ten zuiden van Hannelswei 15D tm 19F (wijziging bestemmingsplan)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.01BPXX-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Bestemmingsplan Burgum ten zuiden van Hannelswei 15D - 19F (wijziging bestemming)
2022
NL.IMRO.0737.01BPXX
Toelichting
Inhoudsopgave
Bestemmingsplan Burgum ten zuiden van Hannelswei 15D - 19F (wijziging bestemming)
3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân (de romte diele)
3.2.3 Provinciaal verkeer en vervoerplan
4.5.1 Externe veiligheid inrichtingen
4.5.2 Transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Toelichting op het juridische systeem
5.2 Toelichting op de bestemming
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aangrenzend aan de Hannelswei aan de zuidkant is, na de bestemmingswijziging, ruimte voor bedrijven categorie 2 en op sommige plaatsen voor bedrijven categorie 3.1. Momenteel hebben de percelen een sportbestemming. De huidige percelen zijn door een asielzoekerscentrum tijdelijk gebruikt als opvanglocatie.
De voorgenomen kleinschalige uitbreiding van het bedrijventerrein gelegen in Burgum is in strijd met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan Burgum 2016.
De realisatie van het bedrijventerrein is enkel mogelijk na een wijziging van de bestemming. De gemeente Tytsjerksteradiel heeft zich in beginsel bereid verklaard planologische medewerking te verlenen aan een herziening van het bestemmingsplan en brengt daarom het voorliggende plan in procedure.
1.2 Plangebied
Het plangebied omvat het sport perceel zoals weergegeven in figuur 1.
Figuur 1: bron ruimtelijkeplannen.nl
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan wordt het plan nader beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de toekomstige, gewenste situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst dat relevant is voor het plan. Daarbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling wordt getoetst. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het plan en tenslotte wordt de uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 6 toegelicht.
Hoofdstuk 2 Planbeschijving
2.1 Huidige situatie
De noordwestzijde van Burgum geeft ruimte voor bedrijven, sport en agrarisch gebruik. Dit perceel is als tijdelijke opvanglocatie door het COA gebruikt. Ten westen van het te veranderen perceel ligt een maatschappelijke bestemming. Het te wijzigen perceel heeft een sportbestemming. Ten noorden van de sportvelden liggen percelen voor bedrijven categorie 2 en 3. Door de bedrijventerreinen, het te wijzigen perceel en de opvanglocatie loopt de Hannelswei. De Hannelswei verbindt meerdere percelen en is geschikt voor zwaar(der) verkeer vanwege de afwezigheid van aanliggende woonfuncties.
Met de nieuwe bestemming wordt rekening gehouden met de afstand tot het ten westen gelegen perceel dat nu in gebruik is als verblijfsplek voor asielzoekers. Ook is bij de bepaling van de bedrijfscategorie met de mogelijke bouw van woningen op de zuid-oostelijk gelegen voetbalvelden rekening gehouden.
Volgens de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG dient bij bedrijven categorie 2 een richtafstand van 30 meter te worden gehanteerd als buffer tussen het bedrijfsperceel en het verblijfsperceel. Voor bedrijven categorie 3.1 bedraagt deze afstand minstens 50 meter.
2.2 Toekomstige situatie
Het plan betreft de realisatie van een bedrijventerrein ten zuiden van de Hannelswei te Burgum. De locatie zal plek geven voor bedrijven categorie 2 en op bepaalde locaties bedrijven categorie 3.1. De Hannelswei aan de noordzijde zal worden gebruikt om de toekomstige bedrijven via een nieuwe lus aan de bestaande infrastructuur te verbinden. Een deel van de huidige infrastructuur zal daarbij blijven liggen.
De tijdelijke opvang van het azielzoekerscentrum is verdwenen waardoor het perceel is vrijgekomen. Er is vraag naar extra bedrijfskavels. Vandaar dat met de voorliggende bestemmingswijziging toepassing wordt gegeven aan het wijzigen van het perceel "sport" in "bedrijventerrein- 2" en "bedrijventerrein-3.1" en "Groen-groenvoorziening" en "Verkeer-ontsluitingswegen".
