Regels
Inhoudsopgave Artikel 6 Waarde - Archeologie Artikel 8 Algemene gebruiksregels Artikel 9 Algemene afwijkingsregels HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan het bestemmingsplan "Bavel, scholen aan de Kapittelhof" met identificatienummer NL.IMRO.0758.BP2017224002-0401 van de gemeente Breda; 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels; 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 achtergrondmuziek muziek, waarvan het geluidniveau het aanwezige stemgeluid niet overstijgt; 1.6 archeologische waarden waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen; 1.7 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.8 bedrijfsvloeroppervlakte de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.9 begane grond de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau; 1.10 belwinkel elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons; 1.11 bestaande situatie (bebouwing en gebruik) legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel bouwwerken zoals die mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning; het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.12 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 1.13 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.14 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.15 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.16 bouwgrens de grens van een bouwvlak; 1.17 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder; 1.18 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.19 bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel; 1.20 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.21 bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.22 buitenschoolse opvang een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen buiten de schooltijden; 1.23 dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.24 dakopbouw een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw; 1.25 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.26 groen bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen en daarmee vergelijkbaar groen; 1.27 Groothandel in smart- en/of headproducten elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, of kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, of benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van eigen beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en levering van deze stoffen; 1.28 headshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden; 1.29 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.30 kap de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°; 1.31 kinderdagverblijf een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen niet zijnde buitenschoolse opvang; 1.32 kinderopvang een bedrijf of stichting gericht op de opvang van kinderen; 1.33 maatschappelijke voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid (medisch en paramedisch), cultuur, religie, verenigingsleven, onderwijs, openbare orde en veiligheid, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen en daarmee gelijk te stellen bedrijven of instellingen; 1.34 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie; 1.35 onderbouw een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen; 1.36 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.37 pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.38 seksinrichting een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.39 smartshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen; 1.40 verenigingsleven totaal van activiteiten van verenigingen, clubs en dergelijke in het kader van het door de leden gezamenlijk verwezenlijken van een in de statuten bepaald doel van de betreffende vereniging zonder dat hieraan commerciële belangen ten grondslag liggen; 1.41 voorgevel de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt; 1.42 (voor)gevelrooilijn langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg. 1.43 waterbergingsvoorziening bovengrondse en/of ondergrondse voorzieningen ten behoeve van de berging en infiltratie van hemelwater in de bodem, zoals groene daken, wadi's (verlaging in het groen), waterbergende bestrating, berging op het dak, grindkoffers, infiltratiekratten en/of het aanbrengen of vergroten van (bestaande) greppels, (zak)sloten, watergangen en vijver; 1.44 zolder een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt. Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel; 2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.3 Bebouwingspercentage het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden; 2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het hoogste punt van het dak wordt aangemerkt als bouwhoogte en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 Dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.6 Diepte van een gebouw de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd; 2.7 Goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat bij een lessenaarsdak het laagste punt van het dak als goothoogte wordt aangemerkt; 2.8 Hoogte van een dakopbouw vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw; 2.9 Hoogte van een kap vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap; 2.10 Inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.11 Ondergeschikte bouwdelen bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt; 2.12 Oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.13 Peil voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; indien het perceel niet direct grenst aan de hoofdtoegang: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld. HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Groen 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: groen, zoals bermen, bomen, beplanting, parken en plantsoenen; verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; waterbergingsvoorziening; met daaraan ondergeschikt: nutsvoorzieningen; verhardingen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. Artikel 4 Maatschappelijk 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: uitsluitend basisonderwijs, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en voorzieningen inzake het verenigingsleven tot een maximum van 1.000 m2 bruto vloeroppervlak; met daarbij behorend(e): groen; nutsvoorzieningen; geluidbeperkende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm'; parkeren; verkeer; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; waterbergingsvoorziening. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Gebouwen Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage van de gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangeduid. De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van de geluidbeperkende voorzieningen dient minimaal 2,5 meter te bedragen. De lengte van de geluidbeperkende voorziening dient minimaal 60 meter te bedragen. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. 4.3 Specifieke gebruiksregels 4.3.1 Voorwaardelijke verplichting geluidscherm Het gebruik van het gebouw en aangrenzende gronden zoals bedoeld in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan, mits de geluidbeperkende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm' is opgericht en als zodanig in stand wordt gehouden. Artikel 5 Verkeer 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen, straten en paden; parkeren; met daarbij behorend(e): groen; nutsvoorzieningen; water en waterhuishoudkundige voorzieningen; waterbergingsvoorziening. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 15 meter bedragen. Artikel 6 Waarde - Archeologie 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 6.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van: gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld; de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m2; met inachtneming van het bepaalde in de overige voor dat perceel geldende bestemmingen (basisbestemming(en). 6.3 Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 indien: op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn; er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen. 6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren mits deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m2: het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen mits dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven; het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. Aan een omgevingsvergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. Geen omgevingsvergunning is vereist indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast. HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 7 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 8 Algemene gebruiksregels Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of doen laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder het gebruiken of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen: het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting; Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Artikel 9 Algemene afwijkingsregels Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt. Artikel 10 Overige regels 10.1 Parkeren Bij het bouwen en het uitbreiden of veranderen van activiteiten of functies op grond van deze planregels dient, overeenkomstig de uit het Nota parkeer- en stallingsbeleid Breda, herijkt in 2013, voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig te zijn of te worden gerealiseerd. De onder a bedoelde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden. Het college kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. Het college kan aan de omgevingsvergunning, als bedoeld onder c, (financiële) voorwaarden verbinden. Indien het onder a bedoelde Parkeer- en stallingsbeleid, na vaststelling van dit plan wordt gewijzigd, moet voldaan worden aan deze wijziging. 10.2 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 10.3 Vellen van houtopstanden Het is verboden om Waardevolle houtopstanden die zijn opgenomen op de Bomenkaart; vergunningplichtige houtopstanden te (doen) vellen. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 11 Overgangsrecht 11.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%; het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 11.2 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 12 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Bavel, scholen aan de Kapittelhof".