Plan: | Kruispunt N355 Wyldpaed West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0737.00BPXX-vg01 |
De provincie Fryslân heeft het voornemen om de veiligheid op het traject N355 Quatrebras tot rotonde Twijzel te verbeteren. Dit is onderdeel van de Risikoferleegjend Ynfrastructuer Programma (RYP-programmering). Er heeft een verkenning plaatsgevonden naar maatregelen die hieraan kunnen bijdragen. De maatregelen zijn gericht op het verbeteren van kruispunten, oversteekbaarheid van langzaam verkeer en het creëren van een consistenter wegbeeld.
Eén van de kruispunten in het genoemde traject is het kruispunt van de N355 met het Wyldpaed West. Dit kruispunt is gelegen tussen Jistrum en Twijzelerheide (zie figuur 1.1). Het uitgangspunt is om dit kruispunt te vervangen door een ovonde (ovaalvormige rotonde). Behalve de aanleg van de ovonde geldt voor deze situatie dat de direct aan het kruispunt gelegen boerderij (aan de Rijksstraatweg 4 te Jistrum) gesloopt zal moeten worden. Hiervoor moet een vervangende bouwmogelijkheid worden gecreëerd, op grotere afstand van het kruispunt. De vervangende nieuwbouw betreft een woonhuis zonder agrarische functie, het bestaande agrarisch bouwperceel komt te vervallen.
Figuur 1.1 Kruispunt N355-Wyldpaed West en agrarisch bouwperceel Rijksstraatweg 4, Jistrum
De centrale doelstelling voor dit project is het verbeteren van de verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers op het kruispunt. Nevendoelstellingen zijn het verbeteren van de doorstroming op de N355, een tevreden omgeving en een tevreden beheer- en onderhoudsorganisatie bij zowel gemeente als provincie. Dit kan worden bereikt door de aanleg van de ovonde, in samenhang met de sloop/realisatie van de woning. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling voor de realisatie van de beoogde aanpassingen.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat gelegen is rondom het huidige kruispunt van de N355 en het Wyldpaed West. Ook het huidige agrarisch bouwperceel dat behoort bij de boerderij die aan het kruispunt staat (aan de zuidzijde) is opgenomen in het plangebied. Door dit gehele perceel mee te nemen in het plangebied is het mogelijk de huidige agrarische bouwrechten te laten vervallen en een woonbestemming op te nemen.
Figuur 1.2 Ligging plangebied met luchtfoto bestaande situatie
Het plangebied is gelegen binnen de gemeente Tytsjerksteradiel. Er gelden twee bestemmingsplannen.
Het plangebied bestaat uit het kruispunt N355 - Wyldpaed West, met langzaam verkeersverbindingen en het agrarisch bouwblok. Het plangebied is weergegeven als rode contour in figuur 1.3. Ter plaatse van deze contour geldt het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013'.
Binnen dit bestemmingsplan is toepassing gegeven aan een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het saneren van een gasleiding. Dit betreft het plan 'Wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' te saneren gasleiding ten zuiden van Jistrum'.
Het wijzigingsplan is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013' (het moeder-bestemmingsplan). De gasleiding heeft parallel gelegen aan de nog bestaande gasleidingen binnen het plangebied. Aangezien het een sanering van een gasleiding betreft en geen toevoeging, is dit niet van invloed op het project.
Figuur 1.3 Uitsnede vigerend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied (rood gearceerd)
Verkeersbestemmingen
Binnen het gebied bevinden zich twee verkeersbestemmingen. De bestemming 'Verkeer - Verblijf' is gelegd op de wegen die aansluiten op de N355, omschreven als wegen en (woon)straten. Voor deze locatie zijn dat het Wyldpaed West en de Ieswei. Ter plaatse van de N355 geldt de bestemming 'Verkeer - 1', deze bestemming is bedoeld voor ontsluitingswegen en -straten.
Bestemming 'Agrarisch - Bedrijf grondgebonden'
Het agrarisch bouwperceel ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf grondgebonden' heeft overlap met het ontwerp van de ovonde. De bestaande bebouwing zal gesloopt moeten worden om het project uit te kunnen voeren. De (voormalige) boerderij is in het bestemmingsplan voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Dit houdt in dat de bestaande karakteristieke hoofdvorm behouden moet blijven. Het bestemmingsplan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid om de aanduiding 'karakteristiek' te verwijderen.
Gastransportleidingen
Aan de oostzijde van het plangebied bevinden zich twee ondergrondse gastransportleidingen. Aan weerszijden van deze leidingen is een belemmeringenstrook opgenomen. Alvorens er werken of werkzaamheden kunnen plaatsvinden binnen deze belemmeringenstroken is een omgevingsvergunning verplicht. Het veilig en doelmatig functioneren van de leidingen moet worden gegarandeerd en wordt bij de vergunningaanvraag getoetst door de leidingbeheerder.
Dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)'
Voor de gehele locatie geldt een beschermende dubbelbestemming: 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)'. Deze dubbelbestemming is opgenomen ten behoeve van de bescherming van de specifieke kenmerken van het woudenlandschap, waaronder houtsingels en houtwallen. Relevant voor de ontwikkeling is de functieaanduiding 'houtsingel', binnen de beschermende dubbelbestemming. De houtopstanden binnen deze aanduiding zijn beschermd. Het bestemmingsplan bevat een omgevingsvergunningstelsel voor het kappen van houtopstanden binnen de aanduiding 'houtsingel', waarbij wordt verwezen naar de Houtsingelkaart behorende bij het bestemmingsplan. In figuur 1.4 is een uitsnede opgenomen van de Houtsingelkaart, ter plaatse van het plangebied. In figuur 1.5 is een uitsnede opgenomen van het inrichtingsplan van het project met de overlappende aanduiding 'houtsingel' uit het geldende plan ter plaatse. In paragraaf 4.6.3 wordt ingegaan op de landschappelijke waarde en de inpassing van dit plan.
Figuur 1.4 Uitsnede Houtsingelkaart
Figuur 1.5 Ruimtebeslag wegaanpassing ter plaatse van functieaanduiding 'houtsingel' uit vigerend plan (concept)
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven van de huidige en voorgenomen situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het voornemen getoetst aan het relevante beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het plan getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 wordt tot slot een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat gelegen is rondom het huidige kruispunt van de N355 en het Wyldpaed West, plus het (voormalig) agrarisch bouwperceel. Op de luchtfoto (figuur 2.1) is de omgeving van het kruispunt te zien. In de huidige situatie is de N355 vormgegeven als doorgaande 80 km/uur-weg, voorzien van een ontvlechting van de rijstroken ter hoogte van het kruispunt. Langs de N355 bevindt zich een parallelweg; de Rijksstraatweg.