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Nationale omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen, waar Friesland deel vanuit maakt, is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
De Omgevingsagenda.
Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Friesland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
De NOVI-gebieden.
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.
3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân (de romte diele)
De provincie Fryslân heeft in 2020 de omgevingsvisie Fryslân (de romte diele) vastgesteld. Met deze omgevingsvisie laat de provincie zien welke accenten zij in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Fryslân wil leggen. Zij wil Brede welvaart in een vitaal, veerkrachtig, karakteristiek en gezond Fryslân. Met de leefomgeving bedoelt de provincie: de gedeelde ruimte waarin de mensen in de provincie samenleven. Fryslân is van alle mensen die er wonen, werken of te gast zijn.
veel ontwikkelmogelijkheden bieden voor wonen en werken, die tegelijkertijd bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van Fryslân. Gemeenten en anderen krijgen de ruimte om de gewenste kwaliteiten te leveren: er wordt ‘romte foar kwaliteit’ geboden door de provincie.
De Omgevingsvisie is geen blauwdruk voor hoe Fryslân erbij ligt over tien, twintig of dertig jaar. Toch moeten er keuzes worden gemaakt en daarop worden gestuurd. De provincie stuurt op doelen en zo min mogelijk op regels. De provincie onderscheid doelen voor de bestaande kwaliteit van de leefomgeving én doelen voor de aanpak van vier nieuwe, urgente opgaven. Er staan negen principes in voor de manier van werken, principes die richting geven bij het maken van keuzes. Deze principes worden altijd in samenhang toegepast. Ze kunnen in verschillende situaties tot verschillende oplossingen leiden. Zo kan de provincie maatwerk bieden.
Het gebruik van de betreffende locatie voor bedrijfsbebouwing aansluitend op het bestaande bedrijven terrein past binnen het inhoudelijke principe van zuinig ruimtegebruik. Er wordt nu binnen het bestaand stedelijk gebied in plaats van buiten bestaand stedelijk gebied een gewenste uitbreiding van het bedrijven terrein gecreëerd. Hiermee wordt, in het samenhangend netwerk van steden en dorpen, ook een compleet palet geboden van een dorp met gevarieerde en aantrekkelijke woningen, bedrijvigheid en voorzieningen.
3.2.2 Provinciale verordening
De Verordening Romte Fryslân (2014) stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in nieuwe bestemmingsplannen. Geldend provincaal beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Deze verordening is een integrale herziening van de vorige Verordening Romte uit 2011 op grond van nieuw provinciaal beleid inzake (intensieve) vehouderij, landschap en cultuur (Grutsk op 'e Romte) en weidevogels. Daarnaast heeft een tussentijdse evaluatie van het streekplan plaatsgevonden die van invloed is op de verordening. Ook op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was een aanpassing van de verordening vereist.
Een ruimtelijk plan kan een uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein bevatten, indien dit wat betreft oppervlakte en invulling van bedrijfstypen in overeenstemming is met een bedrijventerreinplan, dat schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. In afwijking hiervan kan een ruimtelijk plan een uitbreiding van een bestaand bedrijfsterrein bevatten voor een of enkele bedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er is sprake van een directe, concrete behoefte van bedrijven die naar aard en schaal passen bij aard en schaal van de overige kern, de bedrijfsconcentratiekern, het regionaal centrum of het stedelijk centrum.
aangetoond is dat de behoefte waarin wordt voorzien niet inpasbaar is op een bestaand bedrijfsterrein of een in ontwikkeling zijnd bedrijfsterrein in de regio.
het totale ruimtebeslag van deze bedrijven in redelijke verhouding staat tot de schaal van de kern;
gewaarborgd is dat de bedrijven goed worden ingepast wat betreft milieu, ontsluiting en landschap.
