direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Zuid, 1e herziening, Buisleidingenstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0748.BP072a-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Doel en opzet bestemmingsplan

1.1 Aanleiding en doel

Op 16 juli 2015 is het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid' vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen op Zoom (met identificatienummer NL.IMRO.0748.BP0072-0701).

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid' is een dubbelbestemming ‘Leiding – Leidingstrook' opgenomen in artikel 14. In de planregels van deze dubbelbestemming zijn enkel leidingen ten behoeve van het transport van waterstof en ten behoeve van het transport van koolmonoxide toegestaan. Leidingen ten behoeve van bijvoorbeeld elektriciteitstransport zijn daarmee niet toegelaten binnen deze dubbelbestemming.

De planregels van deze dubbelbestemming zijn daardoor onnodig meer beperkend dan de vergelijkbare dubbelbestemming 'Leiding - Buisleidingenstraat' (artikel 18) die is opgenomen in het naastgelegen bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020'. Dit betreft een omissie in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid' die al na vaststelling van het bestemmingsplan is geconstateerd, maar die vervolgens nooit is gecorrigeerd.

De omissie is opnieuw aan het licht gekomen in het kader van het project Zuid West 380 kV. Met het project Zuid West 380 kV wordt de elektrische infrastructuur nabij Borssele uitgebreid door realisatie van een nieuw 380kV-station en de reeds ingezette verzwaring van de infrastructuur tussen Borssele en Rilland. Voor de verbinding tussen Rilland en Tilburg is het inpassingsplan 'Zuid-West 380 kV Oost' opgesteld. Het inpassingsplan voorziet in de realisatie van de nieuwe verbinding tussen Rilland en Tilburg, alsmede in de aansluiting op het hoogspanningsstation in Rilland, de aanpassingen aan verschillende 150 kV-stations en 150 kV-verbindingen en de aansluiting op het nieuwe hoogspanningsstation in Tilburg. Deze 380 en 150 kV-tracés lopen onder andere door de gemeente Bergen op Zoom.

Tegen het rijksinpassingplan (RIP) 'Zuid-West 380 kV Oost' is een beroepsprocedure gestart. Kern van deze beroepsprocedure is het feit dat de verbinding strijdig is met het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid' van de gemeente Bergen op Zoom, specifiek met artikel 14. Artikel 14 dient te worden herzien, om de realisatie van de hoogspanningsverbindingen mogelijk te maken en om de planregels van de dubbelbestemming gelijk te trekken met de planregels uit bestemmingsplan 'Buitengebied Oost 2020'.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt in deze correctie voorzien.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De begrenzing van het plangebied is gelijk aan het ruimtebeslag van de dubbelbestemming ‘Leiding – Leidingstrook' uit het bestemmingsplan 'BP Buitengebied Zuid'. Dit betreft de leidingenstrook tussen Vossenweg 4 en ten noorden van de Heimolen 17 ten zuiden van Bergen op Zoom.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP072a-0301_0001.png"

Plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

Plan, vaststellingsdatum   Identificatienummer  
BP Buitengebied Zuid, vastgesteld 16 juli 2015   NL.IMRO.0748.BP0072-0701  
Parapluplan Parkeren en Standplaatsen, vastgesteld 11 oktober 2011   NL.IMRO.0748.BP0236-0301  

1.4 Opzet

De voorliggende toelichting is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 wordt kort het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 3 gaat in op de effecten van de voorgenomen herziening op de onderdelen cultuurhistorie en archeologie, verkeer, ecologie en water. Hoofdstuk 4 gaat in op de effecten in het kader van bedrijven en milieuzonering, geluid, geur, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 wordt zowel de economische uitvoerbaarheid als het aspect handhaving beschreven en in hoofdstuk 7 wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. De resultaten van de vooroverlegprocedure zijn in dit hoofdstuk vermeld.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
  • 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.

In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0748.BP072a-0301_0002.png"

Afweging met NOVI

De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:

  • We werken als één overheid, samen met de samenleving.
  • We stellen de opgave(n) centraal.
  • We werken gebiedsgericht.
  • We werken permanent en adaptief aan de opgaven.

Principes voor de aanleg van elektriciteitsinfrastructuur op land

In de NOVI zijn principes voor de aanleg van elektriciteitsinfrastructuur op land opgenomen. Deze principes zijn in het Programma Energiehoofdstructuur geactualiseerd en op onderdelen aangevuld (zie paragraaf 2.2).

