layout blokjes
  1. Plan: Buitenplaats Bergen op Zoom
  2. Plantype: bestemmingsplan
  3. Status: vastgesteld
  4. IMRO-idn: NL.IMRO.0748.BP0192-0801
Gemeente Bergen op Zoom

regels

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitenplaats Bergen op Zoom' van de Gemeente Bergen op Zoom;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0748.BP0192-0801

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, een afzonderlijke ruimte zijnde, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.7 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.10 bebouwingspercentage

De oppervlakte van de gebouwen op een perceel met uitzondering van de vergunningvrije bouwwerken uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat perceel;

1.11 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer dan wel exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.12 bedrijfs - of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbare objecten

een object zoals bedoeld in artikel 1 van het Bevb;

1.14 bestaande bebouwing

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat een functionele eenheid vormt met en dienstbaar is aan een woning of een ander hoofdgebouw, en dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte;

1.27 centrale voorzieningen

voorzieningen, met uitzondering van een zwembad, ten behoeve van het verblijfsrecreatieterrein als: een kampwinkel, voorzieningen voor sport, spel en ontspanning, dienstverlening, ondergeschikte horeca (kantine, restaurant, e.d.), terrassen, verlichting, sanitair, opslag, milieustraat, nutsvoorzieningen en een ontvangstkantoor;

1.28 chalet

een gebouw, geen stacaravan of recreatiewoning zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.29 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.30 dagrecreatieve voorziening

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;

1.31 dienstruimtes

niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals kantine, opslagruimte bij een bedrijf of ondergeschikt kantoor;

1.32 eerste bouwlaag

de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2.10 m aanwezig c.q. mogelijk is, een onderhuis is hierin niet begrepen;

1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.34 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vorm;

1.35 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100, of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een object waarin een ongewoon ongeval zich voordoet waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

1.36 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.37 hoofdverblijf

plaats waar een huishouden, of daarmee gelijk te stellen groep van personen, gedurende het hele jaar of het grootste gedeelte van het jaar feitelijk gehuisvest is, daarvan is in ieder geval sprake als de plaats het centrum is van het sociaal en maatschappelijk leven van de bewoners;

1.38 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccomodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;

1.39 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wabo (Wet algemene bepaling omgevingsrecht) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 kampeerplaats

standplaats voor 1 of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.41 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblij;

1.42 kap

een dakafdekking van een bebouw waarbij bij een horizontale projectie, ten minste 30% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken; hieronder wordt ook begrepen een kap waarvan de kap/nokrichting evenwijdig loopt met de voorgevel;

1.43 kwetsbare objecten

een object zoals bedoeld in artikel 1 van het Bevb;

1.44 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.45 milieustraat

bouwwerken / voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;

1.46 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.47 normale onderhouds- en/of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.48 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;

1.49 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.50 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;

1.51 ondergeschikte horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;

1.52 opslag

opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;

1.53 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.54 permanente bewoning

Het gebruik van een ruimte, daaronder begrepen kampeermiddelen, chalets, stacaravans en recreatiewoningen als hoofdverblijf. Onder hoofdverblijf wordt in ieder geval verstaan het gebruik als woonadres als bedoeld in de Basisregistratie Personen (BRP) en/of de plaats die het centrum vortm van het sociaal en maatschappelijk leven van de bewoners en/of de plaats waar een persoon gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar feitelijk gehuisvest is;

1.55 prostitutie

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.56 recreatief verblijf

verblijf voor recreatie door een persoon of personen of groepen van personen, die hun vaste woon- en verblijf plaats elders hebben;

1.57 recreatiewoning

een gebouw dat dient als recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.58 sanitaire voorziening

een (gedeelte van een) gebouw dat bedoeld is om de verblijfsrecreatieve functie van het omliggende gebied te ondersteunen door het ter plaatse aan recreanten aanbieden van mogelijkheden tot was- en kleedgelegenheid, toiletgebruik e.d.;

1.59 sociale veiligheid

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;

1.60 speelvoorzieningen

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals: huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten, ballenvangers;

