direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Zuid 2013, Liesdreef en Sprundelsebaan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0758.BP2021227024-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Liesdreef en Sprundelsebaan' met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2021227024-ON01 van de gemeente Breda.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Verbeelding

de digitale weergave van het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013, Liesdreef en Sprundelsebaan', gewaarmerkt als NL.IMRO.0758.BP2021227024-ON01 en elektronisch beschikbaar gesteld op de daarvoor aangewezen landelijke voorziening.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.7 Archeologische waarden

Waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.

1.8 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • 1. Legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning.
  • 2. Het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.9 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.10 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 Camper

Een kampeerauto.

1.15 Dagrecreatie

Een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is.

1.16 Extensief recreatief medegebruik

Recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.17 Groen

Bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en ander daarmee vergelijkbaar groen.

1.18 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.19 Kampeerterrein

Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van campers ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.20 Kwaliteitsverbetering van het landschap

de in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling uit te voeren aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de extensieve recreatieve mogelijkheden in het plangebied, een en ander overeenkomstig de als bijlage (PM) bijgevoegde Landschapsinvesteringsregeling Breda.

1.21 Landschapselementen

Landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk waardevolle elementen in het landschap, zoals onder andere houtopstanden, houtwallen en singels of andere natuurlijke elementen anders dan opgaande beplanting zoals moerasjes, poelen en steilranden welke geen agrarische productiefunctie hebben.

1.22 Landschapswaarden

De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk, cultuurhistorisch, ecologisch of geomorfologisch opzicht.

1.23 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie. [Let op: dit dienen kleinschalige voorzieningen te zijn waarvoor geen mer-plicht geldt]

1.24 Ruimtelijke kwaliteit

Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.

1.25 Selectiebesluit

Een door het bevoegd gezag genomen besluit op basis van het in het archeologische onderzoeksrapport opgestelde selectieadvies.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

2.2 Peil

    • 1. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
    • 2. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld.
    • 3. Indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (NAP).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden – Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf met daaraan ondergeschikt parkeren ten dienste van een agrarisch uitgiftepunt van (streek)eigen producten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en abiotische waarden;
  • c. water;
  • d. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in de tot Agrarisch met waarden – Landschapswaarden bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemming, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wat betreft terreinafscheidingen maximaal 1,50 meter, voor wat betreft voerkuilen maximaal 2,50 meter en voor het overige 4 meter mag bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      • a. de duurzame instandhouding van natuurgebieden;
      • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuur- en hydrologische waarden;
      • c. behoud of versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
      • d. extensief recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Natuur' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de hoogte niet meer dan 1,50 meter mag bedragen en in de vorm van voorzieningen voor het extensief recreatief medegebruik zoals zitgelegenheden.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschapsinvesteringsregeling' dient de landschappelijke inpassing, die als Bijlage 1 aan onderhavige regels is gehecht, uiterlijk 1 juli 2026 te worden aangelegd en daarna in stand te worden gehouden. De landschappelijke inpassing voldoet aan de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in de Landschapsinvesteringsregeling Breda, die als Bijlage 2 aan onderhavige regels is gehecht.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 11 van toepassing.

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeren;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van recreatie - camperplaatsen' voor het plaatsen van maximaal 11 campers ten behoeve van een kampeerterrein;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondenuitlaatplaats' voor een hondenuitlaatplaats;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – 01' in gezamenlijkheid één inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer is toegestaan

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. groen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, waarvoor de onderstaande bepalingen gelden:

  • a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan maximaal 2 meter.
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan maximaal 2 meter;
  • c. De oprichting van lichtmasten is niet toegestaan, met dien verstande dat de hoogte van oriëntatieverlichting niet meer mag bedragen dan maximaal 1 meter;
  • d. De oppervlakte van deze bouwwerken samen bedraagt maximaal 20 m2.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen;

  • a. het gebruik ten dienste van de bestemming 'Recreatie' indien ter plaatse van de bestemming 'Natuur' de vereiste landschappelijke inpassing niet is aangelegd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het als bijlage 1 bij de regels toegevoegde inrichtingsplan. De landschappelijke inpassing moet uiterlijk 1 juli 2026 worden uitgevoerd en dient daarna in stand te worden gehouden;
  • b. het gebruik van campers voor permanente bewoning.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
  • b. In afwijking van lid a mogen, met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen:
    • 1. gebouwen worden gebouwd ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft;
    • 2. bouwwerken worden gebouwd of uitgebreid tot een oppervlakte van maximaal 100 m² en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld.
  • c. Het bepaalde in lid a en b is niet van toepassing voor gebieden die zijn vrijgegeven middels een door het bevoegd gezag afgegeven selectiebesluit.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 indien:

  • a. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, of
  • b. passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden is het bepaalde in artikel 11, lid 11.1, van toepassing met dien verstande dat aan een vergunning voorwaarden kunnen worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. Geen omgevingsvergunning is vereist indien niet dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven dan wel uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en door het aanleggen of het uitvoeren van de vergunningplichtige werken of werkzaamheden, dan wel de daaraan direct of indirect te verwachten gevolgen, geen archeologische waarden worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