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk dat in de NOVI wordt beschreven. Het Rijk maakt een robuust, betrouwbaar en veilig hoofdenergiesysteem mogelijk om de energietransitie te bewerkstelligen. Met de aanleg van de verbinding wordt zo veel als mogelijk rekening gehouden met de principes voor de aanleg van elektriciteitsinfrastructuur op land (zie paragraaf 2.2).

2.2 Programma Energiehoofdstructuur (ontwerp)

In Nederland wordt hard gewerkt aan een gezamenlijke missie, een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Een klimaatneutrale energievoorziening vraagt meer ruimte dan een fossiel energiesysteem. De ruimte is niet altijd beschikbaar om deze energie-infrastructuur een plek te geven. Om de energietransitie te kunnen versnellen, moet er beter worden geanticipeerd op de ruimte die in de toekomst nodig is.

Dit wordt gedaan via het Programma Energiehoofdstructuur (PEH). Dit instrument biedt inzicht in de nieuwe nationale energie-infrastructuur die in de toekomst nodig is, zoals hoogspanningskabels, buisleidingen, elektrolysers, regelbare centrales en plekken voor de opslag van energie. Met het PEH kunnen eerder afspraken over ruimte gemaakt worden met gemeenten, provincies, havenbedrijven en netbeheerders. Soms gaat dat om ruimte te vinden voor nieuwe locaties die erbij komen, zoals nieuwe hoogspanningskabels of elektrolysers. Maar het kan ook gaan om het behoud van locaties die nu in gebruik zijn voor een fossiel energiesysteem en ingezet kunnen worden voor duurzame energie. Bijvoorbeeld de plekken van kolencentrales die kunnen worden ingezet voor duurzame energiecentrales. Of bestaande buisleidingen voor aardgas die in de toekomst voor het vervoer van waterstof gebruikt kunnen worden. Het PEH bevat beleid om daar op een zorgvuldige manier mee om te gaan. Met respect voor de natuur, cultureel erfgoed, en leefbaarheid. Daarmee draagt het PEH bij aan de missie van een klimaatneutraal energiesysteem in 2050.

Principes voor de aanleg van elektriciteitsinfrastructuur op land

In de NOVI zijn principes voor de aanleg van elektriciteitsinfrastructuur op land opgenomen. Deze principes zijn in het PEH geactualiseerd en op onderdelen aangevuld:

  • Nieuwe hoogspanningsverbindingen op land in het landelijke transportnetwerk met een spanning van 220 kV en hoger worden in beginsel bovengronds en als wisselstroomverbindingen aangelegd. Verzwaring van bestaande verbindingen heeft de voorkeur boven realisering van een nieuw tracé.
  • Op basis van een integrale afweging op projectniveau kan – voor zover dit uit oogpunt van leveringszekerheid verantwoord is – in bijzondere gevallen, met name voor kortere gedeelten van nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning van 220 kV en hoger, ondergrondse aanleg worden overwogen.
  • Nieuwe hoogspanningsverbindingen in het landelijk transportnet met een spanning van 110/150 kV worden in beginsel ondergronds aangelegd.
  • Bij vervanging, opwaardering of aanpassing van bestaande bovengrondse hoogspanningsverbindingen in het landelijk transportnet met een spanning van 110/150 kV geldt het principe bovengronds, tenzij.
  • Nieuwe hoogspanningsverbindingen van 220 kV en hoger die geen onderdeel uitmaken van de landelijke ring of de aansluiting met de omringende landen (interconnectie) worden waar mogelijk en zinvol met bestaande hoogspanningsverbindingen op één mast gecombineerd, of gebundeld met bestaande hoogspanningsverbindingen of bovenregionale infrastructuur.
  • Om de impact op landschap zoveel mogelijk te beperken, geldt aanvullend dat rechtstand in een tracé van nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbindingen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt toegepast.

De beoogde 380 kV-verbinding loopt vanaf het knooppunt Markiezaat tot het buurtschap Zoomvliet ondergronds. Hierbij wordt afgeweken van het principe dat nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning van 220 kV en hoger bovengronds worden aangelegd. Reden voor die afwijking is dat op deze manier het natuurgebied Brabantse Wal kan worden ontzien. Dit is vanuit het oogpunt van leveringszekerheid als verantwoord beoordeeld.

