Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Noardburgum - Woudweg 19
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0737.14BPXVI-OW01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1 plan
het bestemmingsplan 'Noardburgum - Woudweg 19' te Noardburgum met identificatienummer NL.IMRO.0737.014BPXVI-VO01 van de gemeente Tytsjerksteradiel.

2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.14BPXVI-VO01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
5 archeologische waarden
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

7 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

8 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

9 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;
 
10 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

11 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
    • het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
    • het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval een van de bewoners van de woning;
    • het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreed;
12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
13 bestaand
  1. bij bouwwerken
    bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
  2. bij overig gebruik
    het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak

15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met dak;

17 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergro­ten;

18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;

19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

21 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;

22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
    
24 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
 
27 dienstverlenend bedrijf en of dienstverlenend instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringsbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
 
28 dobbe
zie: drinkpoel;
 
29 drinkpoel
een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;
 
30 dykswâl (houtwal)
een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.
Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;
 
31 ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;
 
32 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
 
33 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
35 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

36 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

37 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vast­gesteld;
 
38 geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
 
39 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
 
40 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

41 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

42 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voor­keurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
 
43. hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
44 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

45 houtsingel
langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
   
46 houtwal
zie dykswâl;
 
47 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

48 kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
 
49 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
 
50 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
51 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
 
52 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
 
53 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
 
54 milieuafstand
de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;
 
55 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
 
56 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
 
57 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
 
58 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
59 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
 
60 parkeergelegenheid
het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;
 
61 peil
  1. indien op of in het land wordt gebouwd:
    1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, de hoogte 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
    2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdieping buiten beschouwing gelaten;
  2. indien op of in het water wordt gebouwd:
    1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzagelegging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
62 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
63 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
 
64 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
65 risicovolle functie
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
 
66 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grens­waarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

67 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
68 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken;
  
69 stacaravan
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
 
70 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
 
71 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
 
72 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

73 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
 
74 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
 
75 voorbouwgrens
zie voorgevelrooilijn;
 
76 voorgevelrooilijn
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
 
77 voorkeursgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

78 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
 
79 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
 
80 windturbine
een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
 
81 winkel
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
 
82 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
 
83 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
 
84 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
 
85 woudenlandschap
het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
  1. kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
  2. de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
  3. opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
    plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
  4. veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
  5. met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
  6. verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.
Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig.
 
86 Zonnepaneel 
een paneel met fotovoltaïsche cellen die de straling van de zon omzetten in elektriciteit.

 
 

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Methodiek
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
  1. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoor­stenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, en dergelijke worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
  6. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
    tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
  7. het bebouwde oppervlak:
    de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en over­kappingen;
  8. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
2.2 Meetverschillen
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf -2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van:
    1. bedrijven die zijn genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. een houtbewerkingbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingbedrijf' in combinatie met productiegebonden detailhandel, uitslui­tend ten behoeve van de uitstalling en verkoop van goederen die ter plaatse door het bedrijf worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - productiegebonden detailhandel';
  3. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  4. bij de bedrijfswoning behorende gebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt
  1. restauratieve voorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. speelvoorzieningen
  5. wegen, straten en paden;
  6. water;
  7. openbare nutsvoorzieningen;
  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotsmiddelen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 1 onder a. en c. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. een gebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.
3.2.2 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 2.1 sub b genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  2. voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van artikel 3 lid 2.1 van overeenkomstige toepassing;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.~
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in artikel 3 lid 1 sub m .genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;
  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
    1. De bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen te hoogste 10 m zal bedragen;
    2. de bouwhoogte van antennemasten te hoogste 15 m zal bedragen.
3.2.4 Specifieke bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Zonnepanelen' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van zonnepanelen met de daarbij behorende voorzieningen toegestaan, met dien verstande dat:
  1. er één type zonnepaneel wordt toegepast;
  2. er één plaatsingssysteem wordt toegepast;
  3. de zonnepanelen in dezelfde richting worden geplaatst, zijnde gericht op het zuiden, ofwel in oost-west-opstelling; en daarbij tevens parallel aan of haaks op de verkavelingsrichting;
  4. de bouwhoogte niet meer dan 2,10 m bedraagt;
  5. de hellingshoek maximaal 25° bedraagt;
  6. het kleur- en materiaalgebruik eenduidig is.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 2.1 sub a en toestaan dat bij de bedrijfswoningen behorende gebouwen en overkappingen geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 60 m² zal bedragen;
    2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
    3. de bouwhoogte te hoogste 6 m zal bedragen;
  2. artikel 3 lid 2.2 sub c .en toestaan dat van een bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 8 m en de bouwhoogte te hoogste 12 m zal bedragen.
3.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 3.3 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de woonsituatie;
  4. de landschappelijke waarden;
  5. de cultuurhistorische waarden;
  6. de archeologische waarden;
  7. de natuurwaarden;
  8. de verkeersveiligheid;
  9. de ontsluitingssituatie;
  10. de parkeersituatie;
  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

