direct naar inhoud van Regels

ten zuiden van Hannelswei 15D tm 19F (wijziging bestemmingsplan)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0737.01BPXX-vg01
Plantype: bestemmingsplan

Regels Bestemmingsplan Burgum, ten zuiden van Hannelswei 15D tm 19F (wijziging bestemming)

 

 
Inhoudsopgave

 

Regels Bestemmingsplan Burgum, ten zuiden van Hannelswei 15D tm 19F (wijziging bestemming)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 2

Artikel 4 Bedrijventerrein - 3.1

Artikel 5 Groen - Groenvoorzieningen

Artikel 6 Verkeer - Ontsluitingswegen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Artikel 8 Algemene bouwregels

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Artikel 10 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Artikel 12 Slotregel

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan Burgum ten zuiden van Hannelswei 15D tm 19F (wijziging bestemming) NL.IMRO.0737.01BPXX van de gemeente Tytsjerksteradiel;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

 

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;

 

 

1.6 akker- of tuinbouwbedrijf

een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;

 

 

1.7 bar

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.9 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.11 bedrijfskantine

zie: restauratieve voorziening;

 

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;

 

1.13 beeldverstorende bebouwing

bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;

 

1.14 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

 

1.15 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:

  1. het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:

  1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

  2. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;

  3. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;

  4. er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;

 

1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.17 bestaand

  1. bij bouwwerken:

  1. bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  1. bij het overige gebruik:

  1. het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

 

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

 

 

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.28 café

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

 

1.29 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

 

1.30 chalet

een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;

 

 

 

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

 

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

 

1.33 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;

 

 

 

1.34 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

 

1.35 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;

 

1.36 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

 

1.37 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

 

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

 

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

 

1.40 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

 

1.41 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

 

 

1.42 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

 

1.43 geluidsgevoelige gebouwen

woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;

 

1.44 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

 

1.45 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

 

 

 

1.46 half open landschap

Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  1. afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;

  2. afwisseling van water, land en drassige percelen;

  3. verspreid voorkomende petgaten en legakkers;

  4. vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;

  5. vage of verdwenen ontginningsrichting;

  6. verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;

 

1.47 "hiem"

het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

 

1.48 hoekerker

een erker die aan twee gevels van een woonhuis is gebouwd;

 

1.49 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

 

1.50 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.51 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

1.52 horecabedrijf categorie 1

een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

1.53 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

 

1.54 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

1.55 horecabedrijf categorie 4

een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

 

1.56 horecavloeroppervlakte

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);

 

1.57 hotel

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;

 

1.58 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

 

1.59 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

 

1.60 houtteelt

een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

 

1.61 houtwal

zie dykswâl;

 

 

 

1.62 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

 

 

1.63 kantoor

een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;

 

1.64 kap

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

 

1.65 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

 

1.66 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.67 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

 

1.68 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

 

1.69 landschappelijk inpassingsplan

een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;

  3. het bebouwingspatroon;

  4. een goede infrastructurele ontsluiting;

  5. de milieuhygiënische situatie;

  6. de lichtuitstoot;

  7. de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.

  8. Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

 

1.70 landschappelijk inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  1. de historisch gegroeide landschapstructuur;

  2. de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;

  3. de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;

  4. het bebouwingspatroon;

  5. een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

 

1.71 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

 

1.72 lichte horeca

de horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie , waarbij de oppervlakte beperkt wordt en er uitsluitend niet- alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt, zoals bijv. een theetuin

 

 

 

 

1.73 medische voorziening

voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek, dierenkliniek;

 

1.74 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

 

1.75 milieuafstand

de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;

 

1.76 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

 

 

 

1.77 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

 

 

1.78 onderbouw

het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;

 

1.79 ondergeschikte horeca

Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;

 

 

1.80 openbare nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie;

 

 

1.81 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.82 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

 

1.83 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

 

1.84 paramedische voorziening

voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;

 

1.85 parkeergelegenheid

het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;

 

1.86 peil

  1. indien op of in het land wordt gebouwd:

  1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;

  2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;

  1. indien op of in het water wordt gebouwd:

  1. het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;

 

 

1.87 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen, die vanwege de aard en/of de omvang van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;

 

1.88 persoonlijke dienstverlening

dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;

 

 

 

 

1.89 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

 

1.90 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

 

1.91 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

 

1.92 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

 

 

 

1.93 restauratieve voorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners/gebruikers en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;

 

1.94 risicovolle functie

een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;

 

1.95 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

 

 

1.96 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.97 slijterij

een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;

 

1.98 slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

 

1.99 sociaal-medische voorziening

voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;

 

 

1.100 stacaravan

een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;

 

1.101 stallinggelegenheid

het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;

 

 

1.102 straat- en bebouwingsbeeld

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

 

 

 

1.103 vee

door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;

 

1.104 verkavelingsstructuur

de manier waarop cultuurgrond in stukken (kavels) is verdeeld en wordt mede bepaald door het slotenpatroon en de houtsingels. Er is sprake van wijziging van de structuur als houtsingels geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en al dan niet in samenhang daarmee watergangen langs houtsingels worden gedempt, verbreed, verdiept of aangelegd;

 

1.105 verkeersveiligheid

de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

 

1.106 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

 

1.107 verplaatsbaar bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.108 voetprint van de hoofdmassa

de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte

 

 

1.109 volumineuze goederen

goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

 

1.110 voorbouwgrens

zie voorgevelrooilijn;

 

1.111 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

 

1.112 voorgevelrooilijn

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

 

1.113 voorkeurgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

 

1.114 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;

 

1.115 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

 

1.116 windturbine

een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);

 

1.117 winkel

een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

 

1.118 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;

 

1.119 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

 

1.120 woonsituatie

de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;

 

 

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).