Het gemotoriseerd verkeer heeft de mogelijkheid om af te slaan naar de noordelijk gelegen weg Wyldpaed West, waarbij het links afslaand verkeer gebruik maakt van een voorsorteervak (zie figuur 2.2). Voor verkeer dat het kruispunt vanuit het oosten benadert en links wil afslaan richting Ieswei, is geen mogelijkheid tot voorsorteren (figuur 2.3).
Het langzaam verkeer verplaatst zich niet over de N355, maar over de parallelweg. Ten oosten van het kruispunt is een oversteekplaats ingericht voor fietsers en voetgangers, voorzien van een verhoogde middenberm (zie figuur 2.2). Er is geen afzonderlijk trottoir of fietspad, behalve de (fiets-)strook van de oversteekplaats naar Wyldpaed West.
Figuur 2.1 Luchtfoto van het kruispunt (bron: Google maps)
Figuur 2.2 Huidige kruising N355 - Wyldpaed West, gezien vanuit het oosten (bron: Google Streetview)
Figuur 2.3 Huidige kruising N355 - Wyldpaed West, gezien vanuit het westen (bron: Google Streetview)
In de nieuwe situatie wordt het kruispunt aangepast naar een ovonde (zie figuur 2.4). De ovonde zorgt ervoor dat het doorgaande verkeer op de N355 moet afremmen en veilig kan afslaan naar de aangrenzende wegen, zonder de doorstroming te belemmeren. Tegelijkertijd zorgt de ovonde voor een duidelijk onderbroken oversteek voor het langzaam verkeer. Aan de noordzijde is een parallel met fietspad beoogd, wat in de toekomst voor een verbinding zorgt met het (mogelijk) aan te leggen fietspad naar Twijzelerheide.
Aan de zuidzijde van het huidige kruispunt staat een woonboerderij. De projectie van de ovonde ligt over de locatie van deze boerderij heen. De eigenaren van deze boerderij hebben de wens om de huidige agrarische bestemming om te zetten naar een woonbestemming. Daarmee is het de intentie om het agrarisch bouwvlak te laten vervallen en een woonbestemming toe te voegen, ten zuiden van de huidige bebouwing. Zie figuur 2.5.
Figuur 2.4 Ontwerp ovonde
Figuur 2.5 3D impressie ovonde met nieuwe woning (bron: JONG architecten)
De wegaanpassing heeft tot gevolg dat een deel van de bestaande houtsingel wordt verwijderd en een nieuwe wordt aangeplant. In figuur 2.6 is dit weergegeven.
Figuur 2.6 Te kappen en nieuw aan te leggen houtsingels en bomen
De positie van de nieuwe woning is aangegeven in het volgende figuur:
Figuur 2.7 Voorlopig ontwerp positie nieuwe woning (bron: JONG architecten)
De totale omvang van de nieuwe woning (inclusief aanbouwen en bijgebouwen) bedraagt circa 500 m2. De beoogde hoogte van de gebouwen wordt circa 4,5 meter, waarbij er alleen sprake is van het wonen op de begane grond. Om deze reden is de footprint groter dan een woning waarbij tevens sprake is van woonvertrekken op de etages.
Het ontwerp van de woning is op maat gemaakt voor de toekomstige bewoners. In verband met een betere woonkwaliteit is ervoor gekozen om de nieuwe woning op de grotere afstand van de weg te situeren dan de te slopen boerderij. De locatie is door de eeuwen heen bebouwd geweest. In eerste instantie richtte de bebouwing zich op de IIswei. Later is de oriëntatie gericht op de Rijksstraatweg. Het nieuwe volume wordt los gekoppeld van de Rijksstraatweg en wordt weer aangehaakt op de IIswei. Hierbij is ervoor gekozen om deze binnen de contouren van het oorspronkelijke erf te situeren. Het is hierbij logisch om de oriëntatie van de nieuwe woning ten opzichte van de boerderij 180 graden te draaien. Het voorhuis van de stelpboerderij is op slechts enkele meters van de weg verwijderd en bovendien op het noorden georiënteerd. Het ontwerp van de nieuwe woning richt zich juist op de zuidzijde. Het nieuwe bouwvolume vormt de ruimtelijke beëindiging aan de rand van het bijbehorende weiland. Met de plaatsing en richting van het nieuwe volume wordt aansluiting gezocht bij de landschappelijke structuur. Het volume is gericht op het landschap. De hoofd- en bijgebouwen vormen een ruimtelijk samenhangend geheel. De hoofdvorm zoekt aansluiting bij de schuurtypologie; eenvoudige volumes met een flauw hellend dak. Aan de zuidzijde van de woning zijn twee uitbouwen ontworpen waardoor het contact met het landschap groter is en relatie met buiten intensiever is. Met het overige programma voor de woning is een volume samengesteld in de vorm van een letter 'u'. Tezamen met de bestaande en nieuw aangeplante bomen ontstaat een omsloten ruimte voor het aankomen, tuinieren en het hobbymatig houden van dieren. Het ruime uitzicht is bewaard voor het moment dat men binnenstapt. Een dergelijke nieuwe plek om te wonen verdient een eigen gezicht, waarbij een referentie naar de traditionele typologie van een boerderij is vermeden. De aanzichten zijn eenvoudig. De materialen zijn natuurlijk en waar mogelijk hergebruikt. Het kleurgebruik is ingetogen en sluit aan op de kleuren in het landschap. Om de geest van de plek toch zoveel mogelijk te behouden wordt hierbij geprobeerd om het nieuwe huis zo veel mogelijk te bouwen met de materialen die uit de sloop van de boerderij komen.
