Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Rondweg14a te Overloon
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0756.BP11OvlRondweg14A-VG01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsdoeleinden, niet behorend tot milieucategorie 3 of hoger, in de vorm van een steenhandel, inclusief het stallen van machines en de opslag van materialen;
  2. productie- of functiegebonden detailhandel;
  3. bedrijfswoning, met aan huis verbonden beroep;
  4. erfbeplanting en landschappelijke beplanting ten behoeve van een goede inpassing en/of visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  5. de ontsluiting van het bedrijf;
en tevens voor
  1. bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de grondwaterwinning voor drinkwater, voor zover tevens bestemd tot 'Milieuzone- grondwaterbeschermingsgebied', waarvoor het bepaalde in artikel 5 eveneens van toepassing is;
  2. instandhouding en/of bescherming van de archeologische waarden, voor zover tevens bestemd tot ‘Waarde –Archeologie’ (dubbelbestemming), waarvoor het bepaalde in artikel 6 eveneens van toepassing is. 
4.2 bouwregels
Voor het bouwen binnen deze bestemming gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Algemene bouwregels
Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van een bedrijf toegestaan.
 
4.2.2 Bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken (geen gebouwen zijnde), met uitzondering van terreinafscheidingen en antennes (zie onder 4.2.5), gelden de volgende regels:
  1. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak opgericht;
  2. hoogte: niet meer dan 10 m;
  3. goothoogte: niet meer dan 5 m;
  4. afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m;
  5. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming ‘wegen’ ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd:
    • langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m;
    • langs overige wegen: niet minder dan 5 m.
  6. bebouwd oppervlak van bedrijfsbebouwing, in de vorm van bedrijfsgebouwen en –overkappingen, waaronder ook opslagsilo’s e.d. die incidenteel menstoegankelijk zijn: niet meer dan 710 m2.
4.2.3 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van de bedrijfswoning inclusief uitbouwen en aanbouwen, gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfswoning wordt alleen binnen het bouwvlak opgericht;
  2. maximaal 1 bedrijfswoning;
  3. situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ (bw) zoals opgenomen op de verbeelding;
  4. inhoud: niet meer dan 750 m3,indien de bestaande inhoud al meer bedraagt dan 750 m3 geldt die bestaande inhoud als maximum.
  5. hoogte: niet meer dan 10 m;
  6. goothoogte: niet meer dan 5,5 m;
  7. dakhelling: overwegend 35 – 55 graden, uitgezonderd uit- en aanbouwen;
  8. horizontale diepte: niet meer dan 15 m uit de voorgevel van de woning;
  9. afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 5 m;
  10. de afstand tot de grens van de bestemming ‘wegen’, ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd:
    • langs ‘interlokale wegen’: niet minder dan 15 m;
    • langs overige wegen: niet minder dan 5 m. 
4.2.4 bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning worden alleen binnen het bouwvlak opgericht;
  2. gezamenlijke oppervlakte per woning: niet meer dan 95 m²;
  3. hoogte: niet meer dan 5,5 m;
  4. goothoogte: niet meer dan 3 m;
  5. afstand ten opzichte van de voorgevel van de woning c.q. de voorgevelrooilijn: niet minder dan 2 m daar achter;
  6. afstand tot de bedrijfswoning met uitbouwen en aanbouwen: niet meer dan 25 m;
  7. afstand tot de perceelsgrens: niet minder dan 3 m. 
Voor het bouwen van carports, terreinafscheidingen en antennes gelden de volgende regels:
  1. carport:
    • aantal/situering: niet meer dan 1 per bedrijfswoning, achter de voorgevelrooilijn;
    • oppervlakte: niet meer dan 25 m²;
    • hoogte: niet meer dan 3 m.
  2. hoogte van terreinafscheidingen:
    • voor de voorgevelrooilijn: niet meer dan 1 m;
    • voor het overige: niet meer dan 2 m.
    • hoogte van antennemasten: niet meer dan 15 m.
  3. schotelantenne(s):
    • aantal/situering: niet meer dan 1, achter de voorgevelrooilijn;
    • diameter: niet meer dan 2 m;
    • hoogte: niet meer dan 3 m. 
4.3 Afwijking van de bouwregels
 
4.3.1  Bebouwing ten behoeve van algemeen nut
Het college van burgemeester en wethouders kan door omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een functie ten behoeve algemeen nut - zoals ten dienste van verkeer, waterhuishouding, energievoorziening, telecommunicatie, dagrecreatief medegebruik, de wering van milieuhinder en/of gevaar, de bescherming van diersoorten en/of wild, herdenkings- of religieuze doeleinden - gelden de volgende voorwaarden:
  1. de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  2. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de hoogte van gebouwen mag niet bedragen dan 5 m;
  4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m;
  5. gebruiksfuncties en natuur- en/of landschapswaarden conform de gebieds- of detailbestemming, mogen niet onevenredig worden belemmerd of aangetast.    
