Bestemmingsplan Gravinneloane 2, Garyp (wijzigen bestemming van agrarisch naar maatschappelijk)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0737.00BPXV-vg01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels bestemmingsplan Gravinneloane 2 Garyp (wijzigen van agrarisch naar maatschappelijk)
Inhoudsopgave
Regels bestemmingsplan Gravinneloane 2 Garyp (wijzigen van agrarisch naar maatschappelijk)
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 3 Maatschappelijk- Medisch en zorg 27
Artikel 4 Waarde-landschap (Woudenlandschap) 31
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene voorwaardelijke verplichting m.b.t. parkeren 38
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1 plan
het bestemmingsplan Gravinneloane 2 Garyp (wijziging van agrarisch naar maatschappelijk) met Imro code NL.IMRO.0737.00BPXV van de gemeente Tytsjerksteradiel;
2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
5 aanleggelegenheid
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het niet langer dan drie dagen aaneen aanleggen met recreatievaartuigen;
6 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van vee en pluimvee;
7 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzet- en weg- en waterbouwwerkzaamheden ten behoeve van niet agrarische bedrijven of instellingen;
8 akker- of tuinbouwbedrijf
een bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het telen van (consumptie)gewassen in de volle grond;
9 archeologie
9.1 archeologisch onderzoek
Een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie conform de kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
9.2 Archeologische waarden
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
10 bar
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
12 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
14 bedrijfskantine
zie: restauratieve voorziening;
15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar in aantoonbare relatie staat tot de bestemming van het gebouw of het terrein;
16 beeldverstorende bebouwing
bebouwing die door de staat waarin ze verkeert of door de verschijningsvorm, een negatieve invloed heeft op de landschappelijke waarden in de omgeving;
17 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
18 beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, genoemd in bijlage 2 dan wel een naar de aard of invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit, die in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend op een zodanige wijze dat:
het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van die activiteit met de woonfunctie in overeenstemming is, waarbij:
het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning;
het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
er geen onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
20 bestaand
bij bouwwerken:
bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
bij het overige gebruik:
het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
24 bijzondere paardenhouderij
zie gebruiksgerichte paardenhouderij;
25 bijzondere recreatieve voorziening
een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;
26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
28 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
30 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
32 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
33 café
een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;
34 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;
35 chalet
een onderkomen voor recreatieve bewoning met een lichte constructie welke niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan aangemerkt kan worden;
36 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
37 dagbesteding
een voorziening voor het opvangen van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of (geestelijk) gehandicapten, waarbij diverse aan de dagbesteding gerelateerde activiteiten mogelijk zijn, zoals het houden en verzorgen van dieren, het kweken/telen van gewassen en de kleinschalige productie/reparatie van goederen;
38 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);
40 dienstverlenend bedrijf en of (openbare) dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten op administratief, adviesgevend, financieel, informatietechn(olog)isch, intermediair, juridisch, (lichaams)verzorgend, ontwerptechnisch, (para-/ sociaal-)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen terrein, alsmede uitzend- en/of detacheringbedrijven, uitleen- en/of verhuurbedrijven in kleinschalige roerende goederen, zoals video- of bibliotheken, één en ander evenwel met uitzondering van een seksinrichting, uitleen- en verhuurbedrijven in grootschalige roerende goederen, zoals transportmiddelen, machines of werktuigen en reparatie- en herstelbedrijven, waaronder een garagebedrijf;
41 dobbe
zie: poel;
42 drinkpoel
een (oorspronkelijk) als drinkplaats voor vee aanwezige verruiming in het profiel in het beloop van een sloot of ter hoogte van een kruising van sloten;
43 dykswâl (houtwal)
een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.
Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;
44 ecologische voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken, geen bouwwerk zijnde;
45 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
46 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woning op de eerste bouwlaag, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
47 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
48 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
49 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
50 gebruiksgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij, waaronder een manege, die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend, niet zijnde een productiegerichte paardenhouderij, en waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone/menner inclusief de bijbehorende huisvesting van paarden; hiermee ligt de nadruk op het recreatieve/ sportieve aspect van paardrijden;
51 gebruiksmogelijkheden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
52 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
53 geluidsbelasting vanwege een militaire luchthaven
de geluidsbelasting op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijk op een militaire luchthaven landende en opstijgende luchtvaartuigen, uitgedrukt in Kosteneenheden, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
54 geluidsgevoelige functies
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
55 geluidsgevoelige gebouwen
woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet luchtvaart en het Besluit militaire luchthavens;
56 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
57 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
58 grenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege een luchthaven
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit het Besluit militaire luchthavens;
59 groepsaccommodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of chalets, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort recreatief verblijf;
60 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van bij het bedrijf in gebruik zijnde cultuurgrond in de directe omgeving van het bedrijf; de afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet en het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten;
61 half open landschap
Het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;
afwisseling van water, land en drassige percelen;
verspreid voorkomende petgaten en legakkers;
vervagende of verdwenen verkavelingpatronen;
vage of verdwenen ontginningsrichting;
verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;
62 haven
haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het ligplaats innemen van recreatievaartuigen;
63 "hiem"
het binnen de (woon)bestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
64 hoekerker
een erker die aan twee gevels van een woning is gebouwd;
65 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
66 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
67 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
68 horecabedrijf categorie 1
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet- of licht- alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
69 horecabedrijf categorie 2
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
70 horecabedrijf categorie 3
een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-/dancing, discotheek, nachtclub, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
71 horecabedrijf categorie 4
een horecabedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
72 horecavloeroppervlakte
de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, waaronder terrassen (exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.);
73 hotel
een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken worden verstrekt;
74 houtopstand
opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;
75 houtsingel
langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;
76 houtteelt
een bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
77 houtwal
zie dykswâl;
78 huishouden
Eén of meer personen die een duuzame gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
79 individueel aaneen gebouwd
gebouwen met een tussenruimte van ten hoogste 2 meter, of gebouwen op een zodanige wijze aaneen gebouwd dat er visueel sprake is van zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en /of gevelbelijning;
80 intensieve veehouderij
zie niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
81 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk, stacaravan of chalet zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
82 kampeerterrein
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
83 kampwinkel
een winkel ten behoeve van de gebruikers van een kampeerterrein of een andere verblijfsrecreatieve voorziening;
84 kantoor
een gebouw zonder of met een ondergeschikte publieksgerichte functie, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen dienstverlenende bedrijven en instellingen;
85 kap
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
86 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
87 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
88 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
89 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen of het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
90 landschappelijk inpassingsplan
een plan dat, volgens het procedé 'Nije Pleats', weergeeft op welke wijze een vergroting van een bouwperceel van een bestaand agrarisch bedrijf, een bestaand niet-agrarisch bedrijf of de realisering van een nieuw agrarisch bouwperceel landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig wordt ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
de historisch gegroeide landschapstructuur;
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het bouwperceel is/wordt gesitueerd;
het bebouwingspatroon;
een goede infrastructurele ontsluiting;
de milieuhygiënische situatie;
de lichtuitstoot;
de mogelijke invloed op voor stikstofdepositie zeer kwetsbare gebieden.
Een landschappelijk inpassingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
91 landschappelijk inrichtingsplan
een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap, o.a. in het kader van perceelsvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:
de historisch gegroeide landschapstructuur;
de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;
de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, waarbinnen de te veranderen singels, dykswâlen (houtwallen)en andere landschapselementen liggen;
het bebouwingspatroon;
een goede infrastructurele ontsluiting.
Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;
92 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
93 ligplaats
het gebruik van gronden voor het langer dan drie dagen aaneen aanleggen met een vaartuig. Op het korter aanleggen met een recreatief vaartuig is de APV van toepassing
94 logiesverstrekking
een horecabedrijfsactiviteit, die enkel of in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies en waarbij de logieseenheden zijn ingericht als nachtverblijf, zoals een hotel, pension of kampeerboerderij;
95 manege
een voorziening met een publieksgericht karakter, waar, al dan niet bedrijfsmatig, gelegenheid wordt geboden voor het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder begrepen het stallen, het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) eventueel in combinatie met daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel;
96 medische voorziening
voorziening ten behoeve van geneeskundige diensten die gericht zijn op het opsporen van ziekten en de geneesmiddelen daarvoor aanwijst, waaronder een (tand)artsenpraktijk, apotheek, dierenkliniek;
97 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
98 milieuafstand
de grootste, voor een bepaald bedrijfstype in acht te nemen (richtlijn)afstand tot een milieugevoelige functie in verband met door dat bedrijfstype veroorzaakte hinder door geluid, gevaar, geur, licht, stof en/of trilling;
99 milieusituatie
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
100 molen
een bouwwerk met wieken, dat is bedoeld om door middel van windvang mechanische kracht op te wekken, bijvoorbeeld voor het fijnmalen van stoffen (zoals graan) of het bemalen van polders;
101 molenbiotoop
de ruimte rondom een molen, die vrij wordt gehouden ten behoeve van een goede windvang en daarnaast de belevingswaarde van de molen in het landschap in stand houdt;
102 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
103 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van open cultuurgrond als productiemiddel;
104 onderbouw
het doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, dat geheel of grotendeels is gelegen beneden het peil;
105 ondergeschikte horeca
Een bedrijfsmatig uitgeoefende horecafunctie, gerelateerd aan een bedrijf of instelling, die waarneembaar ondergeschikt is aan de (hoofd)functie(s) van het bedrijf of de instelling en die dient ter ondersteuning van de (hoofd)functies van dat bedrijf of die instelling;
106 openbare nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie.