Voor de inpassing van de woning in het landschap wordt gebruikt gemaakt van het principe zoals in de Bijlage 1 is aangegeven. Dit is in verder uitgewerkt in Bijlage 2. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande beplanting aan de westzijde en een nieuwe beplanting aan de noordzijde waarmee de woning aan het zicht van en naar de provinciale weg wordt onttrokken. Voor de nieuwe woning worden tevens nieuwe welstandscriteria opgesteld, die tegelijkertijd worden vastgesteld met dit bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig, uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. De NOVI geeft richting voor keuzes, inspireert, stelt kaders en zorgt voor een integrale aanpak van strategische opgaven in de fysieke leefomgeving. Vier prioriteiten staan daarbij centraal:
De NOVI stelt een integrale aanpak voor, waarbij samengewerkt wordt met andere overheden en maatschappelijke organisaties. De opgaven rond wonen, klimaat, energie, circulaire economie, verkeer en vervoer en landbouw zijn zo groot en ingewikkeld dat meer sturing vanuit het Rijk nodig is. Behoud van omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle ontwikkelingen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid plaatsvinden. De NOVI maakt hierbij gebruik van drie afwegingsprincipes:
Het Rijk heeft de volgende inhoudelijke keuzes vastgelegd in de NOVI:
Het voorliggende bestemmingsplan verbetert de veiligheid en doorstroming van de provinciale weg N355. Daarnaast voorziet het plan in het saneren van een voormalige boerderij met agrarisch bouwvlak, ter compensatie daarvan wordt een woonbestemming gerealiseerd. De positionering van de nieuwe woning en de groenstructuur rond de ovonde worden bepaald naar het advies van een landschapsarchitect, teneinde de omgevingskwaliteit van het landschap te waarborgen. Het plan sluit daarmee goed aan op de prioriteiten zoals geformuleerd in de NOVI.
Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan geldt dat geen van deze Rijksbelangen worden geraakt.
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de ladder is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro als volgt gedefinieerd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'
Dit bestemmingsplan voorziet niet in een stedelijke ontwikkeling. Er wordt één woning gerealiseerd, ter compensatie van de te slopen woonboerderij, maar er is geen sprake van een woningbouwlocatie of de realisatie van een andere stedelijke voorziening. De Ladder voor duurzame verstedelijking is voor dit project niet relevant.
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is neergelegd in de Omgevingsvisie Provincie Fryslân. Deze is op 23 september 2020 vastgesteld. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. De provincie gaat voor een vitale economie door te investeren in omgevingskwaliteiten. Dit zorgt onder andere voor leefbaarheid, een gezonde leefomgeving en het terugdringen van leegstand en verpaupering van bebouwing. Daarnaast gaat de provincie voor een veerkrachtig beleid, waarin ingrijpende ontwikkelingen opgevangen kunnen worden. Het behoud van het karakteristiek van de provincie wordt nagestreefd door het beschermen van de eigen identiteit.
De provincie wil extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:
Dit plan voorziet in de verbetering van een kruispunt in de provinciale N355, door middel van de aanleg van een ovonde. Bereikbaarheid is één van de opgaven waar de provincie extra op wil inzetten. Het plan doet recht aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en is in overeenstemming met het provinciale beleid. In paragraaf 4.6.3 wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing.
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 1 augustus 2014. In de loop der jaren is de verordening verder aangepast en/of aangevuld door herzieningen en/of wijzigingen. Zo is op 18 februari 2015 de 1e partiële herziening van de verordening vastgesteld en zijn in 2020 nieuwe regels voor zon en wind in de verordening opgenomen.
In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het beleid is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het buitengebied.
In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van de kernkwaliteiten die er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.
Het plangebied ligt buiten het bestaand bebouwd gebied zoals opgenomen in de Verordening Romte. Voor de beoogde verkeerskundige aanpassingen en het verwijderen van de agrarische opstellen en het agrarisch bouwvlak gelden vanuit de verordening geen regels. Ten aanzien van de verplaatsing en herbouw van de woning kan gebruik worden gemaakt van artikel 1.2.1 (hergebruik) en 1.5.1 (verplaatsing/vervanging in kader van saldoregeling wonen). Op grond van deze regels bepaalt dat het oppervlak van de nieuwe woning inclusief de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m², of de maat die het bestemmingsplan buitengebied als algemene regel hanteert voor bestaande burgerwoningen, dan wel niet meer dan het oppervlak van de bestaande woning inclusief de bestaande bijgebouwen indien dit oppervlak meer bedraagt dan 300 m². Daarnaast moet de nieuwe woning qua omvang en uitstraling worden ingepast binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.
In de voorliggende situatie hoeft het maximum van 300 m2 niet te worden aangehouden. De oppervlakte van de bestaande bedrijfswoning en aangebouwde schuur is namelijk ruim 200 m2. Daarnaast staan er nog diverse opstallen op het perceel. In die zin kan op grond van het provinciaal beleid meer ruimte worden geboden voor het beoogde initiatief van 500 m2 woonbebouwing op het perceel. Bovendien betreft het hier een woning die wordt uitgevoerd in één woonlaag zonder etages, waardoor er een grotere footprint nodig is dan in een geval van een woning met woonvertrekken op de etages. Het plan is niet in strijd met de thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, in paragraaf 2.2, 4.6 en Bijlage 1 in aangegeven op welke wijze met de belangen vanuit het landschap rekening is gehouden. Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de verbetering van een kruispunt in de provinciale N355 en is daarmee juist ook ten dienste van het provinciale belang. Tenslotte zijn de provinciale archeologische belangen in het plangebied beschermd zoals in paragraaf 4.6 is aangegeven.
De structuurvisie Finster op romte (2010) geeft de toekomstvisie weer van Tytsjerksteradiel tot het jaar 2020. Op 20 september 2018 heeft de raad bij een evaluatie van de structuurvisie geoordeeld dat de houdbaarheidsdatum van de visie nog niet is verstreken en is besloten de structuurvisie te blijven hanteren tot het moment van vaststellen van een nieuwe omgevingsvisie. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende typen kernen. Naast grote kernen als Burgum en Hurdegaryp en recreatieve kernen als Earnewâld bestaat de gemeente uit kleine kernen. Voor ontwikkelingen is het uitgangspunt dat deze moeten passen in aard en schaal van het dorp en het landschap. Ontwikkelingsruimte in de kleine kernen is meer beperkt en richt zich vooral op inbreiding en kwaliteitsimpuls. In beginsel wordt alleen gebouwd voor de eigen behoefte (natuurlijke groei). De dorpen gaan echter nadrukkelijk niet op slot. Ontwikkelingen in kleine kernen vragen om een zorgvuldige inpassing en maatwerk. De gemeente streeft naar behoud van voorzieningen in zijn dorpen.