4.3.2. Afwijking voor bijzondere situaties bij (bedrijfs)woning:
Het college van burgemeester en wethouders kan door omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2, waarbij de volgende voorwaarden gelden :  
  1. de afwijkende maatvoeringen moeten ter plaatse noodzakelijk zijn voor een doelmatige perceelsinrichting, uitbreiding en/of aansluiting op aanwezige bebouwing en worden slechts toegestaan voor zover dat voor de betreffende bebouwing of onderdeel daarvan noodzakelijk is;
  2. de omgevingsvergunning kan uitsluitend verleend worden voor: bestaande (bedrijfs)woningen indien toepassing van de bouwregels afbreuk doet aan noodzakelijke of gewenste bijzondere functionele eisen, zoals aanpassing voor gehandicapten, of realisering van specifieke aan de woning verbonden bedrijfsruimten, zoals kantoor of ontvangstruimte voor bezoekers e.d.;
  3. de omgevingsvergunning kan daarbij verleend worden voor de volgende onderdelen van de bouwregels:
    • bij woningen als bedoeld onder 4.2.3 voor de diepte van de woning, tot maximaal 20 m;
    • bij woningen als bedoeld onder 4.2.3 voor de inhoud van de woning, tot ten hoogste 900 m3 of, in geval van te behouden cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, tot ten hoogste de totale inhoud daarvan;
    • de bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen als bedoeld onder 4.2.4 voor:
      1. afstand t.o.v. de voorgevel, tot ten hoogste daarmee gelijk;
      2. afstand tot de perceelsgrens, tot ten minste 1 m daaruit;
      3. afstand tot de woning (met aan– en uitbouwen), tot ten hoogste 50 m.
    • de terreinafscheidingen bij (bedrijfs)woningen als bedoeld onder 4.2.5 voor de hoogte voor de voorgevelrooilijn, tot ten hoogste 2 m;
  4. indien het afrasteringen betreft, dienen die zo nodig met opgaand groen ingepast te worden;
  5. indien het muren of andere dichte afscheidingen betreft mogen die aantoonbaar geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.  
4.3.3 Hogere/afwijkende bedrijfsbebouwing
Het college van burgemeester en wethouders kan door omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 voor de bouw van hogere of anderszins qua maatvoering afwijkende bedrijfsbebouwing binnen de bestemming ‘bedrijf’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. de afwijkende maatvoeringen moeten ter plaatse noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering, perceelsinrichting, uitbreiding en/of aansluiting op aanwezige bebouwing (met een reeds op deze punten afwijkende maatvoering) en worden slechts toegestaan voor zover dat voor de betreffende bebouwing of onderdeel daarvan noodzakelijk is;
  2. silo’s of schoorstenen (hoger dan 15 m) zijn uitsluitend toegestaan tot een hoogte van niet meer dan 20 m.
  3. de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  4. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7,5 m;
  5. een kleinere afstand tot de perceelsgrens is toegestaan mits die niet minder gaat bedragen dan 3 m, tenzij het betreft uitbreiding van bestaande bebouwing die al dichter dan 3 m bij de perceelsgrens gelegen is, welke kleinere afstand dan maatgevend is.
  6. een kleinere afstand tot de grens van de bestemming 'wegen' waaraan wordt gebouwd is toegestaan mits:
    • de afstand niet minder bedraagt dan de afstand van bestaande reeds dichter bij die weg gelegen bebouwing op hetzelfde bouwperceel;
    • er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden en er voldoende parkeerruimte op het eigen erf aanwezig blijft;
    • ls het een (bedrijfs)woning betreft voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  7. de hoogte van terreinafscheidingen zowel voor de voorgevelrooilijn als daarachter, mag niet meer gaan bedragen dan 2,5 m, en voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn dienen afrasteringen daarbij zo nodig met opgaand groen ingepast worden, en mogen muren of andere dichte afscheidingen uitluitend gebouwd worden indien die aantoonbaar geen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;
  8. landschappelijke waarden volgens direct omringende gebiedsbestemmingen, met name in cultuurhistorisch en/of visueel-ruimtelijk opzicht, en cultuurhistorische waarden van omringende detailbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  9. een goede landschappelijke inpassing, op basis van aanwezige erfbeplanting en/of een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn;
  10. de stedenbouwkundige structuur van de omringende of direct aangrenzende bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast. 