107 open landschap
Het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
grootschalig open (weide)landschap;
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (voormalige eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
108 klei op veen landschap
het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
zeer grootschalig open (weide)landschap
regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;
grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;
109 meren- en kanalenlandschap
het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;
grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;
opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;
perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;
incidenteel voorkomende bebouwing;
110 veenweidelandschap
het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
grootschalig open (weide)landschap;
hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;
perceelsscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;
verspreid voorkomende bosschages en plassen / poelen van beperkte omvang (onder andere vm. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
111 openbare nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport, de telecommunicatie, het transport van drinkwater en afvalwater en daarmee vergelijkbare voorzieningen, zoals een schakelkast, een electriciteitshuisje en een verdeelstation, niet zijnde een opstelling voor zonne-energie;
112 opvangcentrum
plaats waar van elders komende personen (met name vluchtelingen en/of thuis- en daklozen) opgevangen en voorlopig gehuisvest en verzorgd worden;
113 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
114 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
115 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
116 paramedische voorziening
voorziening ten behoeve van diensten die samenhangen met de geneeskunde, waaronder een praktijk voor fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtist, mondhygiënist;
117 parkeergelegenheid
het deel van een perceel dat voor het parkeren van motorvoertuigen is ingericht;
118 peil
indien op of in het land wordt gebouwd:
de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5 m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt ontsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
indien op of in het water wordt gebouwd:
het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
119 pension
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd, met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, één en ander zonder vermaaksfunctie;
120 perifere detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen en/of brand- en explosiegevaarlijke stoffen alsmede detailhandel binnen tuincentra, bouwmarkten en kringloopwinkels, die vanwege de aard van het productassortiment, niet zijnde voedings- en genotmiddelen, een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en goed bereikbaar moeten zijn;
121 persoonlijke dienstverlening
dienstverlening gericht op het persoonlijk welbevinden, de gezondheid en/of op het uiterlijk van personen, zoals een kappersbedrijf, een schoonheidssalon en/of een (para-)medische praktijk;
122 pingoruïne
overblijfsel van een pingo, ontstaan in het Weichselien. Diepe, meestal ronde komvormige depressie, omgeven door een volledige of gedeeltelijke ringwal. Gevuld met een gyttja, een bezinksel van organisch materiaal, naar boven overgaand in veen;
123 pluimvee
kippen, ganzen, eenden, parelhoenders, kalkoenen en struisvogels;
124 poel
een van ander oppervlaktewater geïsoleerd stilstaand water;
125 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
126 productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij die op een bedrijfsmatige schaal wordt uitgeoefend en waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;
127 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
128 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
129 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
130 recreatievaartuig
een object, niet zijnde een (recreatie)woonschip of drijvend boothuis of daarmee gelijk te stellen voorziening, dat bedoeld is voor het vervoer over water ten behoeve van recreatief gebruik;
131 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning, niet zijnde een stacaravan of chalet;
132 recreatiewoonschip
een woonschip dat naar de aard en inrichting bedoeld is voor recreatieve bewoning;
133 restauratieve voorziening
een voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren en dranken aan de medewerkers van dat bedrijf of de bewoners en medewerkers van die instelling, zoals een bedrijfskantine;