1.61 stacaravan

een gebouw voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan;

1.62 standplaats

een plaats waar een kampeermiddel kan staan gedurende maximaal 180 aaneengesloten dagen;

1.63 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving;

1.64 trekkershut

een gebouw van beperkte omvang, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen betreffende, dat dient als kortstondig recreatief verblijf voor passanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.65 uitbouw

een uitbreiding van het hoofdgebouw, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.66 verblijfsrecreatie

verblijf buiten de eerste woning - voor recreatieve doeleinden - waarbij ten minste één overnachting wordt gemaakt;

1.67 verblijfsrecreatieve eenheid

elk recreatief woonverblijf - woning, chalet, stacaravan, kampeermiddel of trekkershut - waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.68 verblijfsrecreatiewoning

een gebouw, geen stacaravan of chalet zijnde, met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.69 woning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig persoon of een samenwonende groep, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemene regels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. lengte, breedte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);

 

  1. de oppervlakte van een gebouw:tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren);

 

  1. bouwhoogte van een bouwwerk:vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. goothoogte van een bouwwerk:vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. inhoud van een bouwwerk:tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

  1. afstand tot zijdelingse perceelsgrens:tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;

 

  1. oppervlakte van een bouwwerk:tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

  1. bedrijfsvloeroppervlakte:binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

 

  1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. hoogte van een windturbine:vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.2 Specifieke regels

De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast:

  1. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, dan wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt;

  2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnecollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Natuur

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bomen- en/of groenbeplanting ten behoeve van de groene omzoming van het verblijfsrecreatieterrein;

  2. behoud, herstel en ontwikkeling van regionale natuur- en landschapswaarden;

  3. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;

  4. het als zodanig in stand houden van de niet-beboste gedeelten;

  5. water en waterhuishoudkundige doeleinden voor het eigen perceel;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;

Bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, paden, water, groen en de daarbij behorende bouwwerken.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op de in de bestemming ‘Natuur’ bedoelde gronden is geen bebouwing toegestaan.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen:

  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;

  2. voor lawaaisporten;

  3. voor verblijfsrecreatie.

 

Artikel 4 Recreatie

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatief verblijf van personen – die elders hun hoofdverblijf hebben – in kampeermiddelen op kampeerplaatsen, staanplaatsen voor campers, chalets, trekkershutten en recreatiewoningen ten behoeve van bedrijfsmatige exploitatie, met uitzondering van een hotelaccommodatie;

  2. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken ter plaatse van het bouwvlak;

  3. een brug met een maximum breedte van 10 meter ter plaatse van de aanduiding 'brug';

  4. een T-vormige lindelaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - intern groen raamwerk’;

  5. centrale voorzieningen ten dienste van de verblijfsrecreatie op begane grond met daaraan ondergeschikt:

  1. bijbehorende bouwwerken;

  2. een milieustraat;

  3. nutsvoorzieningen;

  4. tuinen, erven en terreinen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. groenvoorzieningen;

  7. parkeervoorzieningen;

  8. speel-, spel- en opslagvoorzieningen;

  9. sanitaire voorzieningen;

  10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  11. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

  12. in- en uitgangen;

  13. veiligheidsvoorzieningen;

  14. onderhouds- en/of exploitatiewerkzaamheden;

  15. en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waarbij een zwembad niet is toegestaan;

  16. ondergeschikte horeca, behorend tot maximaal categorie 1 zoals is opgenomen in de bij dit bestemmingsplan gevoegde Staat van Horeca-activiteiten.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Regels met betrekking tot verblijfsrecreatieve gebouwen

Voor het bouwen van de verblijfsrecreatieve gebouwen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken gelden de regels van het navolgende bebouwingsschema:

Bebouwing

Maximaal bebouwd oppervlakte

Maximale goothoogte

Maximale bouwhoogte

Bijbehorende bouwwerken

Maximaal aantal eenheden

Recreatiewoningen

(groot)

200 m²

4m

7 m

maximaal oppervlakte: 12 m²

- maximale hoogte: 3,5 m

15

Recreatiewoningen

(normaal)

100 m²

4 m

7 m

- maximaal oppervlakte: 12 m²

- maximale hoogte: 3,5 m

90

Chalets

80 m²

3 m

5 m

- maximaal oppervlakte: 10 m²

- maximale hoogte: 3,5 m

95

Overige bouwwerken voor verblijfsrecreatie, zoals, trekkershutten, stacaravans, boomhutten,tipi’s, e.d.