 

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

 

  1. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

 

  1. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

 

  1. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;

 

  1. de hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

 

  1. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.2 Meetverschillen

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijventerrein - 2

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. bedrijfskantine;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte voor de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maxium van 25 m2;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de winning van zonne-energie.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder A. sub 1 genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen;

 

 

3.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.1 K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 3.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding met een specifieke bedrijfstypering ten behoeve van die specifieke bedrijfstypering ook is toegestaan;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het ziet op productiegebonden detailhandel, zoals omschreven onder lid 3.1 onder I.;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

 

3.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.1 onder I. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

  1. lid 3.3 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorie 1 en 2, mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

 

3.4.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 3.4bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de woonsituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

 

3.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.5 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

en mits er sprake is van:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Bedrijventerrein - 3.1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein - 3.1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. hoofgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:

  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. bedrijfskantine;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. speelvoorzieningen;

  5. wegen, straten en paden;

  6. water;

  7. openbare nutsvoorzieningen;

  8. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen, mits de verkoopvloeroppervlakte voor de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maxium van 25 m2;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de winning van zonne-energie.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder A.1. t/m 3. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen.

 

 

4.2.2 Bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;

  2. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de in lid 4.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het ziet op productiegebonden detailhandel, zoals omschreven onder lid 4.1 onder I.;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

 

4.4 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.1 onder I. en toestaan dat de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van de productiegebonden detailhandel niet meer bedraagt dan 30 % van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bedrijfsgebouwen op het bouwperceel, met een maximum van 250 m², mits:

  1. de productiegebonden detailhandel betrekking heeft op volumineuze producten;

  1. lid 4.3 onder B. en toestaan dat de gronden en bouwwerken ook mogen worden gebruikt ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:

  1. die bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn.

 

4.4.1 Algemene criteria afwijken van de gebruiksbepalingen

Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 4.4 bedoelde mogelijkheden tot afwijking van de specifieke gebruiksregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de milieusituatie;

  2. de landschappelijke waarden;

  3. de cultuurhistorische waarden;

  4. de archeologische waarden;

  5. de natuurwaarden;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de ontsluitingssituatie;

  8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

  1. de vergroting ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

  1. in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:

  1. de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met ten hoogste 15% kan worden vergroot;

  2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 10 m zal bedragen;

  3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 15 m zal bedragen;

  1. in een aanduiding “maximale bouwhoogte” een grotere bouwhoogte voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt aangegeven, mits de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 10 m zal bedragen;

 

4.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan

  1. straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de landschappelijke waarden;

  4. de cultuurhistorische waarden;

  5. de archeologische waarden;

  6. de natuurwaarden;

  7. de verkeersveiligheid;

  8. de ontsluitingssituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

 

en mits er sprake is van:

 

 

 

Artikel 5 Groen - Groenvoorzieningen

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen – Groenvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. speelvoorzieningen;

  3. bermen en beplanting;

  4. paden;

  5. water;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. het recreatief medegebruik;

  2. semi agrarisch medegebruik;

  3. paden en wegen;

  4. tuinen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. verhardingen;

  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder kunstobjecten.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder M. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, palen, kunstobjecten en speelvoorzieningen zal ten hoogste 10 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen;

  3. een dak of overkapping is niet toegestaan.

 

 

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.3.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening' ten behoeve van de bouw van transformatiehuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:

  1. de oppervlakte ten hoogste 50m² zal bedragen

 

5.3.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in 5.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de archeologische waarden;

  7. de natuurwaarden;

  8. de verkeersveiligheid;

  9. de ontsluitingssituatie;

  10. de parkeersituatie;

  11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

Artikel 6 Verkeer - Ontsluitingswegen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Ontsluitingswegen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ontsluitingswegen en -straten;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen en carpoolplaatsen;

  4. bermen en beplanting;

  5. waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. geluidwerende voorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. tuinen, erven en terreinen;

  4. water;

  5. openbare nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder K. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:

  2. de bouwhoogte van palen en masten ten hoogste 10 m zal bedragen.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.2.1 en toestaan dat een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wordt gebouwd, mits:

  1. de bouwhoogte ten hoogste 5 m zal bedragen;

  2. de oppervlakte ten hoogste 50 m2 zal bedragen.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

 

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.5.1 Functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  1. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’, mits:

  1. de functie van de betreffende weg is gewijzigd;

  2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

 

6.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 6.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de woonsituatie;

  4. de landschappelijke waarden;

  5. de cultuurhistorische waarden;

  6. de verkeersveiligheid;

  7. de ontsluitingssituatie;

  8. de parkeersituatie;

  9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.

 

8.2 Windturbines

Er zullen geen windturbines worden gebouwd.

 

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puien en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  3. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

Artikel 10 Overige regels

 

Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen.

 

Voorzover in de bestemmingsregels, en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de overige regels voor die bestemmingen en/of aanduidingen, zoals opgenomen in bijlage 3.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid A. met maximaal 10 %.

  2. Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het

Bestemmingsplan 'Burgum ten zuiden van Hannelswei 15D tm 19F (wijziging bestemming)'