direct naar inhoud van Artikel 8 Waarde - archeologie
Plan: Zuidelijke Omlegging
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201013-CO02

Artikel 8 Waarde - archeologie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Aanlegvergunning
8.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. bodemingrepen die het archeologisch bodemarchief (kunnen) verstoren, beschadigen of vernietigen.

8.2.2 Uitzonderingen op het verbod

Het onder 8.2.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. van ondergeschikte betekenis;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van het normale beheer en gebruik van de gronden;
  • e. die niet dieper reiken dan 50 cm onder maaiveld;
  • f. die dieper reiken dan 50 cm onder maaiveld, maar een omvang hebben van minder dan 250 m2.

8.2.3 Voorwaarden verlening aanlegvergunning

De onder 8.2.1 bedoelde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf door de aanvrager van deze aanlegvergunning door middel van een rapportage van archeologisch vooronderzoek conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat bij realisatie van de bodemingrepen:

  • a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
  • b. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • c. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

8.2.4 Voorwaarden aan aanlegvergunning

Burgemeester en Wethouders kunnen aan de verlening van de vergunning als bedoeld in 8.2.1 de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden gehouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

8.2.5 Strafregel

Overtreding van het bepaalde in artikel 8.2.1 is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.