Dit bestemmingsplan voorziet in de aanpassing van een kruispunt en het creëren van een woonperceel vanwege de sloop van een (voormalige) boerderij, waarbij het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd. De boerderij moet worden gesloopt teneinde de ovonde te kunnen aanleggen. Het plangebied ligt geheel in het buitengebied. Er is geen sprake van een ontwikkeling die relevant is in het kader van de structuurvisie.
Wet natuurbescherming
Indien een project mogelijk een significant negatief effect op een Natura 2000 gebied tot gevolg kan hebben, is op grond van de Wet natuurbescherming een passende beoordeling noodzakelijk. Voor dit plangebied geldt dat er zich geen Natura 2000 gebied in de omgeving bevindt. Een passende beoordeling is voor dit project niet aan de orde.
Besluit milieueffectrapportage
In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) zijn activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r. (beoordelings-) procedure moet worden doorlopen. De activiteiten zijn verdeeld in twee lijsten, de zogenaamde C- en D-lijst.
De sloop van de huidige boerderij en nieuwbouw van de nieuwe woning valt niet onder één van de activiteiten uit de bijlage bij het Besluit mer. De aanleg van de ovonde valt binnen geen van de activiteiten zoals opgenomen in de C-lijst. In de D-lijst is echter wel de volgende activiteit opgenomen:
D1.1: de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg.
De ovonde wordt aangelegd op het kruispunt van de N355 met Wyldpaed West en de Ieswei. Direct uitgesloten kan worden dat één van deze wegen een autosnelweg betreft. Beoordeeld moet worden of deze wegen ook geen autoweg betreffen in de zin van het Besluit mer.
De bijlage van Besluit mer, onderdeel A geeft een definitie van het begrip 'autoweg'. Een autoweg is:
Voor de betreffende wegen geldt dat er geen door verkeerslichten geregeld kruispunt aanwezig is (sub a). Langs geen van de wegen komt men het G3 bord tegen (sub b).
Geconcludeerd wordt dat het voorgenomen project géén activiteit betreft in de zin van het Besluit mer. Een m.e.r.-beoordeling of milieueffectrapport (MER) is op grond van het Besluit mer niet noodzakelijk.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd of als de betreffende wegen worden aangepast (wegreconstructie), dan moet geluidbelasting op de gevels van de woningen worden bepaald en getoetst aan de normen.
De aanleg van de ovonde zorgt op zichzelf niet voor een verhoging van de geluidsproductie van wegverkeer. Vanwege de verplaatsing van de woning is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt daarmee overschreden, maar de maximale grenswaarden niet. Voor de nieuwe woning is een hogere waarde vastgesteld in het kader van de Wgh. De hogere waardenprocedure hiervoor is tegelijkertijd met de procedure van het ontwerpbestemmingsplan doorlopen.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming (Wbb) is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Op grond van de Ontgrondingenwet kan daarnaast een ontgrondingsvergunning nodig zijn voor afgravingen. Provincie Fryslân is bevoegd gezag voor dergelijke ontgrondingen. Hierin is onder andere bepaald dat geen vergunning nodig is voor ontgrondingen die noodzakelijk zijn voor de verwerkelijking van een in een bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming als in het bestemmingsplan is aangegeven dat de diepte van de ontgronding niet meer bedraagt dan 2,00 meter beneden het maaiveld en/of bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet.
Voor dit plan geldt dat er ter plaatse van de aan te leggen ovonde geen eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit, aangezien de gronden worden bestemd voor wegverkeer. In die zin vormt het aspect bodem geen belemmering. Voorafgaand aan het afgraven en (eventueel) afvoeren van grond dient de bodemkwaliteit wel te zijn onderzocht. In het verleden zijn hier eerder bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit een verkennend bodemonderzoek uit 2005 (onderzoekrapportage 05.RH072 d.d. 14 november 2005 uitgevoerd door CSO-Milfac) komt voort dat er een overschrijding heeft plaatsgevonden ten gevolge van de ondergrondse tanks en vulpunten van het tankstation aan de Rijksstraatweg 11. Naderhand is geen aanvullend (nader) bodemonderzoek uitgevoerd waarbij de omvang van de verontreiniging is bepaald. Voor zover bekend zijn tevens geen saneringen uitgevoerd waarbij het gehalten olie in de bodem is verwijderd. Bij de verdere uitwerking van het project wordt ten tijde van de bestekvoorbereiding de verplichting opgenomen om dit nader bodemonderzoek uit te werken en zo nodig op basis hiervan maatregelen te nemen. Dit onderzoek wordt uitgezet en wordt (zo mogelijk) bij de vaststelling van het bestemmingsplan betrokken.
Ter plaatse van de te realiseren woning geldt dat er bodemonderzoek noodzakelijk is voor de bestemmingswijziging. De bodemkwaliteit dient geschikt te zijn voor het wonen. Dit onderzoek is uitgevoerd en in Bijlage 4 opgenomen. Hieruit blijkt dat in het plangebied ter plaatse van de woonbestemming geen verdachte locaties aanwezig zijn en dat het plangebied onverdacht is op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er bestaan geen risico's ten aanzien van de geplande nieuwbouw van een woning met opstallen.
Wat betreft de ontgrondingen is een ontgrondingsvergunning daarom niet noodzakelijk omdat er geen bodemwerkzaamheden dieper dan 2,00 meter beneden het maaiveld zijn beoogde en er geen sprake is van de afvoer van meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Voor dit plan geldt dat er in de huidige situatie sprake is van een kruispunt met aan één zijde een voorsorteervak voor afslaand verkeer. In deze situatie is er sprake van wachtend verkeer (met draaiende motor) vanaf de zijwegen en doorgaand verkeer dat bij de kruising moet inhouden. In de nieuwe situatie wordt een ovonde gerealiseerd.
Het doel van het project is de verkeersveiligheid en de doorstroming op de N355 te verbeteren. De luchtkwaliteit in en om het plangebied is in de huidige situatie goed. Door de aanleg van de ovonde en de sloop/nieuwbouw van de woning ontstaat geen extra verkeersaantrekkende werking. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is er geen sprake van belemmeringen. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat voor de omliggende woningen is de verwachting dat de verbeterde doorstroming op de weg geen of een licht positief effect zal hebben op de luchtkwaliteit, doordat er in de toekomstige situatie sprake is van een betere doorstroming met minder stilstaand verkeer.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is op 1 januari 2017 in werking getreden. Daarmee zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura 2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Sommige Natura-2000 gebieden bevatten stikstofgevoelige habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Tenslotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Gebiedsbescherming
Het kruispunt is niet gelegen in een Natura 2000-gebied of Natuurnetwerk Nederland (NNN). In de omgeving van het plangebied zijn de volgende Natura 2000-gebieden te vinden: Groote Wielen (8,8 km) en Alde Feanen (10,0 km), zie figuur 4.1. Voor Alde Feanen zijn habitattypen aangewezen zoals meren met krabbenscheer en fonteinkruiden en vochtige heiden. Voor beide gebieden zijn ook habitatrichtlijnsoorten aangewezen zoals bittervoorn en gevlekte witsnuitlibel.