Burgum is in de provinciale verordening aangemerkt als regionaal centrum. In 2010 zijn in de regio Noordoost Fryslân afspraken gemaakt voor de ontwikkeling en de kwaliteit van bedrijventerreinen in deze regio. In 2014 heeft de provincie een nieuw onderzoek uitgevoerd naar de behoefte aan bedrijventerreinen in Fryslân (onderzoek bureau Louter). Dit onderzoek is de basis geweest voor het maken van nieuwe afspraken waarbij naast kwantiteit ook met de regionale spreiding, schaal, locatie en kwaliteit van het aanbod rekening is gehouden. Dit heeft voor de regio Noordoost Fryslân tot een nieuw convenant bedrijventerreinen Noordoost Fryslân 2018-2025 (bijlage 1) geleid. In het convenant is voor de gemeente Tytsjerksteradiel rekening gehouden met een nieuw modern gemengd bedrijventerrein ten zuiden van Burgum van circa 4,2 hectare met (op langere termijn) nog een uitbreiding van 4 hectare. Mee door de stikstofproblematiek is hier op dit moment nog geen ontwikkeling. Op 4 juli 2018 heeft de provincie meegedeeld in te stemmen met deze regionale afspraak waarmee invulling is gegeven aan artikel 4.1.1, eerste lid van de Verordening Romte.
Omdat de uitbreiding van het bedrijventerrein niet in het convenant is meegenomen, zal aan de afwijkingsregel uit de provinciale verordening getoetst moeten worden.
Er is in dit geval sprake van een concrete behoefte aan bedrijventerrein in Burgum. De gemeente heeft de laatste lastige kavels (nabij de hoogspanningskabels) op dit bedrijventerrein verkocht. De bedrijven die belangstelling hebben zijn naar aard en schaal passend bij Burgum. Bovendien betreft het een regionaal bedrijventerrein. Er is geen ander bedrijventerrein in de regio beschikbaar. Of Burgum-zuid wordt ontwikkeld is op dit moment onzeker. Het extra ruimtebeslag dat in dit geval met de uitbreiding gepaard gaat is zeer beperkt en staat in verhouding tot de kern Burgum. Het perceel is ongeveer 1 hectare en sluit direct aan aan het bestaande bedrijventerrein. Gelet op de andere functies in de omgeving is het bedrijventerrein milieukundig goed inpasbaar. De ontsluiting kan via de bestaande verkeersroute en landschappelijk is het perceel al ingepast met een aantal boomsingels. Het betreft een binnenstedelijke locatie en er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Er kan worden geconcludeerd dat het nieuwe bestemmingsplan in lijn met de op 1 augustus 2014 in werking getreden provinciale “Verordening Romte Fryslân 2014” is opgesteld.
Overigens is de uitbreiding van dit bedrijventerrein wel meegenomen in het door de gemeenteraad op 25 november vastgestelde beleidsveld Economische Zaken en ligt er een door de regio opgesteld aangepast conventant ter instemming bij de provincie. In dit laatste document is deze hectare bedrijventerrein ook meegenomen.
3.2.3 Provinciaal verkeer en vervoerplan
Provinciale Staten hebben in 2006 het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 (PVVP 2006) vastgesteld. Het plan is herzien in 2011.
Met dit plan zijn de ambities op verkeer- en vervoergebied in Fryslân tot 2020 vastomlijnd: een realistisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een solide toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een krachtig maatregelenpakket voor het fietsverkeer.
Het hoofddoel van het PVVP is het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:
dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers van Fryslân;
dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;
dat bijdraagt aan de versterking van de economie;
dat veilig is;
en dat de schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.
De betreffende weg (Hannselwei) behoudt de bestemming 'Verkeer - Ontsluitingswegen'. Er kan worden geconcludeerd dat het nieuwe bestemmingsplan in overeenstemming met het PVVP is opgesteld.
3.3 Gemeentelijk beleid
De gemeente wil de werkgelegenheid in de gemeente bevorderen door het voeren van een actief economisch beleid. Het beleid is erop gericht om bestaande bedrijven te behouden en voldoende ruimte te bieden aan de bedrijfsvoering. Ook startende bedrijven zijn een belangrijke doelgroep. De
gemeente stimuleert economische ontwikkeling door bestaande (ruimtelijke) potenties beter te benutten. Dragende elementen zijn: de regionale functie van Burgum, een hoogwaardige infrastructuur en de kwaliteit en diversiteit van de groene omgeving.
