direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Uitbreiding Panhuyspoel
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0737.00BPVIWP14-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het wijzigingsplan i.c. bestemmingsplan Buitengebied 2013, Uitbreiding Panhuyspoel van de gemeente Tytsjerksteradiel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0737.00BPVIWP14.ONT met planverbeelding en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en afmeersteiger

constructie aan een oever of kade, in of op het water, die hoofdzakelijk dient voor het aanleggen en ligplaats innemen van vaartuigen;

1.6 agrarische cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten behoeve van houtteelt daaronder begrepen) met uitzondering van bosgronden;

1.7 archeologische waarden

de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen met vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bestaand
  • a. bij bouwwerken:

bouwwerken die ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestaand, in uitvoering waren, dan wel zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig of de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

  • b. bij het overige gebruik:

het gebruik dat bestaand was ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindende hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bijzondere recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van een specifieke vorm van (sportieve) recreatie;

1.16 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiten van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 cultuurhistorische waarden

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Met bedrijfsmatige activiteiten worden gelijkgesteld structureel hobbymatige activiteiten, zoals meer dan incidentele / min of meer permanente detailhandel door particulieren (bijvoorbeeld in gebruikte goederen);

1.25 dykswâl (houtwal)

een door de mens (oorspronkelijk) als perceelsscheiding opgeworpen, langgerekte aarden wal (wallichaam) met een aaneengesloten beplanting, bestaande uit bomen, struiken en een kruidenlaag.

Onder dykswâl wordt tevens verstaan een langgerekte aarden wal, of een gedeelte daarvan, met een aaneengesloten beplanting, die is gerealiseerd als vervanging en/of compensatie van een legaal of gelegaliseerd verwijderde dykswâl of gedeelte daarvan;

1.26 ecologische voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals faunapassages, faunaduikers, wildrasters, zowel in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als werken geen bouwwerk zijnde;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.29 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.30 geluidsgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.31 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.32 half open landschap

het half open landschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. afwisseling van moerasbossen, rietvelden en graslanden;
  • b. afwisseling van water, land en drassige percelen;
  • c. verspreid voorkomende petgaten en legakkers;
  • d. vervagende of verdwenen verkavelingspatronen;
  • e. vage of verdwenen ontginningsrichting;
  • f. verspreid voorkomende, veelal kleinschalige bebouwing;
1.33 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 houtopstand

opgaande beplanting in de vorm van kleinschalige bospercelen, houtsingels en dykswâlen;

1.35 houtsingel

langgerekte aaneengesloten opgaande beplanting in de vorm van bomen en struiken;

1.36 landschappelijke inrichtingsplan

een plan dat weergeeft op welke wijze veranderingen in houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen) en andere landschapselementen in het Woudenlandschap en veranderingen in verkavelingspatronen en verkavelingsrichting in het Open landschap o.a. in het kader van perceelvergrotingen, landschappelijk worden ingepast, rekening houdend met de volgende aspecten:

  • de historisch gegroeide landschapsstructuur;
  • de landschappelijke waarden die kenmerkend zijn voor het landschapstype, waarbinnen het perceel/de percelen is/zijn gesitueerd;
  • de gemiddelde grootte van de percelen binnen het deelgebied van het landschapstype Woudenlandschap, binnen de te veranderen singels, dykswâlden (houtwallen) en andere landschapselementen liggen;
  • het bebouwingspatroon;
  • een goede infrastructurele ontsluiting.

Een landschappelijk inrichtingsplan bestaat uit een verbeelding en een toelichting;

1.37 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.38 meetverschil

een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.39 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.40 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.41 open landschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. grootschalig open (weide)landschap;
  • b. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
  • c. perceelscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
  • d. verspreid voorkomende bosschages van beperkte omvang (v.m. eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
  • e. relatief grofmazig netwerk van soms hoger gelegen wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
  • f. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;

Binnen het Open landschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het open klei op veen landschap, het meren- en kanalenlandschap en het veenweidelandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn ander en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Open landschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig;