134 risicovolle functie
een risicovolle inrichting, een transportroute gevaarlijke stoffen of een buisleiding ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen;
135 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
136 schiphuis
een boven water geplaatst gebouw, uitsluitend bedoeld voor de stalling van boten;
137 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
138 slijterij
een winkel in alcoholhoudende dranken voor het gebruik elders dan ter plaatse;
139 slopen
geheel of gedeeltelijk afbreken;
140 sociaal-medische voorziening
voorziening die gericht is op een multidisciplinaire aanpak van medische aspecten;
141 sportkantine
een voorziening ten dienste van een sportvereniging en/of -instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de leden, supporters en bezoekers van de sportvereniging en/of aan de reguliere gebruikers van die sportinstelling;
142 stacaravan
een caravan, die of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat - mede gelet op de afmetingen - niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en niet duurzaam met de aarde verbonden is, in zijn geheel of in enkele delen kan worden verplaatst en niet als chalet aangemerkt kan worden, en bestemd voor recreatief nachtverblijf;
143 stallinggelegenheid
het deel van een perceel dat voor het stallen van fietsen, scooters, brommers en scootmobiels is ingericht;
144 steiger
het bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zich, al dan niet gekoppeld aan de wal, direct bevindt aan of in het water dat bedoeld is voor het innemen van een ligplaats met recreatievaartuigen dan wel (recreatie)woonschepen;
145 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
146 toeristische en recreatieve functies (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
het verstrekken van recreatief nachtverblijf / logies (zoals bêd en brochje, pension, recreatiewoning (appartement), trekkershut, kampeerboerderij), het bieden van toeristische en recreatieve diensten (zoals verhuur van fietsen en vaartuigen, het bieden van mogelijkheden voor sport en spel), het verstrekken van niet-alcoholische consumpties aan fietsers, wandelaars e.d. (theetuin, etc.), het houden van exposities, het bieden van educatieve activiteiten (zoals workshops, cursussen);
147 vee
door de mens gedomesticeerde dieren die in het agrarisch bedrijf om economische redenen worden gehouden, zoals runderen, schapen, geiten, varkens, paarden, ezels en reeën, alsmede pluimvee;
148 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
149 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
150 verplaatsbaar bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, zoals een stacaravan of chalet, die direct maar niet duurzaam met de aarde is verbonden;
151 voetprint van de hoofdmassa
de oppervlakte en de plattegrondvorm van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw, bestaande uit het oorspronkelijke woongedeelte (+ eventuele hals) en het oorspronkelijke aangebouwde bedrijfsgedeelte
152 volkstuin
gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groente en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;
153 volumineuze goederen
goederen die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
154 voorbouwgrens
zie voorgevelrooilijn;
155 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
156 voorgevelrooilijn
de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;
157 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
158 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen;
159 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
160 windturbine
een bouwwerk dat is bedoeld om met een draailichaam (rotor) door middel van windvang elektrische energie op te wekken en waarvan de rotor om een horizontale dan wel om een verticale as draait (horizontale respectievelijk verticale windturbine);
161 winkel
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
162 wonen
het bewonen van een woning door niet meer dan één huishouden;
163 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een daarmee gelijk te stellen samenhangende groep van personen;
164 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
165 woonschip
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
166 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder;
167 woonwagen
een voor bewoning bestemd bouwwerk, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
168 woudenlandschap
het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.
Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap, hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;
168.1 dykswâlenlandschap met blokverkaveling
het dykswâlenlandschap (houtwallen) met blokverkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatige blokverkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,8 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 5,2 ha;
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
de aanwezigheid van onverharde paden;
168.2 dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling
het dykswâlenlandschap (houtwallen) met opstrekkende verkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
sterk opstrekkende verkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 3,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,7 ha;
relatief smalle percelen;
de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
bebouwing is voornamelijk geconcentreerd in de bebouwingslinten;
verspreid voorkomende pingoruïnes;
168.3 Friese essenlandschap
het Friese essenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatige blokverkaveling of opstrekkende verkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 1,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,0 ha
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
relatief kleine percelen;
de aanwezigheid van dykswâlen (houtwallen), houtsingels of hagen op de perceelscheidingen;
de aanwezigheid van onverharde paden;
langs vrijwel alle wegen en paden beplanting;
verspreid voorkomende bebouwing aan wegen en paden over of aan de randen van de es;
168.4 hoogveen met wijkenlandschap
het hoogveen met wijkenlandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatig patroon van wijken en sloten;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,6 ha;
opstrekkende verkaveling;
herkenbare grenzen tussen ontginningsblokken;
de aanwezigheid van houtsingels langs wijken en sloten;
verspreid voorkomende bebouwing;
168.5 jonge heideontginningslandschap
het jonge heideontginninglandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
onregelmatige blokverkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,1 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,2 ha
onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
relatief kleine percelen;
de aanwezigheid van een informeel padensysteem, bestaande uit verharde, halfverharde en onverharde paden;
verspreid voorkomende bosjes;
relatief veel, verspreid voorkomende, vaak kleinschalige bebouwing;
168.6 singellandschap
het singellandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:
veelal opstrekkende verkaveling;
gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,1 ha;
herkenbare cultuurhistorische grenzen tussen gebieden met verschillende kavelrichting;
op perceelsgrenzen meestal houtsingels, incidenteel dykswâlen (houtwallen);
verspreid voorkomende pingoruïnes;
verspreid voorkomende dobben, poelen;
bebouwing voornamelijk gelegen langs wegen in de vorm van lintbebouwing;
verspreid voorkomende landgoederen en bebossing;
169 zorgfuncties (in het kader van functieverbreding agrarische bedrijven)
kinderopvang, begeleiding van en zorg voor gehandicapten, verslaafden, chronische zieken en daarmee te vergelijken zorgbehoevenden;
170 zorginstelling
een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor het huisvesten van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren, huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals niet (geheel) zelfredzame bejaarden of gehandicapten;
171 zorgcomplex
een cluster van zelfstandige zorgwoningen, al dan niet voorzien van een gezamenlijke multifunctionele ruimte voor dagbesteding en recreatie, waarbij welzijn en zorg op afspraak doorgaans tot het servicepakket van het complex behoren.
172 zorgwoning
een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal één van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning- op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem- is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning of wooneenheid en welke zorg door minimaal één van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Methodiek
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van een lijn moet worden aangehouden).
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 m boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;
de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
het bebouwde oppervlak:
de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelgrens;
de hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Meetverschillen
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerk of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Maatschappelijk - Medisch en Zorg
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk – Medisch en Zorg’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van:
medische, sociaal-medische en paramedische voorzieningen;
een zorgcomplex ter plaatse van de aanduiding "zorgcomplex";
dagbesteding;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"
met daaraan ondergeschikt:
ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" ruimte voor beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2;
restauratieve voorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
wegen, straten en paden;
water;
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder A. genoemde hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw en een bijbehorend bouwwerk zal binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij voor de bedrijfswoning aanvullend geldt dat die op gronden met de aanduiding "bedrijfswoning" moet worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zal de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven goothoogte, de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste de in die aanduiding aangegeven bouwhoogte en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste het in die aanduiding aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat voor niet inpandige bedrijfswoningen:
de goothoogte ten hoogste 4 m zal bedragen;
de bouwhoogte ten hoogste 9 m zal bedragen.
In afwijking van het gestelde in lid 3.2.1 onder A. mogen bestaande gebouwen met een grotere goot- en/of bouwhoogte dan vermeld in de in lid 3.2.1 onder A.1. genoemde aanduiding worden hersteld, verbouwd of vervangen, mits:
de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan die van het te herstellen, verbouwen of vervangen bestaande gebouw.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder k. genoemde overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorbouwgrens ten hoogste 1 m zal bedragen;
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat:
de bouwhoogte van masten, niet zijnde antennemasten, en palen ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 15 m zal bedragen.
3.3 Afwijken van bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
lid 3.2.1 onder A.1. en toestaan dat de bijbehorende bouwwerken geheel of gedeeltelijk buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte van deze buiten het bouwvlak gebouwde gebouwen en overkappingen ten hoogste 100 m2 zal bedragen;
2. de goothoogte ten hoogste 3 m zal bedragen;
3. de bouwhoogte ten hoogste 6 m zal bedragen;
lid 3.2.1 onder A.1. en toestaan dat van een niet-inpandige bedrijfswoning de goothoogte ten hoogste 6 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 m zal bedragen;
lid 3.2.1 onder A.1. en toestaan dat van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, niet zijnde een niet-inpandige bedrijfswoning, de goothoogte ten hoogste 6 m en de bouwhoogte ten hoogste 12 meter zal bedragen.
3.3.1 Algemene criteria afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan toepassing geven aan de in lid 3.3 bedoelde mogelijkheid tot afwijking van de bouwregels indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie.