Bundeling en segmentering
De gemeente kiest voor bedrijven die op bedrijventerreinen moeten worden gevestigd voor een bundelingsprincipe en segmentering van type bedrijvigheid. In relatie tot de aanleg van de Centrale As zijn, in overleg met de provincie Fryslân, ruimtelijke keuzes gemaakt voor nieuwe vestigingslocaties. Deze bestaan grotendeels uit de bekende planontwikkelingen. Bij de overige dorpen is alleen ruimte voor kleinschalige bedrijven via maatwerkoplossingen. Werken aan huis wordt, voor zover mogelijk, gestimuleerd.
Zorgvuldig ruimtegebruik
Op rijksniveau zijn afspraken gemaakt over het toepassen van de zogenaamde SER-ladder/ladder voor duurzame verstedelijking bij de aanleg voor nieuwe vestigingslocaties. De gemeente onderschrijft dit afwegingskader. Waar mogelijk (en gewenst) zal herstructurering van bestaande terreinen plaatsvinden. Inzet blijft zorgvuldig ruimtegebruik door intensivering en een kwaliteitsimpuls. Ook vrijkomende bedrijfspanden moeten, voor zover geen transformatie plaatsvindt naar andere functies, zoveel mogelijk opnieuw in gebruik worden genomen. Bij aanleg van nieuwe terreinen wil de gemeente op een zorgvuldige wijze met ruimte omgaan. Terreinen zullen daarom gefaseerd, op basis van behoefte, in ontwikkeling worden genomen. Voor Burgum als regionaal centrum geldt dat bedrijventerrein op voorraad mag worden aangelegd.
Convenant bedrijventerreinen
De gemeente Tytsjerksteradiel heeft samen met andere gemeenten in de regio Noordoost Fryslân een Convenant Bedrijventerreinen afgesloten met de provincie Fryslân. In het convenant wordt een onderverdeling gemaakt in lokale, regionale en specifiek grootschalige bedrijventerreinen.
In het overzicht 4 uit dit convenant is de lijst van bedrijventerreinen opgenomen. Daarin wordt ook dit bedrijventerrein genoem. Opgemerkt is daarbij dat op 1-1-2018 nog 1,64 hectare uitgeefbaar was. Deze kavels zijn inmiddels niet meer beschikbaar.
In de regio/gemeente zijn op dit moment geen andere nieuwe werklocaties beschikbaar. Er zijn een paar kavels ontwikkeld aan de Jisteboerewei in Jistrum (kavels zijn gereserveerd) en in Oentsjerk wordt een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld maar hiertegen is beroep ingesteld.
Samen met de regio is een nieuw convenant opgesteld dat op dit moment voor instemming bij de provincie ligt. In dit convenant is deze hectare aan bedrijventerrein meegenomen. Ook in plan m.b.t. het beleidsveld economische zaken dat onlangs door de gemeenteraad is vastgesteld is deze ontwikkeling meegenomen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
De voorgenomen bouw van de bedrijfslocaties kan mogelijk effecten op de omgeving van het plangebied hebben. Er kunnen zich functies in de omgeving van het plangebied voordoen die mogelijk hindereffecten ondervinden van de bedrijven en waarvoor de bedrijven belemmerend of beperkend kunnen werken. De bouw van nieuwe bedrijfspanden kan op zijn beurt weer effecten hebben voor beschermde plan- en diersoorten, en archeologische waarden die binnen het plangebied voorkomen, e.d. Voor vele van dergelijke aspecten zijn wettelijke regels en/of normen vastgelegd. In dit hoofdstuk zal nader worden ingegaan op die omgevingsaspecten die relevant kunnen zijn voor het onderhavige plan.
4.1 M.e.r. beoordeling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor een bedrijventerrein is een 'stedelijk ontwikkelingsproject' uit onderdeel D van de bijlage relevant. Hierbij is een ontwikkeling m.e.r.-beoordelingsplichtig indien het gaat om een ontwikkeling met een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. Het nieuwe bedrijventerrein blijft ruim onder deze drempelwaarden.
In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling.