4.3.4 Herbouw van de bedrijfswoning op een andere locatie binnen het bouwperceel
Het college van burgemeester en wethouders kan door omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 en de (her)bouw van een (bestaande) bedrijfswoning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak of bouwperceel, (overwegend) buiten de de aanduiding 'bedrijfswoning' toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een noodzaak en/of een aanmerkelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering vanuit een oogpunt van landschap, cultuurhistorie, stedenbouwkunde, verkeerskunde, milieuhygiëne en/of veiligheid;
  2. de opstelling van een nadere ruimtelijke onderbouwing met een beeldkwaliteitsplan is vereist;
  3. in het geval van een gekoppeld agrarisch bouwblok mag de woning herbouwd worden op een andere locatie maar uitsluitend binnen hetzelfde bouwblokgedeelte als waar de oorspronkelijke bedrijfswoning zich bevond. 
4.4 Gebruiksregels
 
4.4.1 Bestaand gebruik
Bestaand gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, dat in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijvingen van dit artikel of past binnen de grenzen van de afwijkingsmogelijkheden van dit plan, wordt geacht aan het plan te voldoen en mag als zodanig worden voortgezet.
 
4.4.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld wordt in dit plan in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning voor bewoning, als zelfstandige woning of bedrijfswoning, als afhankelijke woonruimte of voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  2. het gebruik van chalets, stacaravans, trekkershutten, trekkerstenten of kampeermiddelen voor bewoning;
  3. het gebruik van gronden voor kamperen of andere vormen van verblijfsrecreatie, tenzij daarvoor op basis van de bestemming expliciet (mede)bestemd;
  4. het gebruik van bebouwing en gronden voor bedrijfsmatige uitoefening van detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid, industriële bedrijvigheid, escortbedrijven en/of seksinrichtingen, behoudens voor zover dat rechtstreeks verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik, waarbij geldt dat productie- of functiegebonden detailhandel maximaal een oppervlakte heeft van 100 m2;
  5. Een uitzondering op het bepaalde onder 4.4.2.d vormt de uitoefening van een aan huis gebonden/verbonden beroep uitsluitend in een woning of bedrijfswoning, mits:
    • de hoofdfunctie als zodanig aanwezig blijft en de woning of bedrijfswoning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van de woning of bedrijfswoning met bijbehorende bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel en dat tot een maximum van 60 m²;
    • er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep;
    • eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
    • het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand;
4.5 Afwijking van de gebruiksregels
 
4.5.1 Kleinschalig kamperen
Het college van burgemeester en wethouders kan door omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2 en recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalig kamperen, kleinschalige dagrecreatie en/of ondersteunende daghoreca binnen de bestemming ‘bedrijf’ toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden :
  1. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan op gronden die liggen binnen het bestemmingsvlak ‘bedrijf’, voor zover daarbij ook een bedrijfswoning aanwezig is en voor zover het bestemmingsvlak niet is gelegen binnen een ‘Landbouwontwikkelingsgebied’.   
  2. de maximale omvang van het terrein(gedeelte) voor kleinschalig kamperen of kleinschalige dagrecreatie mag niet meer bedragen dan 1 ha en het aantal mobiele toeristische kampeermiddelen mag niet meer gaan bedragen dan 25;
  3. de afstand van het terrein(gedeelte) voor kleinschalig kamperen, kleinschalige dagrecreatie of ondersteunende daghoreca tot een bedrijfswoning of woning van derden mag niet minder bedragen dan 50 m;
  4. er mag geen bebouwing plaatsvinden buiten het bestemmingsvlak/ bouwblok;
  5. minimale afstand tot de grens van de bestemming wegen:
    • langs ‘interlokale wegen’: 15 m;
    • langs overige wegen: 5 m.
  6. minimale afstand tot de perceelsgrens: 5 m;
  7. het terrein dient voldoende landschappelijk te worden ingepast, waartoe ten minste een groenvoorziening, met visuele afschermende functie naar de omgeving, van ten minste 5 m breed aanwezig moet zijn of de aanleg daarvan moet als zodanig verzekerd zijn;
  8. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van aanwezige natuur- of landschapswaarden volgens de omringende gebiedsbestemmingen;
  9. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en in de omgeving aanwezige (agrarische) bedrijven, waarbij wat betreft mogelijke hinder of overlast voor gevoelige functies en/of belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden van de (agrarische) bedrijven, rekening gehouden dient te worden met relevante milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid); 
  10. voor het recreatieve medegebruik en ondersteunende horeca mag niet meer dan 60 m² (mede)gebruikt worden;
  11. de afstand tot een ander terrein waarop kleinschalig kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie is toegestaan mag niet minder bedragen dan 500 m;
  12. het maximum toe te laten mobiele toeristische kampeermiddelen zal mede afgewogen worden op de aanvaardbaarheid vanwege omgevingskwaliteiten in het bijzonder bij cumulatie van meerdere bedrijven of locaties met verblijfsrecreatie (zowel in de vorm van kleinschalig kamperen als anderszins) in elkaars nabijheid; op grond daarvan kan de omgevingsvergunning verleend worden voor een maximum aantal mobiele toeristische kampeermiddelen, dat minder bedraagt dan het onder 2 genoemde maximum. 