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels van het GVVP welke als bijlage 1 bij deze planregels is gevoegd. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de in lid 3.1 onder A.2. sub 1, 2 en 3 genoemde gronden en bouwwerken voor bewoning, anders dan bewoning door zorgbehoevenden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
3.5 Afwijken van specifieke gebruiksregel
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 lid D en toestaan dat er sprake is van detailhandel, mits:
de winkel wordt gevestigd op gronden met de aanduiding "zorgcomplex";
de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
de winkel ten dienste staat van de bewoners en cliënten van de zorginstelling en hun bezoekers en van het personeel van de zorginstelling.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Functieverruiming/ -beperking bestaande functie(s)
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;
in een bouwvlak in een aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” een andere goothoogte en/of andere bouwhoogte en/of ander bebouwingspercentage wordt aangegeven, mits:
het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 80% zal bedragen;
de goothoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 10 m zal bedragen;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m zal bedragen;
3.6.2 Algemene criteria
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.6.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de archeologische waarden;
de natuurwaarden;
de verkeersveiligheid;
de ontsluitingssituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
en mits er sprake is van:
voldoende parkeergelegenheid welke in stand wordt gehouden, overeenkomstig de normen in de beleidsregels van het GVVP welke als bijlage 1 bij deze planregels is gevoegd. Als deze beleidsregels worden gewijzigd wordt met die wijziging rekening gehouden.
Artikel 4 Waarde - Landschap (Woudenlandschap)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap, met dien verstande dat:
de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtsingel”, uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van houtsingels;
de gronden ter plaatse van de aanduiding “houtwal” (dykswâl), uitsluitend zijn bestemd voor het in stand houden van dykswâlen (houtwallen).
4.2 Specifeke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het wijzigen van de verkavelingstructuur, die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door houtsingels, zoals die met “houtsingel of haag bestaand (niet vergunbaar)” en “houtsingel bestaand (wel vergunbaar)” zijn weergegeven en dykswâlen (houtwallen), zoals die met “houtwal (dykswâl) bestaand (niet vergunbaar)” zijn weergegeven op de bij deze regels behorende bijlage 3 “houtsingelkaart”, met dien verstande dat:
onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen (houtwallen);
onder wijzigen wordt tevens begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van houtsingels en het al dan niet in samenhang daarmee dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels;
het bepaalde onder A en B is niet van toepassing is met het oog op het realiseren van de ontsluiting van percelen door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de langste zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter mits na verwijdering van de houtsingel in de zijde van de nieuwe dam ten minste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het slotenpatroon en door de houtsingels, zoals die met “houtsingel of haag bestaand (wel vergunbaar)” zijn weergegeven op de bij deze regels horende bijlage 3, "houtsingelkaart" met dien verstande dat: onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk verwijderen van dykswâlen (houtwallen) en houtsingels en het al dan niet in samenhang daarme dempen, verbreden, verdiepen of aanleggen van watergangen langs houtsingels.
4.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
betrekking hebben op het realiseren van de ontsluiting van percelen, door één dam in de korte zijde en/of twee dammen in de lange zijde van het perceel ten behoeve van de ontsluiting van het bouwperceel, met een breedte van ten hoogste 10 meter, mits na verwijdering van de houtsingel ter plaatse van de nieuwe dam tenminste 75% van de oorspronkelijke lengte van de houtsingel resteert.
4.3.3 Criterium
De in lid 4.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien:
de aanvraag wordt voorzien van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:
de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage 4 "landschappelijke waarden woudenlandschap"
de bij deze regels in bijlage 4 opgenomen "Richtlijnen voor het verwijderen van houtsingels en dykswâlen";
de bij deze regels in bijage 4 opgenomen "Richtlijnen voor de inrichting van houtsingels";
geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de aanduiding “houtsingel” wordt verwijderd, mits het structuurbepalende karakter van de houtsingel, als gevolg van grootschalige ingrepen in het landschap in het kader van landinrichting, uitbreiding van dorpen, bedrijventerreinen, andere grootschalige voorzieningen, de aanleg of de wijziging van infrastructuur (wegen, vaarwegen, spoorwegen), niet kan worden gehandhaafd;
de aanduiding “houtsingel” wordt aangebracht mits de houtsingel een structuurbepalend karakter krijgt;
de dubbelbestemming ‘Waarde – Landschap (Woudenlandschap)’ wordt verwijderd.