Gezien de afstand tot deze gebieden en de zeer geringe impact van de beoogde ontwikkeling, is het onwaarschijnlijk dat de kritische depositiewaarden van de habitattypen in deze gebieden (verder) overschreden zullen worden als gevolg van deze ontwikkeling. Ten aanzien van het project is ook geen sprake van een extra verkeersaantrekkende werking, waardoor er geen effecten zijn in de gebruiksfase.
Figuur 4.1: Overzicht Natura2000 gebieden in de omgeving van het plangebied
Bovendien wordt met dit bestemmingsplan een agrarische bouwvlak volledig 'wegbestemd' en krijgt een aanzienlijk deel van de agrarische gronden in het plangebied een andere bestemming. Als gevolg van de grondverwerving wordt 7.143 m2 agrarische cultuurgrond onttrokken aan de landbouw. Deze grond wordt ondergrond van de reconstructie ovonde en aanleg recreatief fietspad. De stikstofemissie die daarmee samenhangend (door mestaanwending) kon plaats vinden is daarmee vervallen. Om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren zal ten minste het doorgaande reguliere wegverkeer moeten worden omgeleid. Omleiden gebeurt over gelijkwaardige provinciale wegen. Het verkeer gaat op in de bandbreedte van desbetreffende wegvak. Daarmee is de uitstoot die samenhangend met exploitatie verkeer tijdelijk opgeheven voor de duur van de aanleg en is er in het plangebied tijdens de aanlegfase geen sprake van extra stikstofemissie. Bij de uitvoering van de werkzaamheden is daarnaast sprake van werkzaamheden die over twee jaren zijn uitgeschreven en de inzet van HVO brandstoffen en stage klasse V machines. Tegen de tijd van uitvoering zal daarbij ook nog aanvullend een aantal elektrisch materieel worden uitgevraagd. Bij de uitvraag van de werkzaamheden wordt hier rekening mee gehouden. Tot slot kan een 25% van de beoogde werkzaamheden toegekend worden aan wettelijke (onderhouds)taak van de wegbeheerder. Op voorhand zijn ten aanzien van de stikstofdepositie geen belemmeringen te verwachten.
Om dit aan te tonen, is er voor het project een stikstofonderzoek met AERIUS-berekeningen gemaakt, zie hiervoor Bijlage 7. Hieruit blijkt dat er geen effecten zijn op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming
In de ecologische quick scan (Bijlage 5) is onderzoek gedaan naar de in het plangebied voorkomende planten- en diersoorten.
Vanwege de voedselrijke habitateigenschappen van het plangebied is het ongeschikt voor beschermde flora. Deze zijn ter plaatse ook niet aangetroffen. Niet uitgesloten is dat de beschermde soorten kerkuil, gierzwaluw, huismus en/of vleermuizen vaste verblijf- en/of nestplaatsen hebben in het gebied.
Er is vervolgonderzoek nodig naar de aanwezigheid van verblijf- en/of nestplaatsen van de kerkuil, nestplaatsen van de gierzwaluw en huismus en verblijfplaatsen van vleermuizen. Dit is uitgevoerd en opgenomen in Bijlage 6 en hieruit blijkt dat geen jaarrond beschermde nestplaatsen van huismus, gierzwaluw of kerkuil en geen verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen. Negatieve effecten van de voorgenomen werkzaamheden op bovengenoemde soortgroepen kunnen daarom worden uitgesloten. Vanuit de Wnb zijn geen vervolgstappen (ontheffingsaanvraag) nodig.
Zorgplicht
De zorgplicht van de Wet natuurbescherming schrijft voor dat men alles wat redelijkerwijs mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zoveel mogelijk te voorkomen. Bij werkzaamheden moeten dieren de gelegenheid krijgen te vluchten naar leefgebied buiten het plangebied.
Ten aanzien van de gebieds- en de soortenbescherming gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan en de verdere uitvoering van het project met inachtneming van de uit de onderzoeken voortkomende randvoorwaarden (werken buiten het broedseizoen en het naleven zorgplicht).
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht geworden. De Monumentenwet 1988 is met ingang van 1 juli 2016 dan ook vervallen. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 zijn deels overgegaan naar de Erfgoedwet en – zodra die wet in werking treedt – deels naar de Omgevingswet. De bepalingen en vergunningen uit de Monumentenwet 1988 die overgaan naar de Omgevingswet blijven van toepassing tot de datum dat de Omgevingswet in werking treedt. Deze artikelen gelden tot dat moment als overgangsrecht op grond van de Erfgoedwet en tenzij expliciet vermeld, veranderen deze niet van inhoud. Tot die tijd blijft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het wettelijke kader voor de omgang met gebouwde en aangelegde rijksmonumenten en de Monumentenwet 1988 voor de omgang met de archeologische rijksmonumenten.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Voor de archeologische verwachtingswaarde wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de thematische structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' waarin de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap in Friesland beschreven staan.
In de provinciale FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) wordt onderscheid gemaakt tussen de Archeologische kaart van de periode steentijd-bronstijd en van de periode ijzertijd-middeleeuwen. In figuur 4.2 is een uitsnede van de FAMKE weergegeven van de eerste periode, in figuur 4.3 van de tweede.
Voor het plangebied geldt deels het advies karterend onderzoek 3 voor de periode steentijd. Dit is van toepassing op projecten met een grotere omvang dan 5.000 m2. Voor een groot deel van de projectlocatie geldt echter het advies waarderend onderzoek uit te voeren, dit in verband met een eerdere vondst van vuursteen. Bij ingrepen groter dan 50 m2 wordt al aanbevolen om waarderend archeologisch onderzoek uit te voeren. Voor de middeleeuwen (figuur 4.3) is ook het advies dat karterend onderzoek 3 wordt uitgevoerd, voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 5.000 m2.