1.42 klei op veen landschap

het klei op veen met terpen landschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. zeer grootschalig open (weide)landschap;
  • b. regelmatige en onregelmatige blokverkaveling;
  • c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  • d. perceelscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
  • e. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
  • f. kwelderwal langs de Dokkumer Ie en verspreid voorkomende terpen en terprestanten;
  • g. grofmazig netwerk van hoofdzakelijk oost – west lopende wegen en paden;
  • h. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen;
1.43 meren- en kanalenlandschap

het meren- en kanalenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. meer met oeverbegroeiing in de vorm van rietkragen en moerasbosjes;
  • b. grootschalige openheid, weinig opgaande beplanting;
  • c. opstrekkende verkaveling of onregelmatige verkavelingsrichting;
  • d. perceelsgrenzen worden gevormd door sloten en door singels of dykswâlen in de overgang naar het woudenlandschap;
  • e. incidenteel voorkomende bebouwing;
1.44 veenweidelandschap

het veenweidelandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • f. grootschalig open (weide)landschap;
  • g. hoofdzakelijk rationele verkaveling en plaatselijk opstrekkende verkaveling;
  • h. perceelscheidingen in de vorm van sloten en andere waterlopen;
  • i. verspreid voorkomende bebouwing met erfbeplanting;
  • j. enkele terprestanten en een droogmakerij met ringvaart en kade;
  • k. verspreid voorkomende bosschages en plassen/poelen van beperkte omvang (onder andere vm. Eendenkooien, moerasbosjes), rietvelden;
  • l. relatief grofmazig netwerk van wegen en paden, incidenteel met laanbeplanting;
  • m. grofmazig netwerk van kanalen, vaarten en andere, vaak structuur bepalende waterlopen, alsmede meren;
1.45 peil
  • a. indien op of in het land wordt gebouwd:
  • de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat, indien het bouwwerk zal worden gebouwd op een nog onbebouwd perceel, deze hoogte ten hoogste 0,5m ligt boven of beneden de hoogte van de kruin van de weg waarop het perceel wordt omsloten, eventueel natuurlijk aanwezige reliëfverschillen buiten beschouwing gelaten;
  • indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend vanaf het laagste punt van het omliggende afgewerkte terrein, incidenteel aangebrachte en ondergeschikte ophogingen en verdiepingen buiten beschouwing gelaten;
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd:
  • het ter plaatse door het waterschap ten tijde van de eerste ter inzage legging van het bestemmingsplan vastgestelde waterpeil;
1.46 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.47 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.48 weg

alle voor openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

1.49 woudenlandschap

het landschapstype dat zich in algemene zin kenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen (houtwallen) en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
  • b. de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen (houtwallen);
  • c. opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte – breedte verhoudingen variërend van 3:1 tot 6:1;
  • d. plaatselijke (on)regelmatige blokverkaveling;
  • e. veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
  • f. met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen en wâldhúskes);
  • g. verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.

Binnen het Woudenlandschap in Tytsjerksteradiel zijn als deelgebieden te onderscheiden: het dykswâlenlandschap met blokverkaveling, dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling, Friese essenlandschap. Hoogveen met wijkenlandschap, jonge heideontginningslandschap en het singellandschap.

In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als kenmerkend voor het Woudenlandschap genoemde landschappelijke waarden aanwezig.

1.50 dykswâlenlandschap met blokverkaveling

het dykswâlenlandschap (houtwallen) met blokverkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. onregelmatige blokverkaveling;
  • b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,8 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 5,2 ha;
  • c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  • d. de aanwezigheid van dykwâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
  • e. de aanwezigheid van onverharde paden;
1.51 dykswâlenlandschap met opstrekkende verkaveling

het dykswâlenlandschap (houtwallen) met opstrekkende verkaveling wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. sterk opstrekkende verkaveling;
  • b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 3,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,7 ha;
  • c. relatief smalle percelen;
  • d. de aanwezigheid van dykswâlen en soms houtsingels op de perceelscheidingen;
  • e. bebouwing is voornamelijk geconcentreerd in de bebouwingslinten;
  • f. verspreid voorkomende pingoruïnes;
1.52 Friese essenlandschap

het Friese essenlandschap wordt gekenmerkt door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. onregelmatige blokverkaveling of opstrekkende verkaveling;
  • b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 1,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,0 ha;
  • c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  • d. relatief kleine percelen;
  • e. de aanwezigheid van dykswâlen (houtwallen), houtsingels of hagen op de perceelscheidingen;
  • f. de aanwezigheid van onverharde paden;
  • g. langs vrijwel alle wegen en paden beplanting;
  • h. verspreid voorkomende bebouwing aan wegen en paden over of aan de randen van de es;
1.53 hoogveen met wijkenlandschap