50 m²

3m*

4 m*

- maximaal oppervlakte: 10 m²

- maximale hoogte: 3 m

40

nutsvoorziening

20 m²

4,5 m

6 m

 

1

* voor zover van toepassing.

Met dien verstande dat:

  1. verblijfsrecreatieve gebouwen en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, geen hotelaccomodatie zijnde, enkel binnen het bouwvlak van de bestemming ‘Recreatie’ mogen worden gebouwd c.q. gerealiseerd;

  2. het totaal van de recreatiewoningen en chalets niet meer zal bedragen dan 200 eenheden;

  3. de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen en chalets minimaal 5 meter bedraagt, tenzij recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;

  4. het bebouwingspercentage de 30% niet zal overschrijden;

  5. de dakhelling maximaal 75 graden bedraagt.

 

4.2.2 Regels voor de bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in 4.1 onder genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  1. het hoofdgebouw mag en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak van de bestemming ‘Recreatie’ worden opgericht;

  2. de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 700 m³;

  3. de maximale goothoogte bedraagt 6 meter;

  4. de maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter;

  5. de maximale dakhelling bedraagt 75 graden;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m²;

  7. de goothoogte en bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 30 cm;

  8. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;

  9. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter;

  10. de afstand van het hoofdgebouw c.q. de bedrijfswoning tot het hart van de Zoomweg dient minimaal 35 meter te bedragen.

 

4.2.3 Regels voor de centrale voorzieningen

Voor de in 4.1 onder e genoemde centrale voorzieningen gelden de volgende regels:

  1. het hoofdgebouw mag en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak van de bestemming ‘Recreatie’ worden opgericht;

  2. de oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2.000 m²;

  3. de oppervlakte van de op de begane grond van het hoofdgebouw gevestigde ondergeschikte horecafunctie mag niet meer bedragen dan 500 m²;

  4. de maximale goothoogte bedraagt 4 meter;

  5. de maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter;

  6. de maximale dakhelling bedraagt 75 graden.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 meter;

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor:

  1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  2. de milieusituatie;

  3. de externe veiligheid;

  4. de brandveiligheid;

  5. het straat- en bebouwingsbeeld;

  6. de inrichting, de aanleg en profilering van nooduitgang en toegangswegen.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de bouwwerken en de grond voor:

  1. gebruik van de centrale voorzieningen anders dan voor doeleinden genoemd in artikel 4.1; sub e, waaronder het gebruik ten behoeve van recreatief verblijf;

  2. middelzware horeca en zware horeca, behorend tot milieucategorie 2 en 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;

  3. een amusementenhal;

  4. prostitutiedoeleinden en erotisch getinte vermaakfunctie;

  5. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks niet noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  6. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks niet noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  7. wonen in bijbehorende bouwwerken;

  8. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;

  9. detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;

  10. hotelaccommodatie;

  11. het bewonen van bebouwing door arbeidsmigranten;

  12. permanente bewoning, met uitzondering van de bedrijfwoning;

  13. een groter aantal overnachtingen binnen de bestemming per kalenderjaar dan 153.300;

 

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaats van de bestemming 'Recreatie' mogen de gronden uitsluitend worden bebouwd en gebruikt overeenkomstig deze regels, indien uiterlijk drie jaar na het onherroepelijk worden van dit plan uitvoering is gegeven aan het bij deze regels behorende landschapsplan ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap van het bestemmingsplan, overeenkomstig het landschapsplan 'Buitenplaats Bergen op Zooom, Toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap' van 11 maart 2014, zoals opgenomen in de bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegde bijlage 10 en dit landschapsplan ook voldoende onderhouden en in stand gehouden wordt.

