Plan: Buitengebied Noord
Idn: NL.IMRO.0758.BP2011065001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Buitengebied Noord.

Artikel 21 Overige bepalingen

 

21.1 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

21.2 Algemene bouwregels

  1. Indien de maatvoering van de bebouwing of het aantal woningen dat bestaat ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering c.q aantal woningen te allen tijde worden gehandhaafd en vernieuwd.

  2. Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak onder het gehele gebouw of een gedeelte van het gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;

  2. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag met een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.

 

21.3 Algemene gebruiksregels

  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen gebruik van gebouwen en gronden voor een seksinrichting of gebruik van gebouwen voor smart-, head- en growshops of een combinatie daarvan.

  2. Burgemeester en wethouders wijken af van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

21.4 Algemene aanduidingsregels

 

21.4.1 Veiligheidszone

 

21.4.1.1 Leiding

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone, Leiding' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden en/of groepsgebonden risico's.

 

21.4.1.2 Vervoer gevaarlijke stoffen spoor - gr-contour

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone-Vervoer gevaarlijke stoffen' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de groepsgebonden risico's.

 

21.4.1.3 Vervoer gevaarlijke stoffen weg - gr-contour

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone-Vervoer gevaarlijke stoffen' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de groepsgebonden risico's.

 

21.4.1.4 Vervoer gevaarlijke stoffen weg - pr-contour

Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone-Vervoer gevaarlijke stoffen' dienen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen van inrichtingen vooraf in het kader van externe veiligheid te worden getoetst en te voldoen aan de plaatsgebonden risico's.

 

21.4.2 Vrijwaringszone

 

21.4.2.1 Radar

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de planregels, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-radar', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 113 meter +NAP (Nieuw Amsterdams Peil).

 

21.4.2.2 Straalpad 1

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de planregels, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-straalpad 1', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 28 meter +NAP (Nieuw Amsterdams Peil).

 

21.4.2.3 Straalpad 2

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de planregels, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone-straalpad 2', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 34 meter +NAP (Nieuw Amsterdams Peil).

 

21.4.3 WRO-zone

 

21.4.3.1 zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘wro - zone zoekgebied voor behoud van watersystemen’ zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en herstel van watersystemen.

  2. Het oprichten van bebouwing, voor zover dit is toegelaten volgens de krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen en planregels, is uitsluitend toegestaan indien het gebied hierdoor niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van watersystemen.

  3. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakte aan te brengen van meer dan 100 m² en/of gronden op te hogen.

 

21.4.3.2 zoekgebied voor ecologische verbindingszone

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - zoekgebied voor ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.

  2. Het oprichten van bebouwing, voor zover dit is toegelaten volgens de krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen en planregels, is uitsluitend toegestaan indien het gebied hierdoor niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone.

  3. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakte aan te brengen van meer dan 100 m².

 

21.5 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en gelet op het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen op de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

 

21.6 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 lid 21.7, de bestemmingen wijzigen in de bestemming Bedrijfs-Nutsvoorziening en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, kunnen worden geplaatst tot een maximale hoogte van 50.00 meter voorzover de locatie niet is gelegen binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden-natuur- en landschapswaarden of Natuur en wordt voldaan aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda zoals die als bijlage 2 aan deze regels is toegevoegd.

 

21.7 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.6, van de Wet ruimtelijke ordening, is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

 

21.8 Overige regels

 

21.8.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

  1. Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders binnen de bestemde of nader aangeduide gebieden, onder verwijzing naar de tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

Overzicht van werken en werkzaamheden

Bodem

  1. Het verlagen, vergraven of egaliseren van de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen.

  2. Het ophogen van de bodem1.

  3. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,30 meter.

  4. Het aanleggen en/of verharden van bedrijfswegen, onderhoudspaden, paden voor dagrecreatief medegebruik, dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen voor zover gelegen buiten de aanduiding 'bouwvlak'.