het hoogveen met wijkenlandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. onregelmatig patroon van wijken en sloten;
  • b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,5 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 4,6 ha;
  • c. opstrekkende verkaveling;
  • d. herkenbare grenzen tussen ontginningsblokken;
  • e. de aanwezigheid van houtsingels langs wijken en sloten;
  • f. verspreid voorkomende bebouwing;
1.54 jonge heideontginningslandschap

het jonge heideontginningslandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. onregelmatige blokverkaveling;
  • b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,1 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,2 ha;
  • c. onregelmatige of ontbrekende verkavelingsrichting;
  • d. relatief kleine percelen;
  • e. de aanwezigheid van een informeel padensysteem, bestaande uit verharde, halfverharde en onverharde paden;
  • f. verspreid voorkomende bosjes;
  • g. relatief veel, verspreid voorkomende, vaak kleinschalige bebouwing;
1.55 singellandschap

het singellandschap kenmerkt zich door de volgende landschappelijke waarden:

  • a. veelal opstrekkende verkaveling;
  • b. gemiddelde ruimtelijke kavelmaat is 2,3 ha, maximale ruimtelijke kavelmaat is 6,1 ha;
  • c. herkenbare cultuurhistorische grenzen tussen gebieden met verschillende kavelrichting;
  • d. op perceelsgrenzen meestal houtsingels, incidenteel dykswâlen (houtwallen);
  • e. verspreid voorkomende pingoruïnes;
  • f. verspreid voorkomende dobben, poelen;
  • g. bebouwing voornamelijk gelegen langs wegen in de vorm van lintbebouwing;
  • h. verspreid voorkomende landgoederen en bebossing.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Methodiek

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

(Ten aanzien van de wijze van meten op de digitale verbeelding geldt dat het hart van de lijn moet worden aangehouden)

  • a. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • e. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Onderdelen van het bouwwerk gemeten op meer dan 1 meter boven het peil, worden meegerekend. Dakoverstekken, luifels, balkons, e.d. worden niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter;

  • f. de lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);

  • g. het bebouwde oppervlak:

de som van de oppervlakken van alle op een bouwperceel staande gebouwen en overkappingen;

  • h. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt tot de zijdelingse bouwperceelsgrens;

  • i. de hoogte van een molen

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap dan wel, bij het ontbreken daarvan, de draaias van de molen;

  • j. de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.2 meetverschillen:

Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Delfstofwinning (zand)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Delfstoffenwinning (zand)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de winning en opslag van zand, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. water;
  • c. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ter plaatse van de aanduiding 'natuurzone – EHS';
  • d. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie, ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – externe veiligheid';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het recreatief medegebruik;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. taluds;
  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. beplanting en bebossing;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3. 1 onder m. genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan de winning en opslag van zand;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken als horecabedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voeding- en genotmiddelen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.3 onder a. en toestaan dat de gronden tevens worden gebruikt ten behoeve van het storten van baggerspecie en grond, mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van
      • de winning en opslag van zand;
      • de natuurwaarden en landschappelijke waarden;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de mogelijke eindbestemming(en) 'Bos' of 'Natuur' of 'Water';
    • 2. de hoogte van de stort ten hoogste 0,5m beneden NAP zal bedragen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. een nieuw bouwvlak wordt aangegeven in combinatie met het vervangen van het bouwverbod in lid 3.2.1 door regels voor het bouwen van gebouwen, mits:
    • 1. de oppervlakte van een bouwvlak ten hoogste 50m² zal bedragen;
    • 2. de hoogte van een gebouw ten hoogste 5m zal bedragen;
  • b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf, nutsvoorziening', ten behoeve van de bouw van transformatorhuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
    • 1. de oppervlakte van een bouwvlak ten hoogste 50m² zal bedragen;
  • c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming(en) 'Bos' of 'Natuur' of 'Water', mits:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishouding van het gebied.
3.5.2 Algemene criteria

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 3.5.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de milieusituatie;
3. de woonsituatie;
4. de landschappelijke waarden;
5. de cultuurhistorische waarden;
6. de archeologische waarden;
7. de natuurwaarden;
8. de verkeersveiligheid;
9. de ontsluitingssituatie;
10. de parkeersituatie;
11. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Landschap (Open landschap)