Ten aanzien van dit project geldt dat er in ieder geval karterend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Het resultaat van dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 8. Op basis van dat onderzoeksresultaat wordt geconcludeerd dat voor een gedeelte van het plangebied ook waarderend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Dit betreft het zuidelijke deel van het plangebied, waar de toekomstige woning is beoogd. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek is de oorspronkelijke beoogde positie van de woning opgeschoven en wordt bij de uitwerking een hoger vloerpeil toegepast. Het bestemmingsplan biedt voor deze archeologisch waarden een beschermende regeling, waarmee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is gegarandeerd. In verband met de positie van de beoogde woning, is een archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd ter hoogte van de beoogde locatie van de bouwwerken in het archeologisch waardevolle gebied. Dit proefsleuvenonderzoek is opgenomen in Bijlage 9. Hieruit blijkt dat er geen archeologische resten uit de zijn aangetroffen uit de steentijd. Wel werd een archeologische vindplaats aangetroffen bestaande uit meerdere zandwinningskuilen daterend uit de nieuwe tijd (18e eeuw). Deze vindplaats wordt niet als behoudenswaardig geacht. Verder archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Figuur 4.2: Uitsnede FAMKE periode steentijd-bronstijd
Figuur 4.3: Uitsnede FAMKE periode ijzertijd-middeleeuwen
Voor de gronden ten zuiden van het woonperceel in het plangebied is overeenkomstig de FAMKE tevens een beschermende regeling opgenomen door middel van een archeologische dubbelbestemming.
Woudenlandschap
Voor het gehele plangebied geldt een beschermende dubbelbestemming: 'Waarde – Landschap (Woudenlandschap)'. Deze dubbelbestemming is opgenomen ten behoeve van de bescherming van de specifieke kenmerken van het woudenlandschap, waaronder houtsingels en houtwallen. Relevant voor de ontwikkeling is de functieaanduiding 'houtsingel', binnen de beschermende dubbelbestemming. De houtopstanden binnen deze aanduiding zijn beschermd. Het bestemmingsplan bevat een omgevingsvergunningstelsel voor het kappen van houtopstanden binnen de aanduiding 'Houtsingel', waarbij wordt verwezen naar de Houtsingelkaart behorende bij het bestemmingsplan. In figuur 4.4 is een uitsnede opgenomen van de Houtsingelkaart.
Figuur 4.4: Uitsnede houtsingelkaart
Uit deze kaart blijkt dat de in het project gebied liggende houtsingels gedeeltelijk vallen onder de categorie "wel vergunbaar" (groene lijn) en gedeeltelijk “niet vergunbaar” (aangegeven met rode onderbroken lijn). Voor het kappen van houtopstanden binnen deze laatste categorie kan dus binnen het vigerende bestemmingsplan geen omgevingsvergunning worden verleend. Figuur 1.5 in paragraaf 1.4 en 2.6 in paragraaf 2.2 tonen een gedetailleerdere weergave ter plaatse. Deze toont het inrichtingsplan van de beoogde wegaanpassing met de overlappende aanduiding 'houtsingel' uit het geldende bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op grond waarvan burgemeester en wethouders het bestemmingsplan kunnen wijzigen en de aanduiding ter plaatse verwijderen. Voorwaarde voor het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid is dat het structuurbepalende karakter van de houtsingel niet kan worden gehandhaafd, als gevolg van grootschalige ingrepen in het landschap in het kader van: landinrichting, uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorwegen). Ook mag het plan geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap, met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap.
Reden dat een (klein) deel van de aangeduide houtsingel zoals aangegeven in paragraaf 2.2 niet gehandhaafd kan worden, is de aanleg van een fietspad ten noorden van de beoogde ovonde en de aanleg van de ontsluiting ten behoeve van de nieuwe woning. De doorgaande structuur van de houtsingel wordt daardoor plaatselijk onderbroken. Nu het voorliggende plan voorziet in een nieuwe juridisch-planologische regeling ter plaatse van het plangebied, kan ook de aanduiding 'houtsingel' gedeeltelijk worden verwijderd. Hiervoor wordt geen wijzigingsprocedure doorlopen, hoewel wordt voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden. Daarnaast is zowel in de positionering van het nieuwe woonerf als bij de aanleg van de ovonde met aansluitende wegen en paden rekening gehouden met een goede landschappelijke inpassing zoals aangegeven in paragraaf 2.2 en Bijlage 1.
Bouwaanduiding 'karakteristiek'
De (voormalige) boerderij aan het kruispunt N355/Wyldpaed West is in het vigerende bestemmingsplan voorzien van de bouwaanduiding 'karakteristiek'. Vanuit het oogpunt van doorstroming en verkeersveiligheid is de aanleg van de ovonde echter van lokaal en provinciaal belang, waarvoor deze bebouwing gesloopt zal moeten worden. Het geldende bestemmingsplan geeft de mogelijkheid om door middel van een wijzigingsbevoegdheid de aanduiding 'karakteristiek' te verwijderen, mits:
In onderhavige situatie geldt dat sub 2. aan de orde is. De boerderij staat te dicht op het kruispunt om gehandhaafd te blijven. Daarnaast is dit (voormalige) agrarische bebouwing die feitelijk niet meer als zodanig in gebruik is. In plaats daarvan wordt voorzien in een woonbestemming op ruimere afstand, zorgvuldig ingepast in het landschap.
Nu een bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen wordt daarin de aanduiding en het bouwvlak verwijderd, waardoor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet aan de orde is.
Voor het aspect archeologie geldt dat er inventariserend en karterend onderzoek is uitgevoerd. Voor het zuidelijk deel van het plangebied, ter plaatse van de nieuwe woning, is nader archeologisch onderzoek nodig in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Hieruit is gebleken dat ter plaatse van de beoogde woning geen behoudenswaardige archeologische resten zijn aangetroffen. Voor het overige geldt voor het onderzochte gebied een lage archeologische verwachtingswaarde, waarvoor alleen de algemene meldplicht relevant is. Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is vanuit de resultaten van het archeologisch onderzoek op het woonperceel een beschermende regeling opgenomen die in paragraaf 5.2 is beschreven. In planvorming voor de woning is hier mede rekening mee gehouden door een hoger vloerpeil toe te passen. Uit het proefsleuvenonderzoek blijkt ook dat er geen archeologische belemmeringen zijn. Ten zuiden van het woonperceel is op het agrarische perceel vanuit de FAMKE tevens sprake van een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Ten aanzien van cultuurhistorie geldt dat er in het plangebied sprake is van landschappelijke waarden in de vorm van houtsingels. Gedeeltelijk zijn er aanpassingen nodig aan deze houtsingels om de plannen mogelijk te maken. Er wordt zorggedragen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de ovonde, met de daarvoor aan te passen wegen en paden, en het nieuwe woonerf. Voor zover (plaatselijk) kap van houtsingels onvermijdelijk is vanwege de aanpassing van de infrastructuur, wordt voorzien in versterking van de houtsingels elders. Dit vormt een belangrijk onderdeel van de landschappelijke inpassing.