 
3.4.1 Specifieke gebruikregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de in artikel 3 lid 2.1 sub a genoemde bedrijfsgebouwen voor bewoning, tenzij de gronden zijn aangeduid als 'bedrijfswoning' in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. het gebruik van de in artikel 3 lid 2.2 sub c genoemde gebouwen voor zelfstandige bewoning;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlagen bij de regels bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn dan wel, indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding met een specifieke bedrijfstypering, het gebruik van deze gronden en bouwwerken ten behoeve van andere dan deze c.q. de in bijlagen bij de regels bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
  5. het gebruik van de gronden bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg;
  7. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gebouwen en overkappingen zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlagen bij de regels bijlage 8 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede stedenbouwkundige inpassing. In afwijking hiervan mogen gebouwen en overkappingen worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van twaalf maanden na inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlagen bij de regels bijlage 8 opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede stedenbouwkundige inpassing.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

3.5.1 Wijzigen
  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
    1. de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
  2. in een bouwvlak in een aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
    1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met te hoogste 15% kan worden vergroot;
    2. de goothoogte van een gebouw te hoogste 10 m zal bedragen;
    3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;
  3. de oppervlakte van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt vergroot dan wel de ligging van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt gewijzigd, mits:
    1. de oppervlakte van de aanduiding ten hoogst 150 m² zal bedragen;
    2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  4. de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd;
  5. in een aanduiding 'maximale bouwhoogte' een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits:
    1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;
  6. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Wonen - A1', 'Wonen - A2', 'Wonen - A3' ,'Wonen - A4', 'Wonen - A5', 'Wonen - A7', en/of 'Tuin', mits:
    1. ter plaatse geen bedrijf meer wordt uitgeoefend;
    2. ten hoogste 1 woning is toegestaan;
    3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
3.5.2 Algemene criteria
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in artikel 3 lid 5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de woonsituatie;
  4. de landschappelijke waarden;
  5. de cultuurhistorische waarden;
  6. de archeologische waarden;
  7. de natuurwaarden;
  8. de verkeersveiligheid;
  9. de ontsluitingssituatie;
  10. de parkeersituatie;
  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Landschap (Woudenlandschap)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap.

4.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het wijzigen van de verkavelingstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door houtsingels, zoals die met 'houtsingel of haag bestaand (niet vergunbaar)' en 'houtsingel bestaand (wel vergunbaar)' zijn weergegeven en dykswâlen (houtwallen), zoals die met 'houtwal (dykswâl) bestaand (niet vergunbaar)' zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlagen bij de regels bijlage 4 'houtsingelkaart', met dien verstande dat:
  1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen (houtwallen);
  2. onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.3.1 Omgevingsvergunningplicht
  1. Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met 'houtsingel of haag bestaand (wel vergunbaar)' zijn weergegeven op de bij deze regels horende bijlagen bij de regels bijlage 4, 'houtsingelkaart' met dien verstande dat:
      1. onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen (houtwallen) en houtsingels;
      2. onder wijzigen wordt eveneens begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen;
      3. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:
        1. de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlagen bij de regels bijlage 6 'landschappelijke waarden woudenlandschap';
        2. de bij deze regels in bijlagen bij de regels bijlage 7 opgenomen 'Richtlijnen voor het verwijderen van houtsingels en dykswâlen';
        3. de bij deze regels in bijlagen bij de regels bijlage 7 opgenomen 'Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels';
        4. de bij deze regels in bijlagen bij de regels bijlage 7 opgenomen 'Richtlijnen voor de inrichting van dykswâlen'.
  2. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (landschappelijk inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  3. Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag ter voorzien van een deskundigenadvies.
4.3.2 Uitzondering op vergunningplicht
Het bepaalde in artikel 4 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.3.3 Criterium
De in artikel 4 lid 3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

4.4.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. de aanduiding 'houtsingel' wordt verwijderd, mits
    • het structuurbepalende karakter van de houtsingel, als gevolg van grootschalige ingrepen in het landschap in het kader van landinrichting, uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorwegen), niet kan worden gehandhaafd;
  2. de aanduiding 'houtsingel' wordt aangebracht mits
    • de houtsingel een structuurbepalend karakter krijgt;
  3. de aanduiding 'houtwal' (dykswâl) wordt verwijderd mits
    1. het structuurbepalende karakter en / of de cultuurhistorische en / of de ecologische waarde van de dykswâl, als gevolg van ingrepen in het landschap in het kader van gebiedsontwikkeling, uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorwegen), niet kan worden gehandhaafd;
  4. de aanduiding 'houtwal' (dykswâl) wordt aangebracht mits
    • de dykswâl (houtwal) is aangelegd ter compensatie van een te verwijderen of verwijderde dykswâl;
    • uit onderzoek blijkt, dat een dykswâl (houtwal) alsnog als structuurbepalend, cultuurhistorisch waardevol en / of ecologisch waardevol moet worden aangemerkt;
  5. de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ wordt verwijderd.
4.4.2 Criterium
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in artikel 4 lid 4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de 
cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het wouden­land­schap.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
  1. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:
    1. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen;

Artikel 9 Overige regels

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen
Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels van toepassing als bedoeld in bijlagen bij de regels bijlage 3.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  3. sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Noardburgum - Woudweg 19'.