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap (Open landschap)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden van het open landschap.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.2.1 Omgevingsvergunningplicht
  • a. het is, in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het wijzigen van de verkavelingsstructuur die mede wordt bepaald door het kavelpatroon en/of de verkavelings- of ontginningsrichting en/of het slotenpatroon zoals die zijn weergegeven op de bij de regels horende bijlage @@ van dit wijzigingsplan, met dien verstande dat:
      • onder wijzigen wordt begrepen het geheel of gedeeltelijk dempen of aanleggen van watergangen, indien dit een wijziging van het kavelpatroon en/of de verkavelings- of ontginningsrichting en/of het slotenpatroon tot gevolg heeft;
      • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschappelijk inpassingsplan dat in overeenstemming is met:

- de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage @@ 'landschappelijke waarden' van dit wijzigingsplan;

    • 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven en verbreden van watergangen), egaliseren en ophogen van gronden ten opzichte van het bestaande maaiveld en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur van de kwelderwal, zoals weergegeven in de bij deze regels opgenomen bijlage @@ 'landschappelijke waarden (open landschap);
    • 2. het aanplanten van houtopstanden over een oppervlakte van meer dan 100m² en/of over een lengte van meer dan 50m, met dien verstande dat:
      • een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend op basis van een landschappelijk inrichtingsplan dat in overeenstemming is met:

- de uitgangspunten voor het betreffende landschapstype zoals die zijn beschreven in de bij deze regels opgenomen bijlage @@ 'landschappelijke waarden' van dit wijzigingsplan;

  • b. In afwijking van het verbod onder a.1 is een omgevingsvergunning niet vereist voor het geheel of gedeeltelijk dempen van watergangen, voor zover gelegen binnen andere bestemmingen dan 'Agrarisch – Cultuurgrond', Agrarisch met waarde – Cultuurgrond', 'Bos' en 'Natuur';
  • c. Voor zover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (landschappelijke inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt in dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  • d. Indien het verlenen van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het bevoegde waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
4.2.2 Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 4.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
4.2.3 Criteria

De in lid 4.2.1 genoemde vergunning zal slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan:

  • a. de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied;
  • b. de rust en de openheid voor weidevogels geschikte gebieden, zoals die aangegeven zijn op bijlage 8 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
4.3.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap (Open landschap)' wordt verwijderd.
4.3.2 Criterium

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 4.3.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden van het open landschap met in achtneming van de specifieke kenmerken van de deelgebieden binnen het open landschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Welstandscriteria

De door het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden aangevuld door de in artikel 12a van de Woningwet.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming(en) toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als 'kampeerterrein' of de gronden zijn bestemd als 'Recreatie – 1C';
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Algemene aanduidingregels

8.1 Natuurzone - EHS

De functie van de gebiedsaanduiding 'natuurzone - EHS' is:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden binnen de begrensde EHS - gebieden
  • b. het tegengaan van werken en werkzaamheden, die het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden binnen de begrensde EHS - gebieden kunnen frustreren.
8.1.1 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen, ter plaatse van de aanduiding 'natuurzone – EHS', geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde , worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de natuurzone zal ten hoogste 2m bedragen.
8.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid, 8.1.1 onder a. en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, die op grond van de daar voorkomende bestemming(en) mogen worden gerealiseerd, worden gebouwd, mits:
    • 1. de ter plaatse aanwezige of te ontwikkelen natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. de samenhang binnen het betreffende begrensde EHS-gebied niet onevenredig wordt aangetast.
8.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd

gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te

doen of laten uitvoeren:

  • a. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50m²;
  • c. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het diepploegen, mengwoelen of anderszins onomkeerbaar wijzigen van de bodemstructuur;
  • f. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van detailontwatering zoals drainage;
  • g. het geheel of gedeeltelijk dempen van dobben, drinkpoelen en poelen;
  • h. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik.
b Uitzonderingen op vergunningplicht

Het bepaalde in lid 8.1.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het wijzigingsplan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.

c Criteria

De in lid 8.1.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien er geen significant negatieve effecten zijn

  • a. op de wezenlijke kenmerken en (natuur)waarden en/of potentiële (natuur)waarden van de gronden;
  • b. op de landschappelijke waarden van de gronden;
  • c. op de rust en de openheid van voor weidevogels geschikte gebieden zoals die aangegeven op bijlage 8 bij de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.
8.2 Veiligheidszone - externe veiligheid

De functie van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' is het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle functie.