In een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie is op basis van de kenmerken en de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect geconcludeerd dat belangrijke negatieve milieugevolgen zijn uitgesloten. Voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure besluit het college dat geen MER-procedure nodig. De vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie is opgenomen als bijlage 2.
4.2 Milieuzonering
Ter bescherming van de leefkwaliteit is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies noodzakelijk. Om die reden moet worden onderzocht of het toekomstige bedrijventerrein van invloed is op de (woon)functies in de directe omgeving. In de omgeving van het plangebied komen in een straal van 30 meter geen gevoelige (milieu)functies voor. Op basis van de bestemming "Bedrijf - 2" kunnen ter plaatse categorie 1 en 2 bedrijven op het bedrijventerrein worden gevestigd. Dergelijke bedrijven hebben een richtafstand van 30 meter. Voor het middengebied en het noord-oostelijk deel geldt de bestemming "Bedrijf-3.1". Op gronden met deze bestemming kunnen categorie 1 en 2 en 3.1 bedrijven worden gevestigd. Dergelijke bedrijven hebben een richtafstand van 50 meter. Geconcludeerd kan worden dat het bedrijventerrein op voldoende afstand van de gevoelige functies is gesitueerd ook wanneer de bouw van woningen op de zuid-oostelijk gelegen voetbalvelden door zou kunnen gaan.
4.3 Geluid
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor de aanrenzende asielzoekersverblijfplaats is het wegverkeerslawaai van de verlenging van de Hannelswei een aspect waarmee rekening gehouden moet worden.
Het nieuwe bestemmingsplan houdt rekening met een buffer van 30 meter van het verblijfsperceel.
In het bestemmingsplan “Burgum 2016” zijn langs de Elingsloane te Burgum bouwkavels opgenomen om wonen-werken mogelijk te maken. Op een aantal bestaande bedrijfskavels zijn bedrijfswoningen gerealiseerd. Deze staan zodanig ver van het te wijzigen perceel vandaan dat geen overschrijding van de geluidsbelasting zal plaatsvinden.
Het voorliggende plan heeft geen betrekking op het realiseren van gevoelige functies. Er hoeft dan ook geen nader geluidsonderzoek plaats te vinden.
4.4 Luchtkwaliteit
In de Wet luchtkwaliteit (2007) zijn normen opgenomen voor de kwaliteit van de buitenlucht. Deze normen hebben betrekking op de concentraties in de buitenlucht van een aantal luchtverontreinigende stoffen. Het betreft de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxide, fijn stof (PM10 en PM2,5), lood, koolmonoxide en benzeen. Deze wetgeving vloeit voort uit normen voor luchtkwaliteit die door de Europese Unie zijn gesteld.
Om aan deze Europese normen te voldoen zijn in Nederland extra maatregelen nodig, met name voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De Nederlandse overheid heeft hiervoor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) opgesteld. Projecten die van dit NSL deel uit maken hoeven niet afzonderlijk aan de wettelijke normen te worden getoetst. De bouw van een nieuwe woning vormt geen NSL-project, zodat een afzonderlijke toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beginsel vereist is.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit moet worden aangetoond dat bij de uitvoering van dat plan:
de wettelijke grenswaarden voor de genoemde stoffen niet worden overschreden, dan wel
bij een beperkte toename van de concentratie van één of meer van de genoemde stoffen door een met het project samenhangende maatregel/effect de luchtkwaliteit per saldo verbetert, dan wel
het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen.
Het betreft hier de realisatie van een bedrijventerrein. De verkeersbewegingen die deze bedrijventerreinen met zich meebrengt zijn zodanig beperkt dat deze de luchtkwaliteit ter plaatse nagenoeg niet beïnvloeden. Bovendien is de achtergrondsituatie van de luchtkwaliteit in Burgum en omgeving dusdanig dat deze beneden de wettelijke grenswaarden blijft.
4.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving voor "externe veiligheid" om de burger niet onnodig aan te hoge risicos bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Burgum 2016 heeft de Fumo (de Friese uitvoeringsdienst milieu en omgeving) een adviesrapport opgesteld over de externe veiligheid. Ook Brandweer Fryslân is om advies gevraagd.