De beoogde 380 kV-verbinding combineert op het traject Rilland tot Roosendaal zo veel als mogelijk en zinvol met de bestaande 150 kV-verbinding Roosendaal-Roosendaal/Borchwerf II-Woensdrecht en het tracé van de bestaande te verwijderen 150 kV-verbinding. Daarmee wordt invulling gegeven aan het principe dat nieuwe hoogspanningsverbindingen van 220 kV en hoger zo veel als mogelijk worden gebundeld met bestaande hoogspanningsverbindingen.

Inrichtingsprincipes voor buisleidingenstroken en aanleg van buisleidingen

Naast specifieke principes voor de elektriciteitsinfrastructuur zijn er ook inrichtingsprincipes voor buisleidingenstroken en aanleg van buisleidingen opgenomen. Een van die principes is dat de reserveringsgebieden voor buisleidingen in principe niet zijn bedoeld voor elektriciteitskabels. De voornaamste reden is dat de aanwezigheid van een elektriciteitskabel (ook bovengronds) van invloed kan zijn op de bescherming van de buisleiding. Elektriciteitskabels hebben namelijk een elektromagnetisch veld dat een impact heeft op stalen buisleidingen en soms ook op de stof die daar in wordt vervoerd. Er zijn daarbij overigens verschillen tussen effecten van kabels met wisselstroom (AC) en kabels met gelijkstroom (DC). Ook zijn er technische maatregelen mogelijk waarmee de impact beperkt kan worden.

Het kan wenselijk zijn om bij uitzondering het aanleggen van elektriciteitskabels van nationaal belang in de buisleidingenstroken mogelijk te maken. In het bijzonder geldt dit voor gelijkstroomverbindingen
(DC) die over langere afstanden ondergronds kunnen worden gebracht. Dit vanuit de optiek van efficiënt ruimtegebruik, en om bovengronds ruimtebeslag te beperken. In individuele projectprocedures moet de haalbaarheid en veiligheid van een combinatie van ondergrondse hoogspanningsverbindingen met buisleidingen aangetoond worden.

De beoogde 380 KV-verbinding wordt op het grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom binnen de buisleidingenstraat gelegd, vanuit de optiek van efficiënt ruimtegebruik. In het kader van de ligging van de ondergrondse hoogspanningsverbinding op een nabije afstand van de buisleidingenstraat is ten behoeve van het inpassingsplann Zuid West 380kV Oost een beïnvloedingsonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de ondergrondse hoogspanningsverbinding geen significante beperkingen oplevert ten aanzien van het gebruik van de bestaande buisleidingenstraat. Het beïnvloedingsonderzoek is bijgevoegd in Bijlage 1.

2.3 Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat

In het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie & Klimaat (MIEK) werkt de overheid samen met industrie, energieproducenten en netbeheerders om projecten voor de infrastructuur van energie en grondstoffen te versnellen. Dit zijn projecten die belangrijk zijn voor de verduurzaming van de industrie, gebouwde omgeving, landbouw en mobiliteit en voor de realisatie van windenergie op zee. Het doel is om met meer regie over de hele keten, de infrastructuur van opwek tot afname, en door het wegnemen van knelpunten in de besluitvorming van projecten de aanleg van energie- en grondstoffeninfrastructuur te versnellen en systeemintegratie te bereiken.

De vraag naar elektriciteit in Nederland neemt de komende jaren nog toe. Door de liberalisering van de energiemarkt vindt het energietransport bovendien plaats over langere afstanden, waardoor de vraag naar transportcapaciteit is toegenomen. Het huidige net in de regio Zuid-West zit aan haar maximum transportcapaciteit. Hierdoor voldoet TenneT niet aan de eisen die gesteld zijn in de Elektriciteitswet 1998. Dit geeft risico’s bij het transport van elektriciteit op momenten van onderhoud. Zonder de nieuwe Zuid-West 380 kV-hoogspanningsverbinding kunnen problemen met de elektriciteitsvoorziening in Nederland ontstaan. Daarom is het 380 kV Zuid-West Oost project opgenomen in het MIEK.

Door de aanpassing van de bestemmingsplanregeling wordt tevens de mogelijkheid geboden om invulling te geven aan het MIEK.