8.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

8.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
8.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' wordt verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende risicovolle functie ter plaatse niet meer aanwezig is;
  • b. de omvang en situering van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' wordt gewijzigd, mits:
    • 1. de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
8.2.4 Geen onevenredig afbreuk

Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de in lid 8.2.3 bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de specifieke gebruiksregels en toestaan dat gronden en gebouwen worden gebruikt voor een lichte horecafunctie, mits:

  • a. de horecafunctie ondergeschikt is aan de bedrijfs- of woonfunctie;
  • b. de oppervlakte van de horecafunctie ten hoogste 50m² bedraagt, met dien verstande dat ten hoogste 10m² van de horecafunctie binnen een gebouw mag worden uitgeoefend;
  • c. het aantal zitplaatsen maximaal 20 bedraagt;
  • d. uitsluitend niet-alcoholische dranken en geringe etenswaren worden verstrekt;
  • e. de locatie ligt aan of in de onmiddellijke nabijheid van een toeristisch wandel-, fiets, auto- en/of vaarroute.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. in een aanduiding "maximale bouwhoogte" een grotere bouwhoogte voor het bouwen van antennemasten wordt aangegeven, mits:
    • 1. de bouwhoogte van antennemasten ten hoogste 25 m zal bedragen
  • b. de bestemming 'Verkeer - Verblijf' wordt aangebracht, mits:
    • 1. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg, of de kruispuntverbetering om verkeerstechnische redenen noodzakelijk is;
    • 2. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een weg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;
    • 3. de aanleg of de verlegging van een utilitair fietspad om verkeerstechnische redenen nodig is;
    • 4. de aanleg van een recreatief fietspad met het oog op het bevorderen van het recreatief medegebruik van het buitengebied, o.a. in het kader van gebiedsontwikkeling, wenselijk is;
    • 5. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woon situatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten als gevolg daarvan niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • c. de bestemming 'Water' wordt aangebracht, mits:
    • 1. de verbreding, de verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg om nautische redenen noodzakelijk is;
    • 2. de verbreding, verlegging of de bochtafsnijding van een vaarweg ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;
    • 3. de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is voor het maken van een verbinding met een andere waterloop ten behoeve van de kleine vaarrecreatie;
    • 4. de aanleg of de verlegging van een waterloop noodzakelijk is ten behoeve van een goede waterhuishouding;
    • 5. de aanleg of verlegging van een waterloop ten hoogste een gebied van 1 ha betreft;
    • 6. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woon situatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt aangebracht, indien:
    • 1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
    • 2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt aangebracht, indien:
    • 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' wordt aangebracht, indien:
    • 1. wordt voldaan aan de regels uit de van toepassing zijnde wettelijke regels;
    • 2. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de dubbelbestemming 'Leiding - Water' wordt aangebracht, indien:
    • 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid, de ontsluitingssituatie, de parkeersituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' wordt aangebracht, indien:
    • 1. door onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
  • i. de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt aangebracht indien:
    • 1. door onderzoek cultuurhistorische en (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
  • j. de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Open Landschap)' wordt aangebracht, indien:
    • 1. door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen;
  • k. de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap (Woudenlandschap)' wordt aangebracht, indien:
    • 1. door aanvullend onderzoek (cultuur)landschappelijke waarden van terreinen naar voren komen
  • l. de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' wordt aangebracht, indien:
    • 1. dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming, ophoging en verbetering van de gronden met een waterkerende en/of waterregulerende (neven)functie;
  • m. de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' wordt aangebracht, indien:
    • 1. de hoedanigheid van een risicovolle functie is gewijzigd;
      • de ligging van de zone moet worden afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Verwijzingsregel wijzigingsbevoegdheden en/of uit te werken bestemmingen

Voorzover in de bestemmingsregels, dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels wordt verwezen naar bestemmingen en/of aanduidingen die daarin niet rechtstreeks zijn opgenomen, zijn de bestemmingsregels en/of de dubbelbestemmingsregels en/of de overige regels van toepassing als bedoeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het wijzigingsplan i.c. 'Bestemmingsplan Buitengebied 2013, uitbreiding Panhuyspoel van de gemeente Tytsjerksteradiel.


Aldus vastgesteld......