8.2 Parkeren
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de planregels over het toegestane gebruik, wordt getoetst of in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen en fietsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de omvang van de activiteiten die plaatsvinden inherent aan de bestemming;
  • b. Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor motorvoertuigen en fietsen wordt vastgesteld aan de hand van de Nota Parkeernormen Breda 2021. Als de Nota Parkeernormen Breda 2021 wordt gewijzigd, dan moet worden voldaan aan die gewijzigde beleidsregels.
  • c. De onder a. genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder:

  • a. artikel 8.1 sub a indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • b. artikel 8.2 als voldaan wordt aan de voorwaarden die daarvoor gelden in de Nota Parkeernormen Breda 2021 en wijzigingen daarvan; of als het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Overige zone - 01

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – 01' is sprake van een gekoppeld bestemmingsvlak en zijn hierop de bepalingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid 2013', als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2012059001-0401 met de bijbehorende bijlagen, vastgesteld op 13 juli 2017 (herstelbesluit) en nadien onherroepelijk geworden na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 juni 2019.

9.2 Overige zone - beperking veehouderij

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij':

  • a. is uitbreiding van, vestiging van en omschakeling naar een veehouderij niet toegestaan;
  • b. is toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijven voor een veehouderij niet toegestaan.

9.3 Vrijwaringszone - radar

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de planregels, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 113 meter.

Artikel 10 algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

Artikel 11 Overige regels

11.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders binnen de bestemde of nader aangeduide gebieden, onder verwijzing naar de tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

 

Overzicht van werken en werkzaamheden

Bodem

  • a. Het verlagen, vergraven of egaliseren van de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen.
  • b. Het ophogen van de bodem.
  • c. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,30 meter.
  • d. Het aanleggen en/of verharden van wegen, onderhoudspaden, paden voor dagrecreatief medegebruik, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak'.
  • e. Het aanbrengen van tijdelijk teeltondersteunend voorzieningen.

Het aanbrengen van tijdelijk teeltondersteunend voorzieningen.

 

Beplanting/grondgebruik

  • a. Het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten.
  • b. Het beplanten van gronden met houtgewas (bos heesters) alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen.
  • c. Het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van sierteelt of boomteelt.
  • d. Het permanent omzetten van grasland in bouwland.

 

Water1 

  • a. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van vaarten, waterlopen, sloten en greppels.
  • b. Het beïnvloeden van de grondwaterstand door de aanleg van een werk voor bemaling, onderbemaling of drainage.
  • c. Het aanbrengen van kades of het wijzigen daarvan

Tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden

 
Bestemmingen/aanduidingen  
a   b   c   d   e   f   g   h   i   j   k   l  
Natuur   A   A   A   A   S   A   A   S   A   A   A   A  
Agrarisch met waarden- natuur en landschapswaarde   A   A   A   A   A   A   A   S   A   A   A   A  
Agrarisch met waarden-landschapswaarde   A   A   A   A   +   A   A   A   A   A   A   A  
Water   A   A   S   S   S   A   A   S   S   A   A   A  
Waterstaat   A   A   A   +   S   +   A   S   S   A   A   A  
Waarde-Archeologie   A   A   A   A   +   A   A   A   A   A   A   A  
Waarde-attentiegebied
ecologische hoofdstructuur  
A   A   +   A   +   +   +   +   +   A   A   +  
Leiding (ondergronds)   A   +   A   A   A   A   A   A   A   A   +   +  
Waarde - Aardkundige waarden   A   A   A   A   +   A   A   A   A   A   A   A  
Waarde - Cultuurhistorie   A   A   +   A   A   A   A   S   A   S   +   A  

+: toegestaan

A: omgevingsvergunning vereist

S: strijdig gebruik

 

b. Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 10.1 onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden op deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het verkeersbelang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd dan wel de in geval van de aanwezigheid van boven- of ondergrondse leidingen de betreffende leidingbeheerder een advies heeft afgegeven.

 

c. Toegestane werkzaamheden

Het bepaalde onder 10.1 onder a is niet van toepassing op:

  • a. werken en/of werkzaamheden van geringe omvang en uit planologisch oogpunt van ondergeschikt belang gericht op en noodzakelijk voor het normale onderhoud of beheer van de gronden of de instandhouding van het gebied, waaronder begrepen de normale agrarische bedrijfsvoering en de normale beheerswerkzaamheden door natuurbeherende instanties;
  • b. werken en/of werkzaamheden die onderdeel zijn van een door Gedeputeerde Staten in het kader van de landinrichting goedgekeurd plan van wegen en waterlopen of goedgekeurd landschapsplan;
  • c. Graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

 

d. Gebruiksregels

Voor zover in de "Tabel omgevingsvergunningen" werken en/of werkzaamheden zijn aangeduid met de letter S is het verboden de betreffende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren binnen de aangegeven bestemmingen. Het aldaar uitvoeren of laten uitvoeren van de betreffende werken en/of werkzaamheden wordt in elk geval aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder lid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

“Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Zuid 2013, Liesdreef en Sprundelsebaan'.