De Fumo heeft in zijn rapport het advies van de Brandweer Fryslân opgenomen. In het rapport wordt nader ingegaan op de risicobronnen die van invloed kunnen zijn binnen de grenzen van het bestemmingsplan.
Het Fumorapport vermeldt dat uit de professionele Risicokaart blijkt dat zich in de directe nabijheid van Burgum risicobronnen bevinden, waarvan de risicocontouren of invloedsgebieden zich over het plangebied bevinden. Het betreft transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Binnen het plangebied bevinden zich voor het overige geen risicobronnen zoals gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen). Op het transport van gevaarlijke stoffen door leidingen wordt onderstaand ingegaan.
Omgekeerd geldt ook dat ter plaatse geen risicovolle bedrijven kunnen worden opgericht.
4.5.1 Externe veiligheid inrichtingen
Op grond van het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) moet afstand worden aangehouden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Risicovolle functies betreffen hoofdzakelijk bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken, welke veiligheidsrisico’s opleveren voor hun directe omgeving. In de omgeving van het plangebied doen zich geen risicovolle inrichtingen voor die van invloed op het plangebied zijn.
Omgekeerd geldt ook dat ter plaatse geen risicovolle bedrijven kunnen worden opgericht.
4.5.2 Transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen
Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) heeft de Fumo zowel het Persoonsgebonden Risico (PR) als het GroepsRisico (GR) nader beschouwd ten aanzien van de hogedruk aardgastransportleidingen die in de nabijheid van het plangebied lopen. Daarbij komt het volgende naar voren:
De leiding heeft een aantal kenmerken zoals diameter en letaliteitszone (letaliteit is "de mate van dodelijkheid" van een bepaald fenomeen). In het kader van de externe veiligheid is deze letaliteitszone van belang. Deze loopt van 1% tot 100% en is een invloedsgebied dat weergegeven wordt in meters. Binnen de 100% letaliteitszone zullen alle aanwezige personen komen te overlijden ingeval van een incident. De 1% letaliteitszone is dat deel van het invloedsgebied waarin de letaliteit afneemt van 100% tot 1%.
Wanneer een plan in het gebied tussen de 100% en 1% letaliteitszone valt dient een beperkte verantwoording van het GR plaats te vinden. Valt een plangebied binnen de 100% letaliteitszone, dan dient een volledige verantwoording van het GR plaats te vinden. Voor leiding A-604 dient een beperkte verantwoording van het GR plaats te vinden.
In het gedeelte van het plangebied dat binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen valt, bevinden zich in de huidige en toekomstige situatie geen objecten waar mensen (kunnen) verblijven. In de nieuwe situatie blijft dit gegeven gelijk.
Buiten het plangebied, maar binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen, bevinden zich objecten waar mensen verblijven zoals woonfuncties, industriefuncties en overige gebruiksfuncties. Omdat sprake is van vaststelling van een wijzigingsplan is door Fumo een risicoanalyse gemaakt waarmee onder andere het GR is berekend. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA kan de Fumo bepalen of voldaan wordt aan de risiconormen voor de externe veiligheid zoals die zijn vastgelegd in het Bevb. Het resultaat van een berekening bestaat uit PR-contouren en een FN-curve voor het GR.
PR
Het Bevb stelt dat er geen kwetsbare objecten mogen voorkomen binnen de 10-6de contouren van leidingen waarin gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Uit zowel de professionele Risicokaart als uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een dergelijke contour langs de leidingen en geconcludeerd kan worden dat de hogedruk aardgastransportleidingen met betrekking tot deze contour geen belemmering vormen voor onderhavig plan.
Belemmeringenstrook
Op grond van het Bevb dient een wijzigingsplan de ligging weer te geven van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. Geconcludeerd wordt dat het plangebied buiten de belemmeringenstroken van de leidingen ligt.