Hoofdstuk 3 Onderbouwing op onderdelen

Voorliggend bestemmingsplan kan gelet op de beperkte aanpassing, worden aangemerkt als een conserverend bestemmingsplan. Middels dit bestemmingsplan wordt een omissie uit het vigerende bestemmingsplan 'BP Buitengebied Zuid' hersteld, waarbij naast leidingen voor het transport van waterstof en koolmonoxide, nu ook ondergrondse elektriciteitsleidingen worden toegelaten. Gelet op de aard en omvang van de aanpassing heeft deze herziening geen impact op de aspecten cultuurhistorie en archeologie, verkeer, ecologie en water.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Voorliggend bestemmingsplan kan gelet op de beperkte aanpassing, worden aangemerkt als een conserverend bestemmingsplan. Middels dit bestemmingsplan wordt een omissie uit het vigerende bestemmingsplan 'BP Buitengebied Zuid' hersteld waarbij naast leidingen voor het transport van waterstof en koolmonoxide, nu ook ondergrondse elektriciteitsleidingen worden toegelaten. Gelet op de aard en omvang van de aanpassing heeft deze herziening geen impact op de aspecten Bedrijven en Milieuzonering, Geluid, Geur, Luchtkwaliteit, Externe veiligheid en Bodem.

Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de verbeelding en de regels). Het onderhavige bestemmingsplan omvat slechts één bestemmingsartikel, namelijk 'Leiding - Buisleidingenstraat'. Verder gelden voor dit bestemmingsplan de artikelen van de onderliggende bestemmingsplannen.

5.2 Verbeelding

Welke bestemming gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Op de verbeelding is alleen de dubbelbestemming 'Leiding - Buisleidingenstraat' aangegeven.

5.3 Regels

De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2012. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels; met daarin een aantal begripsbepalingen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken en de wijze van meten;

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels; met daarin per bestemming onder meer bestemmingsomschrijving, bouwregels en afwijkingsregels;

Hoofdstuk 3: Algemene regels; met daarin opgenomen algemene regels zoals de anti-dubbeltelregel en de van toepassingverklaring regel;

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels; met daarin het overgangsrecht en de slotregel.

5.3.1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald.

5.3.2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk is de dubbelbestemming 'Leiding - Buisleidingenstraat' opgenomen. Deze dubbelbestemming is bedoeld voor ondergrondse kabels en leidingen. In de begripsbepalingen is de buisleidingenstraat als volgt gedefinieerd: "een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen zoals kunstwerken".

5.3.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Algemene aanduidingsregels

Hierin is de regeling uit het rijksinpassingsplan 'Zuid-West 380 kV Oost overgenomen dat de bestaande bovengrondse 150kV verbinding binnen het plangebied op een nader omschreven moment komt te vervallen.

Overgangsrecht

De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.

Slotregel

Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6:12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien:

  • 1. het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
  • 2. het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is;
  • 3. het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is.

In het onderhavige bestemmingsplan is echter geen sprake van een bouwplan.

Gelet hierop, is kostenverhaal niet aan de orde dan wel is kostenverhaal anderszins verzekerd.

Er bestaat geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan. Het bestemmingsplan brengt geen extra financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.

6.2 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.

Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.

Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.

Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid om omgevingsvergunningen ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk, voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.

Hoofdstuk 7 Resultaten overleg

7.1 Inleiding

Het bestemingsplan Buitengebied Zuid, 1e herziening, Buisleidingenstraat heeft tot doel een omissie in de regeling voor de leidingstrook op te heffen door de regels van deze bestemming aan te passen. Ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is het plan toegezonden aan de diverse vooroverleginstanties.

7.2 Resultaten vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp- bestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. De ontvangen reacties hebben geleid tot enkele aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.

7.3 Zienswijzenprocedure

De procedure voorziet in de mogelijkheid voor een ieder om tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Daartoe zal het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken op het stadskantoor ter inzage worden gelegd. De terinzagelegging zal op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt. Bewoners binnen het plangebied en direct omwonenden worden per brief op de hoogte gesteld van het ontwerpplan.

Het ontwerpbestemmingsplan is vanaf 14 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is het voor een ieder mogelijk schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen in te dienen.

7.4 Vervolgprocedure

Na beoordeling van eventueel ingediende zienswijzen zal door het college van burgemeester en wethouders bekeken worden of het plan bijgesteld moet worden. Vervolgens wordt het plan al dan niet gewijzigd ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na de vaststelling van het plan wordt het (gewijzigde) bestemmingsplan gedurende 6 weken ter visie gelegd. Binnen deze termijn kan een beroep en/of een verzoek om voorlopige voorziening bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingediend.