Plan: | Zuidelijke Omlegging |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0762.BP201013-CO02 |
Met de vaststelling van de Interimstructuurvisie heeft de provincie Noord-Brabant geanticipeerd op de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008. Deze wet verplicht overheden tot het opstellen van een ruimtelijke structuurvisie met inbegrip van een uitvoeringsagenda. Een structuurvisie bevat een overzicht van de ruimtelijke belangen en doelen van de betreffende overheidslaag en de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid. In de Uitvoeringsagenda 2008-2009 staat welke (juridische, financiële en/of communicatieve) instrumenten worden ingezet om het beleid in de structuurvisie te realiseren.
De hoofdlijnen van beleid als weergegeven in deze Interimstrucuurvisie komen grotendeels overeen met het beleid uit het streekplan 2002. Dit draagt er toe bij dat de focus op de uitvoering, zowel bij de provincie als bij haar partners, behouden blijft. Daarbij geldt dat het ruimtelijk beleid recent is vastgesteld (in 2002 en via uitwerkingen voor zowel het stedelijk als het landelijk gebied in 2004 en 2005).
Het onderhavige plangebied is aangemerkt als AHS-landbouw (zie kaartje hieronder). De AHS-landbouw omvat de meest pure landbouwproductiegebieden. De natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden die in deze gebieden voorkomen zijn zo algemeen of komen alleen in zulke kleine gebiedjes voor, dat een aanduiding daarvan op de kaart Ruimtelijke Hoofdstuctuur achterwege is gelaten. Ruimte voor uitbreiding van steden en dorpen, de aanleg en uitbreiding van bedrijventerreinen en de aanleg en (fysieke) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur kan in beginsel alleen worden gevonden in de AHS-landbouw.
![]() |
![]() |
Deze nota hangt nauw samen met de Brabant in Ontwikkeling. Interimstructuurvisie waarin de ruimtelijke belangen van de Provincie Noord-Brabant door Provinciale Staten zijn aangegeven en op hoofdlijnen in beleid zijn uitgewerkt. De Wet ruimtelijke ordening geeft Gedeputeerde Staten diverse eigen bevoegdheden: het geven van een (proactieve) aanwijzing, het naar voren brengen van een zienswijze omtrent een ontwerpbestemmingsplan en het geven van een reactieve aanwijzing. Daarnaast zijn Gedeputeerde Staten bevoegd overleg te voeren en bestuurlijke afspraken te maken met gemeenten over ruimtelijke planvorming en ruimtelijke ontwikkelingen.
In de Interimstructuurvisie benoemen Provinciale Staten, zoals uit de vorige subparagraaf blijkt, de uitgangspunten die zij van belang achten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. De Interimstructuurvisie is vervolgens gehanteerd als kaderstellend uitgangspunt voor de uitoefening van de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten. Hiermee wordt een aantal algemene zaken nader geconcretiseerd. De paraplunota heeft de status van beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (art. 4:81, lid 1, Awb). Een dergelijk beleidsregel heeft betrekking op de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en/of de uitleg van wettelijke voorschriften bij de uitoefening van bevoegdheden die het bestuursorgaan heeft. In verband met de eis om in beginsel te handelen overeenkomstig de beleidsregel, wordt door middel van de paraplunota duidelijkheid naar Brabantse gemeenten en derden gegeven over de wijze waarop Gedeputeerde Staten hun bevoegdheden inzake de ruimtelijke ordening wensen te hanteren.
In de Paraplunota wordt het plangebied aangemerkt als AHS-landbouw-overig (zie kaartje hierna). In deze gebieden krijgt de landbouw in beginsel de ruimte om zich in de door haar gewenste richting te ontwikkelen zonder dat daarbij in het kader van de provinciale ruimtelijke ordening een voorkeur geldt voor bepaalde vormen van landbouw.
![]() |
![]() |