direct naar inhoud van Artikel 5 Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1
Plan: Schietterrein Gilde Overloon
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0756.BP10OvlStevensbw2b-VG01

Artikel 5 Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. doeleinden ter vaststelling van de archeologische waarden.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
5.2.1 Verbod

Het is verboden om op of in gronden met de bestemming "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1" de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • c. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • d. het ophogen van de bodem;
  • e. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies, wanneer deze werken of werkzaamheden:
  • dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 2500 m² en
  • niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen.
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer deze werken of werkzaamheden:
  • dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 2500 m² en
  • niet behoren tot het normale onderhoud en beheer van landschap, wegen, wateren, kabels en leidingen.
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • i. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • j. het aanleggen van bouwland of het scheuren van grasland;
  • k. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • l. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • m. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarde in de aangeduide gronden kunnen aantasten;

5.2.2 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in 5.2.1 wordt verleend, indien is gebleken dat de in 5.2.1genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

5.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden bestemd als "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1"
  • b. aan de omgevingsvergunning voor de gronden als bedoeld in 5.3 sub a kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken tot maximum 30 centimeter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige wanneer de latere verstoringsdiepte van de werken of werkzaamheden dieper reikt dan 0,5 meter onder het maaiveld en het grondoppervlak meer is dan 2500 m².
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

5.4 Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk
  • a. In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden en/of voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk op of in gronden bestemd als "Waarde - Archeologie" indien de werken of werkzaamheden dieper reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld; en het grondoppervlak van het gebied waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft groter is dan 2500 m²;
  • b. aan de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de gronden als bedoeld in 5.4 sub a, kan de voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
  • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een gekwalificeerd deskundige.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming "Waarde - Archeologisch onderzoeksgebied 1" als bedoeld in 5.1 gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.