Verder bevat de bestaande boerderij aan het kruispunt de aanduiding 'karakteristiek'. Om de ovonde te kunnen aanleggen zal dit gebouw gesloopt moeten worden. De betreffende boerderij is al niet meer in gebruik voor agrarische doeleinden, er wordt nu alleen gewoond. Er wordt voorzien in een woonbestemming ten zuiden van de ovonde, waarbij het bouwvlak van het (voormalige) agrarische erf komt te vervallen en de opstallen worden gesloopt.
Waterwet
Binnen de Waterwet is het beheer van oppervlaktewater en grondwater geregeld en de wet verbetert de samenhang tussen ruimtelijke ordening en waterbeleid. Een watervergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden aan een waterstaatswerk zal moeten worden aangevraagd bij de waterbeheerder, Wetterskip Fryslân. Een waterstaatswerk is een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.
Legger Wetterskip Fryslân
Het beheer van waterstaatswerken wordt uitgevoerd door de waterbeheerder; het Wetterskip Fryslân. Het Wetterskip heeft voor het beheer en onderhoud van de waterstaatswerken een Legger opgesteld. In de Legger worden de minimaal benodigde afmetingen van keringen beschreven om aan de veiligheidsnormen te voldoen. In de Legger wordt voor de wateren binnen het Wetterskip haar beheersgebied, de minimale eisen beschreven om een goede aan- en afvoer van water te realiseren. Naast het stellen van eisen aan de waterstaatswerken, vervult de Legger een functie in de handhaving van verbodsbepalingen die staan beschreven in de Keur. Dit betekent dat het zonder toestemming van het waterschap verboden is om gebruik te maken van een waterstaatswerk, inclusief beschermingszones.
Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets
De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op basis van het Bro moet een paragraaf worden opgenomen waarin wordt beschreven hoe er rekening is gehouden met de waterhuishouding binnen het bestemmingsplan. Voor de schriftelijke onderbouwing van de waterhuishouding binnen het bestemmingsplan, is gebruik gemaakt van de (verplichte) digitale 'Watertoets'. In de Watertoets wordt door het Wetterskip advies gegeven hoe om te gaan met de waterhuishouding, zodat deze wordt gewaarborgd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang dat het Wetterskip vroegtijdig betrokken wordt.
Watertoets
Deze waterparagraaf bevat de vereiste Watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op 21 december 2021 is de digitale watertoets doorlopen waarmee Wetterskip Fryslân is geïnformeerd over het bestemmingsplan.
Met de aanvraag voor het wateradvies is Wetterskip Fryslân geïnformeerd over het project en is de watertoets doorlopen.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In voornoemde Besluiten is een verantwoordingsplicht bij een toename van het groepsrisico opgenomen.
Het aspect externe veiligheid wordt beoordeeld met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het GR is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Voor het GR is een oriënterende waarde bepaald. Dit betreft geen harde norm, maar vormt een onderdeel bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het risico. In algemene zin geldt dat wanneer het GR onder de oriënterende waarde blijft, er sprake is van een acceptabel risiconiveau.
Tegenover het plangebied bevindt zich een tankstation met LPG. De daarbij behorende veiligheidszone (aangeduid als 'veiligheidszone - externe veiligheid') ligt gedeeltelijk over het plangebied. De bestaande woonboerderij die voor de aanleg van de ovonde gesloopt moet worden, ligt net buiten de zone. De woonbestemming voor de beoogde vervangende woning, komt op een grotere afstand tot de veiligheidszone. De herinrichting van het kruispunt (aanleg ovonde) is niet van invloed op deze zone.
Verder heeft dit plan geen gevolgen ten aanzien van transportroutes. De aard en omvang van dit project heeft geen invloed op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarom is geen nader onderzoek noodzakelijk en vormt externe veiligheid geen belemmering voor dit plan.
In het plangebied zijn twee ondergrondse gasleidingen aanwezig (zie hiervoor ook paragraaf 4.9). Met het plan wordt de bestaande (woon)boerderij gesaneerd. Daarvoor in de plaats wordt een woonbestemming gerealiseerd ten behoeve van één woning. Het aantal woningen blijft gelijk, evenals de afstand van de woning tot de gasleidingen. Het voorgenomen plan is niet van invloed op het plaatsgebonden risico of het groepsrisico.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Binnen het plangebied liggen, zoals in de vorige paragraaf ook is genoemd, twee ondergrondse gasleidingen, voorzien van een planologische regeling. De leidingen zijn ondergebracht in de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Deze dubbelbestemming biedt een beschermende regeling ten behoeve van de gasleidingen en verplicht bij een vergunningsaanvraag tot overleg met de leidingbeheerder.
De aan te leggen ovonde en de nieuwe woning liggen op voldoende afstand van de leidingen en bijbehorende belemmeringenstroken, om risico's bij de werkzaamheden te kunnen uitsluiten. Er zijn geen grondwerkzaamheden beoogd ter plaatse van de dubbelbestemming.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen zijn zoveel mogelijk afgestemd op de regelingen uit het geldende bestemmingsplan.
Agrarisch - Cultuurgrond
Deze bestemming is toegekend aan gronden met een agrarische functie of een semi-agrarische of daarmee te vergelijken hobbymatige functie (weiland, moestuin, erf e.d.). Het beleid is er op gericht de landschappelijke- en natuurwaarden van de betreffende gronden zoveel mogelijk in stand te houden. Deze doelstelling is juridisch verankerd door middel van regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. Dit houdt in dat in bepaalde situaties een vergunning aangevraagd dient te worden voor activiteiten die van negatieve invloed kunnen zijn op de landschappelijke en/of natuurwaarden. Te denken valt aan activiteiten, zoals het aanbrengen van verhardingen of van voorzieningen voor recreatief medegebruik.
De gronden binnen het plangebied zijn niet voorzien van een bouwvlak, ook zijn er geen wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Zo is het niet toegestaan om de gronden te bebouwen.