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.

 

5.2.1 Bouwverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de voor 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden uit te voeren dieper dan 0,5 meter en over een oppervlakte groter dan 50m².

  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;

  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;

  3. het aanleggen of verharden van wegen, (rijwiel)paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee

  5. verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voor zover geen bouwwerken zijnde);

  6. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.

 

5.2.2 Uitzondering

Het in lid 5.2.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarden van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 meter en een oppervlakte kleiner dan 50 m² betreffen;

 

5.2.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.2.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarden van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.

 

5.2.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.2.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

5.2.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de in lid 5.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat , hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer)aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.

Alvorens te beslissen omtrent een wijziging wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Bescherming van het plan

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.

 

7.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

7.2.1 Maximale maten

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

7.2.2 Minimale maten

In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

7.2.3 (Her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.2.1 en 7.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

7.2.4 Overschrijding van de bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en dakoverstekken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;

  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;

  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm bedraagt;

  4. antennes, kunstwerken, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 8 m.;

  5. lichtmasten en reclamepalen tot een bouwhoogte van 5 meter.

 

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

 

8.1 overig - IHCS

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ihcs' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan:

  1. 80 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - ihcs - 6';

  2. 85 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - ihcs - 7';

  3. 90 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - ihcs - 8';

  4. 95 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - ihcs - 9';

  5. 100 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - ihcs - 10';

in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.

 

8.2 vrijwaringszone - radar

 

8.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' (met nummer) geldt teneinde de verstoring van het

radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere hoogte dan 70 meter boven NAP ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar 5.

 

8.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 mits:

  1. de grote hoogte in overeenstemming is binnen de overige bouwregels die gelden voor de betreffende bestemming;

  2. de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed;

  3. voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het radarverstoringsgebied.

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. de bouw van:

  1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;

  2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een maximale bouwhoogte van 10 meter;

met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning in de belangenafweging eveneens dient te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer);

  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat de grenzen ten hoogste 2 meter mogen worden verschoven;

  2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning geldt, dat:

  1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet;

  2. slechts mag worden afgeweken op primaire bouwnormen (normen welke 'bij recht' zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan;

  1. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden:

  1. met een bouwhoogte van maximaal 40 meter;

met een hoogte van ten hoogste 10 meter meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst;

met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse en bij het verlenen van de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen kunnen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten;

  1. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen, met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutgebouwtjes met een inhoud van een inhoud van 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 meter welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 9 onder a niet kunnen worden gebouwd;

  2. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;

  3. het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding ; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogte, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens omgevingsvergunning;

  4. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning voor het gebruik en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

 

11.1 Parkeren

  1. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet volgens de Nota Parkeernormering Bergen op Zoom, zoals deze is opgenomen in de bijlagen van de regels, ten behoeve van parkeren of stallen van personenauto's voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwde blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat:

  1. het bepaalde in lid a van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging;

  2. een ruimte voor het parkeren van een personenauto afmetingen moet hebben die zijn afgesteld op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan, indien:

  1. de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;

  2. de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt.

 

11.2 Laad- en losmogelijkheden

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet voor het laden en lossen van goederen voldoende ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw en/of op of onder het (onbebouwd blijvende deel van het) terrein, met dien verstande dat dit van toepassing is vanaf het moment dat er sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding en/of functiewijziging.

 

11.3 Afwijken parkeren

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 indien:

  1. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. op een andere wijze in de benodigde parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;

  3. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

 

11.4 Afwijken laad- en losmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.2 indien:

  1. het voldoen aan voldoende ruimte voor laad- en losmogelijkheden door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

  2. op een andere wijze in de laad- en losmogelijkheden wordt voorzien.

 

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan te wijzigen door de bijlagen waarna verwezen wordt in artikel 11.1 aan te passen c.q. te vervangen, indien nadere besluitvorming ten aan zien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen hiertoe aanleiding geeft.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitenplaats Bergen op Zoom' van de Gemeente Bergen op Zoom.