4.4.2 Criterium
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het woudenlandschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het woudenlandschap.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van:
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken of nieuwe bouwwerken waarbij t.o.v. de bestaande bouwwerken bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m2;
bouwwerken, waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,30 m beneden maaiveld.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd mits:
op basis van archeologisch historisch en karterend onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van (waarderend) archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactviteiten kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Ongeacht het bepaalde in regels bij de andere daar voorkomende bestemmingen is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het mengen, diepploegen of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld;
het verlagen van het waterpeil;
het verrichten van andere graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
het in de grond brengen van voorwerpen op grotere diepte dan 0,3 m;
5.4.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
op archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen gericht zijn, mits uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie;
niet dieper gaan dan 0,30 m ten opzichte van het bestaande maaiveld en die niet betrekking hebben op het ontgronden of afgraven van terpen;
betrekking hebben op bodemingrepen met een kleinere oppervlakte dan 2.500 m2;
5.4.3 Criterium
De in lid 5.4.2 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:
Op basis van archeologisch historisch en karterend onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van (waarderend) archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming "Waarde -archeologie 3" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen te behouden archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van:
bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken of nieuwe bouwwerken waarbij t.o.v. de bestaande bouwwerken bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte kleiner dan 1.250 m2;
bouwwerken, waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,30 m beneden maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd mits:
op basis van archeologisch historisch en karterend onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van (waarderend) archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactviteiten kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
een verplichting de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Ongeacht het bepaalde in regels bij de andere daar voorkomende bestemmingen is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het mengen, diepploegen of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het graven of dempen van waterlopen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm ten opzichte van het bestaande maaiveld;
het verlagen van het waterpeil;
het verrichten van andere graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m;
het in de grond brengen van voorwerpen op grotere diepte dan 0,3 m;
6.4.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
op archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen gericht zijn, mits uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie;
niet dieper gaan dan 0,30 m ten opzichte van het bestaande maaiveld en die niet betrekking hebben op het ontgronden of afgraven van terpen;
betrekking hebben op bodemingrepen met een kleinere oppervlakte dan 1.250 m2;
6.4.3 Criterium
De in lid 6.4.2 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, mits:
Op basis van archeologisch historisch en karterend onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
op basis van (waarderend) archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord:
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming "Waarde -archeologie 4" geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits op basis van archeologisch onderzoek aannemelijk is gemaakt dat er geen te behouden archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 7 Leiding - Riool
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
een rioolpersleiding;
met de daarbij behorende:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere geldende bestemming(en)
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.
7.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 2 m bedragen.
7.2.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 en toestaan dat de in de andere bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):
het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen, die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
7.3.2 Uitzonderingen op vergunningplicht
Het bepaalde in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
7.3.3 Criterium
De in lid 5.3.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Wijzigen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool' wordt verwijderd, mits:
vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
de leiding permanent buiten gebruik is gesteld, dan wel is verwijderd.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Welstandscriteria
De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in artikel 12a van de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
9.2 Windturbines
Er zullen geen windturbines worden gebouwd.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor het storten, deponeren of lozen van puien en andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten (bouw)activiteiten en werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:
de horecafunctie ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50 m2 bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10 m2 van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;
het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
uitsluitend niet - alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;
de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristische wandel-, fiets-, auto- en/of vaarroute;
en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
het straat- en bebouwingsbeeld;
de milieusituatie;
de woonsituatie;
de landschappelijke waarden;
de cultuurhistorische waarden;
de ontsluitingssituatie;
de parkeersituatie;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Voorwaardelijke bepaling m.b.t. parkeren
op grond van het bepaalde in de planregels mag de bebouwing t.b.v. de Maatschappelijke-Medisch en zorg pas in gebruik worden genomen wanneer voldoende parkeergelegenheid voor de auto's is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan bijlage 2 van het GVVP, die is opgenomen als bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan;
Als de onder sub.1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid A. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid A. met maximaal 10 %.
Sublid A. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid A., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sublid A., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Sublid A. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Gravinneloane 2 Garyp (wijzigen van agrarisch naar maatschappelijk) met IMRO-code NL.IMRO.0737.00BPXV.vg01 van de gemeente Tytsjerksteradiel.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 september 2022
De voorzitter, De griffier,