Verantwoording GR
Naast de numerieke waarde van het GR, zoals de ligging van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde en de toename daarvan ten opzichte van de nulsituatie, dient ter beoordeling van het GR en de verantwoording daarvan ook gekeken te worden naar kwalitatieve aspecten, zoals zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid van het incident, nut en noodzaak, het tijdsaspect en mogelijk risicoreducerende maatregelen.
Ligging GR ten opzichte van oriëntatiewaarde
De wetgeving verbindt geen harde normen aan de toelaatbaarheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied, zoals dat wel het geval is bij een PR-contour. Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is van toepassing bij ruimtelijke plannen binnen een invloedsgebied in de gevallen dat het Bevb dat voorschrijft. Hier zijn de hogedruk aardgastransportleidingen de risicobron.
Populatie
De bepaling van de aanwezige personen binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen is enerzijds gebaseerd op het aantal personen per eenheid genoemd in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico en anderzijds gebaseerd op de aantallen personen per hectare genoemd in dezelfde Handreiking. Uit de resultaten van de berekeningen kan worden geconcludeerd dat voor de leiding A-604 geen GR binnen het invloedsgebied is waar te nemen.
Conclusie
Op basis van de adviezen van de Fumo en Brandweer Fryslân in het kader van het bestemmingsplan Burgum 2016 is de conclusie dat het risico ook voor dit wijzigingsplan aanvaardbaar kan worden geacht en geen belemmering vormt voor het onderhavige plan.
4.6 Bodem
In het kader van de Wet bodembescherming is onderzocht of in het plangebied sprake is van bodemverontreiniging. Uit de provinciale Signaleringskaart (mogelijke) bodemverontreiniging blijkt dat voor het plangebied geen verdachte (dat wil zeggen mogelijk verontreinigde) locaties te vinden zijn. Gezien het gebruik van de gronden voor sport en de tijdelijke woonsituatie, waren er geen belemmeringen te verwachten en lijkt de bodem geschikt voor de nieuwe bedrijvenfunctie.
Op basis van het verkennende bodemonderzoek (bijlage 3) kan geconcludeerd worden dat de gemeten gehalten en concentraties licht verhoogd zijn en geen aanleiding vormen voor een aanvullend onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de verdere ontwikkeling op deze locatie.
4.7 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in bescherming van gebieden en van soorten.
Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.
Plangebied
Aan de Hannelswei 15D tm 19F ligt eenzelfde soort bedrijventerrein als dat de nieuwe bestemming krijgt, namelijk bedrijventerrein type 2. Aan de Elingsloane 29 (oostzijde) grenst een bedrijventerrein type 3. De zuidkant van het nieuwe bestemmingsplan grenst aan sportvelden. Ten slotte grenst aan de westkant het perceel aan een opvanglocatie van een asielzoekerscentrum. Hiertussen bevindt zich een groenbuffer van 30 meter.
Gebiedsbescherming
Natura 2000 gebieden liggen op grote afstand (meer dan 10 km) waardoor beïnvloeding door het bedrijventerrein kan worden uitgesloten. De NNN (Natuurnetwerk Nederland, voorheen ecologische hoofdstructuur geheten) ligt dichterbij, maar nog altijd op meer dan een kilometer afstand (oeverlanden van de Burgumer Mar). Door de afstand en het verschil in biotopen kan ook hier beïnvloeding worden uitgesloten.
Soortbescherming
De wet natuurbescherming 2017 onderscheidt soorten met een Europese bescherming en nationaal beschermde soorten. De provincie Fryslân heeft een deel van de nationale soorten vrijgesteld van enkele verbodsbepalingen indien het om ruimtelijke ontwikkelingen gaat, zoals (wijziging van) het bestemmingsplan.
Het huidige perceel is zodanig veranderd door menselijk handelen dat aanwezigheid van beschermde dier-, of plantensoorten kan worden uitgesloten. De aanwezige groenstrook kan beschutting bieden aan eventuele aanwezige flora en fauna.
Het terrein is de afgelopen tijd gebruikt als sportterrein en overloop van het asielzoekerscentrum. Voor de ontwikkeling is het niet nodig dat in het gebied bomen worden gekapt of struiken worden verwijderd. Verder worden er ook geen sloten gedempt. Het binnenstedelijk gebied is op dit moment al dusdanig ingericht dat het gebied geen leefgebied is voor beschermde planten en dieren. Wij achten nader ecologisch onderzoek niet nodig.