Verkeer - Verblijf
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden betreffen openbare straten met in hoofdzaak een functie voor bestemmingsverkeer. In het plangebied zijn dat Wyldpaed West en de Ieswei. Ook groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen vallen onder deze bestemming, evenals bijbehorende bouwwerken en voet- en fietspaden.
Verkeer - 1
Binnen de bestemming 'Verkeer - 1' staat de ontsluitings- c.q. stroomfunctie voorop. Wegen en kruispunten met een belangrijke doorgaande en/of lokaal ontsluitende verkeersfunctie, zijn onder deze bestemming gebracht. Vandaar dat ook de N355 is voorzien van deze bestemming.
Voor bebouwing in de vorm van wachthuisjes (abri’s) en dergelijke is geen specifieke regeling getroffen. Deze kunnen in het algemeen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het daarop gebaseerde Besluit omgevingsrecht (Bor) zonder omgevingsvergunning worden gerealiseerd.
Wonen - A1
Voor het realiseren van de nieuwe woning is een woonbestemming opgenomen. De regeling hiervoor is afgestemd op het geldende bestemmingsplan voor het buitengebied en het beoogde ontwerp van de woning. Op basis van het bestemmingsplan voor het buitengebied is er bij recht een woonhuis in een bouwvlak van 150 m2 mogelijk. Buiten het bouwvlak mogen bij recht maximaal 100 m2 aan gebouwen en overkappingen worden gebouwd. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak conform het beoogde ontwerp onder voorwaarden te vergroten naar 350 m2 mits dit niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het "hiem". Hiermee is er in totaal maximaal 500 m2 aan bebouwing mogelijk. De hoogteregeling is afgestemd op het beoogde initiatief waardoor de woning maximaal 5 meter hoog mag zijn. Binnen de woonbestemming is beroep of bedrijf aan huis toegestaan. De regeling is afgestemd op het initiatief en de standaarden van de gemeente.
Voor de juridische borging van de landschappelijke inpassing van de woning is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de algemene gebruiksregels.
Leiding - Gas
Binnen het plangebied bevindt zich een tweetal aardgastransportleidingen. De leidingen hebben aan weerzijden een belemmeringenstrook van 5 meter vanaf het hart van de leiding. In de belemmeringenstrook zijn bouwactiviteiten en bepaalde grondbewerkingen niet toegestaan, tenzij door het bevoegd gezag -gehoord de leidingbeheerder- vergunning wordt verleend.
Waarde - Archeologie 1 en 2
Met deze bestemmingen worden archeologische waarden in de bodem beschermd zoals beschreven in paragraaf 4.6. Bij bodemingrepen dieper dan 0,25 meter is ter plaatse van het woonperceel nader archeologisch (proefsleuven)onderzoek nodig op de plekken waar dat nog niet in uitgevoerd en kunnen bij de omgevingsvergunning aanvullende voorwaarden worden gesteld. Hiervoor is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' opgenomen.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is van toepassing op het agrarische perceel ten zuiden van het woonperceel. Overeenkomstig de FAMKE is hier bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en die dieper gaan dan 0,30 meter archeologische onderzoek noodzakelijk.
Waarde - Landschap (Woudenlandschap)
Deze dubbelbestemming geldt voor het gehele plangebied, vanwege de ligging in het coulisselandschap. De kenmerkende waarden van het woudenlandschap zoals houtsingels, dykswâlen en verkavelingstructuren zijn in deze bestemming door middel van een vergunningenstelsel beschermd. Op basis van een inventarisatie van onder andere singels en dykswâlen is een zogenaamde houtsingelkaart gemaakt. In het plangebied komt alleen de aanduiding 'houtsingel' voor, met de daarbij behorende beschermende regeling. In het plan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een dergelijke aanduiding te verwijderen of aan te brengen.
veiligheidszone - lpg
Vanwege de aanwezigheid van een tankstation met LPG, direct ten noordwesten van het plangebied, geldt voor een deel van de gronden de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg'. Ter plaatse van deze aanduiding is een beschermende regeling van toepassing.
De bestemmingsplanprocedure geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. De procedurestappen van het bestemmingsplan worden in deze paragraaf beschreven.
In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Om een ieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, is een inspraakprocedure gevolgd, zoals die is opgenomen in de gemeentelijke inspraakverordening.
In dezelfde fase is het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Over alle eventueel ingekomen reacties is een standpunt bepaald, waarvan de resultaten in het bestemmingsplan zijn verwerkt.
In Bijlage 10 zijn de ingediende inspraak- en overlegreacties samengevat en beantwoord, waarbij is aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan is aangepast. Daarnaast is het bestemmingsplan op enkele punten ambtshalve aangepast. Behalve het toekomen van een tweede archeologische dubbelbestemming aan de zuidzijde van het gebied betreffen dit voornamelijk tekstuele aanvullingen en correcties.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Het bestemmingsplan is vervolgens op 22 juni 2023 vastgesteld, waarbij een nieuwe AERIUS-berekening en de definitieve versie van het archeologisch proefsleuvenonderzoek ambtshalve zijn aangepast. Vervolgens wordt het bestemmingsplan nogmaals gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het initiatief voor dit bestemmingsplan betreft het aanpassen van het kruispunt N355 - Wyldpaed West. Provincie Fryslân heeft budget gereserveerd voor verbetering van de N355 en de daarmee gemoeide kosten; deze kosten komen niet voor rekening van de gemeente. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling ten behoeve van de realisatie van de ovonde en daarmee samenhangende aanpassingen.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie van derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit, en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Met betrekking tot het onderhavige plan zijn de kosten voor uitvoering van het project voor de kruispuntaanpassing voor de provincie Fryslân. De kosten voor de bouw van de woning zijn voor de particulier. Daarmee zijn de kosten 'anderszins verzekerd'.
Na vaststelling van dit bestemmingsplan zijn planschadekosten de enige kosten die verder nog uit dit bestemmingsplan kunnen voortkomen. Planschadekosten zijn op voorhand niet uit te sluiten. Daarom zal met de provincie en met de particulier een planschade overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeente de planschadekosten moet betalen die gemaakt worden in het belang van de aanvrager. Voor het voorliggende bestemmingsplan is een planschadeovereenkomst met de provincie en de particulier getekend. Hiermee zijn de mogelijke kosten van planschade ook 'anderszins verzekerd'.