direct naar inhoud van 5.1 Milieuaspecten
Plan: Landgoed Strikland - Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0756.BP10BgnStriklandO-VG01

5.1 Milieuaspecten

Bodem

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie. De nieuwe functie wordt (onder andere) Wonen, en daarom moet de bodem geschikt zijn voor de woonfunctie. Daarom is er een verkennend bodemonderzoek verricht op basis van de onderzoeksstrategie "onverdacht". De conclusie is dat de bodem geschikt is voor de functies. Dit rapport is uitgevoerd voor een, beperkt, andere opzet van het gehele project. Echter, gelet op het gegeven dat vanuit een onverdachte onderzoeksstrategie de locaties zijn onderzocht en dit op basis van de rapportage onderschreven wordt is het in het kader van dit bestemmingsplan aannemelijk gemaakt dat het aspect bodem de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg staat. De rapportage van het verkennende bodemonderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. De wet vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Met name paragraaf 5.2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe 5.2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).

Wat het begrip 'in betekende mate' precies inhoudt, staat in een Algemene Maatregel van Besluit (AMvB). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.

Voorliggend plan is een dergelijk klein project als omschreven in de Wet luchtkwaliteit.

Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het weg-, railverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Door de Gemeente Boxmeer is een geluidskaart opgesteld. Uit die kaart volgt dat het plangebied is gelegen in een gebied waar de geluidbelasting van de weg is gelegen onder de voorkeurswaarde. Geluid is voor het overige (rail en inrichtingen) óók geen aspect wat belemmerend werkt voor de uitvoer van dit bestemmingsplan. Onderstaand een fragment van de geluidkaart (in de blauwe zone is de belasting boven de 48 dB gelegen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0756.BP10BgnStriklandO-VG01_0034.jpg"  
 

Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie: past de nieuwe functie in de omgeving? Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van een zonering in het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de aan te houden afstanden vanuit de Wet milieubeheer wordt dit geregeld. De vragen daarbij zijn:

  • 1. Is er niet (te veel) overlast voor de omgeving vanuit de nieuwe functie en is er niet (te veel) overlast van de omgeving op de nieuwe functie?
  • 2. Kan de nieuwe functie wel goed functioneren in die omgeving en kan de omgeving nog wel goed functioneren met deze nieuwe functie?

Nabij het plangebied zijn geen bedrijven gelegen welke mogelijk te hinderlijk zijn voor deze woningen noch zijn er bedrijven die door komst van deze woningen in hun bedrijfsvoering worden gehinderd. Op het vlak van milieuzonering is dit bestemmingsplan dan ook uitvoerbaar.

Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.

In de omgeving van het projectgebied vinden geen activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen plaats. In het kader van de externe veiligheid zijn derhalve geen belemmeringen aanwezig (zie ook Risicoatlas transport gevaarlijke stoffen voor weg, water en spoor van de Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer).

Onderstaande afbeelding komt van de website risicokaart.nl en laat geen relevante inrichtingen zien die een effect hebben op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0756.BP10BgnStriklandO-VG01_0035.jpg"  
afbeelding risicokaart.nl