  5. Het aanbrengen van tijdelijk teeltondersteunend voorzieningen.

 

Beplanting/grondgebruik

  1. Het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten.

  2. Het beplanten van gronden met houtgewas (bos heesters) alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen.

  3. Het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van sierteelt of boomteelt.

  4. Het permanent omzetten van grasland in bouwland.

 

Water2

  1. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van vaarten, waterlopen, sloten en greppels.

  2. Het beïnvloeden van de grondwaterstand door de aanleg van een werk voor bemaling, onderbemaling of drainage.

  3. Het aanbrengen van kades of het wijzigen daarvan1

 

1 Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 horen burgemeester en wethouders het ter plaatse bevoegde gezag.

2 Deze werkzaamheden zijn uitsluitend vergunningplichtig voorzover daarbij landschappelijke waarden (aardkundig, cultuurhistorisch, visueel-ruimtelijk) en of natuurlijke waarden in het geding zijn. De waterhuishoudkundige aspecten zijn veiliggesteld via de Keur van het Waterbeheerplan.

 

Tabel van omgevingsvergunningen en gebruiksverboden

 

Bestemmingen/aanduidingen

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

Natuur

A

A

A

A

S

A

+

S

A

A

A

A

Agrarisch met waarden- natuur en landschapswaarde

A

A

A

A

A

A

+

A

A

A

A

A

Agrarisch met waarden-landschapswaarde

A

A

+

A

+

A

+

A

A

A

A

A

Water

A

A

S

S

S

A

+

S

S

A

A

A

Waterstaat

A

A

A

+

S

+

+

S

S

A

A

A

Waarde-Archeologie

A

A

A

A

+

A

A

A

A

A

A

A

Waarde-attengebied

ecologische hoofdstructuur

A

A

+

A

+

+

+

+

+

A

A

A

Leiding (ondergronds)

A

+

A

A

A

A

A

A

A

A

+

A

Waarde – Aardkundige waarden

A

A

A

A

+

A

A

A

A

A

A

A

Waarde- Cultuurhistorie

A

A

+

A

A

A

A

S

A

S

+

A

 

+: toegestaan

A: omgevingsvergunning vereist

S: strijdig gebruik

 

  1. Voorwaarden voor de omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 21.8.1 onder a is slechts toelaatbaar, indien door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden op deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen het verkeersbelang, tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd dan wel de in geval van de aanwezigheid van boven- of ondergrondse leidingen de betreffende leidingbeheerder een positief advies heeft afgegeven.

 

  1. Toegestane werkzaamheden

Het bepaalde onder 21.8.1 onder a is niet van toepassing:

  1. op werken en/of werkzaamheden van geringe omvang en uit planologisch oogpunt van ondergeschikt belang gericht op en noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden of de instandhouding van het gebied, waaronder begrepen de normale agrarische bedrijfsvoering en de normale beheerswerkzaamheden door natuurbeherende instanties;

  2. op werken en/of werkzaamheden die onderdeel zijn van een door Gedeputeerde Staten in het kader van de landinrichting goedgekeurd plan van wegen en waterlopen of goedgekeurd landschapsplan;

  3. op werken en/of werkzaamheden welke worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 13 van die Wet een vergunning van de Minister bedoeld in genoemde wet is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan als bedoeld in artikel 14 van die Wet;

  4. indien voor bedoelde werken en/of werkzaamheden een vergunning/ontheffing op grond van de Keur van het Waterschap Brabantse Delta en/of de Verordening Water Noord-Brabant noodzakelijk is.

 

  1. Gebruiksregels

Voor zover in de "Tabel omgevingsvergunningen" werken en/of werkzaamheden zijn aangeduid met de letter S is het verboden de betreffende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren binnen de aangegeven bestemmingen. Het aldaar uitvoeren of laten uitvoeren van de betreffende werken en/of werkzaamheden wordt in elk geval aangemerkt als strijdig gebruik.

 

21.8.2 Parkeren

Bij het bouwen op grond van deze planregels dient ten allen tijde te worden voldaan aan hetgeen dat ten aanzien van het parkeren is vastgelegd in de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda zoals deze is vastgesteld op 10 september 2004.

 

21.8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. een goede woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid en

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.