4.8 Archeologie
Het verdrag van Malta beoogt het cultureel erfgoed in de bodem te beschermen. Eén van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening.
Op grond van de Monumentenwet 1988 moeten gemeenten bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met archeologische waarden en verwachtingen (art. 38a). In verband hiermee is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd.
Er is archeologisch onderzoek op het terrein uitgevoerd (bijlage 4). De conclusie van het onderzoek is dat er geen archeologische waarden zijn aangetroffen.
4.9 Water
Vanwege het belang van het water in de ruimtelijke ordening, moet bij nieuwe ruimtelijke plannen worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. De verplichting hiertoe vloeit voort uit het bepaalde hieromtrent in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Waterschappen moeten daarom in een vroeg stadium betrokken worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
In het kader van het bestemmingsplan Burgum 2016 is Wetterskip Fryslân om advies gevraagd via de zogenaamde Watertoets. Onderstaand wordt daar op ingegaan.
Watertoets en wateradvies Hannelswei
Het Wetterskip Fryslân heeft ons geinformeerd dat het toevoegen van een bedrijventerrein ten zuiden van de Hannelswei een beperkte invloed heeft op de wateraspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke plannen. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets. Er zijn geen aanvullende aandachtspunten.
Toename verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m² in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Zie de Leidraad watertoets voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.
Bij de ontwikkeling van het plan vindt compensatie plaats en wordt extra oppervlaktewater aangelegd. Een mogelijkheid is om (delen van) het bestaande slotenpatroon te verbreden.
Ruimtelijke adaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op De Friese klimaatatlas : www.frieseklimaatatlas.nl
4.10 Conclusie
Op grond van hetgeen in de voorgaande paragrafen over de diverse omgevingsaspecten aan de orde is gekomen, kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen bestaan voor het nieuwe bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van een nieuw bedrijventerrein ten zuiden van de Hannelswei te Burgum.
Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving
5.1 Toelichting op het juridische systeem
Het onderhavige bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. Het gebruik van de gronden wordt vastgelegd in de bestemmingsregels en op een digitale verbeelding. Dit vormt het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting wordt de keuze voor de bestemming gemotiveerd.
5.2 Toelichting op de bestemming
- Bedrijventerrein 2 -
Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG. Bij deze bestemming zijn bedrijven categorie 1 en categorie 2 uit deze bedrijvenlijst toegestaan.
- Bedrijventerrein 3.1 -
Om te bepalen welke bedrijven zijn toegestaan wordt verwezen naar de bedrijvenlijst (bijlage 1 van de regels). Deze lijst is gebaseerd op de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de 'Bedrijven en Milieuzoneringsgids' van de VNG. Bij deze bestemming zijn bedrijven categorie 1, categorie 2 en categorie 3.1 uit deze bedrijvenlijst toegestaan.
- Groen-groenvoorzieningen -
Deze bestemming is gelegd op de grotere en / of structuurbepalende groeneenheden binnen het plangebied. De bermen en groenstroken langs wegen en sloten die een ondergeschikte functie hebben, zijn veelal onder de bestemmingshoofdgroep 'Verkeer' onder gebracht.
- Verkeer - Ontsluitingswegen -
Binnen deze besetmming staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruisprunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontlsuitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Er is geen regeling voor het bouwen van infrastructurele of openbare voorzieningen opngeomen omdat dit reeds via het Besluit omgevingsrecht vergunningsvrij kan worden geregeld.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een nieuw bestemmingsplan. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
6.1 Economisch
Exploitatieplan
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen. Hiermee beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.
Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
De betreffende grond is in eigendom van de gemeente en zal door de gemeente geëxploiteerd worden. Het kosten verhaal vindt plaats door middel van gronduitgifte. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig. Op grond van het voorgaande kan worden aangenomen dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd.
6.2 Maatschappelijk
Het nieuwe bestemmingsplanontwerp wordt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er is geen zienswijze ingediend.