggerwatergang gelegen aan de Molenweijerweg van waterschap Aa en Maas. Bij de aanleg van het tracé dient rekening gehouden te worden met de eisen volgens de keur.
Op de onderstaande kaart zijn de wateraspecten in het plangebied en directe omgeving weergegeven.