4.5.2 Verandering Categorie en/of soort bedrijf
Het college van burgemeester en wethouders kan door omgevingsvergunning afwijken van het beplaalde in artikel 4.4.2 en een andere categorie of een ander soort van bedrijf , dan opgenomen in artikel 4.1 toestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden :
  1. bij verandering van categorie van bedrijf dient er sprake te zijn van een verandering naar een categorie met meer binding aan het buitengebied, waarbij de volgorde, van meer naar minder binding, als volgt is: buitengebied gebonden bedrijf/functie, agrarisch-technisch hulpbedrijf, agrarisch-verwant bedrijf, recreatiebedrijf/-functie, horecabedrijf, ambachtelijk bedrijf, en overig niet-buitengebied gebonden bedrijf/functie;
  2. bij verandering van soort bedrijf dient het bedrijf te blijven passen binnen dezelfde categorie;
  3. de geldende maximale oppervlakte voor bedrijfsbebouwing in m² bebouwd oppervlak mag niet worden vergroot;
  4. de milieuhygiënische uitstraling in ruimtelijk opzicht mag niet vergroot worden in relatie tot nabijgelegen gevoelige functies of waarden;
  5. uit een oogpunt van stankhinder mag geen sprake zijn van onevenredige of verdergaande belemmeringen voor het huidig functioneren en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
  6. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig worden vergroot in relatie tot de aard en ontsluitingsfunctie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is;
  7. er mag geen uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
4.5.3 Statische binnenopslag
Het college van burgemeester en wethouders kan door omgevingsvergunning afwijken van het beplaalde in artikel 4.4.2 voor het medegebruik voor statische binnenopslag bij de bestemming ‘bedrijf’, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. het medegebruik is alleen toegestaan als onderdeel van functionerende niet-agrarische bedrijven en/of functies en bij woningen welke de hoofdfunctie blijven;
  2. het medegebruik is alleen toegestaan in reeds aanwezige bedrijfsgebouwen of voormalig agrarische bedrijfs- c.q. bijbehorende bouwwerken;
  3. het medegebruik mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven niet beperken;
  4. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan en de locatie gelegen is;
  5. de activiteiten mogen niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een uitvoeringsregeling van deze wet, tenzij aannemelijk is gemaakt dat de activiteiten geen onevenredige milieubelasting voor de omgeving opleveren.
  6. er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden;
  7. de in de omgeving aanwezige gebiedswaarden volgens de omliggende gebiedsbestemmingen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  8. de voor statische opslag mede te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte mag niet meer gaan bedragen dan 1.000 m², met dien verstande dat bij een bedrijf de omvang bovendien nooit meer mag gaan bedragen dan 50% van de aanwezige bedrijfsbebouwing.  
4.6 Wijzigingen
 
4.6.1 Wijziging naar ‘Wonen’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Bedrijf' te wijziging naar de bestemming 'Wonen' met aansluitend omringende (agrarische)sbestemmingen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. hergebruik voor wonen mag in principe alleen de voormalige (agrarische) bedrijfswoning of de boerderij waarin zich de voormalige (agrarische) bedrijfswoning bevindt als (burger)woning hergebruikt worden;
  2. omliggende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden;
  3. voldaan dient te worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder;
  4. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven;
  5. de nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat wat betreft externe veiligheid;
  6. voor zover er sprake is van de aanwezigheid van meer voormalige bedrijfsgebouwen c.q. bijbehorende bouwwerken dan de 95 m2 resp. 190 m² die als bijbehorende bouwwerken per woning respectievelijk woonboerderij zijn toegestaan dienen die bijbehorende bouwwerken te worden gesloopt;
  7. indien er (tevens) sprake is van cultuurhistorische waardevolle voormalige bedrijfsbebouwing die behouden wordt en waarbij geen afbreuk gedaan wordt aan de cultuurhistorische kwaliteit mag deze hergebruikt worden voor in principe 1 woning;
  8. als de te behouden en te respecteren cultuurhistorisch waardevolle voormalige bedrijfsbebouwing zich leent voor splitsing en behoud anderszins niet haalbaar is, mag splitsing in max. 2 woningen plaats vinden
  9. op basis van een erfbeplantings- en erfinrichtingsplan plan dient een voldoende landschappelijke inpassing verzekerd te zijn.
.